Amendement van het lid Verhoeven betreffende de wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten over:
het onderbrengen van het toezicht op de collectieve beheersorganisaties bij de NMa, kamerstukken II, 2011-2012, 31 766, nr. 12 en het invoeren van ex-ante toezicht op tarieven en tariefstijgingen en het onderbrengen van dit toezicht bij de NMa, kamerstukken II, 2011-2012, 31 766, nr. 13.
Vlak voor de plenaire behandeling vandaag om 16:00 (link), nog twee amendementen zie IEF 10909.
Toelichting bij nr. 12: Met dit amendement wordt het toezicht op het bepaalde in het wetsvoorstel ondergebracht bij de NMa. De indiener is van mening dat daar het toezicht op de collectieve beheersorganisaties (CBO’s) verbeterd kan worden. De afgelopen jaren heeft er toezicht op de CBO’s plaats gevonden vanuit het College van Toezicht Auteursrecht (CvTA) en in mindere mate vanuit de NMa (zie onder meer «De NMa en het toezicht op collectieve beheersorganisaties», (februari 2007)). Gezien de vele klachten die alleen al door de indiener zijn ontvangen over het functioneren van de CBO’s is allerminst toereikend geweest. Het verruimen en verbreden van het toezicht via het aanhangige wetsvoorstel is in de ogen van de indiener ook nog niet voldoende om de gewenste verandering teweeg te brengen. De toekomstige fusie-autoriteit ACM (combinatie van de Consumentenautoriteit, NMa en OPTA) beschikt wel over de tanden om succesvol toezicht te houden. Dit zou daarmee een geschikte partij zijn om het CBO-toezicht over te nemen. Tot de ACM formeel opgericht is, is de NMa de beste partij.
Het verplaatsen van het toezicht naar ACM (en nu eerst NMa) heeft meerdere voordelen naast de geschetste ‘tanden’. Zo krijgt de CvTA via het aanhangige wetsvoorstel ook meer toezichtstaken wat betreft tarieven. Dit vraagt naast juridische expertise ook een economische kijk van de toezichthouder. De hiervoor benodigde economische expertise is ruim aanwezig bij de ACM. Dit betekent hiermee een verbetering van het toezicht. Ook kunnen er synergievoordelen behaald worden. De NMa deed in het verleden al verschillende malen onderzoek naar de CBO’s aangezien de CBO’s beschikken over een wettelijk monopolie.
Een ander voordeel van dit amendement is dat overlap tussen het werk van CvTA en NMa wordt voorkomen. In de Memorie van Toelichting (pp. 24) staat nu beschreven dat er zorgvuldige afstemming nodig is tussen het werk van de CvTA en NMa. En ‘Het is daarom niet op voorhand uitgesloten dat het College en de NMa, vanwege hun verschillende toetsingskaders, ieder tot een ander oordeel komen over een door een beheersorganisatie voorgenomen tariefstijging.’ Deze mogelijke discrepantie wordt met dit amendement ook direct opgelost. Er kan immers geen verschil meer zijn tussen oordelen van CvTA en NMa wanneer beide toezichtstaken volledig liggen bij de NMa.
Toelichting nr. 13: De indiener wil met dit amendement ex ante toezicht invoeren op zowel tarieven als tariefstijgingen en dit beleggen bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa). Het aanhangige wetsvoorstel verscherpt op zichzelf ook het preventief toezicht op tarieven, maar beperkt dit enkel tot tariefstijgingen en beperkt dit verder tot de vraag of deze ‘buitensporig’ zijn (via artikel 2 tweede lid). De huidige tarieven zijn hiermee voor het College van Toezicht Auteursrechten (CvTA) een gegeven. Er is wel enige vorm van toetsing achteraf via artikel 22 (via een geschillencommissie of rechter), maar dit is beperkt uitgewerkt. Hier wordt enkel verwezen naar ‘auteursrechtelijke billijkheid’.
Het Europees Hof van Justitie heeft gesteld dat tarieven niet enkel getoetst hoeven te worden via internationale tariefvergelijkingen. Er is een duidelijk criterium in het uitgangspunt dat gevraagde royalty’s door een Collectieve Beheersorganisatie (CBO) in een redelijke verhouding moeten staan tot de economische waarde van de door deze economische geleverde prestatie1. Een vergelijkbare aanbeveling is gedaan door het WODC2.
De indiener brengt dit tot uitdrukking door de reikwijdte van de preventieve toetsing op drie manieren aan te passen. Ten eerste wordt het toezicht op de tarieven in een nieuw vierde lid bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit belegd. Ten tweede wordt de toetsing verruimd tot de tarieven als zodanig en is deze niet langer beperkt tot tariefstijgingen. Ten derde wordt de toetsingsmaatstaf verruimd door naast de toetsing aan de criteria van art. 2 ook een toetsing aan de economische waarde toe te voegen, zoals voorgesteld door het WODC en gehanteerd in de Europese rechtspraak en daarnaast een algemene, aan de economische en juridische context gerelateerde redelijkheidstoets (vijfde lid, onderdeel c).
Nadere criteria voor de door de NMa te hanteren toets kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden uitgewerkt. Volledigheidshalve is duidelijk gemaakt dat dit toezicht mede de standaardvoorwaarden omvat.
De hier voorgestelde aanscherping van het preventief toezicht sluit aan bij de bevinding van de NMa uit 2007 dat een meer specifieke vorm van tarieftoezicht wenselijk zou zijn, waarbij volgens de NMa gedacht kan worden aan het schriftelijk laten goedkeuren door een toezichthouder van het wijzigen van tarieven en/of het vaststellen van tarieven door een CBO.
Tot slot wil de indiener graag benadrukken dat geen afbreuk wordt gedaan aan de door de regering van belang geachte zelfregulering.3 Immers, uitgangspunt blijft dat het College alleen de eenzijdige vaststelling van tarieven door beheersorganisaties toetst, en deze zullen eerst dan aan de orde zijn wanneer de in art. 3 c bedoelde overeenkomsten met representatieve organisaties niet worden gesloten.