Alle rechtspraak  

IEF 15280

Onrechtmatig met mede-auteursrecht op add-on software wapperen

Hof Den Haag 22 september 2015, IEF 15280; ECLI:NL:GHDHA:2015:2592 (SDC tegen Femto)
Auteursrecht op software. Wapperverbod anders dan de rechtbank [IEF 13683]. SDC geeft technisch ontwerp en advies voor werktuig-, machine- en apparatenbouw en heeft een add-on software genaamd SDC Verifier. Het programmeren is deels feitelijk uitbesteed aan Femto in Oekraïne. Femto laat brieven uitgaan via naar wederverkopers in Japan, Oostenrijk, de VS en Oekraïne waarin IE-rechten op de software wordt geclaimd. Er wordt aangeknoopt bij het recht van het land van oorsprong, de lex originis: Nederlands recht, nu sprake is van een ontwerp van en leiding en toezicht door een Nederlander, aldus SDC. Het wapperen is onrechtmatig, en zijn geen opinies of louter informatief en moet worden gerectificeerd.

24. Voor het geval dat zou moeten worden aangenomen dat sprake is van gemeenschappelijk auteursrecht van SDC en (onder meer) Femto Ltd heeft SDC gesteld dat Femto Ltd onrechtmatig heeft gehandeld, omdat zij als medegerechtigde niet bevoegd was eenzijdig de onderhavige stappen te ondernemen tot handhaving van de auteursrechten en zij, SDC, bovendien als medegerechtigde gerechtigd was de software te gebruiken en te exploiteren nu Femto Ltd als medegerechtigde verplicht was SDC toestemming te geven voor gebruik en exploitatie van de software en omdat dat voortvloeit uit de relatie tussen partijen.

34. Nu voormelde omstandigheden meebrachten dat Femto SDC (op wier, al dan niet (pre)contractuele, relatie hetzij Oekraïens, hetzij Nederlands recht van toepassing is) niet mocht weerhouden, bemoeilijken en/of verbieden de software te exploiteren, is naar het voorlopig oordeel van het hof het wapperen door Femto Ltd in alle betrokken landen, naar het op de gestelde onrechtmatige gedragingen van toepassing zijnde Nederlandse recht, onrechtmatig. Gelet op voormelde omstandigheden wist [geïntimeerde 3] c.s ook dat zij SDC niet mocht weerhouden, bemoeilijken en/of verbieden om de software te exploiteren, althans moet zij dit redelijkerwijs hebben begrepen.

Het hof acht voorshands de stelling van Femto Ltd dat zij niet verwijtbaar heeft gehandeld omdat zij 1.) zich heeft laten adviseren door advocaten en 2.) omdat haar wapperbrieven geen sommatie, maar slechts informatie zouden bevatten, onjuist.
Ad 1.) In de opinies wordt niet, althans onvoldoende ingegaan op bovenomschreven relatie tussen partijen, terwijl overigens een (onjuiste) visie van een advocaat zijn cliënt niet disculpeert.
Ad 2.) Deze stelling acht het hof voorshands onjuist, gelet op de in rechtsoverweging 1.6. tot en met 1.8 geciteerde tekst van de wapperbrieven, waaruit de bedoeling blijkt de wederverkopers te waarschuwen dat hun leverancier inbreuk maakt, terwijl in de brief van Siemens nog is toegevoegd dat derden (wederverkopers en afnemers) ook inbreuk maken. Dat de offensieve brief aan de Oekraïense wederverkoper een sommatie bevat behoeft geen betoog.
Ook de omstandigheid dat [geïntimeerde 3] Siemens op 5 oktober 2012 informeerde dat nog zou worden uitgezocht “waar het intellectual property van SPD ligt” (prod. 19 […]), doet aan het bovenstaande niet af; door daarop een jaar later met de waarschuwing dat op de IE-rechten van Femto Ltd inbreuk wordt gemaakt, terug te komen, wordt juist de indruk gewekt dat het gaat om een serieuze waarschuwing.
IEF 15262

Dubbelinterview over implementatie van de Richtlijn Collectief Beheer in de Wet Toezicht

Erik Thijssen, Enerzijds/Anderzijds, Sena Performers Magazine 2015-3, p. 10-11.
Bijdrage ingezonden door Erwin Angad-Gaur, secretraris/directeur Ntb en voorzitter sectie Uitvoerend Kunstenaars Sena. Vlak voor de zomer ging het wetsvoorstel Implementatie Richtlijn Collectief Beheer naar de Tweede Kamer: een aanpassing van de Nederlandse toezichtregels op collectief beheersorganisaties (CBO’s) waaronder ook Sena. Het wetsvoorstel roept diverse vragen op: hoe ver mag de overheid gaan bij het stellen van regels voor rechtenorganisaties? Past de aanpak van Nederland wel bij de wensen van de Europese Commissie? We vroegen het PvdA-woordvoerder Astrid Oosenbrug en Sena-sectievoorzitter Peter Boertje.
Lees verder

IEF 15259

Inbreuk op auteursrechten Foto 'Inbreker'

Ktr. Rechtbank Overijssel 15 september 2015, IEF 15259 (Dijkstra tegen gedaagde)
Uitspraak ingezonden door Kitty van Boven, i-ee.. Auteursrecht. Dijkstra is auteursrechthebbende op de foto "Inbreker". Gedaagde is eigenaresse en beheerster van www.cmswebsitebouwen.nl en www.blokzijl.nl. Op beide websites is de Foto geplaatst zonder toestemming van Dijkstra. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde de volledige proceskosten aan Dijkstra moet betalen vanwege inbreuk op auteursrechten. Het feit dat Dijkstra geen factuur heeft gestuurd, maar direct een advocaat heeft ingeschakeld en daardoor onnodig hoge kosten heeft gemaakt, doet daar niets aan af. Ook het gegeven dat er geen watermerk aanwezig was op de Foto en het daardoor leek dat het vrijelijk te gebruiken was, zorgt niet voor een andere uitkomst. Dijkstra vordert ook bekendmaking van de bron van de Foto. Gedaagde heeft hieraan voldaan door bij de conclusie van antwoord een document toe te voegen op welke manier de Foto gevonden is. De normale vergoeding die voor licenties en gebruik gevraagd wordt is toewijsbaar: 2x 270 euro = 540 euro.

1. Voor de beoordeling van het geschil kan van de volgende feiten worden uitgegaan. Dijkstra is de maker van de foto getiteld 'Inbreker', een geënsceneerde nachtopname van een persoon met een bivakmuts op, een koevoet in de hand, die staat bij een raam. Dijkstra is als maker tevens de auteursrechthebbende van dat werk. Gedaagde is eigenaresse en beheerster van de websites www.cmswebsitebouwen.nl en www.blokzijl.nl. Op beide websites is de Foto geplaatst zonder medeweten en zonder toestemming van Dijkstra.

3.4.2. (...) is van mening dat Dijkstra gewoon een factuur had moeten sturen. In plaats daarvan heeft Dijkstra onnodig juridische kosten gemaakt door direct een advocaat in te schakelen. Uit berichten op het internet is op te maken dat dit kenmerkend is voor de handelswijze van Dijkstra. Daar komt bij dat Dijkstra nalaat zijn werk op enige wijze te beschermen. Zo heeft Dijkstra niet verhinderd dat Google de Foto kon indexeren en is de Foto vanaf de website van Dijkstra te laden in een hoge resolutie, hetgeen ongebruikelijk is, terwijl in de Foto geen doordruk van een watermerk aanwezig is. Hierdoor ontstaat de indruk dat de Foto vrijelijk te gebruiken is. (...)

3.4.5. (...) Bij die stand van zaken en gelet op de uitkomst van de procedure, acht de kantonrechter het, anders dan de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, billijk dat (...) veroordeeld wordt in de volledige proceskosten van Dijkstra, een bedrag aan nakosten daaronder begrepen.
IEF 15223

Publicatie door T&S Productions niet onrechtmatig

Vzr. Rechtbank Limburg 3 september 2015, IEF 15223; ECLI:NL:RBLIM:2015:7621 (eiser tegen T&S Productions)
Kort geding. Vordering tot rectificatie van publicatie. Een voorschot op de schadevergoeding is in kort geding afgewezen nu de publicatie naar het voorhands oordeel van de voorzieningenrechter niet onrechtmatig is. Het gewraakte artikel is een voorwoord/column, waarbij het voor de lezer voldoende duidelijk is dat de inhoud slechts de mening van de schrijver weergeeft. Daarnaast is niet gesteld noch gebleken dat de publicatie feitelijke onjuistheden bevat.

4. De beoordeling
4.4. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is een voldoende mate van zekerheid over toewijzing van de vordering tot rectificatie in een bodemprocedure, gelet op het onder 4.3. genoemde toetsingskader, thans niet aanwezig. Daartoe wordt als volgt overwogen.

4.5. Van belang is allereerst dat, gelet op alle ingebrachte stukken en het verhandelde ter zitting, voldoende is komen vast te staan dat het gewraakte artikel een voorwoord/column is, waarbij het voor de lezer voldoende duidelijk is dat de inhoud slechts de mening van de schrijver weergeeft. Columnisten (evenals cartoonisten en recensenten) hebben een hoge mate van vrijheid om hun mening te geven over gebeurtenissen en personen, waarbij stijlmiddelen als overdrijven en bewust eenzijdig belichten, zij het niet ongelimiteerd, zijn geoorloofd en het beginsel van hoor en wederhoor niet aan de orde is (zo ook de Leidraad).

4.7. Gesteld noch gebleken is dat de gewraakte publicatie – voor de beoordeling van de gestelde onrechtmatigheid – relevante, feitelijke onjuistheden bevat. Op pagina 13 van het exploot worden onder het kopje “Inhoudelijke onjuistheden in het artikel” nadere stellingen naar voren gebracht. Ook onder dit kopje worden door [eiser] geen specifieke feiten genoemd die volgens hem onjuist zijn. [eiser] hekelt slechts de suggestie die in het artikel wordt gewekt, dat hij het geld van zijn klanten (dat bestemd was voor een vliegreis die niet heeft plaatsgevonden) in eigen zak zou hebben gestopt. De wellicht meest vergaande suggestie is gelegen in de laatste zin “Wie weet zien we hem dan over een tijd in het SBS6-programma ‘Oplichters in het buitenland’…”,
Bij afweging van de onder 4.3. genoemde, tegen elkaar af te wegen, belangen, kan naar het voorshands oordeel van de voorzieningenrechter niet worden geoordeeld, dat sprake is van onrechtmatig handelen door de onderhavige publicatie. Ook de laatste volzin van deze column maakt dit niet anders, nu deze moet worden gelezen in de context van het gehele artikel.
De gevorderde voorzieningen, waaronder begrepen het gevorderde voorschot op een schadevergoeding, komen daarom niet voor toewijzing in aanmerking.
IEF 15220

CvTA geeft Videma aanwijzing bestuurlijke organisatie

CvTA 18 augustus 2015, IEF 15220 (bestuurlijke organisatie Videma)
(...) Vanuit een historisch gegroeide situatie wordt het bestuur van de Stichting Videma gevormd door de aandeelhouders van Bureau Filmwerken BV. Deze vennootschap voert het collectief beheer in opdracht van de Stichting Videma uit conform een meerjarige dienstverleningsovereenkomst. Als gevolg van deze situatie zijn de rechthebbenden, verenigd in de Stichting Gesloten Netwerken (SGN) en de Stichting Groepstelevisie (STG) niet in het bestuur van de Sichting Videma vertegenwoordigd. Deze situatie voldoet niet aan de eisen van governance, zoals het CvTA deze in 2010 heeft geformuleerd. Het College geeft de Stichting Videma een aanwijzing de bestuursstructuur zodanig te wijzigen dat zeggenschap van de rechthebbenden in het bestuur van Videma is geborgd. Videma is in de gelegenheid gesteld in een periode van 3 maanden uitvoering te geven aan de aanwijzing.

Aanwijzing:
Het College wijst Videma aan, overeenkomstig artikel 6 lid 2 WTCBO haar statuten zodanig te wijzigen dat het bestuur van Videma zal bestaan uit drie leden, waarvan één bestuurder door SGN en STG gezamenlijk en één bestuurder door de aanheenhouders van Bureau Filmwerken B.V. zal worden benoemd, welke bestuursleden vervolgens gezamenlijk een derde bestuurslid (tevens voorzitter) zullen benoemen.

Alle bestuursleden van Stichting Videma dienen onafhankelijk te zijn in die zin dat de bestuurder:
1) Tijdens zijn bestuurslidmaatschap en in het jaar voorafgaand aan zijn benoeming geen werknemer, bestuurder, directeur of topfunctionaris is of is geweest bij Bureau Filmwerken, een daaraan gelieerde onderneming, Stichting Gesloten Netwerken, Stichting Groepstelevisie of een van de bij deze Stichting aangesloten organisaties;
2) Zelf geen substantiële vergoeding ontvangt als rechthebbende op rechten die door deze CBO worden beheerd, noch werkzaam is bij een organisatie die van of via de desbetreffende CBO een substantiële vergoeding ontvangt als rechthebbende op rechten die door deze CBO worden beheerd.

Videma dient uiterlijk drie maanden na dagtekening van deze brief aan deze aanwijzing te hebben voldaan. Indien Videma in gebreke is, kan het College besluiten tot het opleggen van één of beide van de in artikel 18 en 19 WTCBO opgelegde sancties.

Het College merkt op dat, indien partijen tijdig voor het verstrijken van de genoemde termijn een door partijen gezamenlijk gedragen alternatieve oplossing aan het College voorleggen die aan de daaraan te stellen eisen van goed bestuur voldoet, zulks aanleiding kan zijn voor het College om deze aanwijzing in te trekken.
IEF 15205

Geschillencommissie Auteursrechten moet advies geven over billijkheid tarieven

Rechtbank Rotterdam 26 augustus 2015, IEF 15205; ECLI:NL:RBROT:2015:6050 (NVZ Vereniging Ziekenhuizen tegen Stichting Videma)
Collectief beheer. Auteursrechten. De zaak gaat over een collectieve actie van de branchevereniging over billijkheid van tarieven voor vertoning en doorgifte van TV en video's in ziekenhuizen. Het feit dat Videma de tarieven voor de ziekenhuisbranche niet in overleg met NVZ heeft vastgesteld, is niet te wijten aan de gestelde onwil van Videma en dus niet onrechtmatig. Videma verschilt qua marktkracht in haar optreden niet wezenlijk van dat van organisaties met verplicht collectief beheer, die een monopoliepositie hebben. Videma heeft daarom een economische machtspositie. De Rechtbank Rotterdam is voornemens om nog wat vragen voor te leggen aan de Geschillencommissie Auteursrechten.

4. De beoordeling
4.11.Volgens de vermelding op de website van Videma hebben de zenders waarvan zij de rechten beheert 85% van het marktaandeel in de consumentenmarkt. Voorts is niet in geschil dat er op de Nederlandse markt geen anderen dan de oorspronkelijke rechthebbenden zelf zijn die buiten Videma om licenties aan gebruikers kunnen verstrekken. Het zal voor een gebruiker niet aanlokkelijk zijn om met iedere individuele rechthebbende afzonderlijke overeenkomsten te sluiten, omdat daaraan zoals NVZ c.s. onweersproken hebben gesteld aanzienlijk meer transactiekosten verbonden zullen zijn. Tenslotte blijkt ook uit de parlementaire geschiedenis van de Wet toezicht cbo’s (Tweede Kamer 2008-2009, 31.766, nr. 3, p. 3 - 5) dat het daarin geregelde toezicht noodzakelijk is geacht omdat er geen volwaardige markt van elkaar beconcurrerende beheersorganisaties bestaat en dat Videma volgens de wetgever qua marktkracht in haar optreden niet wezenlijk verschilt van dat van organisaties met verplicht collectief beheer, die een monopoliepositie hebben. Op grond van dit alles staat voldoende vast dat het marktaandeel van Videma op de markt voor licenties voor zakelijke (groeps)vertoning van televisieprogramma’s en speelfilms en doorgifte van televisieprogramma’s in elk geval meer dan 50% bedraagt. Feiten of omstandigheden waaruit zou kunnen worden afgeleid dat er sprake is van een uitzondering op het onder 4.10 vermelde beginsel zijn niet door Videma gesteld, zodat hiermee vast staat dat Videma een economische machtspositie heeft.

4.17. Ingevolge artikel 24 juncto artikel 22 van de op 1 juli 2013 in werking getreden Wet toezicht cbo’s beslist de rechter over een geschil tussen een cbo en betalingsplichtigen over de billijkheid van de hoogte en de toepassing van de door cbo’s in rekening gebrachte vergoedingen niet dan nadat de in artikel 22 van die wet bedoelde geschillencommissie (verder: de Geschillencommissie Auteursrechten) in de gelegenheid is gesteld hieromtrent advies uit te brengen, tenzij die commissie hierover reeds uitspraak heeft gedaan of de rechter ook zonder advies aanstonds kan beslissen. Van een eerdere uitspraak van de Geschillencommissie Auteursrechten is niet gebleken. De andere uitzondering doet zich evenmin voor nu Videma de gestelde onbillijkheid van de tarieven betwist (vgl. Tweede Kamer 2008-2009, nr. 31.766, nr. 3, p 38). De rechtbank zal derhalve de Geschillencommissie Auteursrechten in de gelegenheid stellen het bedoelde advies te geven. Dat de taak van de Geschillencommissie Auteursrechten bij artikel 3 van haar reglement (bijlage I bij Regeling aanwijzing geschillencommissie ex artikel 22 Wet toezicht cbo’s) is beperkt tot geschillen over de billijkheid van de hoogte en toepassing van door cbo’s op of na 1 juli 2013 in rekening gebrachte vergoedingen, geeft gelet op het verplichte karakter van het advies van de Geschillencommissie Auteursrechten geen aanleiding tot een andere beslissing, te meer nu het onderhavige geschil vergoedingen omvat die na die datum in rekening zijn gebracht.

4.34. Uit het vorenstaande volgt dat het feit dat Videma de tarieven voor 2013 en/of 2014 voor de ziekenhuisbranche, althans voor de NVZ-leden, niet in overleg met NVZ heeft vastgesteld niet is te wijten aan de gestelde onwil van Videma en in de gegeven omstandigheden niet onrechtmatig was. Dit leidt er toe dat vordering sub 6 als ongegrond dient te worden afgewezen.

4.64. De rechtbank is voornemens de volgende vragen aan de Geschillencommissie Auteursrechten voor te leggen:
1. Is de hoogte van de door Videma voor 2013 en 2014 voor de leden van NVZ vastgestelde tarieven voor
a)    doorgifte van TV
b)    vertoning van TV
c)    voor vertoning van TV en video en doorgifte van TV (de all-in prijs)
en de op basis daarvan in rekening gebrachte vergoedingen over die jaren billijk?
Wilt u bij de beantwoording van deze vraag in ieder geval ingaan op het debat tussen partijen over:
-    de in die jaren door Videma gehanteerde tarieven in vergelijkbare branches, zoals zorginstellingen, hotels, cafés en recreatiebedrijven,
-    het verschil tussen de all-in prijs van 2012 en die van 2013 en 2014
-    vergelijkbare tarieven in andere lidstaten van de EU,
-    de aard en de omvang en de intensiteit van het gebruik.
2. Als er sprake is van verschillen ten opzichte van vergelijkbare branches zijn die dan gerechtvaardigd, bijvoorbeeld vanwege bestaande afspraken betreffende de branche en/of in het Pastorsoverleg gemaakte afspraken?
3. Als er sprake is van aanzienlijke verschillen met vergelijkbare tarieven in andere lidstaten van de EU zijn die dan gerechtvaardigd?
4. Indien en voor zover u zichzelf niet bevoegd acht om de voormelde vragen met betrekking tot de in (de eerste helft van) 2013 gehanteerde tarieven en in rekening gebrachte vergoedingen te beantwoorden, wilt u dan in ieder geval de vragen beantwoorden met betrekking tot de in het restant van de in vraag 1 vermelde periode gehanteerde tarieven en in rekening gebrachte vergoedingen?
5. Heeft u overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang kunnen zijn?
Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten (uitsluitend) over de aan de Geschillencommissie Auteursrechten voor te leggen vragen, zulks ten einde aanscherpingen en/of aanvullingen van die vragen voor te stellen. Hiertoe zal de zaak, onder aanhouding van iedere verdere beslissing, naar de rol worden verwezen.
IEF 15202

Inbrengen kopie rapport in bodemprocedure niet in strijd met art. 22 lid 2 Aw

Vzr. Rechtbank Oost-Brabant 10 augustus 2015, IEF 15202; ECLI:NL:RBOBR:2015:5077 (Geen verbod rapport in bodemprocedure in het geding te brengen)
Auteursrecht. De voorzieningenrechter ziet niet in hoe de eer en goede naam van eiser 1 zou worden aangetast door het inbrengen van het Rapport in de Haagse procedure. Dat de inhoud niet meer klopt door een tijdsverloop van 14 jaar, doet hieraan geen afbreuk. Eiser heeft zijn plicht tot geheimhouding geschonden. Eiser heeft zich beroepen op art. 22 lid 2 Auteurswet. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat dit begrip nadere invulling van de rechter behoeft. De voorzieningenrechter blijft dicht bij de bewoordingen zelf. Het door gedaagde 1 en gedaagde 2 inbrengen van een kopie van het Rapport in de Haagse civiele procedure, om daarmee een stelling te onderbouwen, valt te kwalificeren als het "overnemen" van het werk "om het goede verloop van een gerechtelijke procedure te waarborgen". Voor het goede verloop van een civiele procedure is onderbouwing van stellingen zeer belangrijk. Het Rapport mag dus in de Haagse bodemzaak aan de Haagse rechter voorgelegd worden.

4. De beoordeling
4.10. De voorzieningenrechter ziet niet hoe de eer en goede naam van mr. [eiser 1] zou worden aangetast door het inbrengen van het Rapport in de Haagse procedure. Mr. [eiser 1] heeft zijn plicht tot geheimhouding niet geschonden. Zonder toelichting, die op dit punt ontbreekt, kan de voorzieningenrechter ook aan de inhoud van het Rapport geen redenen ontlenen om te vrezen dat de eer en goede naam van mr. [eiser 1] door de inhoud van het Rapport in het geding zal komen. Dat de inhoud van het Rapport niet meer klopt door het tijdsverloop van veertien jaar thans niet meer klopt (en wellicht ook doordat [overledene] als cliënt adviezen - die maar een klein deel van het Rapport uitmaken - niet onverkort heeft opgevolgd), doet natuurlijk nog geen afbreuk aan de reputatie van mr. [eiser 1] . Dat het Rapport vanuit het belang van [overledene] en [eiser 2] is geschreven en niet ten behoeve van crediteuren, zoals [gedaagde 2] , is op zichzelf ook niet schadelijk voor de eer en goede naam van mr. [eiser 1] . Artikel 10a, eerste lid aanhef en onder b, Advocatenwet verlangt van de advocaat immers partijdigheid en behartiging van gerechtvaardigde belangen van de cliënt.

4.12. In de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 2001/02,28 482, nr. 3, p.54) wordt omtrent de reikwijdte van deze bepaling slechts opgemerkt dat dit begrip nadere invulling door de rechter zal behoeven. De voorzieningenrechter, thans tot invulling geroepen, blijft dicht bij de bewoordingen van de bepaling zelf. Deze wetsbepaling is algemeen geformuleerd. Er worden - anders dan door [eiser 1] c.s. betoogd - in artikel 22 lid 2 Auteurswet geen beperkingen aangebracht in soorten werken van letterkunde, wetenschap of kunst. Er worden ook geen restricties gehanteerd ten aanzien van de aard van de gerechtelijke procedure. Het door mr. [gedaagde 1] namens [gedaagde 2] inbrengen van (een kopie van) het Rapport in de Haagse civiele procedure, om daarmee een stelling te onderbouwen, valt te kwalificeren als het “overnemen” van het werk “om het goede verloop van een gerechtelijke procedure te waarborgen”. Voor het goede verloop van een civiele procedure is onderbouwing van stellingen zeer belangrijk.

4.13. Het beroep van mr. [eiser 1] op de eerbiedigende werking van deze op 1 september 2004 ingevoerde wetsbepaling (de voor het tijdstip van inwerkingtreding verrichte exploitatiehandelingen, alsmede vóór dat tijdstip verworven rechten blijven onverlet) betekent nog niet zonder meer dat [gedaagde 1] c.s. zich niet op artikel 22 lid 2 Auteurswet kan beroepen. Niet gesteld is welke exploitatiehandelingen van mr. [eiser 1] door toepassing van artikel 22 lid 2 worden aangetast. Voorshands ligt het in de rede dat de exploitatie van het kennelijk hoogst vertrouwelijke - en naar [eiser 1] c.s. zelf stellen inmiddels inhoudelijk achterhaalde - Rapport door mr. [eiser 1] reeds in of omstreeks juni 2001 feitelijk is voltooid, bij het verstrekken aan [overledene] en - wellicht - declareren van de werkzaamheden ter vervaardiging van het Rapport bij [overledene] . Daar brengt toepassing van artikel 22 lid 2 Auteurswet in 2015 geen verandering in. Het is ook niet op voorhand aannemelijk dat mr. [eiser 1] als maker van het Rapport naar het vóór 1 september 2004 geldende recht het recht had verworven om het goede verloop van een gerechtelijke procedure te beletten.

4.19.Uit het vorenoverwogene volgt dat het onder I en II gevorderde wordt afgewezen. [gedaagde 1] c.s. mogen als de gedaagde partij en diens advocaat het Rapport bij antwoord in de Haagse bodemzaak aan de Haagse rechter voorleggen (wat de Haagse rechter er vervolgens mee doet is een tweede). Met dit oordeel verdraagt zich niet een bevel aan [gedaagde 1] c.s. om binnen 24 uur na het vonnis het Rapport en alle afschriften daarvan aan mr. [eiser 1] te overhandigen. Voorshands is daarmee ook onverenigbaar een verbod het Rapport onder zich te houden. Ook na het nemen van de conclusie van antwoord zal mr. [gedaagde 1] zo lang de procedure loopt (eerder is gebleken dat dat bij deze partijen geruime tijd kan zijn) een compleet procesdossier nodig hebben.

IEF 15190

Oordeel over persoonlijkheidsrechten op Naturalis-gebouw niet in incident

Rechtbank Den Haag 19 augustus 2015, IEF 15190; ECLI:NL:RBDHA:2015:9669 (Eiser tegen Stichting Naturalis Biodiversity Center)
Uitspraak mede ingezonden door Aimée van Hattum, Hofhuis Alkema Groen. Persoonlijkheidsrechten. Auteursrecht. Eiser vordert een verklaring voor recht dat NBC met de voorgenomen verbouwing en uitbreiding van het Naturalis-gebouw inbreuk maakt op art. 25 Aw (aantasting en misvorming). De rechtbank wijst de vorderingen af. De stelling dat eiser geen persoonlijkheidsrechten heeft is niet het verweer waarop in dit incident beslist dient te worden voor een tussen- of eindbeslissing in de hoofdzaak. Er kan niet vanuit worden gegaan dat eiser de overeenkomsten gesloten tussen Mabon en VVKH voor (het ontwerp van) het Naturalis-gebouw en het Darwin House te zijner beschikking heeft, op grond van art. 843a Rv.

4. De beoordeling
4.1. De stelling van NBC dat [eiser] geen persoonlijkheidsrechten heeft ter zake van het Naturalis-gebouw en het Darwin House, is geen verweer waarop gezien de belangen van partijen en het belang van een doelmatige procesvoering voorafgaand aan een tussen- of eindbeslissing in de hoofdzaak incidenteel dient te worden beslist.1Dit verweer dient in de hoofdzaak te worden onderzocht en indien daarvoor aanleiding bestaat kan daarop, zoals NBC verzoekt, allereerst worden beslist.
4.2.
NBC veronderstelt slechts dat de onder 3.4 genoemde documenten in bezit van [eiser] zijn. [eiser] heeft dat gemotiveerd weersproken. Onder die omstandigheden kan er in dit incident niet vanuit worden gegaan dat [eiser] de betreffende documenten te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. De op artikel 843a Rv gebaseerde vordering tot inzage in die documenten stuit al daarop af. Het beroep op artikel 22 Rv kan evenmin leiden tot toewijzing van de incidentele vordering.
4.3.
De incidentele vorderingen dienen derhalve te worden afgewezen. De rechtbank houdt de beslissing over de proceskosten in het incident aan tot de beslissing in de hoofdzaak.
IEF 15188

Panasonic had licentie voor IQonn Software

Rechtbank Den Haag 15 juli 2015, IEF 15188 (World Wide Technical Services tegen Panasonic)
Auteursrecht. Octrooirecht. Software. WWTS voert aan dat Panasonic auteursrechtinbreuk heeft gemaakt op de IQonn Software, versie 4, door openbaarmaking en verveelvoudiging van 7121 exemplaren. Daarnaast eist WWTS staking van o.a. de verkoop en levering van exemplaren van de als Toughbooks aangeduide typen computerapparatuur. Panasonic brengt met succes er tegen in dat zij een licentie hadden voor de IQonn Software die meegeleverd zat bij de Toughbooks. Ook het octrooi (dat ziet op het updaten van "data") is voor nietig te houden volgens de rechtbank, zodat de daarop gebaseerde vorderingen afgewezen moeten worden.

In conventie:
3.1. WWTS vordert in conventie - samengevat- dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,

Ten aanzien van het auteursrecht:
- voor recht verklaart dat met de openbaarmaking en verveelvoudiging van 7.121 exemplaren van de IQonn Software, versie 4, gedaagden ieder voor zich en/of afzonderlijk inbreuk hebben gemaakt op de bij WWTS berustende auteursrechten met betrekking tot de IQonn software, versie 4,
- gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot afdracht van de met de inbreuk genoten winst aan WWTS, dan wel voldoening aan haar van de schade ter zake van deze inbreuk op auteursrechten tot een bedrag ad 534.074 euro te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot voldoening van de schade aan de zijde van WWTS ter zake van deze inbreuk op auteursrechten, welk bedrag der zake is op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,

Ten aanzien van het octrooi:
- voor recht verklaart dat gedaagden gezamenlijk en/of ieder afzonderlijk met de productie, het aanbieden, het in voorraad hebben, de verkoop en de levering van exemplaren van de als Toughbooks aangeduide typen computerapparatuur inbreuk hebben gemaakt en maken op EP 882,
- gedaagden, gezamenlijk en/of ieder afzonderlijk, gelast de productie, het aanbieden, het in voorraad hebben, de verkoop en de levering van exemplaren van de als Toughbooks aangeduide typen computerapparatuur, in Nederland te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom,
- gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot vergoeding van de schade, die te rekenen vanaf de datum van octrooiverlening is veroorzaakt door de op EP 882 inbreuk makende handelingen, en tot afdracht van de winst die door gedaagden gezamenlijk en/of ieder afzonderlijk is behaald met de productie, het aanbieden, de verkoop en de levering van de als Toughbooks aangeduide typen computerapparatuur, in Nederland, zulks op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
- gedaagden gelast om opgave, voorzien van een goedkeurende verklaring van een registeraccountant, te doen aan WWTS van het aantal geproduceerde en verkochte, althans in Nederland geleverde typen computerapparatuur, waarin de inbreukmakende connection management methoden werden toegepast, de duur waarbinnen en de tijdstippen waarop deze productie, verkoop en leveringen hebben plaatsgevonden en de productiekosten en de verkoopprijs van geproduceerde, verkochte en geleverde exemplaren van de inbreukmakende typen computerapparatuur, eveneens op straffe van een dwangsom,

Ten aanzien van de proceskosten:
- met veroordeling van Panasonic in de proceskosten overeenkomstig artikel 1019h Rv.

3.2. WWTS stelt daartoe -kort gezegd- dat Panasonic 7.121 Toughbooks heeft voorzien van IQonn Software, versie 4, zonder dat zij daartoe een licentie had van WWTS. Panasonic had slechts een licentie voor versie 3 gekregen. Bij gebruik van de Toughbooks van Panasonic wordt voorts door de daarop geïnstalleerde software de werkwijze van (conclusie 1 van) het octrooi toegepast, zodat sprake is van indirecte inbreuk door Panasonic.

3.3. Panasonic voert hiertegen gemotiveerd verweer, onder meer stellende dat zij wel degelijk versie 4 een licentie had gekregen en betaald. Verder is er volgens haar geen sprake van een octrooi-inbreuk, niet alleen omdat geen sprake is van toepassing van alle maatregelen uit de conclusie maar voorts omdat sprake is van een nietig octrooi, omdat het toegevoegde materie bevat en niet inventief is.

4. De beoordeling
Auteursrecht

4.2. WWTS stelt dat sprake is van inbreuk op haar auteursrechten ter zake de IQonn software. Panasonic bestrijdt dat met de stelling enerzijds dat zij de verspreiding van de software heeft gestaakt en anderzijds dat zij voordien toestemming daartoe had krachtens een licentie van Diginext. De rechtbank overweegt als volgt.
4.3. WWTS heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat Panasonic thans nog de software verspreidt of anderszins software zou hebben verspreid waarvoor zij geen afdracht heeft gedaan van een licentievergoeding aan Diginext dan wel WWTS. De zaak spitst zich dan ook toe op de vraag of de TC V4 die Panasonic bij 7121 Toughbooks heeft meegeleverd, onder de licentie viel of niet. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is, waarbij zij de volgende omstandigheden in aanmerking heeft genomen.
(...)
Octrooirecht
(...)
4.25. Zodoende zou de gemiddelde vakman zonder inventieve denkarbeid komen tot de in conclusie 1 van het octrooi neergelegde maatregelen, ook als deze wordt gelezen in de beperkte zin als door WWTS voorgestaan.

Slotsom en proceskosten
4.26. De slotsom luidt dat conclusie 1 van het octrooi voor nietig is te houden, zodat de daarop gebaseerde vorderingen afgewezen moeten worden. Voorts doet Panasonic wat betreft de auteursrechten terecht een beroep op het bestaan van OEM Licentie, waarmee ook die grondslag van de vorderingen niet kan opgaan. Het in conventie gevorderde moet om die reden worden afgewezen. Gelet op de voorwaarden waaronder de reconventie is ingesteld, komt de rechtbank daaraan niet toe.

IEF 15186

Staking van wekelijkse uploads muziekcollectie via Usenet

Beschikking Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25 juni 2015, IEF 15186 (Stichting BREIN tegen X)
Beschikking ingezonden door Thomas Kriense, Stichting BREIN. Auteursrecht. Ex parte. Gerekwestreerde uploadt wekelijks op Usenet een collectie van de nieuwe Nederlandstalige muziekproducties van onder meer Gerard Joling, Wolter Kroes, Ali B en Nick & Simon. Dit gebeurt via NZB-bestanden die via "spots" naar een bestand leiden die via nieuwsgroepen gedownload kunnen worden. Er volgt een dwangsom van 2.000 per dag(deel), met een maximum van 50.000 [red. inzender meldt dat een schikking is getroffen].