IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 22188
15 augustus 2024
Uitspraak

Alternatieve visolie-behandeling voor kanker is octrooieerbaar

 
IEF 13923

Voldoende aanwijzing dat vakman quetiapine zou gebruiken

Hof Den Haag 10 juni 2014, IEF 13923 (Accord tegen AstraZeneca) en (Sandoz tegen AstraZeneca)
Uitspraak ingezonden door Nadine Wiersma, Brinkhof. Octrooirecht. Het probleem dat de vakman moet oplossen is een oraal toe te dienen formulering van quetiapine maken die een stabiel en gewenst plasma niveau bewerkstelligt bij minder frequente toediening. De vakman was gemotiveerd om dit te ontwikkelen, nu er op de prioriteitsdatum voldoende aanwijzingen waren dat quetiapine effectief zou zijn, terwijl er geen aannemelijke risico’s waren dat de vakman daarvan zou afzien. Het hof vernietigt de eerdere beslissing [IEF 11011]. Het Nederlands deel van het octrooi EP 0907364 wordt vernietigd, omdat het octrooi niet inventief is [vgl. IEFbe 776].

24. Het hof is van oordeel dat het stellen van deze motivatievragen zich niet verdraagt met de CPA en de probleemstelling, waarvan naar het oordeel van het hof moet worden uitgegaan. Het probleem dat de vakman moet oplossen is immers een (oraal toe te dienen) formulering van quetiapine te ontwikkelen die een stabiel en gewenst plasma niveau bewerkstelligt met een minder freqtiente toediening. Bij de beantwoording van deze vraag kan niet betrokken worden 6f de vakman gemotiveerd was een formulering van quetiapine te ontwikkelen en 6f wel behoefte was aan een minder frequente toediening. Dat motivatie een rol kan spelen bij de beantwoording van de vraag of de vakman een bepaalde weg in zou slaan bij het zoeken naar een oplossing van het voorgelegde probleem is iets anders dan de vraag of de vakman überhaupt gemotiveerd was het aan hem voorgelegde probleem op te lossen. In zoverre slagen grieven 1 tot en met 4.

25. Het hof is overigens van oordeel dat de vakman wel gemotiveerd was een formulering van quetiapine te ontwikkelen, nu er op de prioriteitsdatum voldoende aanwijzingen waren, op grond waarvan te verwachten was dat quetiapine effectief was (zou zijn), terwijl er geen reden was om aan te nemen dat er zodanige risico’s waren dat de vakman daarvan om die reden zou afzien. Zulks op grond van de positieve rapportage over de werkzaamheid in onder meer S.R. Hirsch e.a. ICI 204,636: A New Atypical Antipsychotic Drug, British Jotirnal of Psychiatry (A22) van mei 1996 (aldus punt 32 van de in zoverre niet betwiste uitspraak van de High Court of Justice van 22 maart 2012) en met name de persberichten van AZ en Eurand America mc. van oktober 1995.

Lees de uitspraak hier:
IEF 13923 (Accord tegen AstraZeneca): pdf/link
Sandoz tegen AstraZeneca: pdf/link

 

IEF 13922

Nieuws van de Rechtbank Den Haag

Uit het persbericht: De Sectie IE van team Handel van de rechtbank Den Haag heeft (i) nieuwe instructies voor het indienen van stukken opgesteld, (ii) het reglement voor grijsmakingen gewijzigd en (iii) haar contactgegevens aangepast. Hieronder worden de wijzigingen kort toegelicht.

In IE-zaken geef de rechtbank in bepaalde zaken instructies aan partijen over de wijze van indiening van papieren processtukken en producties en/of verzoekt zij stukken digitaal in te dienen. Het doel daarvan is dat het dossier voor de rechter(s) vlot leesbaar en hanteerbaar is ten behoeve van het voorbereiden van de zitting. Het aanleveren van stukken op een digitale drager stelt de rechter(s) voorts in de gelegenheid de zaak met elektronische hulpmiddelen, zoals bijvoorbeeld een tablet, voor te bereiden en uit de stukken relevante passages te kunnen overnemen ten behoeve van het concipiëren van het vonnis. Daardoor kan tijd worden bespaard en de kwaliteit van afbeeldingen in vonnissen worden verbeterd.

De rechtbank heeft nieuwe ‘Instructies voor het indienen van stukken in IE-zaken’ opgesteld. Deze zijn raadpleegbaar via de website van de Sectie IE. Deze ‘Instructies voor het indienen van stukken in IE-zaken’ gelden vanaf 1 juli 2014 voor zover deze instructies door de behandelend rechter in lopende of in nieuwe zaken van toepassing worden verklaard.

In zaken die worden behandeld volgens het versneld regime in octrooizaken (VRO) staan de instructies voor de wijze waarop de rechtbank deze stukken aangeleverd zou willen zien in het VRO Reglement, eveneens raadpleegbaar via voornoemde website.

WIJZIGING REGLEMENT GRIJSMAKINGEN
De rechtbank Den Haag biedt een partij die verwacht dat een wederpartij maatregelen in de zin van de artikelen 1019b-e Rv tegen hem zal verzoeken, de mogelijkheid op voorhand bezwaren tegen dergelijke maatregelen naar voren te brengen door middel van een zogeheten grijsmaking. Bij de behandeling van deze grijsmakingen hanteert de rechtbank een reglement. Dat reglement is op punten aangepast. Het gewijzigde reglement is raadpleegbaar via de website van de Sectie IE. Het gewijzigde reglement is van toepassing op grijsmakingen die op of na 1 juli 2014 worden ingediend.

Een van de wijzigingen is dat de grijsmakingen ook zullen worden meegewogen bij de beoordeling van verzoekschriften die Haagse voorzieningenrechters als rechterplaatsvervanger behandelen voor andere rechtbanken. Op die manier probeert de rechtbank Den Haag tegemoet te komen aan de onder meer door de Adviescommissie Intellectuele Eigendom van de Nederlandse Orde van Advocaten geuite wens om grijsmakingen landelijk mogelijk te maken.

Een andere wijziging betreft de termijn waarop een grijsmaking zijn geldigheid verliest. Die wordt verlengd tot zes maanden.

WIJZIGING CONTACTGEGEVENS
Vanaf 1 juli 2014 dient u al naar gelang het type zaak (kort geding, bodemzaak, verzoekschrift/beslagrekest) contact op te nemen met een van de drie hieronder vermelde griffies. De nieuwe e-mail- en telefooncontactgegevens zijn:

Kort geding (voor kort geding-zaken)
e-mail: kortgeding.ie.rb.denhaag@rechtspraak.nl
telefoon: (070) 381 3509
Bodemzaken (voor bodemzaken / aanhangige VRO-zaken)
e-mail: bodemzaken.ie.rb.denhaag@rechtspraak.nl
telefoon: (070) 381 3908
Verzoekschriften en beslagrekesten (voor verzoekschriften, beslagrekesten, grijsmakingen, verlof toelating VRO-zaken)
e-mail: rekest.ie.rb.denhaag@rechtspraak.nl
telefoon: (070) 381 3472

De gewijzigde contactgegevens zijn ook te vinden op de website van de Sectie IE. Het huidige e-mailadres sectieie.rb.denhaag@rechtspraak.nl komt te vervallen.

IEF 13921

Oud zeilschip en de associatie met antieke zeevaart in logo

Vzr. Rechtbank Den Haag 10 juni 2014, IEF 13921 ('t IJs van Columbus tegen Sonneveld)
Uitspraak ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel Advocaten. Zie eerder IEF 13729. Merkenrecht. 't IJs van Columbus c.s. is brood-banketverkoper en houdster van Beneluxwoord/beeldmerk HET IJS VAN COLUMBUS. Sonneveld exploiteert sinds januari 2014 hetbroodvancolumbus.nl en is houdster van woordmerkdepot HET BROOD VAN COLUMBUS. Een beroep op sub a faalt: De woordelementen "brood" en "ijs" zijn niet zo ondergeschikt dat het aan de aandacht ontsnapt, maar "het ... van Columbus" is gedeeltelijk overeenstemmend ex 2.20 lid 1 sub b BVIE. Het beeldelement van een oud zeilschip en het gebruik van het logo van het kompasroos roepen associatie op met de antieke zeevaart, waardoor er verwarringsgevaar bestaat. De voorzieningenrechter wijst de staking, opgave en rectificatie toe.

4.13. Het beeldelement van het merk, de afbeelding van een oud zeilschip, ontbreekt in de tekst en in het logo. Het logo bevat de afbeelding van een kompasroos. Op dit punt wijken de tekens derhalve af van het merk. Echter bij de beoordeling van het verwarringsgevaar is tevens van belang de context waarin de tekens worden gebruikt. De afbeelding van de kompasroos roept de associatie op met de antieke zeevaart. Op de website wordt het teken bovendien geplaatst in de hoek van een zeekaart, waarop ook een oud zeilschip is afgebeeld. Naar voorlopig oordeel zijn de tekens, zoals op de website en in de brochure afgebeeld, aldus gebruikt op een wijze die het verwarringsgevaar vergroot. Hetzelfde geldt voor de domeinnaam nu die aan deze website is gekoppeld.

Op andere blog:
DomJur

IEF 13920

Geen verbod op uitlatingen over 'Arnhemse Villamoord'

Vzr. Rechtbank Limburg 6 juni 2014, IEF 13920 ('Arnhemse Villamoord')
Mediarecht. Boek. Goede eer en naam. Eiseres is een vriendin van het slachtoffer die in 1998 in haar villa te Arnhem is doodgeschoten. Verweerder heeft in 2014 een boek uitgebracht gewijd aan de 'Arnhemse Villamoord'. Aan dit boek is op een gegeven moment een onderdeel toegevoegd, waarin wordt besproken dat eiseres wellicht de dader is. Ook in de media wordt eiseres met de moord in verband gebracht. Eiseres vordert om verweerder een verbod op te leggen tot het doen van uitlatingen in de ruimste zin van het woord, waarbij zij direct of indirect, op een ongunstige wijze in verband wordt gebracht met de “Arnhemse villamoord”. Het gevorderde verbod dient eiseres te specificeren. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het niet zijn taak is om ambtshalve aan te vullen welke mogelijke toekomstige uitlatingen van onrechtmatig jegens eiseres zullen zijn en wijst de vorderingen af.

De beoordeling

4.3.5 Gelet op de wijze waarop [eiseres] haar vordering onder II. heeft geformuleerd, komt de voorzieningenrechter niet toe aan een afweging van de omstandigheden zoals onder 4.3.4. opgesomd. Voor zover [eiseres] vordert [verweerder] te verbieden uitlatingen te doen die haar op een onrechtmatige wijze in verband brengen met de “Arnhemse villamoord” dan wel de moord op [slachtoffer], moet immers geoordeeld worden dat het evident is dat iedereen, en [verweerder] dus ook, [eiseres] niet op onrechtmatige wijze in verband met die gebeurtenis mag brengen. Voor het opleggen van een verbod en een daaraan te koppelen dwangsom dient [eiseres] echter wel te concretiseren welke specifieke jegens haar onrechtmatige toekomstige uitlatingen van [verweerder] zij op het oog heeft. [eiseres] heeft dat evenwel nagelaten. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het niet zijn taak is om dan ambtshalve aan te vullen welke mogelijke toekomstige uitlatingen van [verweerder] onrechtmatig jegens [eiseres] zullen zijn.
Anders gezegd, het door [eiseres] gevorderde verbod is zodanig algemeen geformuleerd dat het, mede gelet op de gevorderde aan dat verbod te koppelen dwangsommen, reeds om die reden niet toewijsbaar is.

4.5. Ten aanzien van het onder III. gevorderde voorschot op een aan [eiseres] toekomende vergoeding van materiële en immateriële schade heeft [verweerder] met de stelling dat er geen sprake is van een acuut liquiditeitsprobleem aan de zijde van [eiseres] de spoedeisendheid van deze gevorderde voorziening betwist. Nu [eiseres] daar niets tegenin gebracht heeft, moet het ervoor gehouden worden dat haar financiële situatie geen spoedeisend belang bij de door haar gevorderde voorziening heeft doen ontstaan. Aangezien [eiseres] evenmin andere (niet-financiële) gronden aangevoerd heeft op grond waarvan thans geoordeeld zou moeten worden dat het resultaat van een nog te voeren bodemprocedure niet afgewacht kan worden, moet het ervoor gehouden worden dat [eiseres] geen spoedeisend belang heeft bij dit onderdeel van haar vordering, zodat dit zal worden afgewezen.
IEF 13919

Gebruik als handelsnaam niet onderbouwd

Ktr. Rechtbank Midden-Nederland 20 mei 2014, IEF 13919 (Capability Herstel tegen Capability Online)
Handelsnaamrecht. Eisers verlenen diensten op het gebied van arbodienstverlening, werving, selectie en detachering. Capability Online ontwikkelt en produceert maatwerksoftware en onderhoudt een online platform voor persoonlijke ontwikkeling en training. Het meest verstrekkende verweer van Capability Online slaagt: VEC gebruikt de door haar ingeroepen inbreuk makende handelsnamen niet, zodat van een inbreuk op een handelsnaam ex artikel 5 Hnw geen sprake kan zijn. Om die reden wordt het verzoek van VEC niet-ontvankelijk verklaard. Dat er een groot bord naast de snelweg staat, de handelsnaam op briefpapier, werkkleding en in e-mailadres wordt gebruikt en in een radioreclame, wordt door eisers niet onderbouwd.

Ten overvloede wordt overwogen dat gedaagden eerder dan de KvK-inschrijving van eisers de handelsnaam voerde en dat boven dat er geen verwarringsgevaar is te duchten: partijen hebben andere producten en diensten.

4.4. Ten overvloede wordt overwogen dat in het geval Capability Herstel wel ontvankelijk zou zijn geweest in haar vordering, ook die vordering zou zijn afgewezen op dezelfde grond als hiervoor overwogen in rechtsoverweging 4.3. Immers, VEC c.s. heeft ter zitting verklaard evenmin de handelsnaam Capability Herstel ter aanduiding van de onderneming te voeren, zodat ook deze naam in dat geval niet ter beoordeling zou hebben voorgelegen.

4.6. Verder staat bovendien niet vast dat sprake is van te duchten verwarringsgevaar bij het relevante publiek, zodat de vordering ook om die reden niet had kunnen slagen. Dit blijkt reeds uit de bedrijfsomschrijvingen van partijen en uit hetgeen door partijen ter zitting is verklaard wat betreft de activiteiten van beide ondernemingen. Gelet op de stellingen van partijen en de in het geding gebrachte stukken, staat vast dat partijen zich ieder met andere producten en een ander type dienstverlening op de markt begeven. VEC c.s. stelt zich voornamelijk bezig te houden met arbeidsverzuim gerelateerde zaken en met arbeidspreventie. Capability Online stelt daarentegen dat zij maatwerksoftware en online werkomgevingen c.q. platforms aanbiedt, zijnde een andere product/dienst. De stelling van VEC c.s. een bezoeker van een door Capability Online ontworpen (online)platform/website kan doorlinken naar opleidingsprogramma’s en dat deze programma’s dezelfde diensten aanbieden als VEC c.s. (bijvoorbeeld e-learning), slaagt niet.

IEF 13917

Accountwijzigingen en merkregistratie na aankondiging ontslag

Vzr. Rechtbank Rotterdam 2 juni 2014, IEF 13917 (Maggroep tegen Qaboos)
Uitspraak ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel advocaten. MAGgroep is een franchiseorganisatie die als leverancier van scan- en herkensoftware van Qaboos naar Basecone is overgegaan. Qaboos wordt ontslagen als bestuurder, maar deze wijzigt (ten onrechte) de mijndomein.nl- en het dropbox-beheerdersaccount. Zij moet haar medewerking verlenen tot het terugzetten van de accounts. Het is niet aannemelijk dat X (van Qaboos) aanspraak maakt op staking van handelsnaam =MAG en woord- en beeldmerk. De merkregistratie is pas gedaan na aanzegging van het ontslag en is mogelijk nietig vanwege depot te kwader trouw.

6.2. Subsidiair, in het geval het ontslag rechtsgeldig is gegeven, maakt X aanspraak op staking van elk gebruik van de handelsnaam =MAG en het woord- en beeldmerk. Dat X uitsluitend rechthebbende van die handelsnaam en dat woord- en beeldmerk is, is echter niet aannemelijk geworden. X heeft geen licentieovereenkomst overlegd waaruit dat blijkt, Evenmin is aannemelijk geworden dat X, de handelsnaam =MAG voert en gebruikt sedert 1 juni 2009, zoals X stelt in zijn conclusie van eis in reconventie, doch ter zitting nuanceert in die zin dat hij de handelsnaam is gaan gebruiken in hoedanigheid van MAGzorg. MAGzorg is opgericht en jaar na datum van de oprichting door X en Y van MAG-Franchise in 2011. MAG-Franchise voerde de handelsnaam MAG dus eerder. De Omstandigheid dat in MAG-Franchise weinig activiteiten hebben plaatsgevonden, doet daar niet aan af. Dat X het woord- en beeldmerk MAG en =MAG heeft gedeponeerd leidt evenmin tot het voorshands oordeel dat X aanspraak kan maken op staking van elk gebruik daarvan door MAGgroep. Immers X heeft het woord- en beeldmerk pas gedeponeerd op 12 april 2014, derhalve na aanzegging van het ontslag van Qaboos als bestuurder van MAGgroep. Dat X de registratie ter kwader trouw heeft gedaan en deze mogelijk nietig is, kan dan ook niet worden uitgesloten. Tot slot is niet aannemelijk geworden dat X de handelsnaam =MAG heeft ontworpen. Uit de ter zitting door gedaagde ter onderbouwing van deze stelling overlegde e-mailwisseling uit 2011 blijkt juist dat X en Y in het kader van de door hen op te richten vennootschap MAG-Franchise, zich samen bezighielden met het ontwerpen van een logo voor MAG-Franchise. (...)
IEF 13916

Replica auto en caravan Bassie & Adriaan maken inbreuk op auteursrecht

Bijdrage ingezonden door Evert van Gelderen, De Gier Stam & Advocaten. De vakantie komt eraan. Daar sta je dan met je rode neus, rood-geruite kleding en een als acrobaat verklede vriend aan je zij, klaar om de sleurhut de weg over te sturen. Niet zomaar een rijdende woning, een echte Bassie & Adriaan caravan. Met dito automobiel. U kent ‘m nog wel, de rode auto met gele bolletjes en met wimpers aan de koplampen.Voordat je goed en wel ‘Robin de Robot’ in het kinderzitje hebt gemonteerd wordt de oprit geblokkeerd. Een deurwaarder met een dagvaarding. ‘Drommels, drommels!’ Blijkt het gestipte kampeercombo een replica te zijn. Het soort waar het management van Bassie & Adriaan spontaan een rode neus van krijgt.

Dat dit niet helemaal een ondenkbaar scenario is, blijkt uit een artikel dat onlangs verscheen in het AD: Ophef over replica auto van Bassie en Adriaan. Garagehouder Vocking uit Zeist kocht de auto met caravan en kreeg het management op zijn dak, zo blijkt uit dit artikel. Er zou sprake zijn van schending van auteursrecht. Er wordt in het artikel ook gesproken over schending van portretrechten, maar dat zal een misverstand zijn. Portretrechten gaan over de afbeelding van iemands gelaat. Hoe dan ook, het auteursrecht kan hier inderdaad een issue zijn. Een originele bestickering/versiering van een auto en caravan kan namelijk auteursrechtelijk zijn beschermd. Dan is nog wel interessant wie de maker was en of die rechten nu inderdaad door het management kunnen worden ingeroepen. Ik ben benieuwd hoe dit afloopt.

Advertentie Bassie en Adriaan replicaOndertussen maakt Bassie zich minder zorgen:
Ik ben 79. Ik heb wel wat beters te doen. Er zijn wel tien of twaalf van die caravans. Wij hebben de originele.

De auto en caravan staan te koop. Ik zie in de advertentie nog wel een puntje waar wat over gezegd moet worden. Er wordt namelijk gesteld dat de rode kilometervreter op benzine loopt. Daar kun je vraagtekens bij zetten als je deze platenhoes van de clown en de acrobaat ziet….

IEF 13915

Omvangrijk maar ongedateerd Umfeld van hangers met verwisselbare munten

Rechtbank Gelderland 4 juni 2014, IEF 13915 (All Round Company tegen Simstars)
Uitspraak ingezonden door Nanda Ruyters, BRight advocaten. Geen slaafse nabootsing. Bewijsopdracht actieve bijdrage aan ongeoorloofde uiting. All Round heeft de sieradenlijn met hangers voor verwisselbare munten onder de naam Mi Moneda, Simstart handelt onder de merknaam Nikki Lissoni. De aanwezigheid van een omvangrijk maar ongedateerd Umfeld die een vergelijkbare totaalindruk hebben als de Mi Moneda hanger beperken het onderscheidend vermogen en de Mi Moneda hanger neemt geen eigen plaats op de markt in. De verwijzing naar Hof Den Haag All Round/Dutch Designz [IEF 11041] is een onvoldoende motivering, omdat dat een eerder beoordelingsmoment betrof en tegen de achtergrond van een beperkter Umfeld was geplaatst. In een trainingsmanual uit Engeland zou een ongeoorloofde uiting staan: "suffers from the colour fading" en "falling apart", All Round wordt opgedragen bewijs te leveren dat Simstars actief is geweest bij het maken en verspreiden van de Training Manual.

4.9. Deze vergelijking laat zien dat de combinatie van de zes elementen van de Mi Moneda hanger die All Round onderscheidend noemt in het uiterlijk van de Mi Moneda hanger en die dus de totaalindruk van de Mi Moneda hanger bepaalt, terug te vinden is in de hangers van My iMenso en Innerpower. Ook deze hangers zijn cirkelvormige hangers voor een verwisselbare muntsieraad, uitgevoerd in de kleuren zilver, goud of rosé, met aan de voorzijde een relatief brede rand en versiering van deze rand met bedruk van de merknaam (erin gestanst) in een strak lettertype, een sluiting met drie relatief grote oogjes aan de bovenzijde van de hanger die functioneren als oog voor de ketting en een klein scharniertje aan de onderzijde van de hanger. Dit betekent dat voor het relevante publiek, de vrouwelijke consument met een gemiddeld aandachtsniveau, de hangers van My iMenso en Innerpower qua uiterlijke verschijningsvorm een vergelijkbare totaalindruk hebben als de Mi Moneda hanger. (...)

4.10. Nu op All Round met betrekking tot de eis van het onderscheidend vermogen de stelplicht en bewijslast rust, had het, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door Simstars en mede gelet op de aanwezigheid van een omvangrijk maar ongedateerd Umfeld naast de hangers van My iMenso en Innerpower die een vergelijkbare totaalindruk hebben als de Mi Moneda hanger, op de weg van All Round gelegen om handen en voeten te geven aan haar stelling dat de Mi Moneda hanger onderscheidend vermogen heeft en daardoor een eigen plaats op de markt inneemt. Dat heeft All Round niet gedaan. Evenmin heeft zij een specifiek bewijsaanbod ter zake gedaan.
IEF 13914

Yoshida: nieuwe kansen voor kleurcombinatiemerk?

Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever. Volgens het Europese Hof van Justitie moet bij de beoordeling van de geldigheid van een merkregistratie niet alleen gekeken worden naar de afbeelding zoals die is ingediend door de deposant, maar ook naar de wijze waarop het merk in de praktijk gebruikt wordt. Dat is in het kort een van de belangrijkste conclusies van het Hof in de zaak Pi-Design v Yoshida Metal Industry Co. van 6 maart 2014 (C-337/12 P, C-338/12 P, C-339/12 P, C-340/12 P) [IEF 13616].

2D = 3D
Een merkregistratie die slechts bestaat uit een twee-dimensionale afbeelding van een handvat van een mes met een stippeltjesmotief, moet volgens het Hof beschouwd worden als een handvat van een mes met driedimensionale inkepingen. Immers, zo gebruikt Yoshida Metal Industry Co. - de ongelukkige deposant in kwestie - zijn bekende messen in de praktijk. En omdat die inkepingen een technisch doel dienen, namelijk dat ze moeten voorkomen dat dat mes uit je handen glipt, komt dit merk op basis van art. 7(1)(e) ii) GMVo niet voor registratie in aanmerking.


CTM nrs. 001371244 en 001372580

Minder strenge eisen register-duidelijkheid
Een interessante uitspraak, waarin het Hof met een beroep op het algemeen belang flink afstand lijkt te nemen van zijn strenge eisen voor registerduidelijkheid, die door datzelfde Hof voor het eerst zo helder en scherp geformuleerd zijn in het Sieckmann-arrest uit 2002. Hoewel het resultaat in dit geval wel acceptabel is - want natuurlijk probeert het sluwe Yoshida met dit 2D-merk tevergeefs de weigeringsgrond van art. 7(1)(e) ii) te omzeilen - vraag ik mij wel af of dit arrest niet de basis van ons systeem van merkregistratie aantast: marktdeelnemers moeten toch zonneklaar uit het register kunnen opmaken voor welk merk iemand bescherming claimt?

Nieuwe kansen voor kleurcombinatiemerk?
Maar goed, het Hof heeft het laatste woord, dus we zullen er mee moeten leven. En misschien kunnen we er zelfs ons voordeel mee doen. Nu het Hof wat minder zwaar lijkt te tillen aan de eis dat het plaatje op zich alles moet zeggen, lijkt het moment aangebroken om ook een nieuwe koers te varen bij een ander type merk, dat naar mijn mening veel te zwaar heeft te lijden onder de strenge post-Sieckmann-eisen: het kleurcombinatiemerk. In Heidelberger Bauchemie (24 juni 2004) heeft het Hof bepaald dat kleurcombinatie-merken alleen geregistreerd kunnen worden als de ingediende afbeelding een systematische schikking laat zien die de betrokken kleuren op van tevoren bepaalde en duurzame wijze met elkaar in verbinding brengt. Door deze uitspraak hebben veel bekende kleurcombinatiemerken, die nu juist niet altijd in dezelfde systematische schikking worden gebruikt, vermoedelijk hun geldigheid verloren. Denk maar eens aan IKEA (geel-blauw), Red Bull (blauw-zilver) of John Deere (groen-geel). Stuk voor stuk oersterke, ingeburgerde merken, maar bescherming als zuiver kleurcombinatie-merk wordt ze sinds Heidelberg ontzegd.


CTM 009417668 Kleurcombinatiemerk van Red Bull werd op 9 oktober 2013 nietig verklaard door de Cancellation Division van OHIM. Red Bull heeft beroep aangetekend.

Rechttrekken
Laten we dat nu eens rechttrekken door, net als in de Yoshida-zaak, bij toetsing van kleurcombinatiemerken toe te staan dat er ook gekeken wordt naar het gebruik in de praktijk. De deposant die, naast uiteraard de vereiste inburgering, kan laten zien hoe hij zijn kleurcombinatie in een flink aantal verschillende verschijningsvormen in de praktijk gebruikt, krijgt dan voortaan gewoon weer zijn broodnodige zuivere kleurcombinatie-registratie. De registratie kan dan bestaan uit een vierkantje waarin de beide kleuren 50% van de ruimte in beslag nemen en dat voorzien is van de toelichting dat de kleuren in de praktijk in verschillende vormen en verhoudingen met elkaar gecombineerd worden. Dat lijkt mij in het belang van de gebruikers van bekende kleurcombinatiemerken en een fair deal na Yoshida. En zo lopen we overigens ook weer in de pas met China, waar het zuivere kleurcombinatiemerk sinds kort gewoon bescherming schijnt te krijgen.

Bas Kist

IEF 13913

HvJ EU: Browsen valt onder tijdelijke-kopie exceptie

HvJ EU 5 juni 2014, IEF 13913, zaak C-360/13 (Public Relations Consultants Association tegen Newspaper Licensing Agency) - dossier
Auteursrecht. Reproductierecht. Tijdelijke reproductie. Zie eerder IEF 12948. Uitlegging van artikel 5, lid 1, van (InfoSoc-richtlijn 2001/29/EG). Beperkingen en uitzonderingen op reproductierecht. Begrip „tijdelijke reproductiehandelingen die van voorbijgaande of incidentele aard zijn en die een integraal en essentieel onderdeel vormen van een technisch procedéˮ. Kopie van webpagina die automatisch in het cache-internetgeheugen wordt opgeslagen en op het scherm wordt weergegeven. HvJ EU verklaart voor recht:

Artikel 5 van InfoSoc-richtlijn 2001/29/EG moet aldus worden uitgelegd dat kopieën op het computerscherm van de gebruiker en kopieën in het internetcachegeheugen van de harde schijf van die computer die door een eindgebruiker bij het raadplegen van een internetsite worden gemaakt, voldoen aan de voorwaarden tijdelijk te zijn, van voorbijgaande of incidentele aard te zijn en een integraal en essentieel onderdeel te vormen van een technisch procedé, alsook aan de voorwaarden van artikel 5, lid 5, van die richtlijn, en derhalve zonder toestemming van de houders van auteursrechten mogen worden gemaakt.

Gestelde vragen:

In omstandigheden waarin:
1. een eindgebruiker een webpagina bekijkt zonder deze pagina te downloaden, te printen of op enige ander wijze een kopie ervan te maken;
2. kopieën van deze webpagina automatisch op het scherm verschijnen en in het cache-internetgeheugen van de harde schijf van de computer van de eindgebruiker worden opgeslagen;
3. het maken van deze kopieën noodzakelijk is voor het technische procedé dat correct en doeltreffend surfen op het internet mogelijk maakt;
4. de op het scherm weergegeven kopie aldaar blijft staan tot de eindgebruiker de betrokken pagina verlaat, en zij dan ingevolge de normale werking van de computer automatisch wordt gewist;
5. de in het cachegeheugen opgenomen kopie aldaar blijft opgeslagen tot zij door andere gegevens wordt verdrongen doordat de eindgebruiker andere webpagina’s bekijkt, en zij dan ingevolge de normale werking van de computer automatisch wordt gewist;
6. de kopieën slechts worden bewaard voor de duur van de gewone procedés die met het sub (iv) en (v) hierboven beschreven internetgebruik gepaard gaan;
zijn dergelijke kopieën dan (i) tijdelijk, (ii) van voorbijgaande of incidentele aard, en (iii) vormen zij een integraal en essentieel onderdeel van het technische procedé in de zin van artikel 5, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG?

Op andere blogs:
MediaReport