Alle rechtspraak  

IEF 11203

Spelconcept professioneel doorontwikkeld tot Jenga

Rechtbank 's-Gravenhage 18 april 2012, LJN BW3624, HA ZA 08-1020 (Inspirion tegen Pokonobe, Hasbro en MB International)

Auteursrecht op spelconcept (met oudere variant). Komt het Jenga-spel voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking? Ja.

Het spelidee an sich is van auteursrechtelijke bescherming uitgesloten. De uitwerking van het spelconcept van het behendigheidsspel kan auteursrechtelijke bescherming genieten. In dit geval is gekozen voor houten blokken als elementen om een stabiele, hoge, vierkante constructie te bouwen met drie elementen per etage, waarbij spelers steeds elementen uit de constructie moeten verwijderen en die ook op de toren moeten plaatsen, waardoor deze meer instabiel wordt.

Hierin zit ook de behendigheidsfactor van het spel. Gelet op de verschillende soorten behendigheidsspellen die op de markt verkrijgbaar zijn, kan niet gezegd worden dat de keuzes van de maakster banaal of triviaal zijn, zodat het onderhavige spelconcept zelfstandig wordt beschermd.

Hiernaast komt de uiterlijke verschijningsvorm voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking, waarbij er keuzevrijheid is in de houten balkvormen (zie hiernaast).

Het betoog dat Jenga, gelet op het binnen de familie van Scott gedurende hun periode in West-Afrika met houten (afval)blokjes gespeelde spel Takoradi Bricks, niet als een nieuw en oorspronkelijk werk zou kunnen worden beschouwd (en Scott haar auteursrecht ter zake niet aan Pokonobe heeft kunnen overdragen), wordt niet gevolgd. Pokonobe heeft het Takoradi-spel professioneel doorontwikkeld tot Jenga en de aanpassingen zijn zodanig dat Jenga als nieuw en oorspronkelijk moet worden aangemerkt.

De Wackelturm van Inspirion c.s. maakt inbreuk op de aan Pokonobe toekomende auteursrechten ter zake van het Jenga-spel.

 

3.13. (...) De verschillen zijn evenwel niet zodanig dat zij zorgen voor een afwijkende, niet met het Jenga-spel overeenstemmende, totaalindruk. Dat de Wackelturm geen 54 maar 45 balken/blokken (en dan 15 etages) zou tellen, zoals Inspirion c.s. nog heeft aangevoerd, maakt dit niet anders. Daar komt bij dat Pokonobe c.s. heeft gesteld dat Inspirion c.s. ook een uitvoering met 54 blokken op de markt brengt ter adstruering waarvan zij heeft gewezen op een afbeelding van een 18 verdiepingen gestapelde toren met drie elementen per laag op de eigen verpakking van de Wackelturm, welk een en ander Inspirion c.s. onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. De conclusie is dan ook dat het vermoeden is gerechtvaardigd dat het spelconcept van de Wackelturm aan die van Jenga is ontleend en derhalve van inbreuk sprake is.

Lees het vonnis hier (LJN BW3624, HA ZA 08-1020).

IEF 11202

Liefhebberij en vriendendienst productief maken

Hof Amsterdam 12 april 2012, LJN BW2981 (X tegen Belastinginspecteur)

Het sluiten van een overeenkomst krachtens welke recht bestaat op een vergoeding voor het uitzenden van opnamen is aan te merken als een werkzaamheid in de zin van artikel 3.90 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Eiseres heeft in 1998 bij wijze van liefhebberij en als vriendendienst als zangeres meegewerkt aan het maken van een proefopname van een cd. Een deel van de proefopname is een jaar later door een derde gebruikt voor een commercial. Eiseres heeft in 2004 een exploitatieovereenkomst uitvoerende kunstenaars gesloten met de Stichting ter Exploitatie van Naburige Rechten (hierna: SENA) en een algemene opdracht tot uitbetaling uitvoerende kunstenaar aan SENA gestuurd. In 2005, 2006 en 2007 heeft eiseres van de SENA  respectievelijk €4.503, €8.498 en €40 uitbetaald gekregen.

Het maken van de proefopname lag in 1998 in de privésfeer en het achteraf genieten van destijds niet-beoogde inkomsten moet worden gelijkgesteld met het geldelijke voordeel uit een uit liefhebberij opgezette verzameling, aldus belangehebbende. Echter met het sluiten van de overeenkomst met SENA is er sprake van het productief maken van een recht. Daarmee heeft belanghebbende een werkzaamheid verricht in de zin van artikel 3.90 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

4.3. Eiseres kan weliswaar worden gevolgd in de stelling dat haar medewerking aan de cd in 1998 een vriendendienst betrof, maar op het moment dat zij een jaar later toestemming geeft om de opname te gebruiken voor een commercial brengt eiseres haar eerdere activiteiten “op de markt” en gaat zij deze exploiteren. Dat er op dat moment geen sprake is van een winstoogmerk, acht de rechtbank onaannemelijk. Eiseres was er toen reeds mee bekend dat de opname werd gebruikt voor reclamedoeleinden en dat zij daarvoor een vergoeding zou kunnen ontvangen. Tegenover gebruik in een commercial staat normaliter een vergoeding en gesteld noch gebleken is van afwijkende voorwaarden in dit geval. Vervolgens heeft eiseres om ook daadwerkelijk de vergoeding te verkrijgen in 2004 de overeenkomst met SENA gesloten. Met het sluiten van de overeenkomst met SENA in 2004 geeft zij aan de vergoeding te willen ontvangen. Aan voormelde kan geen andere conclusie worden verbonden dan dat eiseres het behaalde voordeel, bestaande in de vergoeding van € 8.498, heeft beoogd en dat dit ook redelijkerwijs kon worden verwacht. Gelet hierop heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank de vergoeding van SENA terecht aangemerkt als inkomen uit overige werkzaamheden.

4.2. In hoger beroep heeft belanghebbende gesteld dat zij weliswaar een jaar na het maken van de proefopname toestemming heeft gegeven voor het gebruik van deze opname in een commercial, maar dat zij daarmee geen winstoogmerk had. Het maken van de proefopname lag in 1998 in de privésfeer; het achteraf genieten van destijds niet-beoogde inkomsten moet worden gelijkgesteld met het geldelijke voordeel uit een uit liefhebberij opgezette verzameling, aldus belanghebbende.

4.4. Het vorenstaande dwingt tot de conclusie dat met het sluiten van de overeenkomst met SENA in 2004 sprake is van het productief maken van een recht. Daarmee heeft belanghebbende een werkzaamheid verricht in de zin van artikel 3.90 van de Wet inkomstenbelasting 2001. De krachtens die overeenkomst in 2006 genoten vergoeding is mitsdien aan te merken als een resultaat uit die werkzaamheid.

4.5. Het vorenstaande brengt mee dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd met aanvulling van de gronden zoals hiervoor weergegeven. Tot slot brengt ’s Hofs oordeel mee dat aan het tussen partijen bestaande geschil of reeds in 1998 belastbare inkomsten generende werkzaamheden zijn verricht voorbij kan worden gegaan.

IEF 11200

Piratenpartij mag uitgaan van letterlijke lezing ex parte

Beschikking Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 17 april 2012, LJN BW3596, KG RK 12-815 (de vereniging Piratenpartij tegen Stichting BREIN)

Uitspraak mede ingezonden door Mark Krul, WiseMen Advocaten.

In navolging van de ex parte beschikking van 13 april j.l., zie IEF 11191. Een bijzonder snelle procedure, zoals de feiten dat illustreren binnen één dag afgerond: Om 10:00 is het verzoek door de Piratenpartij gedaan, om 15:00 heeft stichting BREIN gereageerd en om 19:00 is de uitspraak per email toegezonden.

Dit executiegeschil ziet kort gezegd op de reikwijdte van het hierboven weergegeven verbod. Volgens Brein heeft dit de strekking ieder verwijzing naar de website van The Pirate Bay onmogelijk te maken ook indien de verwijzing geschiedt via een ander domein dan het subdomein tpb.piratenpartij.nl. Piratenpartij betwist deze uitleg. Zij stelt aan het verbod te hebben voldaan doordat zij haar reverse proxy dienst heeft gestaakt.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de Piratenpartij, omdat zij niet aan enig debat heeft kunnen deelnemen om de reikwijdte van het verbod helder te hebben, uit mag gaan van een letterlijke lezing van het ex parte verbod. Bij die stand van zaken dient Brein de executie van het gegeven verbod te staken voor zover dat verder gaat dan het doen staken van de reverse proxydienst.

In citaten:

4.2. Bij de beoordeling is in aanmerking te nemen dat het verbod is gegeven na een ex parte behandeling. Met ander woorden Piratenpartij is niet gehoord en heeft niet aan enig debat kunnen deelnemen welke de reikwijdte van het verbod zou kunnen verduidelijken.
4.3. Naar voorlopig oordeel brengt dat mee dat Piratenpartij mag uitgaan van een letterlijke lezing van het verbod. Dit brengt mee dat zij mocht begrijpen aan het verbod te hebben voldaan door de verwijzing naar de site van The Pirate Bay, via haar reverse proxy dienst, dat wil zeggen via het subdomein tpb.piratenpartij.nl, te hebben gestaakt.
4.4. Bij die stand van zaken dient Brein de executie van het gegeven verbod te staken voor zover dat verder gaat dan het doen staken van de reverse proxydienst.

De voorzieningenrechter:
Beveelt gerekwestreerde (Brein) de executie van het gegeven verbod met onmiddellijke ingang te staken voor zover dat verder gaat dan het doen staken van de reverse proxydienst; Verklaart dit gebod uitvoerbaar bij voorraad;
Verwijst de zaak naar de zitting van 24 april 2012, 14.00 voor verdere behandeling; Bepaalt dat deze beslissing vervalt nadat uitspraak zal zijn gedaan in het aanhangige executiegeschil;
Houdt elke verdere beslissing aan.

Lees het vonnis hier (KG RK 12-815, LJN BW3596).

Op andere blogs:
3voor12 (Rechter fluit BREIN terug in zaak tegen Piratenpartij)
Bits of Freedom (Voor Brein zijn straks alle internetters verdacht)
Fok.nl (Rechter fluit BREIN terug)
IusMentis (Ex parte verboden moeten echt gewoon kapodt)
Stichting BREIN (updates onderaan)
vereniging Piratenpartij (Piratenpartij wint voorlopige voorziening)

IEF 11197

Niet volgens de eisen van de Bekendmakingswet

CBB 3 april 2012, LJN BW2472 (A B.V. tegen Minister van EZ, Landbouw en Innovatie)
CBB 3 april 2012, LJN BW2469 (A B.V. tegen Minister van  EZ, Landbouw en Innovatie)

Auteursrecht en NEN-Normen (eerder in deze serie). Op die normen rust auteursrecht en het is niet meer dan redelijk dat de rechthebbende hiervoor een vergoeding vraagt. Aangezien de norm niet kan worden aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift en deze daarom niet volgens de eisen van de Bekendmakingswet bekend hoeven worden gemaakt, volgt verweerder niet appellantes standpunt dat de verwijzing in de Uitvoeringsregeling naar deze norm niet rechtsgeldig is. Het arrest van het Gerechtshof ‘s-Gravenhage (LJN BO4175), hoewel op het daartegen ingestelde cassatieberoep nog niet is beslist, onderstreept het standpunt van verweerder. [IEF 11135]

Dat in een algemeen verbindend voorschrift wordt verwezen naar een NEN-norm, betekent naar het oordeel van het College niet dat die NEN-norm zelf een algemeen verbindend voorschrift vormt in de zin van artikel 89, vierde lid, Grondwet. Dit betekent dat artikel 89 Grondwet en de Bekendmakingswet niet van toepassing zijn op de bekendmaking van de  in Bijlage I bij de Uitvoeringsregeling opgenomen NEN-norm.

5.2.1    Het College stelt vast dat uit artikel 3:42, tweede lid, Wet IB 2001 volgt dat de Uitvoeringsregeling, waarin de energie-investeringen als bedoeld in deze bepaling worden aangewezen en (in Bijlage I) omschreven, een ministeriële regeling is en derhalve als een algemeen verbindend voorschrift in de zin van artikel 89, vierde lid, Grondwet kan worden aangemerkt. Voorts constateert het College dat in artikel 1, onder A, aanhef en sub 1.2.B, van Bijlage I bij de Uitvoeringsregeling voor de wijze van berekenen van de COP van een warmtepomp wordt verwezen naar NEN-EN 14511.

Dat in een algemeen verbindend voorschrift wordt verwezen naar een NEN-norm, betekent naar het oordeel van het College niet dat die NEN-norm zelf een algemeen verbindend voorschrift vormt in de zin van artikel 89, vierde lid, Grondwet. Uit de Memorie van Toelichting bij de Bekendmakingswet (zie Kamerstukken II, 1985/1986, 19 583, nr. 3)kan immers worden afgeleid dat de wetgever voor ogen stond dat algemeen verbindende voorschriften als bedoeld in artikel 89, vierde lid, Grondwet naar buiten werkende, de burgers bindende regels zijn, die uitgaan van een orgaan dat de bevoegdheid daartoe aan de wet in formele zin ontleent, en ook dat door een verwijzing in algemeen verbindende voorschriften naar een ander stuk, zoals bijvoorbeeld normen van particuliere normalisatie-instituten, dat betreffende stuk op zichzelf niet een vanwege het Rijk vastgesteld algemeen verbindend voorschrift wordt.

Het College overweegt voorts dat NEN-normen, waaronder ook NEN-EN 14511, worden vastgesteld door een privaatrechtelijke organisatie, te weten de Stichting Nederlands Normalisatie Instituut (hierna: NNI). Het College heeft in de regelgeving betreffende de energie-investeringsaftrek noch in de wetsgeschiedenis aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat met de verwijzing naar de in (Bijlage I bij) de Uitvoeringsregeling opgenomen norm NEN-EN 14511 is beoogdhet NNI in dit geval aan te wijzen als orgaan dat bevoegd is tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften, dan wel de vaststelling door het NNI van die norm te laten plaatsvinden vanwege het Rijk.

Het College is derhalve van oordeel dat de norm NEN-EN 14511, waarnaar wordt verwezen in Bijlage I bij de Uitvoeringsregeling, niet kan worden aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift in de zin van artikel 89, vierde lid, Grondwet.

Dit betekent dat artikel 89 Grondwet en de Bekendmakingswet niet van toepassing zijn op de bekendmaking van de in Bijlage I bij de Uitvoeringsregeling opgenomen norm NEN-EN 14511. Dit oordeel sluit aan bij de overwegingen van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie de uitspraak van 2 februari 2011, www.rechtspraak.nl, LJN: BP2750) en het Gerechtshof’s-Gravenhage (zie eerdergenoemd arrest van 16 november 2010).

IEF 11195

Een heimelijke opname maken is geen creatieve keuze

Vzr. Rechtbank Amsterdam 14 april 2012, LJN BW2460 (eisers tegen SBS Broadcasting/Endemol)

illustratie gelinkt peterrdevries.nl

Geen auteursrecht op heimelijke opnamen omdat het creatieve keuze ontbeert. Een eigenaar van een escortbedrijf wilde een concurrent laten vermoorden en heeft hierover gesprekken gevoerd met Eiser II. Die heeft daarvan met een verborgen camera opnamen gemaakt en deze getoond aan SBS c.s. Eisers zijn door de politie aangehouden, waarbij de USB-stick met de opnamen in eerste instantie op het kantoor van SBS c.s. is achtergebleven. SBS c.s. heeft die opnamen gekopieerd en wil deze uitzenden. Eisers verzetten zich hiertegen op grond van hun auteursrecht en hun eigendomsrecht. De voorzieningenrechter oordeelt dat geen sprake is van een auteursrecht, maar dat wel sprake is van een eigendomsrecht op de USB-stick.

Een journalist mag in beginsel geen gestolen informatie gebruiken en het algemeen belang rechtvaardigt dat in dit geval ook niet. De door Eiser II gemaakte camerabeelden mogen niet worden vertoond, tenzij deze daartoe alsnog toestemming geeft. Wat de van eisers door SBS gemaakte beelden betreft geldt dat het uitgangspunt is dat het gebruik van verborgen opnameapparatuur alleen in bijzondere omstandigheden toelaatbaar is. Het gaat bij de opnamen van de contacten tussen SBS enerzijds over de huurmoord, anderzijds over de mogelijke verkoop van de beelden van de gesprekken daarover. Voor zover over de huurmoord wordt gesproken mogen alleen de stemmen van eisers hoorbaar zijn. Voor zover het gaat om de verkoop van de door hen gemaakte opnamen aan SBS is dat een misstand die niet ernstig genoeg is om het uitzenden van de door SBS met verborgen camera gemaakte beelden te rechtvaardigen.

Vergelijkingstip: Endstra tapes

4.6.  Eiser II heeft aangevoerd dat hij het idee heeft gehad om heimelijke opnamen te maken en dat hij dat heeft uitgevoerd door de daarvoor benodigde apparatuur op de juiste wijze aan te brengen en te bedienen. Dat bedienen hield in dat hij de apparatuur heeft ingeschakeld alvorens hij het gebouw waar de bespreking plaatsvond binnenging. Verder diende hij er voor te zorgen dat hij de apparatuur voldoende gericht hield op zijn gesprekspartner door zijn lichaam in een daarvoor juiste positie te houden. De vraag is of de opname tegen die achtergrond kan worden gezien als een auteursrechtelijk beschermd werk in de voormelde zin.

4.7.  Het idee om van een bepaald gesprek een heimelijke opname te maken is wel een keuze, maar geen creatieve keuze. Een creatieve keuze houdt in dat een werk op verschillende manieren vorm gegeven kan worden en dat uit die verschillende mogelijkheden een keuze wordt gemaakt. Daarom is ook het aanzetten van de opnameapparatuur geen creatieve keuze, omdat dat maar op één manier kan. Wat het richten van de opnameapparatuur op de gesprekspartner betreft is de voorzieningenrechter van oordeel dat het welslagen van de opname weliswaar enige behendigheid vereist van degene die de opnameapparatuur draagt, maar dat dat nog niet als creatieve keuze kan worden aangemerkt.

4.8.  Nu wegens het ontbreken van creatieve keuzes van een auteursrechtelijk werk zoals bedoeld onder 4.5 geen sprake is, kan noch het maken van een kopie van de op de USB-stick van Eiser II, noch de openbaarmaking daarvan een inbreuk maken op een auteursrecht opleveren.

Peterrdevries.nl (Rechter verbiedt gebruik verborgen beelden)
En meer over de Endstra tapes
Hoger beroep is aangekondigd: Het Parool
SOLV (Rechter verbiedt delen uitzending Peter R. de Vries)

IEF 11185

Ondanks deze onevenwichtigheid

Kantonrechter Rechtbank Utrecht 11 april 2012, UC EXPLO 11-16505 (Dijkstra tegen Coconut Capital B.V.)

Foto ter illustratie NO-Brabant.hcc

Uitspraak ingezonden door Kitty van Boven, I-ee advocaten.

Auteursrecht. Proceskosten volledig vergoed ondanks dat deze niet in goede verhouding tot het toegewezen schadebedrag staan. Dijkstra is fotograaf en heeft een foto gemaakt van een parkeerplaats bij een bouwmarkt met een aantal pratende mensen, nagenoeg zonder auto's en op het toegangshek een papier met daarop de tekst ´wegens omstandigheden gesloten´. Deze foto is geplaatst bij een artikel/interview in de Telegraaf. Na publicatie is het door de geïnterviewde bestuurder van Coconut op haar website geplaatst.

3.2. (...) "Het feit dat Dijkstra van de Telegraaf een vergoeding heeft ontvangen voor de publicatie van zijn foto in die krant maakt niet dat Coconut Capital zonder toestemming van Dijkstra de foto heeft mogen (her)gebruiken"

Coconut Capital wordt veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding ad (2x €255 =) €510 voor het gebruik van een foto van cliënt zonder toestemming. En eveneens tot het betalen van de volledige proceskosten (€76,31 dagvaardingskosten, €202,00 aan griffierechten en €2.661,62 salaris gemachtigde).

3.8 "Met Coconut Capital is de kantonrechter van oordeel dat deze gemaakte kosten niet in een goede verhouding staan tot het gevorderde (en toegewezen) schadebedrag van €510,00. Ondanks deze onevenwichtigheid, is er geen aanleiding om de proceskosten voor een lager bedrag toe te wijzen. Daarvoor is redengevens dat Coconut Capital er (mede) zelf de oorzaak van is dat de proceskosten zo hoog zijn opgelopen. In eerste instantie heeft zij namelijk niet op brieven/e-mails van de raadsvrouwe van Dijkstra gereageerd (zie 2.2.). Hierdoor zijn de kosten opgelopen. De kosten zijn vervolgens verder gestegen doordat Cocanut Capital bij de Kamer van Koophandel op een verkeerd adres stond ingeschreven waardoor de dagvaarding niet kon worden betekend. Daarna heeft Coconut Capital een schikkingsaanbod gedaan van €300,00. Mede met het oog op de door hem geleden schade en de inmiddels opgelopen kosten was dit aanbod niet zodanig dat Dijkstra dat in redelijkheid had moeten accepteren.

IEF 11183

Zhu Zhu Pet hamsters

Rechtbank 's-Gravenhage 11 april 2012, HA ZA 11-1155 (Cepia en UDI - X en Sigma ev)

Quasi-executiegeschil. Bestuurdersaansprakelijkheid bij IE-inbreuk en schending vonnis. Merkenrecht. Auteursrecht. Cepia heeft een speelgoedlijn ontwikkeld (onder meer) bestaande uit interactieve pluchen speelgoedhamsters, die onder de naam Zhu Zhu Pets (hierna: de Zhu Zhu Pet hamsters) op de markt worden gebracht. Cepia is houdster van twee Gemeenschapsmerken, een Gemeenschapsmodel en auteursrechthebbende ten aanzien van (bepaalde aspecten van) de aanduiding en/of het uiterlijk van de Zhu Zhu Pet hamsters. UDI is als licentienemer van Cepia gerechtigd Zhu Zhu Pet hamsters in de Benelux op de markt te brengen en om de daarmee verband houdende intellectuele eigendomsrechten te handhaven. In supermarktvestigingen van Dirk van den Broek worden door Sigma geleverde namaak Zhu Zhu Pet hamsters aangeboden.

In kort geding is tegen Sigma verstek verleend en volgt veroordeling. In de onderliggende bodemprocedure wordt uitvoerbaarheid bij voorraad gevraagd van het onderliggende vonnis. De vordering wordt tegen de bestuurder (x) wordt afgewezen. Sigma wordt veroordeeld om elke inbreuk te staken en gestaakt te houden met een uitgebreid dictum rondom de nevenvordering van het zelfstandig onderzoek door een onafhankelijke (forensische accountant).

4.7. Het enkele feit dat [X] als de voor Sigma handelende persoon inbreuk heeft gemaakt op de rechten van Cepia c.s. of geen of onvoldoende gevolg heeft gegeven aan hetgeen waartoe Sigma is veroordeeld in het vonnis van 19 november 2011, is onvoldoende voor het aannemen van aansprakelijkheid van [X].

Op andere blogs:
Speelgoedrecht (Aansprakelijkheid bestuurder voor inbreuk intellectuele eigendomsrechten door vennootschap)
Wieringa

IEF 11180

De context van de fotoverzameling

Kantonrechter Amsterdam 6 april 2012, CV EXPL 11-13354 (Guus de Jong Photography tegen B. h.o.d.n. Emporio Bianchi) 

Uitspraak ingezonden door Kitty van Boven,I-ee advocaten.

Auteursrechten. Beroepsfotograaf. Schadevergoeding, maar geen proceskostenvergoeding. De Jong is beroeps(sport)fotograaf en heeft een foto van voetballer Nico Jansen gemaakt. B. heeft ten behoeve van een reünie van FC Amsterdam een website gemaakt waarop hij deze foto (via zijn Flickr-account) heeft geplaatst. B. heeft de foto in de Flickr Photostream van Emprio Bianchi geplaatst zonder toestemming van eiser. Partijen zijn het erover eens dat de Foto bedoeld was om te gebruiken in het kader van de reünie van FC Amsterdam. Het staat vast dat de foto in elk geval in 2010 via Flickr benaderbaar is geweest.

Bij de Foto op Flickr is sprake van een naamsvermelding van De Jong (zie hiervoor onder 1.5). Weliswaar staat op die pagina ook dat er sprake is van eigendomsrechten van Emporio Bianchi, maar uit de context blijkt dat dit betrekking heeft op de fotoverzameling (photostream). Dit is wellicht een wat ongelukkige aanduiding, maar leidt niet tot het oordeel dat sprake is van inbreuk op de persoonlijkheidsrechten van De Jong.

Omdat er geen inbreukverbod werd gevorderd, betrof de procedure dan ook uitsluitend een vergoeding van schade. Nu de helft van het gevorderde bedrag wordt toegewezen (€255), compenseert de kantonrechter de proceskosten. 

5. (...) Dat hetgeen Crouwel en De Jong hebben besproken geleid heeft tot onduidelijkheid kan zo zijn, maar betekent niet dat daarmee door B. voldoende onderbouwd is dat een regeling getroffen is. De reactie van De Jong naar aanleiding van de e-mail van B. van 18 februari 2011 (zie hiervoor onder 1.10 en 1.11) is helder en naar het oordeel van de kantonrechter niet voor meerdere uitleg vatbaar. Dit betekent dat niet is komen vast te staan dat een regeling tot stand is gekomen en het De Jong vrijstond, toen bleek dat B. niet bereid was de kosten voor juridische bijstand te voldoen, een procedure te starten.

6. De volgende vraag die voorligt is of er sprake is van inbreuk door plaatsing van de Foto op de website Flickr door B.. Partijen zijn het erover eens dat de Foto bedoeld was om te gebruiken in het kader van de reünie van FC Amsterdam. B. heeft in dat kader aangevoerd dat hij de Foto op Flickr heeft geladen met het doel om op een betrekkelijk eenvoudige en goedkope wijze de Foto te gebruiken voor activiteiten in het kader van de reünie. Hieruit kan worden afgeleid dat - ook al is dat niet expliciet tussen partijen overeengekomen - het duidelijk was dat het doel van de terbeschikkingstelling was activiteiten in het kader van de reünie. Uit de mededeling van B. dat hij dacht dat hij alle foto’s, waaronder de Foto, nadien verwijderd had van Flickr kan ook worden opgemaakt dat B. wist wat het doel van de terbeschikkingstelling van de Foto was. Althans dat het niet de bedoeling was de Foto in het publieke domein te brengen. Vaststaat dat de Foto in elk geval in 20 10 via Flickr benaderbaar is geweest. Dit betekent dat er sprake is van inbreuk op de auteursrechten van De Jong. Dat B. niet bewust inbreuk heeft gemaakt is niet relevant voor de vraag of inbreuk is gemaakt. De Jong stelt dat naast inbreuk op zijn auteursrechten ook inbreuk is gemaakt op zijn persoonlijkheidsrechten. Bij de Foto op Flickr is sprake van een naamsvermelding van De long (zie hiervoor onder 1.5). Weliswaar staat op die pagina ook dat er sprake is van eigendomsrechten van Emporio Bianchi, maar uit de context blijkt dat dit betrekking heeft op de fotoverzameling (photostream). Dit is wellicht een wat ongelukkige aanduiding, maar leidt niet tot het oordeel dat sprake is van inbreuk op de persoonlijkheidsrechten van De Jong.

IEF 11171

Heruitzenden?

Hof 's-Gravenhage 10 april 20112, LJN BW1078 (NORMA tegen NLKabel c.s.)

Uitspraak ingezonden door Christiaan Alberdingk Thijm, SOLV.

In navolging van IEF 7522. In't kort: Geschil tussen Norma en de kabelexploitanten over de vraag of sprake is van 'heruitzenden' door de kabelexploitanten in de zin van artikel 14a WNR. Het hof oordeelt dat dit artikel ziet op secundaire openbaarmaking, maar dat in de huidige situatie het handelen van de kabelexploitanten niet als zodanig is aan te merken omdat de omroepen bij het aanleveren van de programmasignalen aan de kabelexploitanten geen (primaire) openbaarmaking (meer) verrichten. De omschrijving in de door Norma met de rechthebbenden gesloten overeenkomsten, dat alle rechten op het gehele repertoire aan Norma worden overgedragen, voldoet niet aan de bepaaldheidseis van artikel 3:84 lid 2 BW.

Is 'heruitzenden' secundaire openbaarmaking of ook primaire openbaarmaking?

4.13 Het voorgaande voert tot de conclusie dat van 'doorgifte via de kabel' in de zin van de artikelen 1 lid 3 en 9 SatKabRichtlijn eerst sprake kan zijn wanneer daaraan een openbaarmaking is voorafgegaan, zodat met dat begrip op 'secundaire openbaarmaking' wordt gedoeld. Het begrip 'heruitzenden' in artikel 14a WNR moet in dezelfde zin worden uitgelegd, dus overeenkomstig de bedoeling die de Nederlandse wetgever met de definities van artikel 1.g en h WNR heeft gehad, ook al stammen deze definities van een aantal jaren voor de invoering van artikel 14a WNR en werden met die definities andere doelen nagestreefd dan met dit artikel. De argumenten a)(1) en (2) van Norma treffen derhalve geen doel. Ook Norma's verwijzing (MvG onder 321-324) naar de kabelovereenkomsten die andere collectieve belangenorganisaties dan Norma met de kabelexploitanten hebben gesloten, is niet steekhoudend. Daaraan kan geen enkel argument worden ontleend voor de uitleg van artikel 14a WNR, en al helemaal niet voor de uitleg van artikel 9 SatKabRichtlijn. Het in rov. 4.7 genoemde standpunt van Norma gaat bijgevolg evenmin op.

Vormt het handelen van de kabelexploitanten 'heruitzenden'?

4.14 Omdat de omroepen in de huidige situatie niet openbaar maken (zie de rovv. 4.1-4.6) kan het handelen van de kabelexploitanten niet als secundaire openbaarmaking worden betiteld, maar moet dit als een primaire openbaarmaking worden gezien. Gezien het onder 4.13 overwogene moet derhalve worden geoordeeld dat de kabelexploitanten niet 'heruitzenden' in de zin van artikel 14a WNR, zodat Norma zich thans niet met vrucht op dit artikel kan beroepen.

4.15 Ten overvloede overweegt het hof nog dat deze uitkomst bevestiging vindt in het navolgende. Indien, zoals Norma bepleit, een organisatie ter collectieve belangenbehartiging op de voet van artikel 14a WNR/artikel 9 SatKabRichtlijn exclusief bevoegd zou zijn om, ook tegen de wil van een individuele rechthebbende, toestemming te verlenen voor primaire openbaarmaking door de kabelexploitanten, dan zou dat tot gevolg hebben dat die individuele rechthebbende - die in een constellatie als hier aan de orde, aan zijn naburig recht geen verbodsrecht ten aanzien van handelingen vóór de eerste openbaarmaking kan ontlenen - op geen enkel moment kan verhinderen dat zijn uitvoering aan het publiek ter beschikking wordt gesteld. De toekenning van een exclusief recht op een uitvoering impliceert evenwel dat een uitvoerend kunstenaar dat wel moet kunnen (vergelijk HvJEU 9 februari 2012 inzake 'Luksan/Van der Let', zaak C-277/10, punten 66 t/m 72). De door Norma voorgestane uitleg van artikel 9 SatKabRichtlijn komt in strijd met dit uitgangspunt en kan daarom niet worden gevolgd. Bij de onder 4.13 als juist aanvaarde uitleg doet het zo-even gesignaleerde bezwaar zich niet voor. Daarbij kan een individuele naburig rechthebbende zich immers wel zelf verzetten tegen de primaire openbaarmaking, waarover een organisatie ter behartiging van collectieve belangen geen zeggenschap heeft. Wanneer de rechthebbende zijn verzetsrecht gebruikt tegen de primaire openbaarmaking kan ook geen secundaire openbaarmaking volgen. Dit betekent dat hij bij de in rov. 4.13 gegeven uitleg effectief kan verhinderen dat zijn uitvoering aan het publiek ter beschikking komt. Aan dit een en ander doet overigens niet af dat als regel uitvoerend kunstenaars zich toch niet tegen openbaarmaking zullen kunnen verzetten hetzij omdat zij daarvoor (impliciet) toestemming hebben gegeven hetzij omdat hun rechten (aan de producent) zijn overgedragen.

Voldoende bepaaldheid?

5.3 Tegenover het verweer van de kabelaars dat in de exploitatie-overeenkomsten niet is voldaan aan bepaaldheidseis van artikel 3:84 lid 2 BW heeft Norma aangevoerd dat juist bij een algehele overdracht als hier aan de orde, waarbij het voorwerp 'alle rechten' is en niets bij de vervreemder blijft (CvR onder 46), is voldaan aan de eis dat het voorwerp naar onderwerp en karakter voldoende is bepaald. Het is, aldus Norma (punt 73 pleitnota in de eerste aanleg), duidelijk wat wordt overgedragen, namelijk alle rechten die nog ontstaan, zodat het naar objectieve maatstaven 'kinderlijk eenvoudig' is om vast te stellen om welk repertoire het gaat: het gehele toekomstige repertoire.

5.10 De slotsom luidt dat het onbepaaldheidsverweer van de kabelaars doel treft, en dat geen rechtsgeldige overdracht van naburige rechten en/of daaraan verbonden bevoegdheden aan Norma heeft plaatsgevonden. Grief X faalt derhalve.

Lees het arrest hier (LJN BW1078, grosse zaaknr. 200.036.425/01).

Op andere blogs:
FNV/Kiem (NORMA verliest zaak tegen staat)
Villamedia (NORMA verliest zaak kabelaars)

IEF 11170

Als voorzitter nog wel

Wrakingskamer rechtbank 's-Gravenhage 6 april 2012, HA RK  12-125 (T-Mobile/Tele2/KPN/Telfort tegen Stichting BREIN strekkende tot wraking mr. Blok)

Wrakingsverzoek wordt afgewezen. Verzoekster hebben aangevoerd dat de vrees dat de voorzieningenrechter vooringenomen is objectief gerechtvaardigd is, aangezien hij - als voorzitter nog wel -  deel uitmaakte van de meervoudige kamer die vonnis heeft gewezen in de bodemzaak van Stichting BREIN tegen Ziggo en XS4ALL.

De voorzieningenrechter heeft zich op het standpunt gesteld dat het enkele feit dat een rechter betrokken is geweest bij een eerdere beslissing niet impliceert dat die rechter vooringenomen is, terwijl die omstandigheid evenmin de vrees rechtvaardigt ten aanzien van diens vooringenomenheid.

Dictum: Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid ex artikel 6 EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit  hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

Van een dergelijke uitzonderlijk omstandigheid is geen sprake. Vooropgesteld dient te worden dat verzoeksters geen partij waren in de bodemzaak waarnaar zij verwijzen, zodat reeds daarom niet valt in te zien dat de vrees voor vooringenomenhei jegens hen objectief gerechtvaardigd is. Dat de partijen i n de bodemzaak en het kort geding vergelijkbaar zijn, en dat de vorderingen in kort ggeding inhoudelijk overeenkomen met die waarop in de hoofdzaak is beslist, zoals verzoeksters stellen, maakt dat oordeel niet anders: uitgangspunt is dat de voorzieningenrechter het kort geding op de eigen merites zal beoordelen.