DOSSIERS
Alle dossiers

Collectieve exploitatie  

IEF 10616

Verzocht om playlists achteraf

Gerechtshof 's-Gravenhage 22 november 2011, LJN BU6212 (SENA teggen DigiMusic)

Intellectuele eigendom en procesrecht. Bepaling van een billijke vergoeding ex art. 7 wet op de naburige rechten voor openbaarmaking fonogrammen over de periode 1993 - 2010. Bewijslast uitzending Rome-muziek tot 2000 ligt bij SENA.

SENA vordert verschillende tarieven over de periodes juli 1993-1997, 1998 - 2003 en 2004-2010 (zie r.o. 23-26) die apart worden behandeld.

Hoever gaat de verplichting van de wederpartij om haar verweer dat zij geen/minder Rome-muziek uitzendt te onderbouwen? Wel of geen grief? De positieve zijde van de devolutieve werking in hoger beroep; een nieuwe grief niet alsnog toelaatbaar, hoewel nieuwe jurisprudentie, omdat toelating in strijd zou komen met de eisen van de goede procesorde. De billijke vergoeding wordt bepaald door het Hof, zie dictum, en ieder draagt eigen proceskosten. In citaten

De billijke vergoeding

10. Het hof gaat er derhalve van uit dat sprake is van openbaarmaking en dat thans een oordeel moet worden gegeven over de (wijze van berekening van de) billijke vergoeding. Op grond van artikel 32, lid 5, WNR geldt het recht op een billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7 WNR niet voor fonogrammen waarvan de producent geen onderdaan is van, noch rechtspersoon is opgericht naar het recht van een staat die partij is bij het in 1961 te Rome gesloten Internationaal Verdrag inzake de Bescherming van Uitvoerende Kunstenaars, Producenten van Fonogrammen en Omroeporganisaties - hierna: het Verdrag van Rome. Hierna zal in dit verband worden gesproken over "Rome-muziek" en "niet-Rome-muziek". DiGiMusic stelt dat zij (vrijwel) uitsluitend niet-Rome-muziek heeft uitgezonden. Bij de bepaling van de billijke vergoeding voor de openbaarmaking zijn de volgende kwesties van belang:
a. de vaststelling van het percentage Rome-muziek, de bewijslastverdeling, de stel- en informatieplichten en de bewijswaardering ter zake (principale grieven IV, V, VI, VII en incidentele grieven IV en V); [red. zie r.o. 11-18]
b. de hoogte van de billijke vergoeding uitgaande van een percentage Rome-muziek van 75/80%: het basistarief (principale grief VIII en incidentele grief VI);
c. de invloed van het percentage Rome-muziek op de omvang van de billijke vergoeding (principale grieven II, III en VIII). [red. zie r.o.

13. Voor wat betreft de periode tot 2000 is het hof van oordeel dat aan DiGiMusic niet kan worden tegengeworpen dat zij deze playlists thans niet meer over kan leggen. Niet betwist is dat zij deze thans niet meer kan opmaken. Bij zijn tussenarrest van 13 juli 2010 heeft het hof SENA verzocht haar stelling dat zij DiGiMusic herhaaldelijk heeft verzocht om "playlists achteraf" - zo mogelijk door schriftelijke stukken onderbouwd - nader te onderbouwen. SENA heeft naar aanleiding van dit verzoek voor wat betreft de periode tot 2000 slechts gesteld dat zij op 28 maart 1996 DiGiMusic heeft verzocht haar "playlistst achteraf" te doen toekomen. Nu DiGiMusic dit uitdrukkelijk heeft betwist in haar akte van 30 november 2010, SENA daarop vervolgens niet meer is teruggekomen en geen bewijsstukken ter zake heeft overgelegd en hieromtrent ook geen concreet bewijs door getuigen heeft aangeboden, gaat het hof aan deze stelling van SENA voorbij. Het hof gaat er dan ook vanuit dat SENA voor eind 1999 DiGiMusic niet om overlegging van "playlists achteraf" heeft verzocht.
Gelet op een en ander is het hof van oordeel dat DiGiMusic er voor eind 1999 geen rekening mee hoefde te houden dat zij "playlists achteraf" zou moeten overleggen. Het hof is dan ook van oordeel dat niet gezegd kan worden dat DiGiMusic is tekortgeschoten in haar stel-/informatieplicht omdat zij deze playlists thans niet meer kan produceren.
In zoverre falen de principale grieven V en VI.

14. Voor de periode tot 2000 dient SENA dus te bewijzen dat DiGiMusic Rome-muziek heeft uitgezonden. SENA heeft gesteld dat uit onderzoek van de van DiGiMusic eind 1999 ontvangen "playlists vooraf" en uit door Air check in haar opdracht uitgevoerd onderzoek in de periode van 19 november tot 19 december 1999 een percentage Rome-muziek bleek van 23,2 % respectievelijk 21,7 % (zie de als productie 3 bij pleidooi in eerste aanleg overgelegde verklaring van G.J. van Woudenberg van maart 2001). De rechtbank heeft op grond daarvan aangenomen dat in 1999 circa 20% van de door DiGiMusic uitgezonden muziek Rome-muziek was. De incidentele grieven IV en V richten zich tegen dit oordeel. DiGiMusic betwist, kort gezegd, de wijze waarop de playlists zijn onderzocht (ten onrechte gebaseerd op de totale speeltijd en niet op de titels) en de onderzoeksresultaten van beide onderzoeken. Zij stelt dat de onderzoeken onvoldoende zijn onderbouwd nu geen uitputtende lijst van individuele en concrete titels van gebruikte tracks is overgelegd en de uitkomsten verschillen. Voorts stelt zij dat in beide onderzoeken ten onrechte de tracks die niet gelinkt konden worden met (waarvan geen producent kon worden gevonden in) het SENA-bestand buiten beschouwing zijn gelaten en dat de percentages 18,9 respectievelijk 14,8 zouden bedragen als deze niet gelinkte tracks zouden worden meegerekend (als niet-Rome-muziek, begrijpt het hof). Op grond daarvan stelt zij (subsidiair) dat het percentage Rome-muziek in 1999 15% niet overschrijdt.

15. Het hof is met DiGiMusic van oordeel dat de stellingen van SENA over deze onderzoeksresultaten zonder voldoende concrete onderbouwing, gelet op de betwisting door DiGIMusic, onvoldoende zijn om aan te nemen dat DiGIMusic in 1999 (en de periode daarvoor behoudens tegenbewijs) 20% Rome-muziek heeft uitgezonden. Mede gelet op deze onderzoeksresultaten, acht het hof de door DiGiMusic zelf (als productie 16 in eerste aanleg) overgelegde verklaring van oktober 2001, getekend namens DiGiMusic, Shopradio en B@$mediaServices - hierna: BAS - , over de werkwijze van DiGiMusic wel voldoende om ervan uit te gaan dat DiGiMusic in 1999 (ten minste) 21,2% Rome-muziek heeft uitgezonden. Daarin wordt verklaard dat DiGiMusic tot eind 2000 in eigen beheer haar muziekbestand samenstelde en daarbij probeerde te beoordelen of er al dan niet sprake was van een Amerikaanse producent/artiest aan de hand van gegevens van CD's en uit het naslagwerk "Hitdossier". Niet betwist is dat op deze wijze vergaarde gegevens ontoereikend zijn om vast te stellen of sprake is van Rome-muziek. Dat blijkt ook uit de verklaring. Daaruit blijkt immers dat DiGiMusic eind 2000 opdracht aan BAS heeft gegeven om haar muziekbestand te toetsen en dit ertoe geleid heeft dat enkele honderden titels niet meer worden uitgezonden. SENA heeft onbetwist gesteld dat het gaat om 21,2%. Op grond van het bovenstaande gaat het hof ervan uit dat DiGiMusic in 1999 - het jaar 2000 is gelet op het hiervoor gegeven oordeel van het hof niet relevant - (ten minste) 21,2% Rome-muziek heeft uitgezonden. Dat sprake zou zijn van meer dan 21,2% heeft SENA niet bewezen en evenmin concreet te bewijzen aangeboden. Voorts komt het hof op grond van het bovenstaande tot het vermoeden dat DiGiMusic over de periode 1993 tot en met 1998 eveneens (ten minste) 21,2 % Rome-muziek heeft uitgezonden, nu zij kennelijk toen dezelfde - ontoereikende - werkwijze hanteerde als in 1999 en 2000. Nu DiGiMusic heeft aangegeven niet in staat te zijn stukken uit die periode te produceren en ter zake geen (tegen)bewijs heeft aangeboden, is er geen reden haar toe te laten tot tegenbewijs en gaat het hof ervan uit dat DiGiMusic ook in de periode 1993 tot en met 1998 21,2% Rome-muziek heeft uitgezonden.

16. Op grond van het bovenstaande faalt incidentele grief IV, ook (zie rechtsoverweging 12) voor zover daarmee wordt betoogd dat DiGiMusic geen enkele vergoeding verschuldigd is over de jaren 1993 tot en met 1999 en slaagt principale grief I, voor zover gericht tegen de afwijzing van de gevorderde vergoeding over de periode na 2000.

17. Gelet op de (uiteindelijke) bewust vage formulering van de vorderingen over de periode vanaf 1998, waarin geen te betalen bedrag of percentage wordt gevorderd, maar het hof slechts wordt gevraagd een - voor niet-Rome-muziek te verminderen - basispercentage te bepalen, behoeft het hof zich niet uit te laten over de gevolgen van zijn oordelen over de percentages Rome-muziek over de periode vanaf 1998.

22. Daar SENA thans verschillende tarieven (percentages)/ bedragen vordert over de periodes juli 1993 tot en met 1997, januari 1998 tot en met 31 december 2003 en januari 2004 tot en met 13 maart 2010, zal het hof deze periodes hieronder apart behandelen.

Dictum: 1. bepaalt dat DiGiMusic uit hoofde van artikel 7 WNR aan SENA een vergoeding verschuldigd is van, althans berekend naar
a. voor de periode van juli 1993 tot en met 31 december 1997: een vaste vergoeding te voldoen als eenmalige betaling van € 2.566,35, te vermeerderen met wettelijk rente vanaf 31 december 1997 tot aan de dag der voldoening;
b. voor de periode van 1 januari 1998 tot en met 31 december 2003: een vergoeding van 5% van de relevante commerciële inkomsten die DiGiMusic ontvangt uit hoofde van beschikbaarstelling van muziekprogramma's via gecodeerde signalen, uitgezonden per satelliet, welke vergoeding dient te worden verminderd indien zou blijken dat DiGiMusic in de relevante periode minder Rome-muziek heeft uitgezonden dan 75-80%, met inachtneming van de incassokosten van SENA, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2003 tot aan de dag der algehele voldoening;
c. voor de periode van 1 januari 2004 tot en met 13 maart 2010: een in overleg tussen partijen vast te stellen vergoeding waarbij onder meer het tarief van andere in de markt opererende narrowcasters tot uitgangspunt wordt genomen (in beginsel 3,5 % van de bruto inkomsten), welke vergoeding dient te worden verminderd indien zou blijken dat DiGiMusic in de relevante periode minder Rome-muziek heeft uitgezonden dan 75-80%, met inachtneming van de incassokosten van SENA, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening.

IEF 10614

Bezoldiging van cbo bestuurders

Regels inzake de normering van bezoldigingen van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector (Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector), kamerstukken II 2011-2012, 32 600, nr. 30.

AMENDEMENT VAN HET LID HEIJNEN: In bijlage 1 wordt aan het onderdeel Ministerie van Veiligheid en Justitie een onderdeel toegevoegd, luidende: 
9. De collectieve beheersorganisaties als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties.

Toelichting 
Dit amendement bewerkstelligt dat collectieve beheersorganisaties als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten onder het regime van het bezoldigingsmaximum worden geplaatst. De collectieve beheersorganisaties hebben een publieke taak en opereren op basis van een wettelijk monopolie. Er lijkt sprake te zijn van bezoldiging van bestuurders die ver uitstijgt boven de normen die voor de (semi)publieke sector met deze wet worden vastgelegd. Indiener ziet hierin voldoende reden om de CBO’s onder de reikwijdte van het wetsvoorstel te brengen.

IEF 10570

12 gezamelijke speerpunten

SPEERPUNTEN STICHTING AUTEURSRECHTBELANGEN MEDE NAMENS PLATFORM MAKERS, PLATFORM CREATIEVE MEDIA INDUSTRIE EN VOI©E, 23 november 2011.

Voorzitter Aad Kosto presenteerde in een brief aan leden van de Tweede Kamer de 12 gezamenlijke speerpunten namens de organisaties van rechthebbenden Stichting Auteursrechtbelangen, platform makers, platform creatieve media industrie en VOI©E.

Algemene uitgangspunten
1. Auteursrechten en naburige rechten moeten wereldwijd beschermd blijven opdat makers en uitvoerende kunstenaars loon naar werken krijgen en een onafhankelijk, pluriform en vernieuwend aanbod van nieuwsmedia, educatie en cultuur gestimuleerd blijft worden.
2. Makers, uitvoerenden, producenten en uitgevers maken en investeren in hun werk om gehoord en gezien te worden. Internet is daarom een grote verworvenheid. Wel willen zij een redelijke vergoeding ontvangen.
3. Zij willen toe naar een model waarin de consument onbeperkt geniet, de maker ongeremd creëert en de industrie innovatief faciliteert. Consumenten dienen daarbij niet geschaad te worden in hun privacy of te worden gecriminaliseerd.
4. Stichting Auteursrechtbelangen hecht, en doet dan ook veel, aan algemene voorlichting via de website auteursrecht.nl en het beantwoorden van honderden vragen per jaar via de helpdeskfunctie op de site. Het is ook een taak van de
overheid om actief bij te dragen aan voorlichting over de bescherming en exploitatie van rechten.

Vertrouwen in auteursrecht en collectieve beheersorganisaties 
5. Stichting Auteursrechtbelangen en VOI©E onderschrijven dat voor het vertrouwen in het auteursrecht het systeem voor de inning en verdeling van rechten duidelijk en transparant moet zijn. Vanaf de oprichting van VOI©E in 2008 is hieraan door de sector hard gewerkt. Het eindrapport van de werkgroep Pastors laat zien dat veel van de in het wetsvoorstel toezicht uit 2008 genoemde voorstellen inmiddels in overleg met het bedrijfsleven is opgelost. Het wetsvoorstel toezicht biedt een bruikbaar normenkader als stok achter de deur. Aan zelfregulering moet waar dat kan de voorkeur worden gegeven boven wetgeving, met name vanwege het feit dat zelfregulering flexibeler is en ruimte laat aan de markt voor maatwerkoplossingen.

Versterken van de positie van auteurs, artiesten en beeldende kunstenaars 
6. Makers en uitvoerende kunstenaars moeten collectieve prijsafspraken kunnen maken indien een evenwichtige onderhandelingspositie ontbreekt. Dit zal ook de mogelijkheden verbreden om tot gezamenlijke afspraken te komen in de mediasector. 
7. Het volgrecht is in het leven geroepen om makers van een kunstwerk mee te laten delen bij doorverkoop door een professionele kunsthandelaar. Nederland heeft de Europese Richtlijn voor het volgrecht minimaal uitgevoerd. Stichting Auteursrechtbelangen bepleit een volwaardig volgrecht ter rechtvaardige ondersteuning van de slechte inkomenspositie van beeldende kunstenaars.

Bevorderen nieuwe bedrijfsmodellen, handhaving en thuiskopie-exceptie 
8. De creatieve sector investeert in legaal aanbod, gezien ook het grote aantal on line film- en videodiensten en muziekplatforms. Deze diensten kunnen onmogelijk concurreren met gratis aanbod vanuit illegale bron. Het distribueren van werken afkomstig uit een evident illegale bron moet worden bemoeilijkt en uiteindelijk onmogelijk gemaakt om legaal aanbod een reële kans te geven, zodat de markt zich ook op internet kan ontwikkelen en makers en producenten voor hun inspanningen en investeringen beloond worden. Hoewel op onderdelen van de kabinetsplannen door rechthebbenden verschillend gedacht wordt, ondersteunen zij eendrachtig het streven handhaving te richten op websites en diensten die inbreuk op auteursrechten maken en/of structureel faciliteren, waarbij de benadering van consumenten van voorlichtende aard is. Ook benadrukken zij het belang ISP’s daarbij op hun (mede) verantwoordelijkheid voor illegale handelingen op het net te kunnen aanspreken. 
9. Marktpartijen en consumenten die profiteren van het recht op thuiskopiëren moeten de rechthebbenden compenseren zolang zij voor dit gebruik geen toestemming hebben gekregen of geen vergoeding hebben betaald. Een volwaardig thuiskopiestelsel dient met onmiddellijke ingang te worden geïmplementeerd in lijn met de meeste Europese lidstaten om verdere schade voor rechthebbenden te voorkomen. De schade voor Nederlandse rechthebbenden bedraagt inmiddels al tientallen miljoenen, terwijl de positieve effecten van de aangekondigde maatregelen voor handhaving nog moeten worden afgewacht. Dit is niet te rijmen met de verbetering van de positie van auteurs en uitvoerende kunstenaars die de regering zegt voor te staan. Voor de nieuwe exploitatiemogelijkheden van e- boeken en de voor deze werken niet functionerende thuiskopieregeling is aanpassing van regelgeving nodig: of een redelijke vergoeding voor het kopiëren op de daarvoor relevante voorwerpen of een beperking tot een klein gedeelte van in de handel zijnde boeken (zoals het regime voor gedrukte werken). Niets doen is geen optie! 

Verweesde werken, grensoverschrijdende licenties en fair use
10. Stichting Auteursrechtbelangen en VOI©E werken samen met het overlegplatform voor bibliotheken en archieven (FOBID) om praktische regelingen te treffen voor digitaliseringsprojecten en de problematiek van de verweesde werken, waarbij collectieve beheersorganisaties (cbo’s) goede diensten kunnen bewijzen. Het kabinet zou financiële ondersteuning kunnen bieden aan het ‘Meldpuntdigitalisering.nl’ ter bevordering van praktische regelingen door en met cbo’s voor grootschalige digitaliseringprojecten van cultureel erfgoed 
11. Bij de aangekondigde Europese regelgeving ten aanzien van grensoverschrijdende licentieverlening dient het belang van culturele diversiteit en de belangen van rechthebbenden uit kleinere taalgebieden te worden gewaarborgd. De Europese mededingingsregels dienen in aangepaste vorm te worden toegepast teneinde samenwerking tussen nationale beheersorganisaties te bevorderen wanneer dat de huidige versnippering van rechtenbeheer terugdringt. 
12. De Nederlandse Auteurswet bevat reeds een groot aantal uitzonderingen ten behoeve van het niet-commercieel hergebruik van werken, door het kabinet aangeduid met het containerbegrip ‘fair use’. In ons huidige rechtsstelsel brengt een door jurisprudentie in te vullen open fair use norm rechtsonzekerheid met zich mee voor rechthebbenden én gebruikers. Stichting Auteursrechtbelangen is dan ook benieuwd naar het aangekondigde onderzoek: welke concrete voorbeelden van gebruik worden momenteel ten onrechte belemmerd door het ontbreken van een aanvullende fair use bepaling?

IEF 10569

Voor de vaststelling van de verschuldigdheid

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 14 november 2011, KG ZA 11-981 (Stichting De thuiskopie tegen Q-Supply GmbH)

Bij verstek gewezen vonnis. Stichting Thuiskopie krijgt via de rechter inzage in de boeken van het Duitse Q-Supply, dat via diverse sites onder de naam BigDennis aan Nederlandse klanten blanco dragers levert. Alles met verklaring van een registeraccountant en op straffe van een dwangsom van €10.000 per dag tot één miljoen euro.

3.3. beveelt gedaagde om binnen viertien dagen na betekening van dit vonnis aan eiseres volledig en gespecificeerde opgave te doen van het aantal, door in Nederland wonende of gevestigde afnemers, door middel van middellijk of onmiddellijk door gedaagde geëxploiteerde websites, waaronder in ieder geval (...) gekochte blanco informatiedragers, met vermelding van soort, aantal opslag capaciteit en/of speelduur, alsmede zulke opgave te blijven doen, een en ander op verbeurte van een dwangsom van €10.000,- voor iedere keer en iedere dag dat gedaagde in gebreke is met de naleving van dit bevel, tot een maximum van €1.000.000,-

3.4. veroordeelt gedaagde om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan eiseres alle bescheiden, daaronder in elk geval begrepen alle verkoopfacturen, ter hand te stellen waarvan de kennisneming noodzakelijk is voor de vaststelling van de verschuldigdheid en de hoogte van de thuiskopievergoeding, op verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- voor iedere dag dat gedaagde in gebreke is met de naleving van deze veroordeling, tot een maximum van € 1.000.000,-

IEF 10562

To block or not to block

Stichting BREIN, Europese Hof bevestigt dat ISP's geen algemene toezichtverplichting mag worden opgelegd, anti-piracy.nl/nieuws 24 november 2011.

In navolging van IEF 10551. BREIN is niet verbaasd over grenzen van filteren op netwerkniveau in de zaak Scarlet Extended tegen SABAM. Zij ziet juist "common sense" in het blokkeren van een buitenlandse site die volgens rechterlijk verbod al ontoegankelijk moet zijn, mede in aanloop naar de uitkomst in de bodemprocedure BREIN tegen Ziggo en XS4ALL (hier):

BREIN is niet verbaasd over de uitspraak. Het gaat in deze zaak om de grenzen aan filteren op netwerkniveau door een access provider. Het Europees Hof bepaalde al eerder in haar l'Oreal / eBay arrest (waar het over een veilingsite ging) dat ISP's geen algemene verplichting kan worden opgelegd tot het actief toezicht houden op alle gegevens van iedere klant om elke toekomstige inbreuk te voorkomen maar dat zo een (legale) tussenpersoon wel gelast kan worden (minder vergaande) maatregelen te nemen om bestaande inbreuken te beëindigen en toekomstige inbreuken te voorkomen.

De regel staat er dus niet aan in de weg dat access providers wel verplicht kunnen worden de toegang tot bepaalde illegale platforms te blokkeren, zoals bijvoorbeeld ThePirateBay. Zulke blokkering is dan ook toegewezen in meerdere EU lidstaten en momenteel onder de rechter in Nederland in een BREIN vordering tegen Ziggo en XS4all. Ook staat de regel er niet aan in de weg dat een filterverplichting wordt opgelegd aan een structureel inbreuk-makend of inbreuk-faciliterend (oftewel illegaal) platform, zoals bijvoorbeeld in het BREIN vonnis tegen Mininova dat daarom tegenwoordig een legaal platform is.

Citaat uit Stichting BREIN, To block or not to block, verslag zitting BREIN / Zigg, XS4all, anti-piracy.nl/nieuws 24 november 2011.

BREIN bestrijdt de tegendraadse houding van de ISP’s en ziet juist “common sense” in het blokkeren van een buitenlandse site die volgens rechterlijk verbod al ontoegankelijk zou moeten zijn en vindt daarvoor een basis in de Nederlandse wet in artikel 26d Auteurswet en 15e Wet Naburige Rechten of 6:196c lid 5 en 6:162 Burgerlijk Wetboek.

IEF 10561

Bedrag voor muziek

Antwoord vragen Peters over de disproportionele kosten die non-profitorganisaties moeten betalen aan Buma en SENA, Aanhangsel Handelingen II, 707.

De Staatssecretaris antwoord op vele vragen over het feit dat bijv. carnavalsverenigingen een groot deel van inkomsten kwijt zijn aan betaling van muziekauteursrechten kort: "Inmiddels is gebleken dat er sprake is van een administratieve fout en het bedrag voor muziek tijdens het carnaval geen 520 euro, maar 48 euro en 5 cent bedraagt. Ik acht een dergelijk bedrag niet disproportioneel."

2. Wat is uw appreciatie van het probleem dat non-profitorganisaties, zoals carnavalsverenigingen, een groot deel van hun inkomsten kwijt zijn aan het betalen van auteursrechten voor de muziek die zij draaien? 
3. Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat zij zoveel geld kwijt zijn aan het draaien van muziek, terwijl zij geen inkomsten verdienen aan het draaien daarvan? Zo nee, waarom niet? 
4. Bent u zich ervan bewust dat een carnavalsvereniging, die een budget van 2000 euro per jaar heeft, 520 euro per jaar kwijt zou zijn aan het draaien van muziek tijdens het bouwen van de praalwagens door vrijwilligers? Wat is uw mening hierover? 
5. Deelt u de mening dat het bijna onmogelijk is voor de non-profitorganisaties om deze kosten te betalen en dat de kosten disproportioneel zijn? Wat vindt u ervan dat deze carnavalsvereniging zich daardoor gedwongen zou zien om of illegaal muziek te gaan luisteren of in een stille ruimte zal moeten werken?

IEF 10552

Hervatten van een dialoog

Met dank aan Hester Wijminga, Stichting de Thuiskopie.

Eurocommissaris Barnier heeft António Vitorino als mediator benoemd om de gesprekken tussen Thuiskopie rechthebbenden en de consumentenelektronica industrie te herstarten. In mei 2011 heeft Barnier zijn strategie voor intellectuele-eigendomsrechten bekend gemaakt. "Er zullen geen investeringen in innovatie plaatsvinden als de rechten niet worden beschermd. Daartegenover staat dat consumenten en gebruikers toegang moeten hebben tot culturele inhoud, zoals onlinemuziek, opdat zowel nieuwe bedrijfsmodellen als culturele diversiteit kunnen gedijen. Met ons initiatief van vandaag streven wij er dan ook naar voor alle IER een juist evenwicht tussen deze beide doelstellingen tot stand te brengen. “

Onderdeel van de IPR strategie is het hervatten van een dialoog tussen belanghebbenden over de Thuiskopie systemen in Europa. Doel is bepaalde aspecten van de diverse regelingen te harmoniseren.De gesprekken zouden moeten leiden tot overeenstemming tussen partijen over de wijze waarop de grensoverschrijdende aspecten van de Thuiskopieregelingen, de methodologie van de vaststelling van tarieven en de administratieve afhandeling van Thuiskopievergoedingen geharmoniseerd kunnen worden opdat zij beter aansluiten bij de Interne markt. De Europese Commissie heeft het streven in 2012 met wetgeving te komen op het terrein van de Thuiskopie-exceptie.

Bronvermelding: hier.

IEF 10551

Geen filtersysteem voor ISPs

HvJ EU 24 november 2011, zaak C-70/10 (Scarlet Extended NV tegen SABAM) - persbericht

Informatiemaatschappij. Auteursrecht. Internet. ‚Peer-to-peer’-programma’s. Internetproviders. Invoering van systeem waarbij elektronische communicatie wordt gefilterd om met auteursrechten strijdige uitwisseling van bestanden te voorkomen. Het Hof spreekt zich duidelijk uit dat er geen algemene verplichting van toezicht op doorgegeven informatie is. Richtlijnen staan eraan in de weg staan dat een internetprovider door de rechter wordt gelast een filtersysteem in te voeren.

Vragen: 1) Staan de richtlijnen 2001/29 en 2004/48, junctis de richtlijnen 95/46, 2000/31 en 2002/58, mede beschouwd in het licht van de artikelen 8 en 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, de lidstaten toe om een nationale rechter die wordt aangezocht in een bodemprocedure, enkel op de grondslag van een wettelijke bepaling inhoudend dat ‚zij [de nationale rechters] [...] eveneens een bevel tot staking [kunnen] uitvaardigen tegenover tussenpersonen wier diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op het auteursrecht of op een naburig recht te plegen’, de bevoegdheid te verlenen een internetprovider te bevelen om ten aanzien van al zijn klanten, in abstracto en als preventieve maatregel, op zijn kosten en zonder beperking in de tijd, een systeem toe te passen voor het filteren van alle onder andere via ‚peer-to-peer’-programma’s in‑ en uitgaande elektronische communicatie, teneinde te kunnen vaststellen of op zijn netwerk elektronische bestanden in omloop zijn die een muzikaal, cinematografisch of audiovisueel werk bevatten waarvan de verzoeker beweert de auteursrechthebbende te zijn, en vervolgens de uitwisseling ervan te blokkeren, hetzij bij de opvraging, hetzij bij de verzending ervan?

2) Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, verplichten deze richtlijnen dan de nationale rechter die wordt verzocht om een bevel uit te vaardigen tegen een tussenpersoon waarvan de diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op een auteursrecht te maken, toepassing te geven aan het beginsel van evenredigheid, wanneer deze rechter zich dient uit te spreken over de doeltreffendheid en de afschrikkende werking van de verzochte maatregel?”

Antwoord:
De richtlijnen (...) samen gelezen en uitgelegd tegen de achtergrond van de vereisten die voortvloeien uit de bescherming van de toepasselijke grondrechten, moeten aldus worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan dat een internetprovider door de rechter wordt gelast een filtersysteem in te voeren
–        voor alle elektronische communicatie via zijn diensten, met name door het gebruik van „peer-to-peer”-programma’s;
–        dat zonder onderscheid op al zijn klanten wordt toegepast;
–        dat preventief werkt;
–        dat uitsluitend door hem wordt bekostigd, en
–        dat geen beperking in de tijd kent,
dat in staat is om op het netwerk van deze provider het verkeer van elektronische bestanden die een muzikaal, cinematografisch of audiovisueel werk bevatten waarop de verzoeker intellectuele-eigendomsrechten zou hebben, te identificeren, om de overbrenging van bestanden waarvan de uitwisseling het auteursrecht schendt, te blokkeren.

Op andere blogs:
IViR (Gezamenlijke noot onder Hof van Justitie EU 24 november 2011, C-70/10 (Scarlet Extended NV/SABAM) en Hof van Justitie EU 16 februari 2012, C-360/10 (SABAM/Netlog NV))
JIPLP (ISPs cannot be ordered to adopt general and preventive filtering systems)
MediaForum / IViR (annotatie)
NTER / IViR ((Fast)food for thoughts: de uitspraak van het Hof van Justitie in de Scarlet/Sabam-zaak)

IEF 10547

Toewijzing van een deelbedrag

Kantonrechter Rechtbank Utrecht 16 november 2011, UX EXPL 10-21066 (Cozzmoss B.V. tegen ANBO)

Met dank aan Stance Willems, Bingh advocaten.

Cozzmoss zaak. Auteursrecht. Een aantal artikelen van Volkskrant staan mét bronvermelding op website van ANBO, deze zijn na sommatie direct verwijderd en verwijderd gehouden. Geen belang bij verbod tot onthouding van verdere auteursrechtinbreuken, nu artikelen zijn verwijderd. Er is toerekenbaar onrechtmatig gehandeld, schadevergoeding á €2.204,82 en gedingkosten worden gecompenseerd.

Juistheid van administratiekosten staat niet vast en de kosten ex 1019h Rv zien slechts op gedingkosten, niet op de buitengerechtelijke kosten. Voor de toewijzing van een deelbedrag in verband met laatstgenoemde post bestaat geen grond, omdat deze door Cozzmoss niet zijn gespecificeerd.

4.8. Aan de Algemene Voorwaarden van de NVJ kan in dit geval geen betenis worden toegekend, nu Anbo daar niet aan is gebonden en omdat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet mag worden aangenomen dat de in die voorwaarden genoemde vergoeding van 300% van het overeengekomen honorarium gebaseerd is op een schadeberekening.