DOSSIERS
Alle dossiers

Collectieve exploitatie  

IEF 10446

The 42 Key factors

European Parliament's Committee on Culture and Education, Study: The Content-Flatrate: A solution to illegal file-sharing, Conclusions and recommendations en The 42 Key factors of success for the feasibility of a content flat-rate, p. 103-109.

Auteursrecht. Piraterij. Vergoedingen. Collectief beheer in een Europese studie van 136 pagina's.

What must be taken into account concerning the content flat-rate scheme

It is necessary to provide protection for the end-user, based on facilitating a clear understanding of what acts are legally authorised and those which are not, and facilitate P2P and social networking, as long as those activities remain non-commercial and are not the subject of transactional agreements.

Extended collective licensing or exercise of rights should be promoted where opportunities exist for voluntary licensing and which are not (or cannot be) exploited by rights holders individually. This is intended to increase the legitimate market at the expense of piracy.

The content flat-rate system will be limited to download rights and some form of upload rights (making available) to allow access to P2P networks (where the protocol usually requires some form of uploading during downloading). The system will permit the global sharing of works of an end-user’s own digital collection, and will limit any form of sharing, over P2P networks, social sites, cyber lockers, etc., to a private circle of friends and family. As an example, the extended license of the making available right could be limited to 50 best friends, which means that P2P or DDL offerings (with new content offering) should only be allowed within one's social circle (perhaps via a social network).

The content flat-rate system will require that limitations are placed on the capacity of storage systems used within the authorised network and on the quantity of files shared irrespective of the protocols or applications used.

The ISP will have the capability to inform its subscribers when the quantity of files shared exceeds the authorised amount and then block excess sharing as they are already doing as part of current Internet and mobile phones subscription packages. The ISPs will be able to propose an extra fee in addition to the monthly content flat-rate if the consumer needs more capacity to exchange files as it works nowadays all over the world with Telecom operator’s cell phones subscriptions.

The limited, non-market status of the content flat-rate network should be enforced and the network ring-fenced from any commercial networks. There should be clear communication to potential end-users about the scope of activities which are permissible within the content flat-rate network. The terms should be standardised at European level and by category of work (and therefore not subject to a "single work single licensor" approach, or demarcated by territory of licensing or place of business of licensee and/or licensor)

IEF 10439

Uniforme aanmeldkorting voor ondernemingen

Communiqué Buma, Sena en Videma aan brancheorganisaties uit de VOI©Email van 4 november 2011

Collectief beheer. De rechtenorganisaties en VOI©E hebben inmiddels invulling gegeven aan een duidelijke en uniforme klachtenregeling met een onafhankelijke geschillencommissie (red. per 1 november j.l. van start gegaan), er is een centrale basisregistratie gerealiseerd waardoor ondernemingen en hun gegevens op één centraal punt worden geregistreerd, er is een licentieportal gerealiseerd waar ondernemingen online één of meerdere licenties kunnen sluiten, en er is een CBO kwaliteitskeurmerk geïntroduceerd waar rechtenorganisaties aan moeten voldoen.

Ook wordt er met ingang van 2012 door Buma, Sena en Videma een uniforme aanmeldkorting van 33,3% toegepast. Voor ondernemingen die niet deelnemen aan een collectieve overeenkomst is deze uniforme aanmeldkorting is opgebouwd uit 25% aanmeldkorting voor aanmelding bij een enkele CBO, aangevuld met 8,3% extra korting indien een ondernemer zich bij zowel Buma, Sena als Videma aanmeldt. Het recht op deze korting is gekoppeld aan een tijdige betaling van de factuur.

Aanmelden voor de VOI©Email kan hier.

IEF 10438

Actual audience principe wettelijk vastleggen

Wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met aanpassing van de rijksmediabijdrage, beëindiging van de wettelijke taken van de Stichting Radio Neder land Wereldomroep en aanpassingen van meer technische aard, Kamerstukken II, 2011-2012, 33019 nr. 5 (pdf).

De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat de publieke media-instellingen door de weinig voorstellende bepalingen over minimale rijksmediabijdrage veel te sterk een speelbal zijn van de politiek.

Hoe kijkt de regering wat dat betreft aan tegen de mogelijkheid om auteursrechtelijke) vergoedingen te eisen van kabelaanbieders die programma’s van de publieke omroep distribueren en waarvan algemeen bekend is dat ze zeer hoge marges realiseren in Nederland? Is de regering het wel met de leden van genoemde fractie eens dat kijkers en luisteraars niet direct geld mag worden gevraagd voor uitzendingen van de algemene radio- en TV-kanalen of voor het terugkijken of –luisteren van eerder uitgezonden programma’s via internet (bijvoorbeeld via uitzendinggemist)? Is de regering het ook met deze leden eens dat uitgesteld kijken of luisteren via internet tegenwoordig bij de normale distributie van programma’s hoort en dat het derhalve ongehoord is dat auteursrechthebbenden of collectieve beheersorganisaties van auteursrechten zoals Buma/Stemra en anderen het terugkijken of –luisteren via internet trachten te blokkeren als er niet een aparte vergoeding voor wordt betaald? Is de minister bereid met de collectieve beheersorganisaties om tafel te gaan zitten en hen erop te wijzen dat het buitengewoon ongepast is als zij het normale functioneren van de publieke omroep in het internettijdperk trachten te frustreren met achterhaalde eisen die geen enkel ander doel dienen dan het vergroten van de winsten van de beheersorganisaties? De regering is het toch wel met deze leden eens dat het voor de inspanning van de auteur die het auteursrecht op een programma of delen van een programma bezit helemaal niks uitmaakt of een TV-kijker of radioluisteraar nu via de ether, via de kabel of via internet kijkt of luistert en ook niet of die kijker of luisteraar dat live doet of een dag later? Is de regering bereid het actual audience principe (er worden auteursrechten afgedragen voor het daadwerkelijke kijk- of luisterpubliek, niet afzonderlijk voor alle te onderscheiden distributievormen) desnoods wettelijk vast te leggen als de collectieve beheersorganisaties en andere rechthebbenden zich niet vrijwillig willen aanpassen aan het internettijdperk, zo vragen deze leden.

IEF 10377

Voortdurend nieuwe argumenten om de bevriezing te verlengen

Rechtbank 's-Gravenhage 19 oktober 2011, HA ZA 09-1911 (Stichting De Thuiskopie tegen Staat der Nederlanden (Min. Veiligheid en Justitie en Stichting onderhandelingen Thuiskopievergoeding)

Stichting De Thuiskopie dringt succesvol aan om niet procedure aan te houden in afwachting van de beslissing in hoger beroep. Geen strijd met hogere regelgeving. Vraag wat de wettelijke basis is van het besluit voorwerpen aan heffing te onderwerpen of juist niet. Strijd met het verbod van willekeur: drie motieven voor bevriezing: afwachten Europese harmonisatie, gebrekkig functioneren van Stichting Thuiskopie en discussie rapport Gerkens over de toekomst van thuiskopiestelsel.

"Dat de Staat steeds wisselende argumenten aanvoert voor verlenging van de bevriezing betekent niet dat die argumenten de besluiten niet kunnen dragen", Deze worden alledrie gemotiveerd afgewezen en daarmee de vorderingen.

Strijd met hogere regelgeving
4.12. Gezien de ruime beleidsvrijheid die de richtlijn de lidstaten geeft bij de vorm, de wijze van financiering en inning en het niveau van de compensatie kan niet snel worden geoordeeld dat de compensatie niet als billijk kan worden aangemerkt.
4.13. De rechtbank ziet in de hiervoor weergegeven en door Stichting de Thuiskopie niet bestreden bevindingen van TNO geen aanleiding te concluderen dat het huidige stelsel niet meer aan de door de richtlijn gestelde eis zou voldoen. Daarbij komt dat, zoals TNO in het rapport op pagina 27 vermeldt en de Staat ter zitting onbestreden heeft gesteld, een groot deel van de volgens het stelsel te heffen bedragen niet wordt geïncasseerd en dat, indien dit wel het geval zou zijn, over 2008 een bedrag van circa 50 miljoen euro zou zijn geïncasseerd, wat voor Europese begrippen een relatief hoog bedrag zou zijn. Stichting de Thuiskopie heeft niet gesteld dat zij in het huidige stelsel niet in staat is de incasso te verbeteren. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat het stelsel haar in staat stelt het bedrag van 17 miljoen euro aanzienlijk te verhogen.

4.14. Ook afgezien van de totaalopbrengsten van het stelsel ziet de rechtbank geen reden te concluderen dat het stelsel niet voorziet in een billijke compensatie. De besluiten zijn dus niet in strijd met artikel 5 lid 2 onder b van de richtlijn.
4.15. Voor zover Stichting de Thuiskopie zich eveneens beroept op artikel 5 lid 5 van de richtlijn, de zogenoemde driestappentoets, heeft zij niet toegelicht dat dit tot een andere beoordeling zou moeten leiden.
4.16. Het beroep op artikel 1 van het Eerste Protocol is gebaseerd op het uitgangspunt dat het stelsel niet voorziet in een billijke vergoeding. Nu dat standpunt niet kan worden aanvaard, is evenmin sprake van schending van deze bepaling.
4.17. Artikel 16c Aw betreft een implementatie van de richtlijn. Het begrip billijke vergoeding zal daarom zoveel mogelijk op overeenkomstige wijze moeten worden uitgelegd. Nu strijd met de richtlijn niet kan worden aangenomen, geldt hetzelfde voor de gestelde strijd met artikel 16c Aw.

Wettelijke basis voor de besluiten
4.18. Het betoog van Stichting de Thuiskopie komt er op neer dat artikel 16c lid 6 Aw slechts de bevoegdheid geeft voorwerpen aan te wijzen (als onderworpen aan heffing of juist niet) indien over de bestemming van het voorwerp, zoals bedoeld in het eerste lid, twijfel zou kunnen bestaan, maar niet om voorwerpen die duidelijk aan die bestemming voldoen buiten de vergoeding te houden.

4.21. De rechtbank kan dit standpunt niet volgen. Indien al twijfel zou kunnen bestaan aan de bevoegdheid tot aanwijzing (of uitsluiting) van voorwerpen op grond van de bewoordingen van artikel 16c lid 6 Aw, dan volgt in ieder geval uit de wetsgeschiedenis dat dit wel degelijk de bedoeling van de minister is geweest. Naar aanleiding van deze toelichting zijn kennelijk geen amendementen voorgesteld, zodat moet worden aangenomen dat de bepaling met die door de minister voorgestane strekking is aanvaard.

Strijd met het verbod van willekeur
4.26. Stichting de Thuiskopie meent voorts dat de Staat in redelijkheid niet tot het vaststellen van de besluiten heeft kunnen komen omdat de daarvoor aangevoerde redenen en motieven ondeugdelijk zijn. Stichting de Thuiskopie wijst er op dat de Staat aanvankelijk als reden voor de bevriezing van het stelsel heeft aangevoerd dat het wenselijk was de initiatieven tot verdere Europese harmonisatie van het thuiskopiestelsel af te wachten (motief 1). Nadien is als argument aangevoerd het gebrekkig functioneren van Stichting de Thuiskopie, althans van bij haar aangesloten verdeelorganisaties, door het onverdeeld blijven van geïncasseerde bedragen (motief 2). Stichting de Thuiskopie benadrukt dat dit geen steekhoudende reden kan zijn omdat problemen bij Stichting de Thuiskopie niet voor rekening van de rechthebbenden mogen komen. Bovendien zijn die problemen volgens Stichting de Thuiskopie inmiddels opgelost. Recent is, aldus Stichting de Thuiskopie, als motief aangevoerd dat bevriezing van het stelsel wenselijk is in afwachting van de discussie naar aanleiding van het rapport van de parlementaire commissie Geerkens over de toekomst van het thuiskopiestelsel (motief 3). Volgens Stichting de Thuiskopie zoekt de Staat voortdurend nieuwe argumenten om de bevriezing te verlengen en krijgt deze een permanent karakter. Bij dit alles moet volgens Stichting de Thuiskopie worden bedacht dat de rechthebbenden nu al jaren verstoken zijn van de hen toekomende vergoeding voor thuiskopieën op mp3-spelers en harddiskrecorders.

4.27. Dat motief 1 geen acceptabele reden kan zijn voor het aanvankelijke besluit tot aanwijzing van voorwerpen is door Stichting de Thuiskopie onvoldoende gemotiveerd. Zij bestrijdt niet dat daadwerkelijk op Europees niveau initiatieven tot verder harmonisatie werden ontwikkeld. In de (door Stichting de Thuiskopie ontkennend beantwoorde) vraag of het zinvol en wenselijk was in afwachting daarvan het huidige stelsel te bevriezen, kan de rechtbank, gezien de terughoudendheid die zij in acht moet nemen bij de toetsing van de besluiten, niet treden.

4.28. Van motief 2 kan niet worden geoordeeld dat het in redelijkheid geen grond kan zijn tot het betreffende besluit te komen. Zoals overwogen in de procedure Norma - Staat (overweging 4.13) ligt uitbreiding van het vergoedingenstelsel niet voor de hand zolang de primaire doelstelling van het stelsel, te weten de uitkering van geïnde vergoedingen aan de rechthebbenden, in substantiële mate niet wordt gerealiseerd. Dat zich deze situatie voordeed, heeft Stichting de Thuiskopie niet bestreden. De Staat hoefde daarbij, ervan uitgaande dat de rechthebbenden een billijke vergoeding ontvangen, niet noodzakelijk van bevriezing af te zien omdat deze voor rechthebbenden onvoordelig is. Dat het probleem van de niet verdeelde geïncasseerde bedragen inmiddels is opgelost doet, wat daarvan verder zij, niet ter zake omdat daarvan op het tijdstip van het betreffende besluit nog geen sprake was.

4.29. Van motief 3 kan evenmin worden geoordeeld dat de Staat op grond daarvan in redelijkheid niet tot het meest recente besluit kon komen. Ook hier geldt weer dat ervan moet worden uitgegaan dat in de huidige situatie de rechthebbenden niets wordt onthouden waarop zij recht hebben omdat niet zonder meer een recht bestaat op vergoeding voor thuiskopieën op mp3-spelers en harddiskrecorders en de door hen in het huidige stelsel
ontvangen vergoeding als billijk moet worden aangemerkt. Dat de Staat steeds wisselende argumenten aanvoert voor verlenging van de bevriezing betekent niet dat die argumenten de besluiten niet kunnen dragen.

IEF 10332

Canal Digitaal v. SABAM: een interventie

HvJ EU 13 oktober 2011, zaak C-431/09 en C-432/09 (prejudiciële vragen Hof van Beroep te Brussel, België; Airfield NV, Canal Digitaal BV tegen Belgische Vereniging van Auteurs, Componisten en Uitgevers CVBA (Sabam); Airfield NV tegen Agicoa Belgium BVBA)

In navolging van IEF 9490 Gelijkheid met Premier League, IEF 10286 Auteursrecht, satellietomroep doorgifte via kabel. Curia: Verzoek om een prejudiciële beslissing – Hof van beroep te Brussel – Uitlegging van de artikelen 1, lid 2, sub a, en b, en 2 van richtlijn 93/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel (PB L 248, blz. 15) – Uitsluitend recht van de auteur om de mededeling van zijn werk toe te staan – Uitzending door een omroeporganisatie van programmadragende signalen bestemd voor digitale televisie via een autonome satelliet – Daaropvolgende doorgifte van deze signalen – Toestemming van de houders van de rechten. Advocaat-generaal : Jääskinen:

Vragen: Verzet Richtlijn 93/831 zich ertegen dat aan de aanbieder van digitale satelliettelevisie wordt opgelegd toestemming te bekomen van de rechthebbenden, in het geval van een handeling waarbij een omroeporganisatie haar programmadragende signalen hetzij via een vaste verbinding, hetzij via een gecodeerd satellietsignaal aanlevert aan een van de omroeporganisatie onafhankelijke aanbieder van digitale satelliettelevisie die deze signalen door een met haar verbonden vennootschap laat coderen en opstralen naar een satelliet waarna deze signalen, met toestemming van de omroeporganisatie, als onderdeel van een pakket televisiezenders en derhalve gebundeld worden neergestraald naar de abonnees van de satelliettelevisie-aanbieder die de programma's simultaan en ongewijzigd kunnen bekijken door middel van een door de satelliettelevisie-aanbieder ter beschikking gestelde decodeerkaart of smartcard?

Verzet Richtlijn 93/83 zich ertegen dat aan de aanbieder van digitale satelliettelevisie wordt opgelegd toestemming te bekomen van de rechthebbenden, in geval van een handeling waarbij een omroeporganisatie haar programmadragende signalen conform de instructies van een van de omroeporganisatie onafhankelijke aanbieder van digitale satelliettelevisie aanlevert op een satelliet waarna deze signalen, met toestemming van de omroeporganisatie, als onderdeel van een pakket televisiezenders en derhalve gebundeld worden neergestraald naar de abonnees van de satelliettelevisie-aanbieder die de programma's simultaan en ongewijzigd kunnen bekijken door middel van een door de satelliettelevisie-aanbieder ter beschikking gestelde decodeerkaart of smartcard?

Hof verklaart voor recht:

Artikel 2 van richtlijn 93/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel, moet aldus worden uitgelegd dat een aanbieder van een satellietpakket voor zijn interventie in de directe en de indirecte doorgifte van televisieprogramma’s als die welke in de hoofdgedingen aan de orde zijn, toestemming van de betrokken rechthebbenden moet verkrijgen, tenzij deze rechthebbenden met de betrokken omroeporganisatie zijn overeengekomen dat de beschermde werken ook via deze aanbieder aan het publiek worden meegedeeld, op voorwaarde dat, in dat laatste geval, de interventie van deze aanbieder deze werken niet voor een nieuw publiek toegankelijk maakt.

Belangrijke overwegingen:

76 Deze vaststelling sluit niet uit dat andere operatoren tijdens een mededeling als die welke in de hoofdgedingen aan de orde is, een interventie uitvoeren zodat zij de beschermde werken toegankelijk maken voor een ruimer publiek dan dat waarop de betrokken omroeporganisatie doelde, dat wil zeggen een publiek dat de auteurs van deze werken niet voor ogen hadden toen zij toestemming verleenden voor het gebruik van hun werken door de omroeporganisatie. In dat geval valt de interventie van deze operatoren dus niet onder de aan deze omroeporganisatie verleende toestemming.

78 In dit verband zij opgemerkt dat een aanbieder van een satellietpakket ten eerste de betrokken mededeling codeert of aan de omroeporganisaties de codeersleutels voor deze mededeling aanlevert zodat zijn abonnees de mededeling kunnen decoderen, en ten tweede de noodzakelijke decodeerapparatuur ter beschikking van deze abonnees stelt, zodat dankzij deze handelingen de verbinding tussen de door de omroeporganisaties ingevoerde mededeling en deze abonnees tot stand kan komen.

79 Deze activiteit valt echter niet samen met een loutere terbeschikkingstelling van fysieke installaties om de ontvangst van de oorspronkelijke uitzending in het ontvangstgebied mogelijk te maken of te verbeteren, die onder het in punt 74 van het onderhavige arrest besproken geval valt, maar deze activiteit vormt een interventie zonder welke deze abonnees de uitgezonden werken niet kunnen bekijken of beluisteren hoewel zij in dat gebied wonen. Deze personen behoren dus tot het doelpubliek van de aanbieder van het satellietpakket zelf, waarbij deze aanbieder door zijn interventie in de betrokken mededeling per satelliet de beschermde werken toegankelijk maakt voor een publiek dat ruimer is dan het doelpubliek van de betrokken omroeporganisatie.

80 Bovendien vormt de interventie van de aanbieder van het satellietpakket een zelfstandige dienst die hij met een winstoogmerk verricht, aangezien deze personen de abonnementsprijs niet aan de omroeporganisatie, maar aan deze aanbieder betalen. Vaststaat dat deze prijs niet voor eventuele technische prestaties verschuldigd is, maar voor toegang tot de mededeling per satelliet en dus tot de beschermde werken of ander beschermd materiaal.

81 Ten slotte maakt de aanbieder van een satellietpakket niet de toegang door zijn abonnees tot de door één enkele omroeporganisatie verrichte mededeling mogelijk, maar groepeert hij verschillende mededelingen van verschillende omroeporganisaties in een nieuw audiovisueel product, en het is de aanbieder van het satellietpakket die beslist over de samenstelling van dit pakket.

82 Derhalve dient te worden vastgesteld dat de aanbieder van een satellietpakket de kring van personen die toegang tot de televisieprogramma’s hebben, opentrekt en het mogelijk maakt dat een nieuw publiek toegang krijgt tot de beschermde werken en ander beschermd materiaal.

83 Bijgevolg moet deze aanbieder van een satellietpakket voor zijn interventie in de mededeling per satelliet de toestemming van de betrokken rechthebbenden verkrijgen, tenzij deze rechthebbenden met de betrokken omroeporganisatie zijn overeengekomen dat de beschermde werken ook via deze aanbieder aan het publiek worden meegedeeld, op voorwaarde dat, in dat laatste geval, de interventie van deze aanbieder deze werken niet voor een nieuw publiek toegankelijk maakt.

Volledige dossier inclusief conclusie A-G, verzoek en arrest: C-431/09 C-432/09

IEF 10307

Een slecht verliezer

Vereniging Openbare Bibliotheken 6 oktober 2011, 7410-00/11-00923/FvB/sd, (cassatieprocedure) 

In navolging IEF 9889. Uit de brief overgenomen waarin de directies van de openbare bibliotheken worden geïnformeerd over de cassatieprocedure en dat men niet-betaalde verlengingen moet blijven reserveren, VOB schildert Stichting Leenrecht af als een slecht verliezer met weinig ook voor belangen van bibliotheken

Met de cassatie die de Stichting Leenrecht bij de Hoge Raad op 28 september j.l. is gestart, is de juridische procedure tussen Stichting Leenrecht (SL) en de Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) inzake leenrechtvergoedingen voor verlengingen in een volgende fase gekomen. De procedure die al vanaf 2008 onder de rechter is, zal met deze fase nog minstens 1,5 jaar duren.

Op 28 juni heeft jl heeft het Gerechtshof in Den Haag uitspraak gedaan in hoger beroep in de procedure tussen VOB en Stichting Leenrecht over verlengingen. Het gerechtshof stelde, net als eerder de rechtbank (maart 2010), de VOB opnieuw in het gelijk: een echte verlenging is geen nieuwe uitlening en voor zo’n uitlening hoeft derhalve geen separate leenrechtvergoeding te worden betaald.

Stichting Leenrecht heeft na het arrest van het Haagse Gerechtshof de VOB geïnformeerd over haar visie op het vervolg. Stichting Leenrecht wenste onderhandelingen te starten over een nieuw tarief voor geschriften waarin door een opslag op het bestaande tarief rekening wordt gehouden met verlengingen. De VOB heeft gesprekken hierover binnen en buiten de Stichting Onderhandelingen Leenvergoedingen (StOL) tot nu toe afgewezen zolang door Stichting Leenrecht tegelijkertijd de gerechtelijke procedure werd voortgezet via hoger beroep en nu de cassatie.

(...) Dat Stichting Leenrecht een leenrechtvergoeding wilde voor verlengingen heeft volgens VOB alleen te maken met het feit dat zij geconfronteerd wordt met een terugloop van inkomsten ten gevolge van de algemene trend van dalende uitleencijfers en daardoor naarstig op zoek is naar wegen om dit verlies te compenseren. Tussen 2001 en 2009 liep het aantal uitleningen van de openbare bibliotheken terug van ruim 150 miljoen naar rond de 105 miljoen.

Door het starten van de cassatieprocedure dwingt Stichting Leenrecht de bibliotheken door te blijven gaan met het reserveren van de gefactureerde leenrechtvergoedingen voor de zgn. ‘niet-betaalde verlengingen’. Stichting Leenrecht toont zich hiermee een slecht verliezer en laat zien dat zij weinig oog heeft voor de belangen van bibliotheken en de samenwerking met de VOB.

IEF 10305

Relatie is vrij dun

Kantonrechter Rechtbank Amsterdam 17 augustus 2011, LJN BT6885 (eiser tegen gedaagde)

Met gelijktijdige dank aan Yehudi Moszkowicz,Vissers & Moszkowicz en Thomas Berendsen, BANNING.

Auteursrecht. Persoonlijkheidsrechten. Overeenkomst tot lastgeving.  Vordering wegens inbreuk op auteursrecht door Volkskrant en Trouw door publicatie op website. Ontvankelijkheid: Eiser is op grond van lastgevingsovereenkomsten de IE-rechten van Volkskrant en Trouw te handhaven. Ze roepen daartoe in artikel 7 en 8 Aw.

Persexceptie-verweer en beroep op Free flow van informatie faalt. Inbreuk persoonlijkheidsrecht: hyperlink naar het oorspronkelijk bericht voldoet niet aan voorschrift van art. 25 Aw omtrent naamsvermelding.

Omvang schade: relatie tussen persorgaan en auteur en schade die dat orgaan lijdt door publicatie is vrij dun, meer voor de hand zou liggen vergoeding die persorgaan zou vragen voor overname van artikel, daarom wordt toelichting verzocht en wordt beslissing aangehouden, zonder dwangsom immers zijn de artikelen reeds verwijderd.

6. Eiseres baseert haar bevoegdheid tot haar vordering inzake de inbreuk op de auteursrechten van Volkskrant BV en Trouw BV op de artikelen 7 en 8 van de Auteurswet. Voor wat betreft de artikelen waarbij geen naam van de auteur is vermeld is zij inderdaad op grond van artikel 8 van de Auteurswet gerechtigd (namens Volkskrant BV en Trouw BV) op te treden. Ten aanzien van de artikelen waarbij wel auteurs zijn vermeld heeft eiseres verklaringen overgelegd waarin staat dat de betreffende auteurs in dienst van respectievelijk de Volkskrant BV of Trouw BV zijn. Gedaag­de vindt de voornoemde verklaringen onvoldoende. Hoewel met name de verkla­ring van [naam] (prod.16 eiseres) onwenselijk vaag is met betrekking tot zijn functie (waaraan gekoppeld zijn kennis om iets zinnigs over de hem gestelde vraag op te merken) en met betrekking tot de inhoud ervan (waar hij in het midden laat of een van de genoemden een stagiaire was die tevens in dienstbe­trekking bij Trouw BV was) geeft het verweer onvoldoende aanleiding om serieus te twijfelen aan de stelling dat alle betrokken auteurs een dienstverband hadden met de Volkskrant BV of Trouw BV dan wel als stagiaire het hun toeko­mende auteursrecht aan de Volkskrant BV of Trouw BV hadden overgedragen. Eiseres is dus ook gerechtigd tot optreden op basis van artikel 7 van de Auteurs­wet.

10. Inbreuk persoonlijkheidsrecht: Gedaagde heeft aangevoerd dat hij bij elk overgenomen stuk de bron heeft vermeld door een z.g. hyperlink. Die hyperlink is de poort naar het oorspronkelijke bericht alwaar de auteur staat vermeld. Aldus heeft gedaagde niet voldaan aan het voor­schrift van artikel 25 auteurswet waarin staat dat de maker van een werk het recht heeft zich te verzetten tegen openbaarmaking van zijn werk zonder vermelding van zijn naam. Bij het overgenomen stuk staat immers niet de naam van de maker vermeld. Men kan er wellicht achter komen door op een hyperlink te drukken. Dat kan echter niet als vermelding van de naam worden aangemerkt. 

12. De relatie tussen hetgeen een persorgaan aan een auteur betaalt voor een artikel en de schade die dat orgaan lijdt door publicatie van dat artikel zonder toestem­ming/vergoeding is vrij dun. Meer voor de hand zou liggen om die schade te berekenen aan de hand van een mogelijke vergoeding die een persorgaan zou vragen voor overname van het artikel. Eiseres wordt daarom verzocht toe te lichten waarom zij de schade die zij door de schending van het auteursrecht lijdt op deze wijze berekent.

13. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het gevorderde onder 2.1 en 2.2 toewijsbaar met dien verstande dat voor het opleggen van een dwangsom geen aanleiding is nu gedaagde op eerste sommatie de artikelen van zijn website heeft verwijderd.

IEF 10260

Indexeringsdiensten

Rechtbank Amsterdam 28 september 2011, HA ZA 09-2443 (Stichting BREIN tegen News-Service), LJN BU6271

Met dank aan Tim Kuik, Stichting BREIN en News|Service.com stuurde ons een persbericht

Auteursrecht. Verwijderen van content waar Usenet provider News-service geen toestemming voor heeft om deze te plaatsen op straffe van een forse dwangsom.

Uit't persbericht: De rechtbank Amsterdam heeft gisteren vonnis gewezen tegen de commerciële Usenet provider News-service Europe (NSE). Zij moet op straffe van een dwangsom van 50.000 euro per dag bestanden met illegale entertainment content van haar servers verwijderen. NSE was gedagvaard door stichting BREIN die rechthebbenden op films, muziek, games, interactieve software en boeken vertegenwoordigt. 

Het in Nederland gevestigde NSE is naar eigen zeggen Europa's grootste Usenet Service Provider (USP). NSE biedt tegen betaling toegang tot vele honderdduizenden entertainment bestanden die in nieuwsgroepen op haar servers staan. Het gaat daarbij om zogeheten 'binaries' waarin films, televisieseries, muziek, games en e-books zijn opgeslagen. Consumenten kopen die toegang via abonnementen van zogeheten 'resellers' van NSE  zoals bijvoorbeeld NewsXS. De beste illegale bestanden konden gevonden worden via indexeringsdiensten als het eerder al op vordering van BREIN verboden FTD die daarvan lijsten met verwijzingen aanlegde.

"Het verbod dat aan deze zeer grote Usenet aanbieder is opgelegd is een baanbrekende stap in de ontmanteling van de handel in toegang tot illegaal aanbod op Usenet", zegt BREIN directeur Tim Kuik. "Dit trekt de tweede poot onder het illegale deel van het Usenet vandaan. Eerder gebeurde dat met indexeerders als FTD. De derde en laatste poot zijn de resellers."

Het Usenet, een wereldwijd platform voor het uitwisselen van berichten, werd oorspronkelijk gebruikt om korte tekstberichten uit te wisselen. Nadat grotere werken zoals films, muziekalbums of games ook in zulke korte tekstbestanden omgezet konden worden is het Usenet zoals dat door commerciële Usenet aanbieders wordt aangeboden verworden tot een distributiesysteem voor illegale bestanden. De rechtbank Amsterdam concludeert dat sprake is van ongeautoriseerd openbaar maken, verveelvoudigen en onrechtmatig handelen. NSE wordt onder verbeurte van een dwangsom van 50.000 euro per dag met een maximum van 1.000.000 euro veroordeeld binnen vier weken het inbreukmakend en onrechtmatig handelen te staken en gestaakt te houden.

Volgens NSE zou sprake zijn van een louter technisch platform waarop zij slechts tijdelijk alfanumerieke bestanden opslaat. Zij zou op een lijn moeten worden gesteld met een ISP en daarom niet aansprakelijk zijn. De rechtbank oordeelt echter dat NSE verder gaat dan het ter beschikking stellen van strikt fysieke faciliteiten maar dat zij beheerskeuzes maakt, weet dat de binaire bestanden overwegend illegale content bevatten en daar geld mee verdient middels het sluiten van contracten met haar resellers.

De rechtbank overweegt verder dat van een Notice & Take Down procedure niet veel valt te verwachten want voordat rechthebbenden er achter zijn dat bepaalde content op de servers van NSE staat is het kwaad al geschied en is die content al gedeeld met andere Usenet aanbieders. Ook het argument van NSE dat zij de binaries niet zou kunnen filteren op ongeautoriseerde content staat volgens de rechtbank niet aan een verbod in de weg. De rechtbank oordeelt: "De grootschalige inbreuk op auteursrechtelijk beschermde werken maakt een dergelijk verbod noodzakelijk, terwijl de beperking tot binaries de maatregel proportioneel doet zijn in het kader van het beoogde doel, de bescherming van de vele auteursrechthebbenden."

De rechtbank verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad omdat de belangen van de bij BREIN aangeslotenen, mede gelet op het feit dat zo'n 80 tot 90% van de binaries illegale content bevat, zwaarder wegen dan de gevolgen die het verbod voor NSE heeft. Teneinde NSE in de gelegenheid te stellen mogelijk passende maatregelen te nemen (zoals wellicht het in overleg met BREIN plaatsen van een filter), stelt de rechtbank de termijn waarbinnen NSE uiterlijk aan dit vonnis dient te voldoen op vier weken na betekening.

Het vonnis ziet niet op korte tekstartikelen waar het oorspronkelijke Usenet voor bedoeld is. Het gaat BREIN dan ook niet om het verbieden van Usenet maar om het stoppen van de grootschalige inbreuk op auteursrechten die nu dagelijks plaatsvindt via de dienst van NSE en andere commerciële Usenet Service Providers.

Lees het persbericht hier (link), News|Service.com persbericht (link), lees het vonnis hie (LJN / pdf)

IEF 10251

Eerste schakel in de distributieketen

Rechtbank 's-Gravenhage 28 september 2011, HA ZA 10-3620 (Stichting de Thuiskopie tegen W v.o.f. c.s.)

Collectieve exploitatie. Blanco informatiedragers. Heffingen niet in strijd met eerste protocol EVRM. Bewijskracht van proces-verbaal. Onthoudingsverklaring. Het begrip importeur (tijdens transport) in relatie met eigendomsvoorbehoud en betaling van facturen. Betreffende inning van heffing, gen 1019h Rv.

Stichting de Thuiskopie is de collectieve beheersorganisatie die belast is met inning en verdeling van de heffing op blanco geluidsdragers ex 16c lid 1 Aw, Stichting onderhandelingen ex 16e Aw stelt de hoogte vast van deze heffing. W heeft blanco informatiedragers gekocht van een Belgische onderneming, welke W op de Beverwijkse Bazaar heeft aangeboden; bij controle heeft W een onthoudingsverklaring voorgelegd met contractuele boete. Na opgave bij De Thuiskopie werd wederom controle uitgevoerd en werden meer blanco informatiedragers aangetroffen dan opgegeven.

W beroept zich op artikel  1 Eerste Protocol EVRM stellende dat art. 16c t/m 16ga Aw in strijd zijn hiermee omdat niet aan de evenredigheidseis noch fair balance wordt voldaan; dit verweer wordt afgewezen.

Het begrip importeur wordt uitgebreid uiteen gezet. Enerzijds is er een (niet-succesvol) beroep op oordeel van de belastingkamer, ook omdat er in die specifieke zaak geen oordeel wordt gegeven over de vraag wie als importeur aangemerkt dient te worden bij de transactie (r.o. 4.6). Blijkens de parlementaire geschiedenis van de thuiskopieregeling was het de bedoeling van de wetgever om de thuiskopievergoeding te heffen bij de eerste schakel in de distributieketen van blanco informatiedragers in Nederland (r.o. 4.7). Vervolgens wordt gesproken over het toepasselijke recht inzake internationale koopovereenkomsten waarbij een eigendomsvoorbehoud is gemaakt tot de algehele betaling van de factuur. Er is geen bewijs geleverd dat pas op het moment van aflevering facturen zijn betaald, integendeel en daarmee is W ten tijde van de invoer van de blanco informatiedragers van Boveme in Nederland de eigenaar (r.o. 4.10)

Betreffende de tellingen die plaatsvonden op 1 december 2007, 31 januari 2009, 7 maart 2009 wordt verweer gevoerd dat deze onjuist zijn geschied, dan wel dat genoemde aantallen uit het proces-verbaal, een authentiek akte in de zin van artikel 156 lid 2 Rv en dwingende bewijskracht heeft, niet in de genoemde bestelbus met die inhoud zou passen. Dit verweer wordt onvoldoende gemotiveerd en tegenbewijs wordt niet toegelaten (r.o. 4.19). W en haar vennoten worden veroordeeld tot betaling van € 90.411 vermeerderd met wettelijke rente vanaf 18 maaart 2010.

Nevenvorderingen: opgave door W en haar vennoten binnen zes weken. Rekening en verantwoording betreft geïmporteerdee en verhandelde blanco informatiedragers. beiden onder last van Dwangsom. Geen inbreuk op IE-recht, maar op de inning van thuiskopie, dus geen toepassing van 1019h Rv, maar het liquidatietarief.

In reconventie: Geen onrechtmatige beslagen, hetgeen Z [medewerker van W v.s.] heeft voldaan dient door De Thuiskopie te worden terugbetaald met wettelijke rente. Geen vernietiging van de [onder gestelde dwang en bedrog ondertekende] onthoudingsverklaring.

4.3. Als meest verstrekkende verweer heeft [W] V.O.F. c.s. aangevoerd dat de artikelen 16c tot en met 16ga Aw (hierna: ‘de thuiskopieregeling’) in strijd zijn met artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM (hierna: art. 1 EP EVRM), omdat de thuiskopieregeling niet aan de evenredigheidseis voldoet. Volgens [W] V.O.F. c.s. is dat het geval omdat de heffing plaatsvindt ongeacht de vraag of de eindgebruiker op een blanco informatiedrager thuiskopieën maakt of niet. De rechtbank overweegt hierover als volgt. Een verdragsstaat dient bij het treffen van een maatregel die leidt tot een verstoring of ontneming van eigendom een ‘fair balance’ te treffen tussen de eisen van het algemeen belang en die van de bescherming van fundamentele rechten van het individu. Bij de beoordeling van de vraag of een staat aan dit vereiste heeft voldaan dient een ruime beoordelingsmarge aan die staat te worden toegekend. Slechts als sprake is van een buitensporige last voor het individu wiens eigendom wordt ontnomen, is er sprake van strijdigheid met art. 1 EP EVRM. De rechtbank is van oordeel dat er van een zodanige buitensporige last geen sprake is. Daarbij is van belang dat de thuiskopieregeling bescherming biedt aan een ander eigendomsrecht: het auteursrecht en/of naburig recht van degene van wie een werk op een blanco gegevensdrager wordt gekopieerd. Voorts is van belang dat bij de vaststelling van de hoogte van de thuiskopievergoeding per drager rekening wordt gehouden met het feit dat een deel van de dragers wordt gebruikt voor andere doeleinden dan het thuiskopiëren van werken en materialen als bedoeld in artikel 16c Aw en artikel 10 onder e Wet op de naburige rechten (WNR). Dat bij de heffing geen rekening wordt gehouden met de vraag of de eindgebruiker een individuele blanco informatiedrager (volledig) gebruikt voor de reproductie van werken waarop auteursrechten en/of naburige rechten rusten, is gezien het feit dat het praktisch niet mogelijk is de vergoeding bij thuiskopiërende eindgebruikers te heffen, niet aan te merken als een buitensporige last voor een individuele eigenaar van een blanco informatiedrager. Daarbij zij opgemerkt dat de thuiskopieregeling dient te voldoen aan de in het Padawan arrest1 gestelde voorwaarden voor gedifferentieerde toepassing afhankelijk van de bestemming van informatiedragers, wil er sprake zijn van een ‘billijke vergoeding’. [W] V.O.F. c.s. hebben niet gesteld dat de Nederlandse thuiskopieregeling niet aan die voorwaarden voldoet of dat zij de blanco informatiedragers heeft geleverd aan eindgebruikers die die dragers gebruiken voor duidelijk andere doeleinden dan het maken van thuiskopieën. Het beroep van De Thuiskopie op de thuiskopieregeling is dan ook niet in strijd met het beginsel van ‘fair balance’ dat volgt uit art. 1 EP EVRM.

4.7. Bij de beantwoording van de vraag of [W] als importeur in de zin van de thuiskopieregeling aangemerkt kan worden, zijn de volgende omstandigheden van belang. De in Nederland gevestigde onderneming van [W] kocht in 2006 en 2007 regelmatig grote partijen blanco informatiedragers in uit het buitenland ter verhandeling in Nederland. Blijkbaar maakte [W] zijn bedrijf van de inkoop van blanco informatiedragers in het buitenland ter verhandeling in Nederland. Gezien deze omstandigheid ligt het voor de hand dat [W] als importeur gezien moet worden in de zin van de thuiskopieregeling: hij is de eerste schakel in de distributieketen van de blanco informatiedragers in Nederland zelf. Blijkens de parlementaire geschiedenis van de thuiskopieregeling2 was het de bedoeling van de wetgever om de thuiskopievergoeding te heffen bij de eerste schakel in de distributieketen van blanco informatiedragers in Nederland.

4.10. Boveme heeft zich blijkens haar facturen de eigendom voorbehouden tot de algehele betaling van de betreffende factuur. [W] heeft gesteld dat hij de goederen betaalde bij aflevering in Nederland. Bij de door [W] overgelegde facturen bevinden zich echter een aantal vrachtbrieven uit 2006 en 2007 waaruit blijkt dat hij daags voor een transport contante bedragen vervoerde of liet vervoeren naar Direkt Supplies of Boveme, ter betaling van de facturen die in die vrachtbrieven zijn vermeld. In een factuur van Boveme die [W] zelf in het geding heeft gebracht van 19 april 2004 (die overigens niet door De Thuiskopie ten grondslag is gelegd aan haar vordering) is bovendien vermeld dat een deel van de goederen niet in een transport is meegenomen ‘omdat betaling niet volledig binnengekomen was’. Ook ten aanzien van het transport van Boveme naar [W] in december 2006, neemt de rechtbank daarom aan dat betaling voorafgaand aan het transport heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat [W] ten tijde van de invoer van de blanco informatiedragers van Boveme in Nederland de eigenaar daarvan was.

4.22. Uit het voorgaande volgt dat de vordering van De Thuiskopie jegens [W] V.O.F. en haar vennoten tot betaling van € 86.913,- en € 364,- toewijsbaar is. De gevorderde hoofdelijke veroordeling is eveneens toewijsbaar, zoals in 4.17. al is overwogen. Ook de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 maart 2010 is toewijsbaar.

4.29. Partijen vorderen een proceskostenveroordeling op de voet van artikel 1019h Rv, zodat de rechtbank begrijpt dat zij zich alle op het standpunt stellen dat de onderhavige procedure is aan te merken als een procedure in de zin van artikel 1019 Rv. Nu de onderhavige procedure geen betrekking heeft op een inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht maar op de inning van thuiskopievergoedingen, dient het er vooralsnog voor te worden gehouden dat de onderhavige procedure niet binnen het toepassingsbereik van artikel 1019h Rv valt4. De rechtbank dient de proceskosten in dit geval derhalve aan de hand van het liquidatietarief te begroten.

IEF 10248

Vrede over podcasttarieven

Eerder verklaarden de twee elkaar de oorlog radio538 aan Buma/Stemra de oorlog aan "gratis muziek cultuur"

Overgenomen uit't persbericht. Auteursrechtenorganisatie Buma/Stemra en Radio 538 hebben vrede gesloten over de podcasttarieven. Er was onvrede ontstaan tussen beide partijen nadat Buma/Stemra een nieuw tarief voor podcasts had geïntroduceerd. Radio 538 was niet te spreken over de hoogte van het tarief en het feit dat dit met terugwerkende kracht gebeurde.

Na goed overleg met Radio 538 heeft Buma/Stemra nu besloten om de invoering van het nieuwe tarief uit te stellen tot 1 januari 2012. Met deze oplossing kunnen beide partijen leven. Radio 538 heeft de podcasts die het verwijderd had nadat het conflict ontstond weer beschikbaar gemaakt.

Lees het persbericht hier (link).