Auteursrecht  

IEF 11031

Gerepareerd door vaststellingsovereenkomst

Vzr. Rechtbank Amsterdam 9 maart 2012, LJN BV8483 (Ahrend Inrichtn tegen Stichting Regionaal Opleidingencentrum van Amsterdam ten Eromes Holding

Aanbestedingsprocedure. Auteursrecht.

Rechtspraak.nl: Eiseres, die als tweede in de aanbesteding is geëindigd, stelt dat de aanbestedende dienst de winnaar van de aanbestedingsprocedure voor de levering van meubilair had moeten uitsluiten, omdat de winnaar onrechtmatig c.q. ongeldig heeft ingeschreven. De onrechtmatigheid c.q. ongeldigheid bestaat er volgens eiseres in dat de winnaar inbreuk maakt op de auteursrechten van een derde en dat zij deze inbreuk uiteindelijk in strijd met de mededinging en het bestek heeft gerepareerd door het sluiten van een vaststellingsovereenkomst met een derde. Volgens eiseres was dit niet toegestaan omdat de hiervoor bedoelde derde mededingingsrechtelijk verbonden is aan andere inschrijvers die aan de aanbesteding hebben deelgenomen, maar lager dan de winnaar en eiseres zijn geëindigd. De voorzieningenrechter is in dit kort geding van oordeel dat niet is komen vast te staan dat van een schending van artikel 6 Mededingingswet sprake is. Van de aanbestedende dienst kon om die reden niet worden gevergd dat zij alsnog tot uitsluiting van de winnaar over zou gaan. De vorderingen van eiseres worden om die reden afgewezen.

Proceskosten: De auteursrechtinbreuken komen slechts zijdelings aan de orde, hetgeen de toepassing van artikel 1019h Rv niet rechtvaardigt.

4.7.  Daartoe wordt als volgt overwogen. Indien – zoals in dit geval moet worden aangenomen – Howe en Eromes hun vaststellings¬overeenkomst hebben gesloten om een einde te maken aan de onzekerheid over de vraag of sprake was van een auteursrechtinbreuk, betekent dit onder de gegeven omstandigheden ook dat deze vaststellings¬overeenkomst niet de strekking of het gevolg heeft dat de mededinging wordt vervalst. Dit geldt te minder, nu in dit kort geding – anders dan Ahrend heeft betoogd – niet is komen vast te staan dat de vaststellingsovereenkomst enkel is gesloten om Eromes ongestoord de aanbesteding te laten winnen. Dit zou anders kunnen zijn indien Howe (die gelet op de onbestreden stelling van Ahrend mededingingsrechtelijk aan haar distributeurs is verbonden) zich eerst na de gunning jegens Eromes op het standpunt zou hebben gesteld dat Eromes inbreuk op haar auteursrechten maakte, danwel dat Eromes het standpunt van Howe niet vanaf de eerste sommatie zou hebben bestreden. Beide situaties doen zich – gelet op de hiervoor onder 2.11 en 2.12 opgenomen brieven – evenwel niet voor. Het moet er in dit kort geding dan ook voor worden gehouden dat aan de vaststellingsovereenkomst een daadwerkelijk geschil ten grondslag heeft gelegen en deze overeenkomst niet kan worden aangemerkt als een ‘reparatieovereenkomst’ die de eerlijke concurrentie tussen partijen heeft vervalst.

4.8.  Uit het vorenstaande volgt dat evenmin kan worden aangenomen dat Eromes over de middelen van Howe diende te beschikken om aan alle eisen van de aanbestedingsdocumentatie te voldoen. Om die reden moet de stelling van Ahrend dat Eromes niet in staat was om de leveringstermijnen (paragraaf 6.1.4 van de aanbestedingsdocumentatie) te halen, worden verworpen.

4.11. Ahrend zal als de jegens ROC en Eromes in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Eromes en ROC hebben evenwel verzocht Ahrend in de daadwerkelijke proceskosten te veroordelen op grond van artikel 1019h Rv. De voorzieningenrechter stelt voorop dat ROC geen inhoudelijk verweer tegen de gestelde auteursrechtinbreuk van Eromes heeft gevoerd en ook niet heeft behoeven te voeren, omdat Ahrend geen vordering met die grondslag jegens ROC heeft ingesteld. De auteursrechtinbreuken komen slechts zijdelings aan de orde, hetgeen de toepassing van artikel 1019h Rv niet rechtvaardigt. Met betrekking tot Eromes geldt dat zij wel verweer heeft gevoerd tegen de door Ahrend gestelde auteursrecht inbreuk. Zij heeft daarbij verwezen naar het rapport van professor Jacbobs. De voorzieningenrechter gaat er – mede gelet op de dag waarop het rapport is uitgebracht – vanuit dat dit rapport niet is opgesteld ten behoeve van deze procedure, maar eerder ter onderbouwing van haar stellingen jegens Howe. Voor het overige is de gestelde auteursrechtinbreuk slechts zijdelings in het verweer van Eromes aan de orde gekomen. Er is dan ook onvoldoende aanleiding om van het forfaitaire liquidatietarief af te wijken.

IEF 11029

Uit een passie voor film en muziek

Correctionele kamer (strafrechtbank) van de Rechtbank van Eerste Aanleg Kortrijk, 29 februari 2012, nr. 12/383 (OM gevoegd: VZW IFPI en SABAM tegen MINJAUW)

Uitspraak ingezonden door Jules De Keersmaecker, advocatenkantoor Jules De Keersmaecker.
Met samenvatting van Willem De Vos, Sirius Legal.

België. Strafzaak auteursrecht met burgerlijke partijen IFPI en SABAM. Nadat in 2008 ontdekt werd dat er muziek van de Britse groep Kaiser Chiefs voor de releasedatum op het internet werd verspreid, diende de auteursrechtenvereniging SABAM een klacht in tegen onbekenden. Onderzoek leidde naar een man waarbij tijdens een huiszoeking op zijn computer in totaal 1.127 gedownloade films en CD’s gevonden. De man werd uiteindelijk strafrechtelijk vervolgd voor inbreuken op de auteurswet en de zaak kwam voor de Correctionele Kamer van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Kortrijk. Hierbij stelden o.a. SABAM, IFPI en Universal Music zich burgerlijke partij ten einde een schadevergoeding te bekomen.

Ondanks dat de man de feiten heeft toegegeven, vraagt hij de rechtbank om een milde bestraffing en betwist hij de gevorderde schadevergoedingen. Hij benadrukt dat hij de feiten beging uit een grote passie voor film en muziek en dus niet met een winstoogmerk. Daarnaast stelt hij dat Universal Music een fout beging (lek/fout medewerker/gebrek aan beveiliging) waardoor het album van de Kaiser Chiefs voor de release datum kon verspreid worden.

Bij vonnis van 29 februari 2012 veroordeelt de rechtbank de man wegens het op bedrieglijke wijze namaken van CD’s en DVD’s en deze in voorraad te hebben gehad voor verkoop (art. 80, lid 1 en 3 Auteurswet). De rechter stelt dat wel degelijk een vermogensrechtelijk voordeel – weliswaar niet omvangrijk en niet op commerciële wijze - wordt nagestreefd doordat de aankoopkosten van muziek en films worden vermeden (via ruil met anderen). De rechtbank veroordeelt de man tot het betalen van een geldboete van 5.500 euro, deels met uitstel (op strafgebied) en een schadevergoeding van ongeveer 66.000 euro (op burgerlijk gebied).

Elementen waarmee de rechtbank rekening houdt bij het bepalen van de straf en strafmaat, pagina 5:

Enerzijds:
- de aard van de feiten en hun ernst;
- de lengte van de periode waarin strafbare feiten werden gepleegd;
- het aantal gepleegde inbreuken;
- de immorele ingesteldheid van beklaagde die handelt enkel en alleen met het oog op de snelle, goedkope en intense bevrediging van zijn passie voor muziek en film en hierbij voorbij gaat aan de bijzonder nadelige gevolgen van zijn handelen voor alle actoren actief op de distributiemarkt van film en muziek;
- de genoten materiële en morele voordelen;
- de beoogde voordelen;

Anderzijds;
- het blanco strafregister;
- de inkomsten waarover beklaagde beschikt;

Een geldboete, ernstig doch grotendeels met uitstel, zal - mede om de belangen van de burgerlijke partijen niet onnodig te hinderen - moeten volstaan als eerste confrontatie met de correctionele rechtbank, om beklaagde te confronteren met het laakbaar karakter van zijn handelen en om hem bovenal te weerhouden van het plegen van nieuwe misdrijven in de toekomst.

Elementen waarmee de rechtbank rekening houdt bij de schadebegroting:
-    filmindustrie: pagina 7, paragrafen 6 tem 8
-    muziekindustrie: pagina 9 paragrafen 1 tem 4

 

IEF 11027

Geen plicht om permanent ten toon te stellen

Rechtbank Dordrecht 7 maart 2012, LJN BV8014 (Eiseres tegen Gemeente Papendrecht)

Kunst & Recht. In navolging van eerder tussenvonnis (zie IEF 9668), als randvermelding. Schenking van een kunstcollectie aan de Gemeente Papendrecht. Er is geen sprake van wanprestatie door de gemeente Papendrecht bij het beheer van de aan haar geschonken kunstcollectie.

Schenker stelt dat er wanprestatie wordt gepleegd ter zake van het bewaren, beheer en niet tentoonstellen van de geschonken schilderijen in het museum De Rietgors en wil de schenking ontbinden. De gemeente heeft adequate maatregelen genomen om schade te herstellen en te voorkomen; in de gegeven omstandigheden is er geen sprake van een tekortkoming aan de zijde van de Gemeente. De vorderingen van schenker worden afgewezen. In reconventie wordt succesvol de wijziging van de overeenkomst gevorderd. De opslag mag plaatsvinden in een "state of the art" opslag in Dordrecht en is er geen verplichting om de kunstcollectie permanent ten toon te stellen.

2.2.  De gemeente Papendrecht heeft een uitgebreide samenvatting van de administratie en de archieven overgelegd. De samenvatting geeft een goed overzicht van de kunstwerken die in loop der tijd zijn verkocht, aangekocht en geruild. Weliswaar is de samenvatting niet zeer gemakkelijk inzichtelijk, maar wat er is aangekocht en verkocht, strookt wel steeds met wat uit de jaarverslagen van Stichting de Rietgors blijkt. Voorts worden de namen van de kunstwerken, de omschrijving en de prijzen steeds genoemd. Ook is er voor de jaren 1979-1988 (de jaren waarin er aan- en verkopen hebben plaatsgevonden) steeds een rekening opgemaakt.

2.4.  De gemeente Papendrecht heeft haar stelling, dat zij na het intreden van de schade aan de collectie in 2005 adequate maatregelen heeft genomen om de schade te herstellen en verdere schade te voorkomen, in haar akte meer kracht bijgezet. Zij heeft duidelijker gespecificeerd welke maatregelen zij heeft genomen om de zilvervisjes uit het depot te verwijderen. (...)

Met betrekking tot de specifieke door [eiseres] genoemde werken, die schade zouden hebben opgelopen als gevolg van de opslag, heeft de gemeente Papendrecht gedetailleerd aangegeven dat er hier geen sprake is van een tekortkoming aan haar zijde. De hier aan de orde zijnde beschadigingen houden verband met het feit dat de kunstenaar qua materiaal of techniek minder gelukkige keuzes heeft gemaakt, zoals het plakken van een tekening op een verkeerde drager zodat de tekening loslaat van de achtergrond, of indroogschade als gevolg van overdadig verfgebruik van de schilder. Ook heeft de gemeente Papendrecht nogmaals toegelicht dat de collectie, gelet op de omstandigheden waaronder deze in de bungalow van [schenker kunstcollectie] werd bewaard en het feit dat in de bungalow waterschade is opgetreden, reeds bij aanvang niet in perfecte staat verkeerde.

In de procedure was reeds komen vast te staan dat de gemeente Papendrecht de werken, die schade hebben opgelopen, in 2005 – voor een relatief bescheiden bedrag – heeft laten herstellen, en dat de collectie in 2009 door de taxateur in overwegend goede staat is geacht. Dit alles brengt, in onderlinge samenhang bezien, mee dat niet kan worden aangenomen dat de gemeente Papendrecht met betrekking tot de opslag van de collectie is tekortgeschoten in haar verplichtingen.

In reconventie:

2.7.  De vordering van de gemeente Papendrecht om de kunstcollectie in Dordrecht te mogen opslaan in plaats van in Papendrecht, zal worden toegewezen. De stellingen van de gemeente Papendrecht rechtvaardigen dit oordeel. Dordrecht bevindt zich geografisch zeer in de nabijheid van Papendrecht, de gemeente Dordrecht werkt al nauw samen met de gemeente Papendrecht en in Dordrecht is het niveau van kunstopslag hoger dan in Papendrecht. Het bespaart de gemeente Papendrecht de kosten van het zelf opzetten van een nieuw kunstdepot. Het was voor de gemeente Papendrecht ten tijde van het sluiten van de schenkingsovereenkomsten nog niet voorzienbaar dat de gemeente Dordrecht recentelijk een kwalitatief hoogwaardige (“state of the art”) opslagruimte voor kunst zou laten bouwen. Voorts is van belang dat de schenkingsbepalingen de gemeente Papendrecht, zoals reeds geoordeeld, niet verplichten om de kunstcollectie permanent ten toon te stellen.

IEF 11019

Wetswijziging Toezicht CBO's: Einde heropening, stemming dinsdag

Verslag heropening Beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten:

In't kort: Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de heropening. We gaan volgende week dinsdag over het wetsvoorstel stemmen.

Staatssecretaris Teeven: Wellicht worden mevrouw Peters en mevrouw Van Toorenburg door mijn uitleg nog overtuigd om hun amendement in te trekken. Ik had eigenlijk gehoopt dat het argument van de onuitvoerbaarheid, dat het onmogelijk is om te doen wat in het amendement wordt gevraagd, voldoende zou zijn om dat te doen.

Volgens mij is er nu genoeg gewisseld over de argumenten en heb ik afdoende aangegeven waarom het amendement niet uitvoerbaar is.

Integrale verslag:
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
- het wetsvoorstel Wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten (31766),

(Zie vergadering van 14 februari 2012.)

De voorzitter:
De commissie heeft mij met de hand op het hart beloofd dat dit een korte behandeling zal zijn. Ik geef het woord aan de heer Verhoeven.

De algemene beraadslaging wordt heropend.

De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter. De conclusies van het vorige debat waren vrij duidelijk. Het CBO-systeem is in essentie goed, het toezicht moet worden versterkt en de vraag is vooral hoe. De staatssecretaris wilde niet verder gaan dan zijn eigen wetsvoorstel. Hij bleef ondanks aandringen van de Tweede Kamer tegen ex-ante-tarieventoezicht. De D66-fractie kwam met een amendement. De fracties van GroenLinks en CDA wilden ook scherper tarieventoezicht vooraf, maar kwamen in eerste instantie met een spookamendement en later met een amendement met vreemde trekjes. Het is een soort carnavalscommunisme. Aan het billijkheidscriterium wordt immers iets toegevoegd om cadeautjes uit te delen met andermans geld. Niet-commerciële organisaties zijn sympathiek, maar krijgen ook geen korting op bier of elektriciteit. Als zij die al krijgen, is dat niet aan de overheid, maar aan de verkopende partij. Over publiek geld mag de politiek dergelijke keuzes maken, maar niet over geld van auteurs, want die hebben het al niet zo breed.

De voorzitter:
Ik zie u lachen, maar u bent op dit moment de enige die het leuk vindt. Ik wil graag een beetje opschieten. Als je zulke teksten uitspreekt, kan ik voorspellen wat er gaat gebeuren.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik wil een vraag stellen, maar die mag retorisch zijn. Weet de heer Verhoeven nog wat wij vorige keer zeiden, namelijk hoe een man reageert als hij gepasseerd wordt en zeker op Internationale Vrouwendag?

Mevrouw Peters (GroenLinks):
Daaraan moet ik niet veel meer toevoegen. Grapjes waar je zelf om moet lachen, zijn vaak de grappigste.

De voorzitter:
Ik zou zeggen: don't push your luck.

De heer Verhoeven (D66):
De D66-fractie blijft bij het eigen amendement en beantwoordt graag alle vragen, maar kan de fracties van GroenLinks en CDA niet steunen.

Mevrouw Peters (GroenLinks):
Voorzitter. Collega Van Toorenburg en ik kregen een reactie van de staatssecretaris op ons amendement dat het ex-ante-toezicht op de tarieven van de staatssecretaris verbreedt. Marginaal, zeg ik er voor de heer Verhoeven bij. De staatssecretaris neemt er drie kantjes voor om het aannemen van dit amendement ten sterkste te ontraden. Ik hoorde in de wandelgangen zelfs dat hij dreigt de hele wet in te trekken als het amendement wordt aangenomen. Wat doet hem zo steigeren?

Ex-ante-toezicht zou de vrije prijsvorming verstoren. Merkwaardig, want de staatssecretaris introduceert ook zelf een ex ante toezicht. Merkwaardig, want in de auteursrechtenmarkt legt de overheid al allerlei tarieven op. Merkwaardig, omdat marktcorrectie in de vorm van stevig toezicht, zelfs volgens de meest geharnaste neoliberale economische theorieën, wordt bepleit als sprake is van monopolisten, zoals hier. Dan werkt het vrije prijsmechanisme niet.

Het zou onuitvoerbaar zijn. Raadselachtig, omdat de toetsingscriteria die wij stellen, dezelfde zijn als die welke de staatssecretaris aan de geschillencommissie voorlegt. En als het voor de geschillencommissie achteraf uitvoerbaar is, is het ook voor het college van toezicht vooraf uitvoerbaar.

De staatssecretaris zegt dat wij het beter aan zelfregulering kunnen overlaten. Hij doet de praktijk geweld aan. Juist op het punt van tariefdifferentiatie, maatwerk, beter rekening houden met aard, omvang en functionaliteit van het gebruik, is het overleg met de werkgroep-Pastors immers stukgelopen.

Dezer dagen zijn wij overspoeld door gebruikers die daarover klaagden. De cbo's gedragen zich als typische monopolisten. De kleine gebruiker en de grote brancheorganisatie: allemaal hebben ze er last van. Zeker voor niet-commerciële of kleine gebruikers is het moeilijk om zich daartegen te verweren. Dit tast het draagvlak voor de afdracht van auteursrechttarieven aan en daar is niemand bij gebaat. Niemand betwist het recht van makers op een billijke vergoeding, integendeel. Daarom zijn transparantie en een billijke tarifering zo belangrijk. Opvallend vond ik dat de cbo's tijdens een presentatie in Nieuwspoort deze week erkenden dat aard, omvang en functionaliteit belangrijke elementen van de tarifering behoren te zijn. Laat ze dat dan ook transparant aantonen en toepassen. En als ze het menen, valt van het toezicht niets te vrezen.

Mocht de Kamer zich onverhoopt door de staatssecretaris laten overtuigen en mocht voor een breder ex-ante-toezicht de tijd nog niet rijp zijn, dan wil ik bij de volgende motie een voorzichtiger variant voorleggen. Hij laat het beslismoment over verbreding van het toezicht samenvallen met de geplande evaluatie over drie jaar.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat voor gebruik van auteursrechtelijk beschermd werk een billijke vergoeding dient te worden betaald;

constaterende dat collectief beheer van beschermde werken voor de inkomenspositie van veel makers en het gebruiksgemak van veel gebruikers onmisbaar is, maar dat dit onder druk staat door een gebrek aan transparantie, maatwerk en gelegenheid tot inspraak bij de tarifering en daardoor lijdt aan afnemend draagvlak in de samenleving;

constaterende dat collectieve beheersorganisaties aangeven bij de tarifering rekening te willen houden met aard, omvang en functionaliteit van het gebruik, maar dat het Pastorsoverleg met brancheorganisaties over meer maatwerk bij de tariefdifferentiatie is mislukt;

overwegende dat het beginsel dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld, de waarde van het gebruik van het werk in het economisch verkeer, waaronder begrepen de al dan niet commerciële aard en de omvang van het gebruik, en de wijze waarop rekening gehouden is met de belangen van de betalingsplichtigen goede indicatoren zijn voor billijkheid en maatwerk bij de tarifering;

constaterende dat het wetsvoorstel een ex ante buitensporigheidstoets op tariefstijgingen en een geschillencommissie introduceert;

verzoekt de regering, de aangekondigde evaluatie van de wet toezicht op de cbo's onafhankelijk te laten verrichten en daarbij te laten onderzoeken in hoeverre het met het voorliggende wetsvoorstel versterkte toezicht ertoe heeft bijgedragen dat billijkheid en maatwerk bij de tariefdifferentiatie zijn verbeterd, beter rekening wordt gehouden met de belangen van de betalingsplichtigen en de klachten over het functioneren van de cbo's zijn afgenomen;

verzoekt de regering tevens, bij uitblijven van significante verbetering van de huidige praktijk en na ommekomst van de evaluatie het ex ante toezicht op de tarifering uit te breiden opdat het draagvlak voor collectief beheer wordt versterkt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Peters, Van Toorenburg, Smeets en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26 (31766).

De heer Taverne (VVD):
Ik heb met belangstelling geluisterd naar mevrouw Peters, die haar zeer kort en bondig geformuleerde motie voorlas. Naar ik begrijp, komt het niet vaak voor dat een debat wordt heropend omdat het voornamelijk is bedoeld voor het inbrengen van nieuwe, belangrijke informatie. Mag ik uit het indienen van deze motie opmaken dat mevrouw Peters voorziet dat het amendement-Peters/Van Toorenburg niet voldoende steun zal krijgen? Is het dan niet zuiverder als mevrouw Peters en mevrouw Van Toorenburg dat amendement intrekken?

Mevrouw Peters (GroenLinks):
Het wetsvoorstel en het amendement worden waarschijnlijk komende dinsdag in stemming gebracht. Ik hoop natuurlijk dat de VVD-fractie zich laat overtuigen en voor het amendement zal stemmen, zodat deze hele motie niet nodig zal zijn.

Ik merk overigens op dat er bij heropening van het debat nieuwe informatie kan zijn. Het kan ook zijn dat na sluiting van het debat een reactie is gegeven door een staatssecretaris op een amendement dat door de Kamer is ingediend en dat deze zulke fundamentele vragen oproept, waarop ik nu een reactie heb gegeven, dat heropening van het debat nodig is. Ik vind dat het argument van de staatssecretaris dat het hem juist om vrije prijsvorming te doen is, de fundamentele vraag oproept waar dit wetsvoorstel voor staat. Dat grijpt juist in op de vrije prijsvorming, ook volgens de plannen van de regering.

De voorzitter:
Dank u wel. We hadden een afspraak dat dit niet lang zou duren.

De heer Taverne (VVD):
Ik heb nog een korte afsluitende opmerking respectievelijk vraag aan mevrouw Peters. Alles overwegende wat zij naar voren brengt, zou dit toch het moment zijn dat de motie voldoende voorziet in het beantwoorden van de vragen die zij heeft. Daarmee lijkt het amendement mij overbodig.

Mevrouw Peters (GroenLinks):
Het lijkt mij prematuur om zulke conclusies te trekken. Ik moet de reactie van de staatssecretaris nog horen.

Staatssecretaris Teeven:
Voorzitter. Ik weet dat u het niet lang laat duren, maar het amendement is nog niet ingetrokken, dus ik moet toch een reactie geven op wat mevrouw Peters daarover heeft opgemerkt in haar termijn. Het is een bijzondere behandeling van het wetsvoorstel geworden, met spookamendementen en wandelgangenverhalen, maar daar kan ik niet zoveel mee. Ik zal mij baseren op wat er in de plenaire zaal is gezegd.

Ik denk niet dat ik op de korte mededeling van de heer Verhoeven in hoef te gaan. Hij heeft duidelijk gemaakt wat zijn positie was, maar dat had hij in de eerste twee termijnen ook al gedaan. Zonder in herhaling te vervallen is het misschien goed om te zeggen dat de onuitvoerbaarheid het grootste bezwaar is van de regering, zoals ook uit de brief bleek.

Daarbij zijn drie factoren doorslaggevend, maar uit de bijdrage van mevrouw Peters in derde termijn begrijp ik dat zij daarvan nog niet is overtuigd. Het eerste argument is de billijkheidstoetsing, die onlosmakelijk is verbonden met het concrete geval waarin tarifering moet plaatsvinden. Dat is inderdaad niet geschikt voor abstracte toetsing ex ante. Het wetsvoorstel heeft betrekking op buitensporigheid en in het amendement wordt voorgesteld om vooraf te toetsen op billijkheid. Dan krijg je vier soorten billijkheid waaraan je moet toetsen en dat wordt zeer moeilijk. Het tweede argument is dat het college de in het amendement gevraagde billijkheidstoetsing niet kan uitvoeren door het ontbreken van gegevens en een toetsingskader, zoals ik in de brief heb gemotiveerd. Het is echt onmogelijk om dat te doen. Het derde argument is dat het onverenigbaar is met de Europese en de internationale verplichtingen. Het vierde punt dat ik in herinnering wil roepen, is dat wij enorme tijdverlies zouden oplopen. Als het college iets moet doen wat het niet kan, zoals ik in de brief heb geschreven, zal dat heel veel tijdverlies geven. Dan worden ook alle goede dingen van het wetsvoorstel waarover het kabinet en de Kamer het eens zijn, een beetje teniet gedaan. Om die redenen heb ik gemeend de argumentatie in de brief zo te moeten omschrijven als ik heb gedaan.

Wellicht worden mevrouw Peters en mevrouw Van Toorenburg door mijn uitleg nog overtuigd om hun amendement in te trekken. Ik had eigenlijk gehoopt dat het argument van de onuitvoerbaarheid, dat het onmogelijk is om te doen wat in het amendement wordt gevraagd, voldoende zou zijn om dat te doen.

Volgens mij is er nu genoeg gewisseld over de argumenten en heb ik afdoende aangegeven waarom het amendement niet uitvoerbaar is.

Ik kom dan tot de bespreking van de motie. De regering gaat uiteraard niet over de constateringen van de indieners van een motie, maar ik heb wel moeite met de constatering in de motie dat het Pastors-overleg is mislukt. Ik denk dat dit veel te absoluut is. Je kunt zeggen dat niet het resultaat is behaald dat we allemaal hadden gewild, maar je kunt tegelijkertijd constateren dat er wel degelijk vooruitgang is geboekt. Dat is ook het standpunt van de regering.

Ik ga door naar het dictum van de motie. Ik heb een evaluatie aan de Kamer toegezegd. In die zin is datgene wat in de motie wordt gevraagd, niets nieuws. Ik ben dus ook bereid om aandacht te besteden aan de in de motie genoemde aspecten. Ik ben het eens met de indieners van de motie en met het brede gevoelen in de Kamer dat er wel wat te verbeteren is in deze sector. Daar heb ik ook goed naar geluisterd. Degenen die hier vandaag meeluisteren en ook de direct betrokkenen bij dit wetsvoorstel kennen ook het gevoelen van het parlement en de regering op dit punt. Dat betekent dat er de komende drie jaar dus ook heel veel zal moeten verbeteren.

Ik wil het oordeel over de motie graag aan de Kamer laten, maar ik ga er dan eigenlijk wel van uit dat het amendement op stuk nr. 21 wordt ingetrokken.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de heropening. We gaan volgende week dinsdag over het wetsvoorstel stemmen.

IEF 11017

Kunst & IE-Recht

Van Abbemuseum Eindhoven, 5 april 2012 van 14.00 tot 17.15 uur, volledige uitnodiging.

Op donderdag 5 april 2012 organiseert deLex, uitgever van onder meer IE-Forum.nl, een interessante themamiddag op de scheidslijn van Intellectuele Eigendomsrechten en de wereld van de Kunst. Tijdens deze bijeenkomst brengen juridisch adviseur en raadsheer-plv. mr. René Klomp en advocaat mr. Marianne Korpershoek u op de hoogte van actuele ontwikkelingen in o.a. het intellectuele eigendomsrecht, valse kunst, volgrecht.

Het evenement zal geheel in stijl plaatsvinden in het Van Abbemuseum te Eindhoven. Aansluitend heeft u de gelegenheid na te borrelen en het museum te bezoeken tijdens de avondopenstelling.

Aanmelden hier

Hof Den Bosch (Duijssens/Broeren) IEF 10502
Auteursrecht op figuren op schilderijen / slaafse nabootsing. Over de bescherming van karakters.

Hof Den Bosch (Canvas-Transfer) IEF 10737
Middels een chemisch procedé wordt een afbeelding van kunstenaars als Matisse, Picasso en Miro van een poster (waarvoor licentie is betaald) overgezet op een canvasdrager. Auteursrechtelijk is dit niet toegestaan.

Kosten
Deelname per persoon € 325 (excl. BTW).
Sponsors van IE-Forum / ITenRecht / Reclameboek € 285 (excl. BTW).
Leden rechterlijke macht / wetenschappelijk personeel (fulltime) € 95 (excl. BTW).
Geen jurist? Stuurt u dan een email voor de speciale voorwaarden: dsterenborg@delex.nl.
Hierin zijn begrepen de kosten koffie, thee, documentatie, vrij bezoek Van Abbemuseum en de borrel.

IEF 11015

Een serie pocketboekjes

Rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad 22 september 2011, LJN BV6714 (BCM Academy B.V. tegen gedaagde)

Auteursrecht. Werkgeversauteursrecht. Tussen partijen heeft een arbeidsovereenkomst bestaan op grond waarvan [gedaagde] de functie van 'Principal Educational Services' heeft bekleed. Hieraan is later een relatiebeding toegevoegd. BCM vordert dat gedaagde staakt met de uitgave van het pocketboek Practice makes Perfect, testen in het business continuity management-proces. Het is echter niet aannemelijk dat de gedaagde (verantwoordelijk voor training, opleiding en consultancywerkzaamheden) opdracht heeft gekregen teksten te schrijven. Noch is het bestaan van een uitdrukkelijke opdracht niet vast komen te staan. Gedaagde heeft daarom de auteursrechten en hoeft de digitale bestanden niet af te geven.

Auteursrecht pocketboek
4.6.  Ter onderbouwing van haar vorderingen sub II tot en met V stelt BCM dat haar op grond van artikel 7 Auteurswet het auteursrecht van het pocketboek toekomt. Daartoe voert BCM aan dat het idee van het boek van BCM afkomstig is en dat BCM [gedaagde] opdracht heeft gegeven om dit boek ten tijde van zijn dienstverband bij BCM te schrijven in het kader van een serie pocketboekjes waarvan er reeds twee waren verschenen. [Uit pagina 2 van het overgelegde concept volgt dat het een derde deel in een reeks van drie gaat. Zie opmerking onder 4.7.]

 

4.10.  [gedaagde] was werkzaam in de functie van Principal Educational Services. Ter mondelinge behandeling heeft BCM verklaard dat [gedaagde] verantwoordelijk was voor training en opleiding en dat [gedaagde] daarnaast consultancywerkzaamheden verrichtte. Gezien deze toelichting, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat het vervaardigen van teksten voor een pocketboek tot de functie van [gedaagde] behoorde. Weliswaar heeft BCM gesteld dat zij [gedaagde] opdracht heeft gegeven de teksten te schrijven, maar gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] is het bestaan van een uitdrukkelijke opdracht niet komen vast te staan. De voorzieningenrechter is van oordeel dat geen sprake is van een auteursrecht van BCM op de teksten van het pocketboek, zodat de vorderingen sub II tot en met V zullen worden afgewezen.

Afgifte digitale bestanden en overige bescheiden
4.12.  [gedaagde] stelt dat hij de vaststellingsovereenkomst ten aanzien van de verplichting tot afgifte van digitale bestanden en overige bescheiden is nagekomen. Daartoe voert hij aan dat hij op 27 november 2010 alle eigendommen van BCM heeft overgedragen. [gedaagde] heeft op 1 december 2010 een inventarislijst van alle ingeleverde zaken opgesteld en aan BCM toegezonden. Van de conceptteksten van het pocketboek stelt [gedaagde] dat hem het auteursrecht toekomt, zodat hij deze niet aan BCM behoeft af te geven.

[gedaagde] stelt ten slotte dat BCM haar vordering onvoldoende heeft gespecificeerd. Buiten de concepttekst voor het pocketboek is onduidelijk welke bestanden [gedaagde] nog aan BCM zou moeten overdragen, zodat het voor [gedaagde] onmogelijk is aan deze vordering te voldoen.

IEF 11014

Ingeschreven en voornemens zich uit te schrijven

Rechtbank 's-Gravenhage 7 maart 2012, HA ZA 11-2350 (X tegen K.M.I. Movies)

Auteursrecht. Film. Zekerheidsstelling. X vordert staking van inbreuk op auteursrecht toebehorend aan de producent van de film 'Blue'. X stelt dat de producent hem heeft gevolmachtigd om in eigen naam op te treden. Artikel 224 lid 1 Rv bepaalt dat een partij zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland op vordering van de wederpartij verplicht is zekerheid te stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan hij zou kunnen worden veroordeeld, tenzij er sprake is van één van de uitzonderingen zoals vermeld in artikel 224 lid 2 aanhef en onder a tot en met d Rv. X heeft GBA-uittreksel overlegd en dient geen zekerheid te stellen. Echter X zou eerder op een kennelijk onbekend adres zijn ingeschreven en dient om die reden al veroordeeld te worden in de nodeloos veroorzaakte proceskosten in dit incident. Deze beslissing wordt aangehouden.

In citaten:

4.2. Nu X een GBA-uittreksel heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij sinds 27 oktober 2011 woonachtig is in gemeente Zoetermeer, Nederland, valt op grond van wat thans voorligt niet in te zien waarom X aangemerkt zou moeten worden als een partij zonder woon- of gewone verblijfplaats in Nederland.

4.3. Zelfs als de rechtbank zou aannemen dat X, zoals A c.s. heeft betoogd, zich enkel met het oog op de conclusie van antwoord in het incident heeft ingeschreven en voornemens is zich uit te schrijven bij de eerstvolgende gelegenheid, is dit gezien de vereisten van artikel 224 Rv geen aanleiding de vordering tot zekerheidsstelling toe te wijzen. X heeft zijn stelling dat hij woonachtig is in Nederland met overlegging van het GBA-uittreksel afdoende onderbouwd en A c.s. heeft niet gemotiveerd betwist dat X thans daadwerkelijk op het in de GBA opgegeven adres woont, zodat artikel 224 Rv. geen basis kan zijn voor de gevorderde zekerheidstelling.

4.6. Gelet op de zeer recente inschrijving van X in de gemeente Zoetermeer en nu uit die inschrijving blijkt dat X zich al op 7 april 2010 in Nederland heeft gevestigd op een kennelijk onbekend adres, moet worden geoordeeld dat X zelf aanleiding heeft gegeven tot de incidentele vorderingen van A c.s. Om die reden dient X te worden veroordeeld in de nodeloos veroorzaakte proceskosten van dit incident. A c.s. maakt kennelijk aanspraak op een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 1019h Rv. De beslissing omtrent de proceskosten van het incident zal daarom worden aanhouden tot de beslissing in de hoofdzaak

IEF 11010

Toestemming in 2002 gemakkelijker verleend

Rechtbank Dordrecht 7 maart 2012, LJN BV7786 (Cozzmoss tegen belangen vereniging funderings problematiek)

Eindvonnis na IEF 9979 (bewijsopdracht). Gedaagde heeft bewezen dat aan haar toestemming is verleend voor publicatie van krantenartikelen op haar website. Vorderingen van Cozzmoss worden afgewezen.

2.11. Uit de verklaringen blijkt niet hoe de ondertekenaars – die zelf dus niet bij de gestelde toestemmingsverlening betrokken waren - aan de in de verklaringen opgenomen wetenschap zijn gekomen, en of zij dit hebben getoetst bij de redacteuren van destijds. Nu de ondertekenaars niet als getuigen naar voren zijn gebracht heeft de rechtbank hen daar ook niet naar kunnen vragen. Deze verklaringen wegen daarom onvoldoende op tegen het door BVFP aangedragen bewijs. Zulks temeer nu BVFP heeft aangevoerd dat het beleid van de kranten is veranderd. Zij heeft er verschillende keren op gewezen dat het destijds vanzelfsprekend was dat herpublicatie mocht, maar dat kranten inmiddels strenger zijn geworden. Dit is aangevoerd tijdens de comparitie na antwoord, in de nadere verklaring van [getuige 2] en is tevens aan de orde gekomen tijdens het verhoor van [betrokkene 3] en bij conclusie na enquete van BVFP (alinea 18). Cozzmoss heeft dat niet betwist. Daarom staat tussen partijen vast dat de kranten sinds 2002 strenger zijn geworden als het gaat om het verlenen van toestemming voor herpublicatie van artikelen. Dit brengt met zich dat toestemming in 2002 wellicht gemakkelijker werd verleend dan heden ten dage.

Op andere blogs:
IusMentis (Mondelinge toestemming voor het overnemen van krantenartikelen)

IEF 11005

Uitgesteld en debat heropend wetswijziging Toezicht CBO's

Stemming moties uitgesteld, debat heropend, zie het woordelijk verslag Wet wijziging toezicht CBO's.

GroenLinks verzoekt om een korte heropening van het debat. De reden is dat de uitvoerige reactie van de staatssecretaris op het amendement op stuk nr. 21, over billijke tarieven voor auteursrechten, bij haar fractie fundamentele vragen oproept over de wet en over de behoefte aan Kameruitspraken daarover bij motie.

De debatten zijn reeds met een week verschoven / een paar keer uitgesteld en de VVD en PVV zijn dus tegen uitstel en heropening. PvdD doet een beroep op de collegialiteit en stelt voor om, ongeachte eigen politieke mening, korte heropening te honoreren. PvdA en ChristenUnie vragen om een snelheid, maar steunen - net als de SP - het verzoek. De voorzitter stelt dat er dan een meerderheid is voor het vooruitschuiven van de stemming met een week, de heropening volgt.


De heer Taverne (VVD):
Ik veronderstel dat collega Peters doelt op heropening van het debat over wijziging van de wet over collectieve beheersorganisaties, maar dat terzijde. We hebben daar uitvoerig over gedebatteerd en de stemmingen zijn al met een week verschoven. Volgens mij valt er niets meer te wisselen, dus de VVD is hiertegen.

De heer Verhoeven (D66):
De D66-fractie steunt het verzoek. Er is steeds heel veel onduidelijkheid geweest en de brief van de staatssecretaris heeft ons ook enige zorgen gegeven. Heropening van het debat lijkt me dus heel verstandig.

De heer Bontes (PVV):
De PVV is tegen uitstel. Toezicht op collectieve beheersorganisaties is zeer belangrijk. Het is al een paar keer uitgesteld. Vorige week zijn de stemmingen ook uitgesteld en het moet nu een keer doorgaan. Geen steun dus voor het verzoek.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik doe een beroep op de collegialiteit van de Kamerleden. Als een fractie na een brief die nieuwe informatie bevat, behoefte heeft aan heroverweging en aan een korte heropening van het debat, stel ik voor om dat gewoon te honoreren, ongeacht onze politieke mening over het wetsvoorstel.

Mevrouw Smeets (PvdA):

De PvdA is voor snelle afhandeling in deze Kamer van het wetsvoorstel, maar als twee partijen behoefte hebben aan een heropening voor zo'n belangrijk amendement, moeten we dat op korte termijn toestaan.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik ben het eens met de opmerkingen van de collega's. Als een fractie vraagt om een heropening vanwege zo'n brief zou dat mogelijk moeten zijn, maar wij vragen wel om snelheid.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Steun voor het voorstel tot heropening.

De voorzitter:
Dan is er een meerderheid voor het vooruitschuiven met een week. Ik stel voor, dat te doen.

IEF 11002

‘Football Dataco’ rekent ook af met ‘Technip’

D.J.G. Visser, ‘Football Dataco’ rekent ook af met ‘Technip’, nog te verschijnen in NJB 2012.

Een bijdrage van Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap en Universiteit Leiden.

HvJ EU Football Dataco en HR Technip. Het lijkt erop dat het Hof EU met “Football Dataco” naast de geschriftenbescherming ook heeft afgerekend met de omstreden Technip-theorie van de Hoge Raad die inhield dat ook een “op ervaring en analytisch vermogen berustende visie van de maker” aanleiding kan geven tot auteursrechtelijke bescherming van een kinetisch schema dat werd gebruikt in de petrochemische industrie. Dergelijke bescherming van een gegevensverzameling met bij uitstek technische know how via de achterdeur van het auteursrecht werd door velen systematisch en principieel onwenselijk gevonden. Een ‘op ervaring en analytisch vermogen berustende visie’ komt erg dicht bij ‘skill and labour’ en is als te lage en systematisch onjuiste drempel voor auteursrechtelijke bescherming sinds ‘Football Dataco’ niet meer toelaatbaar. Dit blijkt ook uit de volgende overweging van het Hof EU: “Wat de samenstelling van een databank betreft, is aan dit oorspronkelijkheidscriterium voldaan wanneer de maker ervan, bij de keuze of de rangschikking van de gegevens van deze databank, zijn creatieve vaardigheden op een originele manier tot uiting heeft kunnen brengen door het maken van vrije en creatieve keuzes”. In de Technip-zaak ging het om keuzes die technische voordelen boden en dus niet om “vrije en creatieve keuzes”.

Misschien zou Nederland en/of Europa er toch verstandig aan doen om de bescherming van technische know how als bedrijfsgeheim op grond van art. 39 TRIPs daadwerkelijk te codificeren, te harmoniseren en wat uit te bouwen. Want uiteindelijk heeft de Hoge Raad in de Technip-zaak gewoon zijn eerlijkheids-onderbuik gevolgd: die waardevolle kinetische schema’s voor de petrochemische industrie waren ‘gepikt’ door een ex-werknemer.

Internationaal wordt bescherming van bedrijfsgeheimen vaak tot de intellectuele eigendom gerekend. Op grond van art. 39 van het TRIPS-verdrag is Nederland verplicht vertrouwelijke bedrijfsinformatie te beschermen. Of die verdragsbepaling directe werking heeft is onduidelijk, maar het Haagse Hof oordeelde dat de strekking ervan in art. 6:162 BW is geïncorporeerd. Dat is de facto al sinds 1919 (Lindenbaum/Cohen) het geval. Den Hartog concludeert dat in recente zaken werkgevers vaak aan het kortste eind trekken, vaak omdat het gestelde misbruik van vertrouwelijke informatie niet kon worden bewezen. Daarnaast mogen ex-werknemers hun algemene vakkennis blijven gebruiken, en is concurrentie uiteraard toegestaan.

[Deze bijdrage zal ook verschijnen als onderdeel van de Kroniek IE in het NJB]