IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 13833

De strijd om de naam Mandela - namen bekende personen als merk

Bijdrage ingezonden door Theo Willem van Leeuwen, Abcor. Bekende mensen registreren hun naam als merk. Als ze overlijden, is de naam vogelvrij. Wordt het niet eens tijd voor een wetsaanpassing om lijkenpikkerij tegen te gaan? Misschien wordt het tijd om hier een artikel toe te voegen aan onze merkenwet om merken te weigeren als zij deel uitmaken van ons religieuze, culturele erfgoed of als ze een grote symbolische waarde vertegenwoordigen.

Bekende personen hebben een verzilverbare populariteit. Dat geldt niet alleen voor hun portret maar ook voor de naam. Zo hebben Lionel Messi en Andre Rieu hun naam als merk geregistreerd. Op die manier kunnen zij makkelijk hun opgebouwde populariteit te gelde maken. Mocht een ander stiekem de naam registreren, dan kan dit aangevochten worden door de bewuste persoon. Belangrijk aspect is wel dat die dan nog wel in leven moet zijn. Zodra de persoon overleden is, is het maar de vraag of nabestaanden hier iets tegen kunnen doen. De regels hiervoor verschillen ook nog eens per land en dat is mooi te zien rond het gebruik van de naam MANDELA.

Al voor zijn dood was duidelijk dat aan de naam MANDELA bijzonder veel goodwill kleeft. Om die rechten enigszins te beschermen heeft Nelson Mandela tijdens zijn leven de Nelson Mandela Foundation Trust (de NMF) opgericht. Op naam van de NMF zijn indertijd de nodige merkregistraties verricht. Niet alleen de naam NELSON MANDELA is vastgelegd, maar ook zijn gevangenisnummer 46664 op Robbeneiland, zijn open hand (al dan niet in combinatie met het nummer), de gebalde vuist en het portret van Nelson Mandela met zijn arm omhoog als hij wordt vrijgelaten. De merken zijn geregistreerd voor een breed scala aan producten; van kleding, juwelen, kantoorartikelen, boeken, retail diensten, financiële diensten tot aan wetenschappelijke producten.

Bij de uitrol van deze merken ontstonden er direct problemen in Amerika. In Amerika bestaat namelijk het "publikatierecht”. Dit is een speciaal recht om misbruik van iemands naam of portret voor commerciële doeleinden te voorkomen. Om toch een merk te krijgen moet de bewuste persoon dan zelf toestemming geven. In de Amerikaanse dossiers zijn geschreven verklaringen van Nelson Mandela te vinden dat hij hiermee akkoord gaat. Helaas kennen wij een dergelijke regeling niet in de Benelux/ Europa, waardoor “lijkenpikkers” vrijelijk bij de merkautoriteiten de naam van een net overleden publiek figuur als merk kunnen registreren.

Alhoewel het NMF het bedrijfsleven oproept de naam Nelson Mandela niet te misbruiken voor commerciële doeleinden, zijn er inmiddels al ruim 375 merkregistraties verricht waar deze naam in voorkomt (waarvan ruim 62 in Europa). Daarnaast gebruiken legio bedrijven de beeltenis van Mandela als decoratie op kleding, bekers en allerlei andere producten. Het ongeautoriseerde misbruik is dusdanig, dat NMF alleen optreedt bij ernstige misbruik en in landen waar dit kan (zoals Zuid Afrika).

De familie Mandela heeft zelf geen merken geregistreerd, maar kan de naam Mandela wel gebruiken zolang er maar geen directe link is met Nelson Mandela. Zo hebben Mandela’s dochter Makaziwe en kleinkind Tukwini de naam House of Mandela laten vastleggen voor wijn. Al is hier juridisch niets tegen in te brengen (volgens het bedrijf verwijst de naam naar de familie en niet naar Nelson Mandela), het blijft natuurlijk wel zuur voor wijlen Nelson Mandela. Tijdens zijn leven heeft hij aangegeven niet geassocieerd te willen worden met alcohol of tabak. In Amerika is het merk House of Mandela vanwege de wetgeving op publicityright geweigerd maar in Europa en de Benelux is het wel gewoon geaccepteerd. Momenteel wordt de merkenwet in Europa (en later in de Benelux) aangepast. Misschien is dit wel het juiste moment om hier een artikel aan toe te voegen om merken te weigeren als zij deel uitmaken van ons religieuze, culturele erfgoed of als ze een grote symbolische waarde vertegenwoordigen.

Theo Willem van Leeuwen

IEF 13832

Vlaams Belang propagandamateriaal Westmal' of Halal verboden

Vzr. Rechtbank van Koophandel Antwerpen 9 mei 2014, IEF 13832 (Abdij Trappisten van Westmalle tegen Vlaams Belang)
Uitspraak ingezonden door Kristof Neefs, Altius en Geert Philipsen, GSJ advocaten. Merkenrecht. 2.20 lid 1 sub d BVIE. Op eenzijdig verzoekschrift wordt het Vlaams Belang verboden om propagandamateriaal met daarop de slogan "Westmal of Hala - De keuze is duidelijk" en een afbeelding met een glas Westmalle trappist te gebruiken. De tekens WESTMAL (een verkorte auditieve weergave van WESTMALLE) en het kelkvormig glas worden beschouwd als overeenstemmend met de geregistreerde merken. Onder last van een dwangsom van €500 per overtreding en per (aangevat) uur met een maximum van €500.000.

Tegen dit vonnis is hoger beroep aangekondigd.

p. 8: Gebruik in een verkiezingscampagne wordt beschouwd als een gebruik in de zin van de niet-limitatieve begripsomschrijving van het begrip “gebruik” als weergegeven in artikel 2.20.2. BVIE. Een te enge invulling van dit begrip zou het toepassingsgebied van vermeld artikel 2.20.1.d. BVIE op een zodanige wijze kunnen beperken dat het de eerder aangegeven aansluiting met artikel 5 §5 van de Merkenrichtlijn ongedaan zou maken.
Anderzijds worden in 2.20.1.d. BVIE waarborgen weergegeven tegen een onredelijke of te verregaande toepassing. De merkhouder kan enkel optreden indien er “zonder geldige reden, van dat teken ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk”.
Het door artikel 2.20.1.d. BVIE vooropgestelde gebruik van het “teken”, dient ruim geïnterpreteerd te worden in de zin dat zowel een gelijk als een overeenstemmend teken onder dit begrip dienen gelezen te worden.
p. 9: •Het (overeenstemmend) teken “WESTMAL’” houdt een verwijzing in naar het woordmerk “WESTMALLE TRAPPIST” en het beeldmerk “TRAPPIST WESTMALLE”. Dat het begrip “WESTMAL’” niet wordt gebruikt als territoriale aanduiding van het dorp “Westmalle” doch wel als verwijzing naar het trappistenbier gebrouwen door WESTMALLE blijkt de vergelijking die gemaakt wordt met voedingsproducten. Het begrip “WESTMAL’” wordt geplaatst naast het islamitische begrip “halal”. Ondanks de verwijzing van het begrip “halal” zowel naar handelingen als producten, bestaat bij het publiek de algemene opvatting dat dit naar voedingswaren verwijst (en als dusdanig ook naar dranken waarbij eveneens halal-drank bestaat).
Op dezelfde wijze houdt het gebruik van het kelkvormige glas een verwijzing in naar het beeldmerk WESTMALLE TRAPPIST-bierglas, zeker gezien het gebruikt in combinatie met een donkerbruin (trappist)kleurige vloeistof.
Deze beoordeling geldt des te meer door het gecombineerd gebruik van beide tekens, waarbij gecombineerd gebruik niet enkel verwijst naar het samen gebruiken van de tekens op één drager (2D-kaartje) doch eveneens het kruiselings in verschillende media.
•Het teken wordt gebruikt anders ter onderscheiding van waren of diensten, waarbij wordt aangegeven dat het gebruik van een teken als slagzin een “ander gebruik” kan opleveren (cfr. Vgl.: Hof Den Haag 27 mei 2004, IER 2004,77 m.nt. ChG (Correct/Mediamarkt); Vzr. Rb. Amsterdam 10 juli 2003, IER 2003, 74 (Serious Fun/Unilever e.a.; serious fun).
•Door het gebruik van de teken(s) wordt een ongerechtvaardigd voordeel getrokken uit het onderscheidende vermogen en de reputatie van de respectievelijke merken.
p.10: •Door de politieke recuperatie in een politieke campagne (eender van welke strekking) van de respectievelijke merken wordt afbreuk gedaan aan de reputatie ervan.
•Er wordt geen geldige reden aangehaald om de betrokken tekens op een dergelijke wijze te gebruiken. Omtrent de vermeende verwijzing naar het dorp “Westmalle” werd hierboven geoordeeld.
Gezien bovenstaande beoordeling wordt de merkenrechtelijke inbreuk op grond van artikel 2.20.1.d. BVIE aanvaard.

IEF 13830

Personalia: Nils Winthagen bij Van Kaam advocaten

Nils Winthagen is per 1 april 2014 werkzaam bij het in IE en mediarecht gespecialiseerde Van Kaam advocaten. Hij deed de afgelopen jaren ruime ervaring op binnen alle deelgebieden van het intellectuele eigendomsrecht bij het nichekantoor Klos Morel Vos & Schaap.

Eerder was hij onder meer werkzaam op de IE sectie van het internationale advocatenkantoor Clifford Chance LLP. Samen met het gespecialiseerde team zal Nils binnen Van Kaam verdere vorm gaan geven aan de bestaande advies- en procespraktijk, die met name toeziet op merken- modellen, auteursrecht- en mediarechtelijke zaken.

IEF 13829

Vrijspraak kinderontvoering, maar toch in programma "Ontvoerd"

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 24 april 2014, IEF 13829 (eiser tegen RTL)
Uitspraak mede ingezonden door Bertil van Kaam en Nils Winthagen, Van Kaam. Mediarecht. Eiser vordert een verbod op de uitzending van een aflevering van Ontvoerd, omdat eiser verwacht in deze uitzending ten onrechte in verband te worden gebracht met kinderontvoering, terwijl hij daarvoor strafrechtelijk is vrijgesproken. Afweging van belangen, vrijheid van meningsuiting versus recht op privacy en bescherming van persoonlijke levenssfeer leidt tot afwijzing van de vordering. Onvoldoende aanwijzingen aanwezig dat de voorgenomen uitzending een dreigende, onrechtmatige inbreuk op de rechten van eiser oplevert.


[eiser] en [A] woonden samen in [woonplaats ] Op 20 november 2012 zijn [eiser], [A] en [B] naar Bosnië vertrokken. [eiser] heeft zichzelf per 20 november 2012 uit laten schrijven uit de gemeentelijk basisadministratie met als reden emigratie naar Marokko.

4.5. Afweging van de betrokken belangen leidt tot de conclusie dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de voorgenomen uitzending een dreigende, onrechtmatige inbreuk op de rechten van [eiser] oplevert. Daarbij heeft de voorzieningenrechter in aanmerking genomen dat hetgeen in de uitzending terugkomt voldoende steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal. Er is derhalve geen sprake van een lichtvaardige verdachtmaking van [eiser] bij betrokkenheid bij kinderontvoering. Zoals blijkt uit de in deze procedure vastgestelde feiten staat in ieder geval vast dat [B] bij beschikking van 20 maart 2013 voorlopig is toegewezen aan [A] en dat [eiser] [B] desondanks bij zich heeft gehouden, terwijl hij in ieder geval vanaf eind april dan wel in ieder geval begin mei 2013 wist dat hij [B] diende over te dragen aan [A]. Op 13 mei 2013 is er daarnaast een internationaal arrestatiebevel uitgevaardigd voor [eiser] en [eiser] heeft na aanhouding door de Kroatische politie ook daadwerkelijk in detentie gezeten. [eiser] wordt op dit moment nog steeds als verdachte aangemerkt van kinderontvoering en daar ook nog steeds voor vervolgd. Weliswaar is hij recentelijk vrijgesproken van ontvoering, maar tegen deze uitspraak is het openbaar ministerie in hoger beroep gegaan zodat deze uitspraak (nog) niet onherroepelijk is geworden. Daarnaast is van belang dat [eiser] niet herkenbaar in beeld zal worden gebracht. Aan [eiser] kan worden toegegeven dat het enkele onherkenbaar maken van het gelaat en het niet noemen van zijn achternaam er niet aan af hoeft te doen dat hij nog steeds herkenbaar zal zijn indien zijn leefomgeving, zijn zoon [C], [A] en [B] wel herkenbaar in beeld zullen worden gebracht, maar onvoldoende aannemelijk is dat deze herkenbaarheid zich zal uitstrekken buiten zijn naaste kring.

4.7. Het beroep van [eiser] op schending van zijn portretrecht faalt eveneens. Weliswaar behoeft het geheel of gedeeltelijk onherkenbaar maken van het gelaat van de afgebeelde persoon er niet aan af te doen dat er sprake is van portret in de zin van art. 21 Auteurswet, nu ook uit hetgeen die afbeelding overigens toont, de identiteit van die persoon kan blijken, maar dit portretrecht is niet absoluut en dient te worden afgewogen tegen het recht van RTL op vrijheid van meningsuiting. Deze belangenafweging valt zoals hiervoor reeds overwogen in het voordeel van RTL uit.

4.8. [eiser] heeft zich er ter zitting nog op beroepen dat RTL opnamen gaat uitzenden van zijn minderjarige dochter, zonder dat daarvoor toestemming is gegeven. De voorzieningenrechter begrijpt dat naar het oordeel van [eiser] deze omstandigheid er toe moet leiden dat de voorgenomen uitzending verboden wordt, zoals hij primair vordert. RTL heeft (primair) gesteld dat [eiser] niet kan optreden als vertegenwoordiger van zijn minderjarige dochter omdat [A] hiertegen bezwaar maakt, zodat hij niet namens zijn minderjarige dochter bezwaar kan maken tegen het uitzenden van opnamen die van haar gemaakt zijn.

Lees de uitspraak
ECLI:NL:RBMNE:2014:1816

IEF 13828

Gevangenisstraf voor verkoop duizenden valse etsen van Anton Heyboer

Rechtbank Amsterdam 6 mei 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:2446 (verkoop vervalste Anton Heyboer)
Strafrecht. Kunst. Benadeelde partijen. Een 72-jarige man is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden waarvan zes voorwaardelijk voor de verkoop van meer dan duizend valse werken van Anton Heyboer. Niet bewezen kan worden dat de Santen-collectie niet bestaat. Anton Heyboer was in de jaren ’50 niet een prutsende alcoholist, maar een kunstenaar die juist in die periode erkenning binnen en buiten Nederland begon te krijgen. Benadeelde partij 6 heeft €6.000 schade geleden; de behandeling van de vordering van benadeelde partij 7 [€200.000 met voorschot van €20.000] levert een onevenredige belasting van het strafgeding op en is niet ontvankelijk.

De rechtbank ziet, kortom, geen enkele aanleiding om aan het verrichte onderzoek of de deskundigheid van de onderzoeker te twijfelen. Dat het signatuuronderzoek van het NFI niet ‘dubbel blind’ heeft plaatsgevonden, maakt nog niet dat het onderzoeksresultaat voldoende wetenschappelijke basis zou ontberen om te worden gebruikt voor het bewijs. In de rapporten wordt uitgebreid omschreven welke methode is gebruikt en de rechtbank heeft geen steekhoudende argumenten gehoord waarom deze methode niet acceptabel zou zijn. Uit de onderzoeksvraag die is neergelegd in de rapportages van het NFI blijkt ook niet dat sprake is geweest van een onaanvaardbare sturing van de onderzoeker. Ook de overigens door de verdediging gestelde feiten en/of omstandigheden aangaande de gang van zaken bij de NFI-onderzoeken, leveren geen vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv op.

De rechtbank overweegt hierbij nog dat zij zich niet aan de indruk kan onttrekken dat [naam 2] en [naam 1] zich op wel heel lichtvaardige wijze hebben ingelaten met verdachte. Daar staat tegenover dat zij op enig moment onderzoek hebben laten doen naar de signatuur op de ingebrachte etsen waarvan het resultaat niet direct op valsheid wees. Dat [naam 2] en [naam 1] mogelijk eenvoudig bewogen werden tot het aangaan van de transacties, laat echter onverlet dat van strafbare oplichting door verdachte sprake is geweest.
Verdachte heeft gedurende een periode van bijna zeven jaren opzettelijk een zeer groot aantal (ruim 1000) valse werken van Anton Heyboer, als ware het echte werken, verkocht aan de Anton Heyboer Winkel. Hij heeft daarbij de galeriehouders voor een flink geldbedrag opgelicht, onder meer door zich als iemand anders voor te doen en een onwaar verhaal op te hangen over de herkomst van de werken. Met zijn handelen heeft verdachte ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen van degenen aan wie hij de valse etsen heeft verkocht. Ook heeft verdachte inbreuk gemaakt op de integriteit van de kunsthandel. Hij was zich ervan bewust dat de door hem aan de galerie verkochte, valse werken zouden worden doorverkocht aan het grote publiek en aldus verdere verspreiding zouden vinden. Verdachte heeft zich hier weinig aan gelegen laten liggen en is uit winstbejag jaren doorgegaan met de verkoop van de valse werken aan de galerie.

Benadeelde partijen
De rechtbank oordeelt als volgt. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [naam 6] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 6.000,- (zegge zesduizend euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De beweerdelijke waarde van het betwiste werk, waar [naam 6] niet om had gevraagd, komt niet voor aftrek in aanmerking.
(…)
De primaire vordering heeft betrekking op de door de erven Heyboer gederfde winst, berekend op basis van een gemiddelde omzet in de jaren voorafgaand aan de door verdachte veroorzaakte onrust op de markt. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 200.000,-, te weten door de erven Heyboer gederfde winst, berekend op basis van de door verdachte genoten winst. Meer subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering, bij wijze van voorschot, dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 20.000,-.

De rechtbank oordeelt als volgt. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [naam 7] een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Daarom is de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering wel bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Nu de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaart, behoeven de overige verweren van de raadsman van verdachte geen bespreking.

IEF 13827

Nieuw Chinees merkenrecht voorspelt verder conformisme

M. Haegens, China loopt beter in de pas met nieuw merkenrecht, FD 7 mei 2014.
Bijdrage ingezonden door Michiel Haegens, V.O.. De invoering van het nieuwe Chinese merkenrecht op 1 mei toont aan dat ook China zich uiteindelijk conformeert aan internationale wet- en regelgeving op het gebied van intellectueel eigendom. De reden is wel begrepen eigen belang en daarvan profiteren ook Nederlandse ondernemers. (...) Het feit dat dit een win-winsituatie is, is de motor voor deze gestage ontwikkeling. Niet alleen het Westen, maar vooral ook China moet ervan profiteren. Nu de wetten er zijn, is het de kunst er op een verstandige manier mee om te gaan en kansen te benutten. Dat vraagt zowel kennis van zaken als een goed begrip van de Chinese manier van zakendoen.

Naar de supermarkt bij de Likea, frisdrank van Apple en een obscure webwinkel van Rolex. In China leek het allemaal te kunnen. Het land had lange tijd een dubieuze reputatie waar het gaat om de bescherming van intellectueel eigendom. Merken en octrooien werden op grote schaal straffeloos geschonden. Bekende Amerikaanse en Europese bedrijven bleken – zonder het zelf te weten - in China allerlei branchevreemde activiteiten te ontplooien. Nog steeds staat China op het gebied van merkenrecht bekend als no go area; een wild-west. Dat is onterecht. China heeft de wilde haren afgeschud. De recalcitrante puber lijkt zich op het gebied van intellectueel eigendom te voegen naar de mores van het internationale zakendoen. En dat is goed nieuws; China is immers een van de belangrijkste handelspartners van Nederland en de EU.

Kort na de UN World Intellectual Property Day is op 1 mei in China vernieuwd merkenrecht ingevoerd. Deze wetgeving sluit veel beter aan bij de Europese regels dan voorheen. Een belangrijke wijziging is bijvoorbeeld de invoering van een vorm van omgekeerde bewijslast. Wie meent dat zijn rechten in China worden geschonden, kan de inbreukmaker – mits goed beargumenteerd - in staat van beschuldiging stellen. Onder de nieuwe wetgeving moet de beschuldigde partij vervolgens veel sneller dan voorheen aantonen dat hij niet ter kwader trouw gehandeld heeft. Een andere wijziging is dat een merk voortaan voor meerdere categorieën tegelijk kan worden vastgelegd. Ten slotte verbetert de positie van de merkhouder tegenover partijen die te kwader trouw inbreuk maken op de rechten, verkort de doorlooptijd van een aanvraag en worden schendingen van het merkenrecht voortaan zwaarder bestraft. Overtreders kunnen forse boetes krijgen – de hoogte is met enkele honderden procenten opgeschroefd – of zelfs in de gevangenis belanden. Het zijn allemaal wijzigingen waarmee westerse bedrijven buitengewoon tevreden kunnen zijn.

In het verleden poogde het westen aan China zijn regels voor intellectueel eigendom op te leggen. Bedrijven ondervonden immers schade omdat elk product meteen werd gekopieerd. Als de productie in China plaatsvond, was de copy cat soms zelfs eerder in omloop dan het echte product. Echter, het monopolitiseren van nieuwe ideeën staat haaks op het communistisch ideaal. Door schade en schande wijs geworden ontdekten westerse bedrijven dat deze weg een doodlopende weg is. China had er immers helemaal geen baat bij om deze praktijken tegen te gaan. Pogingen om China te bewegen de wetgeving aan te passen, liepen dan ook op niets uit. Totdat China zelf ook begon te profiteren van afspraken over intellectueel eigendom.

Momenteel transformeert China van een maakeconomie naar een creatie-economie. De tijd dat het land slechts goedkoop produceert wat anderen bedenken, beginnen we langzamerhand achter ons te laten. ‘Invented in China’ is geen uitzondering meer. Grote Chinese ondernemingen hechten eraan dat ook hun intellectuele kapitaal binnen en buiten de landsgrenzen bescherming geniet. Om succesvol te kunnen ondernemen, is een gelijk internationaal speelveld immers een basisvoorwaarde.

Vanaf 1 mei profiteren niet alleen westerse maar ook Chinese bedrijven van verbeterde Chinese wet- en regelgeving op het gebied van intellectueel kapitaal. Het duurde misschien lang, maar een Chinees spreekwoord zegt niet voor niets: het is de tegenwind die de vlieger doet stijgen. Naar alle verwachting zal het in China met andere vraagstukken op het gebied van intellectueel eigendom hetzelfde gaan zoals nu met het merkenrecht gebeurt. Het feit dat er een win-win van toepassing is, is de motor voor deze gestage ontwikkeling. Niet alleen het westen, maar vooral ook China moet ervan profiteren. Nu de wetten er zijn, is het de kunst er op een verstandige manier mee om te gaan en kansen te benutten. Dat vraagt zowel kennis van zaken als een goed begrip van de Chinese manier van zaken doen.

Michiel Haegens is Head Trademarks & Designs en lid van de V.O. China Desk

IEF 13826

Patents and Standards - modern framework for IPR-based standardization

European Commission, Patents and Standards - a modern framework for IPR-based standardization, final report - executive summary
Standardization and intellectual property rights are key contributors to industrial innovation and industrial competitiveness. Standards ensure rapid diffusion of technologies and interoperability between products. Patents provide incentives for research and development and facilitate knowledge transfers. Many standards comprise innovative technologies that are protected by patents.

Public authorities and the standardization community have developed rules and practices to ensure the efficient licensing of such standard-related patents. These rules and practices aim to give patent holders a fair return on investment in research and development and to allow all users of the standard fair access at reasonable cost.

In 2013 DG Enterprise and Industry commissioned a fact-finding study on the issue of patents and standards. This fact-finding study analyses the rules and practices developed to ensure efficient licensing of standard-related patents. It also covers barriers to efficient licensing and ideas discussed among stakeholders for dealing with these barriers.

IEF 13825

BMM Student Award 2014

Uit het persbericht: De Beneluxvereniging voor Merken- en Modellenrecht (BMM) kent jaarlijks de BMM Student Award toe aan een student voor een scriptie en/of artikel op het gebied van intellectuele eigendomsrechten. Artikelen en scripties van studenten vormen veelal waardevolle bijdragen; nieuwe zienswijzen worden belicht en kritische geluiden worden gemaakt over wetgeving en rechtspraktijk. Om studenten te enthousiasmeren en te stimuleren tot het schrijven van scripties en artikelen op het gebied van de intellectuele eigendomsrechten en zich daarin verder te specialiseren, kent het bestuur van de BMM deze prijs toe.

De Award voor 2014 is een geldprijs van € 1000. De winnende bijdrage zal bovendien, eventueel in verkorte vorm, gepubliceerd worden in het BMM bulletin.

De sluitingsdatum is 1 juli 2014. De toekenning van de prijs zal plaatsvinden in november tijdens de BMM Lustrum Najaarsbijeenkomst. Inzendingen kunnen worden aangeleverd via secretariaat@bmm.nl onder vermelding van "Student Award". Het reglement kan geraadpleegd worden op www.bmm.nl.

IEF 13824

Onderdeel Doughnuts niet verwaarloosbaar in BIMBO DOUGHNUTS-merk

HvJ EU 8 mei 2014, zaak C-591/12P (Bimbo/BHIM) - dossier
Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht EU waarbij het Gerecht het beroep ingesteld door aanvrager van het woordmerk „BIMBO DOUGHNUTS” afwees. De oppositie met een beroep op internationale en nationale woordmerken „DONUT”, „DOGHNUTS” en „DONUTS” in dezelfde klasse 30, was gegrond. Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009. Verwarringsgevaar. De hogere voorziening wordt afgewezen. Het Gerecht EU stelde al dat het bestanddeel „bimbo” een dominerende plaats had en het bestanddeel „doughnuts” niet verwaarloosbaar was in de totaalindruk, zodat het bij vergelijking in beschouwing moest worden genomen.

29 Het Gerecht is dus niet tot de conclusie gekomen dat er verwarringsgevaar bestond op basis van de loutere vaststelling dat het bestanddeel „doughnuts” in het aangevraagde merk een zelfstandige onderscheidende plaats heeft, maar heeft het bestaan van bedoeld gevaar afgeleid uit een globale beoordeling die de verschillende fasen van het onderzoek omvatte die naar voor komen uit de in de punten 19 tot en met 25 van het onderhavige arrest gememoreerde rechtspraak en in het kader waarvan het de in casu relevante factoren in beschouwing heeft genomen. Het Gerecht heeft artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 dus juist toegepast.

37 Wat ten slotte de in punt 16 van het onderhavige arrest samengevatte argumentatie betreft, moet worden vastgesteld dat de door het Gerecht in punt 97 van het bestreden arrest gebezigde begrippen „ondeelbaar geheel” en „logische eenheid” overeenstemmen met het begrip „eenheid met een andere betekenis”, dat door het Hof is gebruikt in de rechtspraak waarnaar in punt 25 van het onderhavige arrest wordt verwezen.

45 Om te beginnen kan, zoals de advocaat-generaal in de punten 37 tot en met 42 van zijn conclusie heeft opgemerkt, gelet op de redenering in met name de punten 91 tot en met 100 van het bestreden arrest, het Gerecht niet worden verweten dat het het verwarringsgevaar tussen de conflicterende tekens automatisch zou hebben afgeleid uit de vaststelling dat het bestanddeel „doughnuts” een zelfstandige onderscheidende plaats heeft in het merk waarvoor om inschrijving werd verzocht. 46 Blijkens die punten heeft het Gerecht immers een globale beoordeling van het verwarringsgevaar verricht en heeft het daartoe rekening gehouden met de specifieke factoren van het concrete geval. Bovendien is die beoordeling gebaseerd op een gedetailleerd onderzoek, in de punten 52 tot en met 89 van het bestreden arrest, van alle door Bimbo aangevoerde aspecten en inzonderheid op de bekendheid van dat merk. Het desbetreffende betoog van Bimbo voor het Hof is dus gebaseerd op een onjuiste lezing van dat arrest, en moet derhalve worden verworpen.
IEF 13823

WIPO seminar with focus on the global IP systems

WIPO organiseert op 22 mei 2014 in samenwerking met NL Octrooicentrum en BBIE een seminar in het Beatrix theater in Utrecht. Het NOVU, BBIE, NL octrooicentrum, WIPO, maar ook advocaten en ondernemers treden op als spreker: "Very practical presentations focus on the global IP systems". U kunt zich hier kosteloos online registreren. Het volledige programma leest u hier(onder).

9.00 a.m. – 9.30 a.m. Coffee break
9.30 a.m. – 9.40 a.m. OPENING SESSION
Welcome addresses by:
– Mr. Wouter Pijzel, Director, Dutch Association of Inventors (NOVU), Utrecht
– Mr. Derk-Jan de Groot, Director, Netherlands Patent Office (NPO), The Hague
– Mr. Hugues Derème, Deputy Director General, Benelux Office for Intellectual Property (BOIP), The Hague
– Mr. Yo Takagi, Assistant Director General, Global Infrastructure Sector, World Intellectual Property Organization (WIPO), Geneva
9.40 a.m. – 10.00 a.m. SESSION I
Topic 1: Introduction to WIPO
Development of the International Legal Framework
Major Intellectual Property Economic Studies
Speaker: Mr. Erik Wilbers, Director, Arbitration and Mediation Center, Global Issue Sector, WIPO
10.00 a.m. – 10.25 a.m. Topic 2: The Patent Cooperation Treaty (PCT) –
Introduction and Future Developments
Speaker: Mr. Claus Matthes, Director, PCT Business Development Division, Innovation and Technology Sector (ITS), WIPO
10.25 a.m. – 10.40 a.m. Topic 2: The PCT – The actual practice (questions, experiences, discussion):
Moderator: Mr. Robbert-Jan de Lang, Partner, Dutch & European Patent Attorney (EP&C), Utrecht
Speakers: Mr. Claus Matthes
Ms. Eva van Wanrooij, Director Patent Law, Janssen Insectious Diseases & Diagnostics, Eindhoven
Questions and Answers
10.40 a.m. – 11.00 a.m. Coffee break
11.00 a.m. – 11.25 a.m. Topic 3: Global Intellectual Property Systems:
(a) The Madrid System for the International Registration of Marks
(b) The Hague System for the International Registration of Industrial Designs
Speaker: Mr. David Muls, Madrid Registry, Brands and Designs Sector, WIPO
11.25 a.m. – 11.40 a.m. Topic 3: Global Intellectual Property Systems: The actual practice (questions, experiences, discussion)
(a) The Madrid System for the International Registration of Marks
(b) The Hague System for the International Registration of Industrial Designs
Moderator: Huib Berendschot, Partner, AKD Advocaten - IP & Technology Practice Group), Amsterdam
Speakers: Mr. David Muls, Dutch entrepreneur
Questions and Answers
11.40 a.m. – 12.05 p.m. Topic 4: Global Databases for Intellectual Property Platforms and Tools for the Connected Knowledge Economy
Speaker: Mr. Yo Takagi
12.05 p.m. – 12.25 p.m. Topic 5: Practical Tips on Alternative Dispute Resolution
Speaker: Mr. Erik Wilbers
12.25 p.m. – 12.45 p.m. CLOSING SESSION
Questions and Answers
12.45 p.m. – 2.00 p.m. Lunch break with specific Sessions (Patents, Trademarks and Databases)