Alle rechtspraak  

IEF 15462

Onderscheidend vermogen hangers te summier onderbouwd voor slaafse nabootsing

Hof Arnhem-Leeuwarden 24 november 2015, IEF 15462;ECLI:NL:GHARL:2015:8854 (All Round tegen Simstars)
Uitspraak ingezonden door Nanda Ruyters en Lotte van Gorp, BRight Advocaten. Slaafse nabootsing. All Round vordert staking van de productie en verkoop door Simstars van inbreukmakende sieraden. Tegen eventuele slaafse nabootsingen heeft All Round met succes in rechte opgetreden tegen de onrechtmatige gedragingen van Dutch Designz en de auteursrechtinbreuken van Kannai, maar het ging om andere hangers. All Round heeft vier ondernemingen een sommatie gestuurd, waarna deze de verhandeling staakten. Deze initiatieven zijn onvoldoende om slaafse nabootsingen aan te nemen en moeten voor de beoordeling van het onderscheidende vermogen buiten beschouwing blijven. De rechtbank wijst de vordering af vanwege onvoldoende onderscheidend vermogen. Het hof wijst de grieven van All Round af en bekrachtigt de eerdere vonnissen [IEF 13915].

4.6. Het hof overweegt hierover als volgt. Het betoog van All Round kan in zoverre worden gevolgd dat bij het bepalen van de eigen plaats van de “Mi Moneda” hanger op de markt, de op de markt aanwezige producten van anderen dan die van Simstars die moeten worden beschouwd als onrechtmatige, slaafse nabootsingen van de “Mi Moneda” hanger niet tot het zogenaamde “Umfeld” dienen te worden gerekend. De slaafse nabootsing van dergelijke producten van derden behoeft niet te zijn vastgesteld bij rechterlijke uitspraak en kan aannemelijk worden gemaakt in de procedure tegen de gedaagde. Daarvoor dient de eiser wel te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken dat de producten van deze derden op grond van de in 4.4. genoemde criteria moeten worden aangemerkt als slaafse nabootsingen van zijn product en bovendien dat de eiser zich voldoende heeft ingespannen om de verhandeling op de Nederlandse markt van de nabootsingen te doen beëindigen door het verzenden van sommaties of het aanhangig maken van verbodenvorderingen. All Round heeft noch voldaan aan de eerste voorwaarde, noch aan de tweede. Haar uitwerking van de stelling dat de genoemde hangers slaafse nabootsing zijn, is ten aanzien van Eligio Moneda, Desir, Dyki en MyWatch te summier. Wat betreft de tegen de eventuele slaafse nabootsingen genomen acties heeft All Round zich er op beroepen dat zij in rechte met succes is opgetreden tegen de onrechtmatige gedragingen van Dutch Designz B.V. en de auteursrechtinbreuken van Kannai International B.V., maar daarbij ging het niet om de hier bedoelde hangers. All Round heeft voorts betoogd dat zij aan vier ondernemingen een sommatie heeft gestuurd in verband met slaafse nabootsingen van haar munten en haar hangers, waarna deze ondernemingen de verhandelingen van de producten hebben gestaakt. Slechts één van deze brieven heeft kennelijk betrekking op een van de hier bedoelde hangers, te weten de Eligio Moneda; voor de overige brieven is dat onduidelijk nu All Round daarover niets heeft gesteld. Deze initiatieven zijn onvoldoende om van de overige vijf in 4.5 genoemde producten, die op de markt worden gebracht door ondernemingen die All Round kennelijk nog niet heeft aangeschreven, te kunnen aannemen dat zij als slaafse nabootsingen voor de beoordeling van het onderscheidende vermogen buiten beschouwing moeten blijven. Nu All Round niet heeft betwist dat de hangers vergelijkbaar zijn met de “Mi Moneda”-hanger (integendeel dat juist heeft bevestigd door te stellen dat het ging om nabootsingen) en onvoldoende heeft betwist dat deze in februari 2012 al op de markt waren, is de slotsom dat de “Mi Moneda”-hanger geen onderscheidend vermogen en geen eigen plaats op de markt had, toen Simstars de “Nikki Lissoni”-hanger in februari 2012 op de markt bracht.

Lees de uitspraak (pdf/html)

IEF 15452

Spoedeisend belang Secto vanwege ontoereikend boetebeding

Vzr. Rechtbank Den Haag 26 november 2015, IEF 15448; ECLI:NL:RBDHA:2015:13519 (Secto Design tegen LforLight)
Auteursrecht. Zie ook IEF 15449. Secto is een Fins ontwerp bureau dat licentiehouder is van het auteursrecht op de Octo-lamp. LforLight biedt op haar website eveneens de Octo-lamp aan. Secto vordert dat LforLight onmiddellijk moet stoppen met de inbreuk. LforLight stemt in met de inbreuk, maar de eenzijdig opgestelde onthoudingsverklaring is voor Secto onacceptabel. LforLight stelt dat door haar onthoudingsverklaring er geen spoedeisend belang meer bestaat. De rechter gaat niet mee in dit verweer nu de verklaring niet van dien aard is dat de dreiging van inbreuk teniet wordt gedaan. De vorderingen worden toegewezen.

4.4. Als meest verstrekkende verweer heeft LforLight aangevoerd dat de vorderingen van Secto c.s. spoedeisend belang missen. LforLight heeft in dit verband aangevoerd dat hij slechts enkele inbreukmakende lampen van Secto c.s. heeft verkocht en dat hij (tot twee maal toe) heeft toegezegd te stoppen met zijn handel, versterkt met een boetebeding. Dit verweer kan niet worden gevolgd. Secto c.s. voert terecht aan dat de door LforLight gestelde boete van € 500,- per overtreding en € 250,- per dag aan de lage kant is gelet op de waarde van de lampen (LforLight verkocht deze voor prijzen tussen € 220-550) en zo onvoldoende prikkel vormt. Verder ziet de boeteclausule in de eerste verklaring slechts op de onthouding van inbreuk en niet op de opgaves. In de tweede verklaring staan enkele onduidelijkheden in de boeteclausule, zoals de zinsnede “such breach including a guarantee that proves to be incorrectly given”. Aldus is er, gegeven de eerdere verhandeling, nog altijd sprake van een dreiging van inbreuk.

4.6. Nu de door LforLight verhandelde lampen als inbreukmakende producten moeten worden aangemerkt en een (dreigende) verdere inbreuk niet kan worden uitgesloten, is de door Secto c.s. onder B gevorderde opgave, zij het met in achtneming van het navolgende, toewijsbaar.

4.7. De gevorderde opgave van het aantal vervaardigde, ingekochte en verkochte inbreukmakende lampen en de voorraad lampen, alsmede de gegevens van producenten, leveranciers, afnemers en andere betrokken personen zal eveneens worden toegewezen. Deze opgave dient er immers toe verdere (dreigende) inbreuken te beëindigen of te voorkomen. Indien en voor zover LforLight, zoals hij ter zitting heeft verklaard, in redelijkheid niet over deze gegevens kan beschikken zal dat blijken uit de onderbouwde opgave.

4.8. De vordering om de opgave te doen waarmerken door een registeraccountant zal evenwel – bij gebrek aan spoedeisend belang – worden afgewezen. De opgave zal immers worden versterkt met een dwangsom en, indien daartoe aanleiding is, kan de opgave in de bodemprocedure alsnog door een accountant worden gecontroleerd.

IEF 15447

Belang voorlopige voorziening kan ondanks toezegging tot staken inbreuk blijven bestaan

Rechtbank Midden-Nederland 11 november 2015, IEF 15447; ECLI:NL:RBMNE:2015:7882 (Azbil Telstar Benelux tegen Medexs, G&A Interieurbouw, e.a.)
Uitspraak mede ingezonden door Eelkje van de Kuilen en Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht, AKD. Auteursrecht. Conservatoir beslag. Tussenbeschikking. Telstar vordert een voorlopige voorziening voor de duur van de aanhangige bodemprocedure. In eerder kort geding is voorlopig geoordeeld dat de blocks van Telstar auteursrechtelijk beschermd zijn (zie IEF14659). G&A heeft dit niet betwist en toegezegd indien er sprake zou zijn van een inbreuk deze te staken. De rechtbank gaat hier niet in mee en stelt dat een dergelijke toezegging onvoldoende is om te stellen dat Telstar geen belang meer heeft bij de voorlopige voorziening. Telstar eist tevens verstrekking van een afschrift van verschillende bescheiden ex art. 843a Rv. De vorderingen van Telstar worden grotendeels toewezen en de rechtbank veroordeelt G&A om voor de duur van het geding iedere inbreuk te staken, op straffe van een dwangsom. De rechtbank wijst de incidentiele vordering van Medexs tot opheffing van het conservatoire beslag af, omdat van ondeugdelijke gronden niet is gebleken.

3.4. De rechtbank constateert dat de blocks waarop de gevorderde voorlopige voorziening ziet, dezelfde zijn als de blocks die onderdeel uitmaakten van de kort gedingprocedure die geëindigd is in het vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 13 februari 2015 (productie 18 van Telstar). In dat vonnis heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de blocks (die zijn opgenomen onder 2.16 van dat vonnis) auteursrechtelijk beschermd zijn.

3.5. In het kader van dit incident heeft G&A het auteursrechtelijk beschermde karakter van de blocks niet betwist, zodat de rechtbank vooralsnog, in het kader van dit incident, van de juistheid van dat oordeel zal uitgaan.

3.6. G&A heeft enkel als verweer aangevoerd dat Telstar bij de gevorderde voorlopige voorziening geen belang heeft, aangezien zij na het kort gedingvonnis heeft aangegeven dat zij, als sprake zou zijn van auteursrechtinbreuk, dat gebruik met onmiddellijke ingang zou staken en ook per 1 december 2014 heeft gestaakt.

3.7. De rechtbank volgt G&A niet in haar verweer. Indien G&A een dergelijke toezegging aan Telstar heeft gedaan, is dat onvoldoende om te oordelen dat Telstar geen enkel rechtens te respecteren belang meer bij haar voorlopige voorziening (versterkt met een dwangsom) heeft. Immers, niet gesteld of gebleken is dat Telstar met die toezegging genoegen heeft genomen. In ieder geval moet worden geconstateerd dat zij de door haar gevraagde voorlopige voorziening niet heeft ingetrokken. Bovendien geldt dat of G&A het gebruik daadwerkelijk heeft gestaakt, voor Telstar niet te controleren is, omdat dat gebruik binnen het bedrijf van G&A zelf dan wel in relatie tot een (Telstar onbekende) opdrachtgever zal plaatsvinden. Indien G&A het gebruik van de blocks daadwerkelijk heeft gestaakt, wordt zij ook niet in enig belang getroffen door het opleggen van de gevraagde voorziening. De rechtbank wijst de gevraagde voorlopige voorziening dan ook toe.

3.14. Voor het bepalen van de omvang van de auteursrechtinbreuk van G&A is het naar het oordeel van de rechtbank voor Telstar van groot belang om vast te stellen welke bestanden en tekeningen G&A in bezit heeft die de betreffende blocks bevatten. G&A kan vervolgens in de hoofdzaak als verweer aanvoeren dat die bestanden of tekeningen niet door haar gemaakt zijn of van derden (of zelfs van Telstar zelf) afkomstig zijn, maar dat staat in het kader van dit incident niet in de weg aan het oordeel dat Telstar een rechtmatig belang heeft bij het verkrijgen van inzicht in de aanwezigheid van de hiervoor bedoelde bestanden en tekeningen bij G&A.

3.15. De omstandigheid dat Telstar in het voorlopig getuigenverhoor nog meer getuigen had kunnen horen over de door haar gestelde gang van zaken, doet hieraan niet af, nu in een geval als het onderhavige met name bescheiden een duidelijk beeld kunnen geven van de omvang van de auteursrechtinbreuk door G&A. De bescheiden vragen aan de beweerdelijke opdrachtgevers van G&A is niet mogelijk, omdat Telstar met hen geen rechtsbetrekking heeft als vereist door artikel 843a Rv.

3.16. Telstar heeft naar het oordeel van de rechtbank ook een rechtmatig belang bij de gevraagde correspondentie tussen gedaagden met betrekking tot de ontwerpen, offertes en gunning van bepaalde projecten, alsmede de door G&A in kader van deze projecten verzonden offertes, opdrachtbevestigingen en facturen. Immers, daardoor wordt zij in staat gesteld om te beoordelen of, en zo ja in hoeverre, G&A betrokken is geweest bij projecten die ten tijde van het vertrek van de Werknemers door Telstar werden behandeld. Zoals hiervoor reeds is overwogen, is voldoende aannemelijk dat G&A, blijkens het indienen bij de opdrachtgever van tekeningen die gemaakt zijn met de auteursrechtelijk beschermde blocks van Telstar, betrokken is geweest bij het project NKI, terwijl Telstar evenzeer voor dit project in de running was. Daarnaast heeft de kort gedingrechter voorshands voldoende aannemelijk geoordeeld dat Medexs inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van Telstar met betrekking tot de blocks. G&A is - blijkens het gebruik van dezelfde handelsnaam (productie 48 van Telstar), dezelfde personeelsleden en (indirect) bestuurders - nauw gelieerd aan Medexs, zodat aannemelijk is dat G&A projecten heeft gedraaid met behulp van van Medexs afkomstige, inbreukmakende tekeningen.
De rechtbank constateert dat G&A in het kader van dit incident niet heeft gesteld dat zij niet betrokken is geweest bij de projecten waarover Telstar informatie wil ontvangen, maar alleen dat:
- in de als productie 49 door Telstar overgelegde lijst met projecten, projecten zijn vermeld waarin is gewerkt in de periode 2008-2013, “en zeker niet in 2014”, zodat “afwezigheid van enig belang een gegeven” is (punt 195 van haar conclusie van antwoord in de incidenten), en
- “ als deze projecten al door G&A worden uitgevoerd” zij “daartoe een opdracht [heeft] gekregen” en “waar mogelijk” dan Medexs inschakelt (punt 199 van haar conclusie van antwoord in de incidenten).

3.17. Gelet op het voorgaande heeft Telstar er naar voorlopig oordeel van de rechtbank belang bij om een afschrift te krijgen van de gevraagde informatie met betrekking tot projecten die zij in het verleden heeft behandeld, maar die om onduidelijke redenen niet in een opdracht zijn geëindigd. De rechtbank is wel van oordeel dat Telstar onvoldoende heeft onderbouwd waarom zij belang heeft bij gegevens over alle projecten die zijn opgenomen in de door haar als productie 49 overgelegde lijst, nu een groot deel van de projecten dateert van ruim vóór 2014, het jaar dat Medexs is opgericht en diverse werknemers bij haar zijn vertrokken. De rechtbank zal de lijst dan ook beperken tot de projecten die in het dictum zijn vermeld.

3.18. Anders dan G&A stelt is de rechtbank van oordeel dat de gevraagde correspondentie wel voldoende duidelijk is omschreven om te voldoen aan het in artikel 843a Rv gestelde vereiste van bepaaldheid. De correspondentie is beperkt tot een aantal met name genoemde projecten en specifieke onderwerpen waarover die correspondentie zou moeten gaan (ontwerpen, offertes en gunning van de projecten).

3.19. Als laatste verweer heeft G&A in het kader van dit incident aangevoerd dat toewijzing van de incidentele vordering ertoe zou leiden dat zij haar complete (wijze van) bedrijfsvoering aan Telstar zou moeten afstaan, zodat in zoverre sprake is van een gewichtige reden die aan toewijzing in de weg staat.

3.20. Naar het oordeel van de rechtbank is de enkele omstandigheid dat een concurrent op de hoogte raakt van bedrijfsinformatie onvoldoende zwaarwegend om te gelden als een gewichtige reden als bedoeld in artikel 843a Rv (vgl. Hof Den Haag 20 mei 2003, ECLI:NL:GHSGR:2003:AH9818). Overigens is van afgifte van de complete bedrijfsvoering ook geen sprake, maar alleen van specifieke stukken ten aanzien van specifieke projecten en is niet nader onderbouwd welke consequenties het verstrekken van de gevorderde gegevens zou hebben voor de bedrijfsvoering van G&A. Het verweer treft dus geen doel.

3.22. Ter onderbouwing van haar incidentele vordering jegens de Werknemers heeft Telstar aangevoerd dat zij de gevraagde bescheiden nodig heeft om na te gaan welke ex-werknemers bestanden bezitten die de blocks bevatten en welke ex-werknemers op welke wijze betrokken bij de genoemde projecten zijn (geweest). Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank in wezen sprake van een fishing expedition, omdat Telstar dus kennelijk niet weet welke werknemer over welke informatie beschikt en dat op deze wijze te weten wil komen. Daarmee is niet voldaan aan het vereisten van artikel 843a Rv. In zoverre zal de vordering derhalve worden afgewezen.

4.5. De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.

4.6. De rechtbank constateert dat het grootste deel van de vordering waarvoor door Telstar ten laste van [gedaagde sub 3] beslag is gelegd, bestaat uit de schade die Telstar stelt te hebben geleden door schending door [gedaagde sub 3] van diens non-concurrentiebedingen, in het bijzonder bestaande uit het oprichten (via [bedrijf] , een besloten vennootschap waarvan [gedaagde sub 3] enig aandeelhouder en enig bestuurder is) van een met Telstar concurrerende vennootschap: Medexs Holding B.V., de moedermaatschappij van Medexs.

4.9. Vast staat dat [gedaagde sub 3] zich had verbonden aan non-concurrentiebedingen (in de arbeidsovereenkomst en de aandeelhoudersovereenkomst) die betrokkenheid bij een concurrerende onderneming verbieden. Voorshands kan dan ook geoordeeld worden dat [gedaagde sub 3] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van deze bedingen, en verplicht is om de schade te vergoeden die Telstar dientengevolge heeft geleden. Telstar heeft deze schade in de bodemprocedure begroot op bijna € 5.000.000,-- aan misgelopen omzet (met een gederfde marge van € 896.000).

4.10. Gelet op het voorgaande kan niet geoordeeld worden dat summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering van Telstar jegens [gedaagde sub 3] is gebleken. De rechtbank wijst de incidentele vordering tot opheffing van het ten laste van [gedaagde sub 3] gelegde beslag dan ook af.

IEF 15446

Bevel tot staking grootschalige inbreuk op KickAssTorrents

Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 5 november 2015, IEF 15444 (Stichting Brein tegen D)
Ingezonden door Thomas Kriense, Stichting Brein. Auteursrecht. Naburige rechten. Torrents. Ex parte beschikking. Gerekwestreerde upload op grote schaal torrents op de website “KickAssTorrents”. Hiermee maakt gerekwestreerde inbreuk op het auteursrecht van de makers van de werken waar deze torrents toegang tot bieden. De aard, ernst en het herhaalde karakter van de inbreuken rechtvaardigen dat het verlof op grond van art. 1019e Rv terstond wordt gegeven, zonder dat gerekwestreerde eerst wordt gehoord. De gerekwestreerde moet de (dreigende) inbreuken op auteursrechten en naburige rechten per direct staken.

2.1. Op grond van artikel 1019e Rv kan een IE-rechthebbende bij verzoekschrift een verbod vorderen van dreigende inbreukmakende gedragingen. De voorzieningenrechter kan zo'n verzoek honoreren zonder de vermeende inbreukmaker op te roepen, mits uitstel zou leiden tot onherstelbare schade voor de IE-rechthebbende. De gerekwestreerde kan in een kort geding opheffing van een toegewezen voorziening vorderen (art. 1019e lid 3 Rv).

2.2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in het onderhavige geval, zoals beschreven in onderdeel IV.2 van het verzoekschrift, sprake is van een zodanig spoedeisend belang dat uitstel onherstelbare schade voor de door verzoekster vertegenwoordigde rechthebbenden zou veroorzaken. Het verzochte bevel komt de voorzieningenrechter rechtmatig voor en zal integraal worden toegewezen.

IEF 15445

Het nieuwe auteurscontractenrecht. Wat heeft de nieuwe wet muziekauteurs en artiesten te bieden?

Björn Schipper, Het nieuwe auteurscontractenrecht. Wat heeft de nieuwe wet muziekauteurs en artiesten te bieden?, Muziekwereld 2015-3
Bijdrage ingezonden door Björn Schipper, Schipper Legal. Na jarenlange discussie is op 1 juli 2015 eindelijk de nieuwe Wet auteurscontractenrecht in werking getreden(1). Deze wet ziet in het algemeen toe op de verbetering van de positie van makers in relatie tot exploitatiecontracten met exploitanten. In de muziekwereld gaat het dan met name om muziekauteurs en artiesten die ter exploitatie van hun muzikale creaties en prestaties een exploitatiecontract sluiten met bijvoorbeeld publishers en labels. De nieuwe Wet Auteurscontractenrecht heeft betrekking op alle categorieën creatieve makers van auteursrechtelijk beschermde werken en uitvoerende kunstenaars in de zin van het naburige recht. In deze bijdrage ga ik specifiek in op de positie van de muziekauteurs en artiesten in verband met de exploitatie van hun muzikale creaties en prestaties.

Lees verder

IEF 15439

Onvoldoende overeenstemming totaalindruk gebouwde twee-onder-een-kapwoning

Hof Arnhem-Leeuwarden 17 november 2015, IEF 15439; ECLI:NL:GHARL:2015:8702 (Bewon Buri tegen Bouwmaatschappij Vuurboom)
Auteursrecht. Appellant heeft bouwbedrijf in rechte betrokken, vanwege auteursrechtinbreuk op het ontwerp voor Orion I en II [IEF 9094]. Dit hof heeft bij tussenarrest beslist dat de ontwerpen auteursrechtelijk beschermde werken zijn en dat er inbreuk wordt gemaakt. Met de toepassing van het totaalindrukkencriterium is er onvoldoende mate overeenstemming tussen Orion (I en II) en de gebouwde woningen om een auteursrechtinbreuk aan te nemen.

3.15. Uit de stellingen van [appellant] begrijpt het hof dat de woningen op de volgende punten overeenstemmen:
- vormindeling en maatvoering, in het bijzonder de breedte van de tuingerichte kamer en de positionering van de toilet in de hoek van de woning,
- positionering raamopeningen en muurdammen,
- de tussendorpels in de kozijnen op de eerste verdieping,
- maatvoering van de erker (doorlopend met fors overstek),
- handhaving van een luifel boven de voordeur,
- de uitvoering van de garagemuur in baksteen,
- de vierzijdige schild, en
- de horizontale lijnen in de gevel.
De hier genoemde punten van overeenstemming betreffen ieder voor zich, zoals onder andere blijkt uit het door [geintimeerde/bouwbedrijf] overgelegde overzicht van andere twee-onder-een-kapwoningen (prod. 14 eerste aanleg) en het deskundigenbericht van [naam deskundige] (prod. 15 eerste aanleg), veel gebruikte elementen en (dus) banale elementen alsmede bouwtechnisch bepaalde elementen, die op zichzelf beschouwd geen auteursrechtelijke bescherming genieten. Zonder nadere toelichting - die ontbreekt - valt niet in te zien dat de combinatie van deze elementen in Orion (I en II) het persoonlijk stempel van de maker daarvan draagt en/of een eigen oorspronkelijk karakter heeft. Nu moet worden aangenomen dat genoemde combinatie van elementen niet aan de ‘werktoets’ voldoet, spelen deze elementen bij de beoordeling van de overeenstemming geen rol en stond het [geintimeerde/bouwbedrijf] vrij deze elementen in woningen aan [naam straat 2] over te nemen. Het enige element dat [geintimeerde/bouwbedrijf] heeft overgenomen dat mogelijk wel voldoet aan de werktoets, is de voordeur met de rechthoekige glasopeningen. Dit punt van overeenstemming weegt naar het oordeel van het hof echter niet op tegen de hiervoor onder 3.13 genoemde afwijkingen en maakt dat de totaalindruk niet dezelfde is. Grief 6, die inhoudt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft aangenomen dat de totaalindruk verschillend is en grief 7, die gericht is tegen de conclusie van de voorzieningenrechter dat er, kort gezegd, onvoldoende auteursrechtelijke trekken zijn overgenomen, falen dus. De grieven 4 en 5, die beide klagen over het door de voorzieningenrechter gehanteerde toetsingskader, behoeven gelet op het vooroverwogene geen bespreking meer.

3.16 De conclusie uit het voorgaande is dat de woningen aan [naam straat 2] in onvoldoende mate overeenstemmen met Orion (I en II) om een auteursrechtinbreuk te kunnen aannemen. Nu de woningen aan [naam straat 2] vanwege het ontbreken van de vereiste mate van overeenstemming naar het voorlopig oordeel van het hof geen verveelvoudigingen vormen van Orion (I en II), komt men aan de ontleningskwestie (waarop onder andere grief 9 ziet) niet toe. Dat [geintimeerde/bouwbedrijf] bij de ontwikkeling van de woningen aan [naam straat 2] heeft gekozen voor woningen met dezelfde (30-er jaren) uitstraling als de nieuwbouw aan het [naam straat] , is vanwege het ontbreken van auteursrechtelijke relevante overeenstemming niet van belang. De daarop betrekking hebbende grief 8 faalt.
IEF 15437

HvJ EU: Uitzending via directe injectie is geen mededeling aan het publiek

HvJ EU 19 november 2015, IEF 15437; ECLI:EU:C:2015:764; zaak C-235/14 (SBS tegen SABAM)
Auteursrecht. Mediarecht. Het geschil betreft tussen een beheersvennootschap en een omroeporganisatie die niet rechtstreeks uitzendt, doch enkel via directe injectie en via verschillende types van distributeurs. De vraag rijst wie een auteursrechtelijk relevante handeling stelt: omroeporganisatie, distributeur of beiden? Het hof verklaart voor recht:

Artikel 3, lid 1, van [InfoSocrichtlijn] moet aldus worden uitgelegd dat een omroeporganisatie geen mededeling aan het publiek in de zin van deze bepaling doet wanneer zij haar programmadragende signalen uitsluitend aan de distributeurs van signalen doorgeeft zonder dat die signalen tijdens en naar aanleiding van die doorgifte toegankelijk zijn voor het publiek, en die distributeurs de signalen vervolgens naar hun respectievelijke abonnees sturen, zodat deze de programma’s kunnen bekijken, tenzij de tussenkomst van de betrokken distributeurs slechts louter een technisch middel is, hetgeen ter beoordeling staat van de verwijzende rechter.

Gestelde vraag [IEF 13998]:

Verricht een omroeporganisatie die haar programma's uitsluitend uitzendt via de techniek van directe injectie, i.e. een tweeledig proces waarbij zij haar programmadragende signalen gecodeerd vla satelliet, een glasvezelverbinding of enig ander transportmiddel aanlevert aan distributeurs (satelliet, kabel of xDSL-lIjn), zonder dat de signalen tijdens of naar aanleiding van deze aanlevering toegankelijk zijn voor het publiek, en waarbij vervolgens de distributeurs de signalen naar hun abonnees sturen zodat deze laatsten de programma's kunnen bekijken, een mededeling aan het publiek in de zin van artikel 3 van richtlijn 2001/291 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij?

Op andere blogs:
KluwerCopyrightBlog

 

IEF 15436

Conclusie AG: Hypothetische royaltyvergoeding kan samenvallen met vergoeding voor inbreuk op morele rechten

Conclusie AG HvJ EU 19 november 2015, IEF 15436; ECLI:EU:C:2015:768; zaak C-99/15 (Liffers tegen Producciones Mandarina en Gestevisión Telecinco)
Vraag gesteld door Tribunal Supremo van Spanje.
Het geschil gaat tussen Christian Liffers, regisseur, screenwriter en producent van film getiteld "Dos patrias, Cuba y la noche" (="Twee vaderlanden, Cuba en de nacht") en Producciones Mandarina/Gestevisión Telecinco. De laatstgenoemden hebben een documentaire over kinderprostitutie in Cuba gemaakt waarin passages van een documentaire van Liffers zijn opgenomen. AG concludeert:

Artikel 13, lid 1, van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten moet aldus worden uitgelegd dat de benadeelde van een inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten, die vergoeding van de vermogensschade vordert op basis van het bedrag van de royalty’s of vergoedingen die hem verschuldigd waren geweest als de inbreukmaker toestemming had gevraagd om het desbetreffende intellectuele-eigendomsrecht te gebruiken, tevens vergoeding van de hem toegebrachte morele schade kan vorderen

Gestelde vraag (IEF 14745):

Moet artikel 13, lid 1, van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad1 van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten aldus worden uitgelegd dat de benadeelde die vergoeding van de materiële schade wegens inbreuk op zijn intellectuele-eigendomsrechten vordert op basis van het bedrag van de royalty’s of vergoedingen die hem verschuldigd waren geweest als de inbreukmaker toestemming had gevraagd om het desbetreffende intellectuele-eigendomsrecht te gebruiken, niet tevens vergoeding van de toegebrachte morele schade kan vorderen?

 

IEF 15432

Bevoegdheidsregeling derogeert niet aan dwangsomveranderende bevoegdheid ex 611d Rv

Vzr. Rechtbank Den Haag 17 november 2015, IEF 15432 (VdHeuvel tegen Altrex)
Uitspraak ingezonden door Lars Bakers, Bingh advocaten. Executie. Procesrecht. Bevoegdheid. In kort geding is VdHeuvel bevolen tot staking auteursrechtinbreuk [IEF 12717] op de door Altrex geproduceerde Double Decker-huishoudtrap. Eiser vordert matiging van de dwangsommen en verbod om het verbod te handhaven zoals bekrachtigt in de vaststellingsovereenkomst. Met de Twin-Deck 2.0 stelt eiser dat er voldoende afstand is genomen. Nu Altrex in Zwolle is gevestigd, kan de bevoegdheid van de Rechtbank Den Haag niet worden gebaseerd op 438 jo 99 Rv. De bestaande regeling derogeert niet aan in artikel 611d Rv vermelde uitsluitende bevoegdheid van de rechter die een dwangsom heeft opgelegd tot aanpassing of opheffing van die dwangsom. Er is ook geen relatieve bevoegdheid ter zake van onrechtmatige daad (102 Rv) voor de rechtbank Den Haag, en verwijst de zaak naar Rechtbank Overijssel.

IEF 15422

Vragen aan HvJ EU: Zijn handelingen van The Pirate Bay aan te merken als ‘mededelingen aan het publiek’?

HR 13 november 2015, IEF 15422; zaak C-610/15; ECLI:NL:HR:2015:3307 (Ziggo en XS4All tegen Stichting BREIN)
In navolging van IEF 13467 en IEF 14976. Rechtspraak.nl: Auteursrecht. Handhavingsrichtlijn IE. Vordering organisatie rechthebbenden tegen internetproviders om te komen tot blokkering van de ‘BitTorrent index’ The Pirate Bay. Maatstaf afwijzing blokkeringsvordering art. 26d Aw wegens ineffectiviteit. Zijn de faciliterende handelingen van The Pirate Bay aan te merken als ‘mededelingen aan het publiek’? Gestelde vragen:

1. Is sprake van een mededeling aan het publiek in de zin van art. 3 lid 1 Auteursrechtrichtlijn door de beheerder van een website, indien op die website geen beschermde werken aanwezig zijn, maar een systeem bestaat (als beschreven hiervoor in 3.1 en 5.5) waarbij voor gebruikers meta-informatie over beschermde werken die op de computers van gebruikers staat, wordt geïndexeerd en gecategoriseerd, zodanig dat de gebruikers de beschermde werken aan de hand daarvan kunnen traceren en kunnen up- en downloaden?

2. Indien het antwoord op vraag 1 ontkennend luidt: Bieden art. 8 lid 3 Auteursrechtrichtlijn en art. 11 Handhavingsrichtlijn ruimte voor een bevel aan een tussenpersoon als in die bepalingen bedoeld, indien deze tussenpersoon inbreukmakende handelingen van derden faciliteert op de wijze als bedoeld in vraag 1?

Lees hier de gehele uitspraak.

Op andere blogs:
curia
Minbuza
Stichting BREIN