Alle rechtspraak  

IEF 5648

Exploitatie

Rechtbank Amsterdam, 6 februari 2008, HA ZA 06-4034, Intersong Basart Publishing Group B.V. c.s tegen Van Hemert (met dank aan Margriet Koedooder, De Vos & Partners).

Wel gemeld, nog niet samengevat. Bodemprocedure. Ontbinding muziekuitgavecontracten rechtsgeldig vanwege het niet nakomen van de exploitatieverplichting. Het zou de eerste keer zijn dat een auteur van (populaire) muziekwerken op deze wijze zijn muziekuitgaverechten terug krijgt.

Kern van het geschil tussen partijen is of Van Hemert rechtsgeldig de met Intersong c.s. gesloten muziekuitgavecontracten heeft ontbonden. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend.

De rechtbank is van oordeel dat Intersong c.s. tekort zijn gekomen in de exploitatieverplichting. Deze exploitatieverplichting ligt, anders dan Intersong c.s. betogen, op grond van de wederzijdse verwachtingen wel degelijk besloten in het contract volgens de rechtbank. 

Anders dan Van Hemert stelt is de exploitatieverplichting een inspanningverplichting en geen resultaatsverplichting, hetgeen inhoudt dat Intersong c.s. zich voortdurend en maximaal zouden inspannen om uit de werken het maximale rendement te halen, zeker indien zij daartoe door de auteur worden aangezet. De tekortkoming i.c. blijkt volgens de rechtbank met name gelegen in het niet (tijdig) verschaffen van exploitatieoverzichten, ondanks dat daar een aantal keer om is gevraagd.

De rechtbank komt voorts toe aan de vraag of is voldaan aan de formele ontbindingsvereisten. De rechtbank oordeelt dat Intersong c.s. na het verstrijken van de termijn gesteld in de brief van 8 december 2005, waar duidelijk is aangegeven wat de klachten waren, in verzuim zijn geraakt. De brief van 8 december 2005 is volgens de rechtbank tevens aan te merken als een schriftelijke ontbindingsverklaring. Doordat medegedeeld wordt dat bij geen reactie de PALM/NMUV-procedure gestart zal worden, is immers sprake van een voorwaardelijke ontbinding. Na drie maanden heeft Van Hemert Intersong c.s. op de hoogte gesteld van het starten van deze procedure. Hieruit is volgens de rechtbank duidelijk dat Van Hemert de overeenkomst wenst te ontbinden, nu dit een ontbindingsprocedure betreft en dat hij de aangekondigde ontbinding heeft doorgezet.

De vorderingen van Intersong c.s. worden dan ook afgewezen en de reconventionele vorderingen van Van Hemert worden toegewezen.

Lees het vonnis hier. Persbericht De Vos & partners hier

IEF 5646

40 – 45d (HB)

svo2.bmpGerechtshof ’s-Gravenhage,  31 januari 2008, rolnummer: 06/971, Holierhoek tegen Rob Houwer Film & TV Producties B.V. c.s (met dank aan  Marc de Kemp, Houthoff Buruma).

Wel gemeld, nog niet samengevat. Hoger beroep bodemprocedure. Auteursrecht. Overgangsrecht. Proefproces over de toepasselijkheid van artikel 45d Auteurswet op de destijds gesloten scenario-overeenkomst en de exploitatierechten met betrekking tot de het filmwerk Soldaat van Oranje. Het Hof wijst de vorderingen van Holierhoek af.

Kees Holierhoek is scenario-schrijver en ook voorzitter van de stichting LIRA, een belangenorganisatie van auteurs. Holierhoek is samen met drie anderen (de heren Gerard Soeteman, Paul Verhoeven en Erik Hazelhoff Roefzema) co-scenarioschrijver geweest van de alom bekende en bekroonde film Soldaat van Oranje, die in 1977 in première ging te Amsterdam. Producent van deze succesvolle Nederlandse speelfilm is Houwer Film BV.

Met het oog op de te produceren speelfilm hadden Houwer Film BV en Holierhoek al op 9 september 1975 een overeenkomst gesloten, op grond waarvan scenarist Holierhoek als wederprestatie voor a) het samen met anderen schrijven van het draaiboek voor de film Soldaat van Oranje en b) de algehele overdracht van alle auteursrechten aan filmproducent Houwer Film BV een bedrag van Fl. 22.500,- heeft ontvangen.

Bij aangetekende brief van 8 april 2004 heeft de huidige advocaat van Holierhoek jegens Rob Houwer aanspraak gemaakt op alsnog een billijke vergoeding voor de (verdere) exploitatie van de speelfilm Soldaat van Oranje, waaronder de verhuur van DVDs.

Het gaat Holierhoek in deze proefprocedure om de reikwijdte van art. 45d Auteurswet. Holierhoek stelt dat een scenarioschrijver in de praktijk bij een overeenkomst met een filmproducent vaak gedwongen wordt afstand te doen van het recht op een billijke vergoeding voor iedere vorm van onvoorziene exploitatie van het filmwerk waaronder die door verhuur. Producenten weigeren daardoor vaak scenarioschrijvers mee te laten delen in de toekomstige opbrengsten van succesvolle speelfilms. Die praktijk is in strijd met deze wettelijke regeling, die voor wat betreft de billijke vergoedingen van dwingend recht is.

Een eenmalige afkoopsom is ook niet te rijmen met de ratio van de voor de rechtspraktijk onduidelijke regeling van art. 45d Auteurswet, welke ratio is de bescherming van de zwakke onderhandelingspositie van de auteur tegenover de filmproducent, aldus Holierhoek.

Het Hof oordeelt echter in het nadeel van Holierhoek. Het onderhavige overgangsrecht uit 1985 laat volgens het Hof geen andere conclusie toe, dan dat de per 1 augustus 1985 ingevoerde wetsartikelen 45a t/m 45g Auteurswet toepassing missen nu speelfilm Soldaat van Oranje reeds voor 1 augustus 1985 was voltooid. “(…) nu de artikelen 45a-45g niet van toepassing zijn verklaard op een weliswaar aangevangen maar nog niet voltooid filmwerk, geldt naar het oordeel van het hof a fortiori dat de artikelen 45a-45d niet van toepassing zijn op een voltooid filmwerk (…)”

De Wet op de naburige rechten voorziet niet in overgangsrecht met betrekking tot het invoeren van de derde en vijfde volzin van artikel 45d aw, omdat de wet – aldus de MvT – slechts een verduidelijking van de bestaande regeling betreft. Nu de Wet op de naburige rechten niet een bepaling bevat dat de daarbij ingevoegde derde volzin van artikel 45d dwingend recht bevat of dat daarvan geen afstand kan worden gedaan, is het Hof van oordeel dat het daarbij gaat om regelend recht. Hiermee is volgens het Hof in overeenstemming hetgeen is vermeld in de MvT, namelijk dat de praktijk veelal in de contracten afspraken worden gemaakt over de exploitatie van het filmwerk en de aan de makers/de uitvoerende kunstenaars toekomende vergoeding. Ook de eis van een schriftelijke overeenkomst (vijfde volzin), op zichzelf wel dwingend recht, dwingt niet tot een andere opvatting. Daar komt bij dat het gaat om een verduidelijking van de bij de wetswijzigingen van 1985 ingevoegde bepalingen welke volgens het Hof evenmin dwingendrechtelijk van aard zijn.

Hoewel de zesde volzin van artikel 45d Aw wel dwingend recht is, hetgeen volgt uit de artikel 4 van richtlijn 92/1000/EEG, ziet dit volgens de MvA niet op andere exploitatievormen dan verhuur.

Holierhoek stelt voorts dat hij tijdig een beroep heeft gedaan op bedoelde billijke vergoeding door zijn brieven van 1 december 1995 en 29 november 1996. Houwer BV. c.s. beweren deze brieven nooit te hebben ontvangen. Het Hof overweegt dat deze brieven zijn gericht aan de verkeerde rechtspersoon en bovendien niet juist zijn geadresseerd. Voorts overweegt het hof dat het aan Holierhoek is om te bewijzen dat de brieven Houwer BV. c.s. daadwerkelijk hebben bereikt. Holierhoek slaagt niet in dit bewijs en zijn bewijsaanbod wordt als niet voldoende geconcretiseerde terzijde geschoven.

Ook Holierhoeks stelling dat de aanspraak op een billijke vergoeding ter zake van verhuur van een filmwerk niet noodzakelijkerwijs behoeft te worden gericht tot de producent maar zich kan richten tot de LIRA of een andere collectieve rechtenorganisatie, dan wel dat aanspraak kan worden gemaakt door middel van een publicatie, wordt verworpen. Uit het bepaalde in artikel III lid 3 van de wet van 21 december 1995 in samenhang met artikel 45d Aw volgt naar het oordeel van het Hof dat de aanspraak moet worden gericht aan de producent van het desbetreffende filmwerk.

Artikel 45d Aw is derhalve volgens het hof niet van toepassing op de scenario-overeenkomst van 1975. de gevorderde verklaring voor recht wordt aldus afgewezen. Vervolgens komt het beroep op artikel 2 lid 2 Aw en het (gewone) vermogensrecht aan de orde.

De overeenkomst tussen partijen uit 1975 laat naar het oordeel van het Hof geen andere redelijke uitleg op de voet van het Haviltex-criterium toe, dan dat Holierhoek aan Houwer Films BV tegen betaling van een lumpsum onder meer alle mogelijke auteursrechten overdroeg, waaronder ook die voor destijds wellicht minder voorzienbare toekomstige exploitatievormen inclusief de verhuur van DVDs. Het Hof geeft hiervoor in r.o. 7.5 en 7.6 een interessante goederenrechtelijke onderbouwing die omwille van het karakter van deze samenvatting achterwege wordt gelaten.

Ook van onvoorziene omstandigheden als (thans) bedoeld in art. 6:258 BW is niets relevants gesteld of gebleken.

De slotsom van de Hof luidt dat de vorderingen van Holierhoek om de voormelde redenen moeten worden afgewezen.

Lees het arrest hier. Vonnis Rechtbank Den Haag in eerste instantie: IEF 1926.

IEF 5644

Honingpotje

ldm.gifGerechtshof ’s-Hertogenbosch, 5 februari 2008, rolnr. C0600170/BR, Familie Michaud Apiculteurs S.A. tegen Graham Packaging Company B.V.(met dank aan Charles Gielen, NautaDutilh).

Wel gemeld, nog niet samengevat. Tussenarrest in zaak over model- en auteursrecht op honingpotje. Central attack in het modellenrecht? Recht dat het houderschap beheert en recht dat de inbreuk beheerst. Geen afbeeldingen in vonnis.

Appelante  Michaud is heeft in 1992 het model van een honingpot internationaal gedeponeerd en maakt bezwaar tegen een ‘halffabrikaat houder (zonder dop)’ van geïntimeerde Graham (voorheen Owens) Graham vordert de vernietiging en doorhaling van het modeldepot in de gehele EU.

Michaud wint in kort geding, maar Graham wint ondertussen in eenzelfde zaak in Frankrijk en vervolgens in Nederland in de eerste aanleg  van de onderhavige bodemzaak (maar alleen voor de Benelux, niet de gehele EU). In het hoger beroep tegen dat laatste vonnis stelt geïntimeerde zich onder verwijzing naar het Franse vonnis op het standpunt dat het model waar het over gaat ‘in het geheel niet meer bestaat’. Niet duidelijk wordt of hier, analoog aan het merkenrecht, gedoeld wordt op een soort central attack.

Het hof doet de zaak niet zelf af, maar stelt geïntimeerde in gelegenheid bij memorie nader aan te geven “op welke gronden er volgens haar in verband met het Franse vonnis van uitgegaan dient te worden dat het modeldepot thans niet meer bestaat en daaraan ook voor de Benelux geen bescherming kan worden ontleend en wat de stand van zaken is een eventuele beroepsprocedure”.

En ook over de auteursrechtelijke vordering stelt het hof het oordeel nog even uit. Bij pleidooi heeft de raadsman van Michaud aangegeven dat de vraag of Michaud aangemerkt kan worden als auteursrechthebbende naar Frans recht dient te worden beoordeeld (houderschap van het auteursrecht), maar het hof merkt daarbij op  dat in het eerdergenoemde Franse vonnis is geoordeeld dat het honingpotje van Michaud niet door het auteursrecht beschermd is (oordeel over het recht dat de inbreuk beheerst) en stelt vervolgens: “Door Michaud is evenwel niet aangegeven of en zo ja, welke consequenties verbonden kunnen worden aan deze uitspraak voor de onderhavige zaak.” Partijen krijgen daarom de gelegenheid om zich nader uit te laten over dit onderwerp.

Ieder verdere beslissing wordt aangehouden.

Lees het arrest hier.

IEF 5612

Te lang stilzitten

hvh.gif

Rechtbank Amsterdam, 6 februari 2008, HA ZA 06-4034, Intersong Basart Publishing Group B.V. c.s. tegen Hans van Hemert.

Persbericht + vonnis De Vos & Partners: “Rechter geeft Hans van Hemert de muziekuitgaverechten op zijn hits terug. Wie kent hem niet? Hans van Hemert was met name in de jaren ''70 en ‘80 heel succesvol als maker van liedjes. Hij schreef de ene na de andere hit voor bekende artiesten zoals Liesbeth List, Ramses Shaffy, Demis Rousos, Kamahl, André Hazes, American Gipsy, Mireille Mathieu, Mac & Katie Kissoon en Mouth & McNeal. Voor LUV schreef Hans 2 keer een nummer 1-hit: You’re The Greatest Lover’ en ‘Trojan Horse’ zijn ook nu nog bekend. Van zijn wereldhit ‘How Do You Do’ werden maar liefst 6 miljoen exemplaren verkocht.

Maar in de afgelopen jaren gebeurde er nog maar weinig met zijn werk.De Nederlandse muziekuitgever van Hans van Hemert - Intersong Basart Publishing Group BV (voorheen: Warner Basart) - zat in de ogen van de muzikant al jaren lang ten onrechte stil. Hans sprak over een 'eeuwige radiostilte' en hij ontbond middels een brief de vele overeenkomsten tussen partijen wegens wanprestatie. Intersong Basart - een belangrijke muziekuitgeverij in Nederland - besloot daarop de geldigheid van de ontbinding aan te vechten bij de rechter. Maar de muziekuitgever kreeg nul op het rekest. Vorige week woensdag besloot de rechter - voor het eerst in Nederland - dat de auteur de contracten terecht had ontbonden wegens wanprestatie, te weten té lang stilzitten door de muziekuitgever.

 Muziekuitgaverechten worden door een muziekauteur doorgaans voor de duur van het auteursrecht, te weten tot 70 jaar na de dood van de auteur, overgedragen aan de muziekuitgever. Het is voor het eerst in de Nederlandse muziekgeschiedenis dat een auteur van (populaire) muziekwerken op deze wijze zijn muziekuitgaverechten terug krijgt. In financieel opzicht betekent het dat Van Hemert voortaan weer 100% in plaats van 2/3 of - bij buitenlandse exploitatie van de werken - 50% van de gerealiseerde inkomsten mag behouden.  

Muziekuitgeverij Strengholt Music Group verwierf in december 2007 100% van de aandelen van Intersong Basart. Dat was daarvoor 50%. Gevolg van het vonnis is, dat Intersong/Strengholt de Buma/Stemra vóór 26 februari a.s. schriftelijk moet berichten dat zij sinds 15 april 2006 niet langer over de muziekuitgaverechten op de 227 muziekwerken van Van Hemert kan beschikken. Buma/Stemra zal de sinds 2006 geblokkeerde auteursrechtsgelden daarna dus voor 100% moeten uitkeren aan Van Hemert.

Lees het vonnis hier.  De tekst van het vonnis is ook te vinden op de website van Margriet Koedooder.   

IEF 5604

Het concept betreft een recht

Rechtbank Leeuwarden, sector kanton, 5 februari 2008, LJN: BC4312, De Groene Leguaan v.o.f. tegen Friesland Bank N.V.

Eerst even voor jezelf lezen, bodem in Leguaanwoningenzaak: Eiser heeft een aantal eigenzinnig vormgegeven bio-ecologische woningen doen ontwerpen en bouwen, om bij te dragen aan vergroting van het ecologisch bewustzijn in de maatschappij. De bank heeft, zonder toestemming of medeweten van eiser, foto's van deze woningen gebruikt voor een reclamecampagne voor hypotheken. Geoordeeld wordt dat de woningen een auteursrechtelijk werk zijn en dat eiser rechthebbende op dit werk is. Hem komt echter, gelet op het openbaarheidsaspect, geen bescherming krachtens de Auteurswet toe. Wel is er sprake van onrechtmatig handelen door de bank.

“Het enige bewustzijn waaraan Friesland Bank met deze campagne wil appelleren is dat van financieel voordeel. Op deze wijze heeft Friesland Bank het oorspronkelijk concept geweld aangedaan. Dit concept betreft, zoals hierboven uiteengezet is, een recht dat De Groene Leguaan, in persoon van [eiser], toekomt. Aldus is inbreuk gemaakt op een recht van De Groene Leguaan c.s. en is onrechtmatig gehandeld door Friesland Bank.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5600

Designradiatoren

rad.gifVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 12 februari 2008, KG ZA 07-1477, The Heating Company BVBA tegen Instamat Watertechniek B.V.

Vorderingen eiser m.b.t. inbreuk model- en auteursrecht op designradiatoren worden afgewezen. Na bestudering prior art zorgen de overblijvende kenmerken voor een andere algemene indruk. Afbeeldingen in het vonnis. Productnamen spelen geen rol. Opgave proceskosten moet gemotiveerd worden weersproken.

Eiser The Heating Company brengt op basis van een internationaal en een Gemeenschapsmodel radiatoren op de markt onder de naam Carré en Carré Bath. Gedaagde Instamat brengt radiatoren op de markt onder de naam Quadro en Quadro Bath. Eiser stelt dat stelt dat gedaagde hiermee inbreuk maakt op het haar toekomende model- en auteursrecht.

De voorzieningenrechter volgt deze stelling niet. Na aftrek van prior art ziet de voorzieningenrechter onvoldoende overeenkomsten. Over de vergelijking tussen de Carré en de Quadro stelt hij onder andere:

“4.7. De breedte en diepte van de elementen van het model van The Heating Company verhouden zich grofweg als 1:2 terwijl de tussenruimte grofweg gelijk is aan de breedte van het element. De breedte, diepte en tussenruimte van de elementen van de Quadro verhouden zich meer als 1:1:½. Voorshands wordt geoordeeld dat de Quadro door deze verschillen op de geïnformeerde gebruiker niet dezelfde algemene indruk maakt als het gedeponeerde model, ongeacht of de verhouding tussen lengte en breedte van de Quadro en van het model overeenstemt. Dit laatste heeft The Heating Company overigens niet uitgewerkt.”

En over de Carré Bath en de Quadro Bath, ook weer na aftrek van prior art::

4.9. The Heating Company heeft desgevraagd erkend dat het gedeponeerde model in dat opzicht niets nieuws heeft gebracht. Hiervan uitgaande schuilt het eigen karakter van het door The Heating Company gedeponeerde model, en dus ook de beschermingsomvang, vooral in het gebruik van – voor zover dat uit het depot is op te maken - vierkante elementen waarbij de tussenruimte zodanig gering is, dat een vrijwel gesloten vlak ontstaat. De elementen van de Quadro Bath zijn daarentegen rechthoekig en verder uit elkaar geplaatst, met de korte kant bevestigd aan de collector. Als gevolg oogt het minder massief. Een en ander is waarneembaar in onderstaande, door Instamat overgelegde foto’s.

4.10 The Heating Company wijst er terecht op dat vergeleken moet worden, niet tussen de door haar op de markt gebrachte radiatoren en die van Instamat, maar tussen haar model en de door Instamat verhandelde radiatoren. Dat neemt niet weg dat de foto’s een beeld geven van dit aspect van die vergelijking. Ook in dit verband wordt in aanmerking genomen dat er ten tijde van het depot al radiatoren met rechthoekige elementen op de markt waren. Met inachtneming van wat hiervoor over de beschermingsomvang van het model is overwogen, moet dan ook voorshands moet worden geoordeeld dat de radiator van Instamat een andere algemene indruk wekt. De ingeroepen modelrechten kunnen dus niet tot toewijzing van de vorderingen leiden.”

Om min of meer dezelfde redenen ziet de voorzieningenrechter m.b.t. de auteursrechtelijke vordering ook niet in dat de ontwerpen van Instamat niet als zelfstandig werk kunnen worden aangemerkt. Daar komt bij dat onvoldoende aannemelijk is dat het auteursrecht bij eiser berust. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de ontwerper, die niet in dienst is bij eiser,  het auteursrecht, of zijn aandeel daarin, aan haar heeft overgedragen. Ook van slaafse nabootsing kan geen sprake zijn.

Ook de productnamen spelen i.c. geen rol. "4.12 Het bezwaar dat The Heating Company in dit verband heeft tegen de op haar (niet als merk gedeponeerde) productnamen gelijkende aanduidingen Quadro en Quadro Bath kan in ieder geval niet leiden tot een verbod die radiatoren op de markt aan te bieden, hoogstens om dit te doen onder die benamingen."

Over de gevraagde proceskostenveroordeling stelt de voorzieningenrechter tot slot:

“4.13. (…) Deze bedragen volgens Instamat aan haar zijde in totaal € 23.637,57 exclusief B.T.W. voor circa 80 gewerkte uren. The Heating Company heeft tegen deze opgave aangevoerd dat zij het aantal gewerkte uren te hoog vindt. Dit verweer is echter niet nader uitgewerkt. Zo geeft zij niet aan welke van de door Instamat gespecificeerde werkzaamheden onnodig zijn geweest of om andere redenen vraagtekens bij haar oproepen. Het verweer wordt als te weinig gemotiveerd verworpen. De proceskosten aan de zijde van Instamat moeten worden vastgesteld op € 23.888,57 (€ 23637,57 + € 251 griffierecht).  

Lees het vonnis hier.

IEF 5599

Objectbeschrijvingen

vnot.gifVzr. Rechtbank Almelo 11 februari 2008, KG ZA 08-27, Internetnotarissen B.V. tegen Openbareverkopen.nl B.V.

Auteursrecht. Databankenrecht. Geschriftenbescherming. Objectbeschrijvingen op veilingsite en veilingvoorwaarden vallen onder de geschriftenbescherming.

Eiser Internetnotarissen exploiteert de website www.veilingnotaris.nl. Op deze website kunnen deelnemende notarissen op handen zijnde veilingen van onroerend goed aankondigen door middel van een advertentie. Gedaagde Openbareverkopen heeft 131 publicaties van www.veilingnotaris.nl rechtstreeks overgenomen en op haar eigen website www.openbareverkopen.nl geplaatst. Hiertegen komt Internetnotarissen op in het onderhavige kort geding.

De Voorzieningenrechter oordeelt dat de overgenomen objectomschrijvingen tezamen met de adresgegevens en de bijzondere veilingvoorwaarden een onvoldoende eigen oorspronkelijk karakter hebben om als werk in de zin van artikel 1 van de Auteurswet te kunnen worden aangemerkt. Het gaat veeleer om feitelijke informatie over het object en de daarbij verstrekte gegevens.

Wel is de Voorzieningenrechter van mening dat de objectbeschrijvingen en veilingvoorwaarden vallen onder de geschriftenbescherming als bedoeld in artikel 10 lid 1 sub 1 Auteurswet. Openbareverkopen is heeft hierop volgens de Voorzieningenrechter inbreuk gemaakt. Zij heeft immers de volledige veilingadvertentie overgenomen en daarmee herhaald op haar website. Het zou anders kunnen zijn als Openbareverkopen (gedeeltelijk) zou hebben geciteerd. Dat is ook het verschil met de zaak zoekallehuizen.com. Ook had zoekallehuizen.com op haar website een deeplink toegevoegd welke rechtstreeks naar de betreffende advertentie op de website van de makelaar verwijst. De handelswijze van Openbareverkopen is anders: zij kopieert de veilingadvertenties van Internetnotarissen 1 op 1.

Wat betreft de foto’s neemt de Voorzieningenrechter auteursinbreuk aan. Artikel 15b Aw jo. art. 516 Rv doet hier niets aan af. Immers, wanneer de bekendmakende partij de bekendmaking optuigt met een uitgebreidere objectbeschrijving, foto’s en bijzonder veilingvoorwaarden, valt deze bekendmaking niet langer onder de werking van artikel 15b Aw.

Het beroep op het databankenrecht strandt volgens de Voorzieningenrechter op het ontbreken van een substantiële investering. Het publiceren van veilingadvertenties behoort tot de kerntaken van de notaris. Dit gebeurt tegenwoordig doorgaans digitaal (tekstverwerker/fotoprogramma). Het vergt alsdan slechts een kleine moeite om deze reeds digitale documenten ook via het internet te publiceren.

Openbareverkopen handelt aldus eveneens onrechtmatig jegens Internetnotarissen. De vorderingen van Internetnotarissen worden derhalve toegewezen en Openbareverkopen wordt veroordeeld in de volledige proceskosten ad EUR 20.000,-.

Lees het vonnis hier.

IEF 5594

Eerst even voor jezelf lezen

Vzr. Rechtbank Almelo, 11 februari 2008, KG ZA 08-27, Internetnotarissen B.V. tegen Openbareverkopen.nl B.V.(met dank aan Mark Jansen, Dirkzwager).

Auteursrecht, databankenrecht, geschriftenbescherming. “Veroordeelt Openbareverkopen.nl om zich binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te onthouden van iedere inbreuk op de aan Internetnotarissen en/of de Notarissen toekomende geschriftenbescherming op de objectbeschrijving en bijzondere veilingvoorwaarden , afzonderlijk dan wel gezamenlijk als geheel, van de door de Notarissen op www.veilingnotaris.nl geplaatste en in de toekomst te plaatsen advertenties, direct of indirect via anderen, door het overnemen van een (nagenoeg) identiek kopie daarvan op de website www.openbareverkopen.nl of op een andere door Openbareverkopen geëxploiteerde website, dan wel door een andere vorm van ongeoorloofde verveelvoudiging en/of openbaarmaking van deze objectbeschrijvingen en bijzondere veilingvoorwaarden, waardoor inbreuk wordt gemaakt op de geschriftenbescherming van Internetnotarissen en/of de Notarissen."

Lees  het vonnis hier.

Rechtbank Amsterdam, 9 januari 2008, LJN: BC3829, Web Measurement Services B.V. c.s. tegen Weborama S.A.

Databankrecht. “Gesteld noch gebleken is dat Weborama met het opvragen van de gegevens geprofiteerd heeft van, dan wel substantiële schade toegebracht heeft aan WMS c.s. Gezien het geringe aantal files (27.800, althans 110 van 1 miljoen) dat Weborama heeft opgevraagd, derhalve nog geen 3%, heeft zij in kwantitief opzicht geen substantieel deel van de op Webstats aanwezige gegevensverzameling geraadpleegd. Van een substantieel deel in kwalitatief opzicht is naar het oordeel van de rechtbank ook geen sprake, nu slechts URL’s zijn opgevraagd. Ook van herhaald en systematisch opvragen van niet-substantiële delen van Webstats is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest.”

Lees het vonnis hier.

Vzr.  Rechtbank Haarlem, 25 januari 2008, LJN: BC3298, Eiser tegen Gedaagde.

Winegallery.nl. Samenvatting rechtspraak.nl: “Hoewel gedaagde gezien het merkenrecht van eiseres, de domeinnaam niet zal kunnen gebruiken - dat zal alleen eiseres kunnen -, zou gedaagde de domeinnaam wel aan eiseres kunnen verkopen. Dat geeft gedaagde, indien hij de rechthebbende op de domeinnaam is, voldoende belang bij zijn verweer tegen de door eiseres gevorderde overdracht (om niet) van de domeinnaam. De voorzieningenrechter tekent hierbij aan dat gesteld noch gebleken is dat in het onderhavige geval sprake is van domeinnaamkaping, welke handelwijze tot een ander oordeel kan leiden.

Lees het vonnis hier.

IEF 5592

Voldoende afstand tussen de vazen

vaas.gifGerechtshof Amsterdam, 29 januari 2008, rolnummer 2007, 1009, Brass & Boom tegen Zarex B.V. c.s (met dank aan Helen Maatjes, Intellectueel Eigendom Advocaten).

Hoger beroep in de kort geding  over afgeplatte vazen. Geen werk volgens rechtbank, geen overeenstemming volgens het hof.

Anders dan de rechtbank slaat het Hof de vraag of er sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk over. Het hof  neemt voorshands aan dat wel zo is, maar omdat er, gelet op de totaalindrukken, voldoende afstand is gehouden  door de wederpartij is er ook bij het hof een sprake van inbreuk. Ook van slaafse nabootsing is geen sprake. Er is, zoals gezegd,  voldoende afstand tussen de vazen en gesteld noch gebleken is dat door de vormgeving de goede naam van appellante is aangetast. Ook verwarring is niet aannemelijk geworden. 

Lees het arrest hier. Eerder bericht + vonnis rechtbank hier.

IEF 5589

In strijd met de zorgvuldigheid

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 24 januari 2008, KG ZA 07-2249 P/TF, Stichting Brein tegen M. (met dank aan Ruber Brouwer, Hocker).

Auteursrecht. Website faciliteert systematisch en structureel het downloaden van bestanden die slechts door inbreuken op rechten van anderen beschikbaar gesteld zijn. Strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid. Geen volledige proceskostenveroordeling: geen IE, maar OD.

Wel gemeld, nog niet samengevat. Brein bestrijdt Intellectuele eigendomsfraude namens de bij haar aangesloten recht- en belanghebbende, zoals BUMA, STEMRA, IFPI, MPA, NVPI en NVF. M. is houder en beheerder van de website www.shareconnector.com. Deze website fungeert als een portaal om bestanden te downloaden. 95% van deze bestanden worden zonder toestemming van de rechthebbende gedownload. Brein vraagt een verbod op grond van auteursrecht, naburige rechten en/of onrechtmatige daad.

De Voorzieningenrechter oordeelt dat ShareConnector zelf niet beschikt over bestanden en dat zij deze dus ook niet kan aanbieden. M, al dan niet met anderen, selecteert en indexeert de via het eDonkey-netwerk beschikbare bestanden en maakt deze geselecteerde bestanden toegankelijk via het eDonkey peer-to-peer netwerk. Hieruit volgt volgens de voorzieningenrechter dat M niet zelf die bestanden openbaar maakt. Het feit dat hij die openbaarmaking door anderen via ShareConnector faciliteert, maakt dit niet anders. Er is derhalve geen sprake van inbreuk op de Auteurswet en/of de Wet op de Naburige rechten.

De vraag resteert of de handelswijze van M onrechtmatig is jegens de rechthebbende. In beginsel staat het M immers vrij om op internet beschikbare bestanden te selecteren en te indexeren en vervolgens die bestanden voor anderen toegankelijk te maken. Echter, onder omstandigheden kan deze handelswijze toch onrechtmatig zijn. Zo ook in dit geval. Het is bekend dat 95% van de door M samen met anderen geselecteerde bestanden openbaar zijn gemaakt zonder toestemming van de rechthebbenden. Zijn website faciliteert dus systematisch en structureel het downloaden van bestanden die slechts door inbreuken op rechten van anderen beschikbaar gesteld zijn. De voorzieningenrechter oordeelt derhalve dat deze handelswijze in strijd is met de zorgvuldigheid die M in het maatschappelijk verkeer betaamt en dus onrechtmatig is jegens de belangen wier belangen door Brein worden vertegenwoordigd. Het feit dat M met zijn hobby geen inkomsten genereert doet niets af aan het onrechtmatige karakter. 

De vorderingen van Brein worden aldus grotendeels toegewezen. Echter, de vordering tot vergoeding van de volledige proceskosten van Brein wordt afgewezen nu de vorderingen tegen M niet op een IE-recht, maar op onechtmatige daad worden toegewezen.

Lees het vonnis hier.