Auteursrecht  

IEF 11325

NMa heeft andere prioriteiten dan muziekauteurs

NMa besluit, 27 april 2012, nummer 7213/27 (Platform Makers vs NPO e.a)

Als randvermelding. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit naar aanleiding van een aanvraag tot beschikking als bedoeld in artikel 56, lid 1 van de Mededingingswet.

Stichting Platform Makers is van mening dat de NPO en de publieke omroepen misbruik maken van hun economische machtspositie en/of in strijd handelen met artikel 6 Mededingingswet, door muziekauteurs te verplichten hun werk onder te brengen bij muziekuitgeverij Crossmex B.V. onder onbillijke voorwaarden. Stichting Platform Makers heeft een besluitaanvraag ingediend ter handhaving van de Mededingingswet. De NMa wijst de besluitaanvraag af op basis van prioriteit.

Conclusie: In het licht van de hierboven genoemde belangenafweging bij de prioritering van onderzoeken geeft de NMa momenteel voorrang aan andere onderzoeken. De reden hiervan is dat de kans dat op basis van het te verrichten onderzoek, dat een aanzienlijke inzet van middelen vergt, een overtreding kan worden vastgesteld, gering moet worden geacht. De doeltreffendheid en doelmatigheid van NMa optreden tegen de gestelde overtreding is dan ook gering. Daarnaast is het aannemelijk dat eventuele inkoopvoordelen worden doorgegeven aan de consument waardoor het consumentenbelang hier niet in het geding is. Tot slot is de NMa van mening dat aan het individuele belang van klager bij onderzoek van de NMa onvoldoende gewicht toekomt om tot onderzoek over te gaan, gelet op de geringe kansrijkheid op het vaststellen van een overtreding van de Mededingingswet.

Toetsing van de klacht aan de overige prioriteringscriteria geeft de NMa, alles afwegende, geen of onvoldoende aanleiding om de klacht toch in behandeling te nemen.

Gezien het bovenstaande weegt het belang van onderzoek naar aanleiding van deze klacht minder zwaar dan het belang van onderzoek in andere zaken. De NMa zal dan ook geen
onderzoek doen naar aanleiding van deze klacht. Dit sluit overigens niet uit dat de afweging in de
toekomst anders zou kunnen uitvallen.

IEF 11324

Nagenoeg alle creatieve elementen overgenomen

Beschikking Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 11 mei 2012, KG RK 12-1021 (Pip Studio tegen De marskramer)

Beschikking ingezonden door Tjibbe Fokkens en Hemke de Weijs, Nysingh advocaten.

Verzoekschrift ex 1019e Rv. Auteursrecht. Merkenrecht. Pip Studio is een onderneming die zich bezighoudt met het ontwerpen, produceren en verkopen van allerhande lifestyleproducten (klik afbeelding voor vergroting).

Auteursrecht: De dessins en de logo's zijn door creatieve keuzes ingegeven, zowel de concrete vormgeving als de selectie en combinatie van de elementen. De dessins op de Marskramer-sfeerlichten zijn grotendeels een vrijwel exacte verveelvoudiging van de dessins van Pip Studio, nagenoeg alle creatieve elementen zijn vrijwel één op één overgenomen.

Merkrechten: Het Pip medaillon logo is zowel in de Benelux als in de EU in zwart-wit als beeldmerk geregistreerd voor onder meer glaswerk. Het teken dat Marskramer aanbrengt op haar sfeerlichten zijn identiek c.q. sterk overeenstemmend.

De voorzieningenrechter gaat uit van de geldigheid van de merkrechten en het is naar voorlopig oordeel voldoende aannemelijk dat inbreuk wordt gemaakt op die rechten. Ook acht de voorzieningenrechter het voorshands aannemelijk dat er inbreuk op auteursrechten wordt gemaakt. De verbodsvorderingen worden toegewezen onder last van een dwangsom van €50.000 per dag(deel) met een maximum van €1.000.000.

Meer details en afbeeldingen in het vonnis

 

Op andere blogs:
Meubelrecht.nl (Inbreuk tegengaan met een ex parteverzoek)

IEF 11320

Norma is goed bezig

Een bijdrage van Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap.

Het mei-nummer van het Norma Magazine voor musici en acteurs is wederom een grote inspiratiebron met duidelijke standpunten. Tijdens de VVA-vergadering over filmauteursrecht op vrijdag 25 mei a.s. wordt er nader op ingegaan. Hierbij alvast een voorproefje.

Norma is goed bezig. “Op weg naar het nieuwe thuiskopiestelsel” (weergaloos filmpje!) en “op de bres voor het radiomodel” (IEF 11304). Norma gaat met de zegen van Hof Den Haag (IEF 11110) een miljoenenclaim neerleggen bij de overheid wegens het uitblijven van de Thuiskopieheffing op hardware. Stichting De Thuiskopie vordert daarvoor van de Staat inmiddels overigens al € 175.000.000,- (175 miljoen euro). Het is niet bekend of die claim al in het Lente-akkoord is verwerkt. Met betrekking tot kabelvergoeding viste Norma nog even achter het net (IEF 11171), maar dat is een kwestie van even de aansluitcontracten aanpassen en ook alle primaire rechten laten overdragen. Dan kan ook video-on-demand collectief worden aangepakt (Portal-pam.nl).

Wat wil Norma?
1. Illegaal downloaden én uploaden zonder winstoogmerk door particulieren vrijstellen in ruil voor een hardware-heffing en een internet-heffing.
2. ‘het radio-model’: alle digitale on-demand diensten collectief afrekenen (% van reclame-inkomsten en abonnementsgelden).

Consequenties

  • Onderscheid primaire/secundaire rechten verdwijnt, het exclusieve recht op internet verdwijnt, alles gaat collectief en niet-exclusief.
  • Iedereen mag een nieuwe speelfilm vanaf dag één online zetten, als hij maar een vergoeding betaalt aan het collectief (zie punt 2).
  • Behalve als hij particulier is en geen winstoogmerk heeft, want dan hoeft hij helemaal niet te betalen (zie punt 1).
  • De consument die legale diensten gebruikt betaalt 3x: hardware-heffing, internetheffing, abonnementsheffing.
  • Voor acteurs/Norma-leden is er straks geen werk meer, want niemand investeert meer in films. Maar gelukkig hebben ze hun Norma-vergoeding.

Op weg naar het arbeiders makers-paradijs!
Meer tijdens de VVA-vergadering van vrijdag 25 mei a.s. in het Eye Filminstituut.

IEF 11317

Documenten van de opdrachtnemer gevorderd

Vzr. Rechtbank Alkmaar 16 mei 2012, LJN BW6030 (Masdac tegen Domas)

Uitspraak mede ingezonden door Milo Kroone, Van Diepen Van der Kroef Advocaten.

Know how-bescherming. Broncode. Gevorderd wordt de afgifte van documenten na een tussentijdse beëindiging van de bouw van een geoctrooieerde (koekjes)bakmachine door de machinebouwer. De vordering is gebaseerd op het auteursrecht.

Masdac is een internationale groothandel en ontwerper en producent van machines voor de bakindustrie. Domas bouwde eerder voor Masdac machines onder een geheimhoudingsovereenkomst. Masdac heeft ook een 'high capacity line' Manju-Line ontwikkeld en daarvoor een octrooi EP2002724 (B1) geregistreerd. Domas bouwt ook deze machine, maar er werd geen geheimhoudingsovereenkomst gesloten.

Nadat Domas aanvankelijk de opdracht had geaccepteerd, heeft zij, na enige verwikkelingen en correspondentie, laten weten dat zij niet langer geïnteresseerd is in de opdracht tot het bouwen van een nieuwe Manju High Capacity Line. Masdac verzoekt meerdere malen tevergeefs om de afgifte van de verstrekte en ontwikkelde gegevens, schema's, software en instelgegevens met betrekking tot de Manju High Capacity Line. Masdac betoogt dat de auteursrechten op de machine bij haar rusten omdat zij "een patentrecht heeft op de Manju machine", dat auteursrechten op eventuele verbeteringen aan Masdac zijn overdragen en dat Domas slechts de bouwer is van de machines en voorzover daarbij al bepaalde keuzes worden gemaakt deze zijn ingegeven door de functionaliteit van de machine.

De afgifte van bedrijfsgevoelige informatie heeft, aldus de voorzieningenrechter, een dusdanig verstrekkend gevolg zodat in kort geding deze vordering wordt afgewezen. Nu er geen afspraken zijn over de broncode, is Domas niet gehouden de broncode af te staan. Masdac heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij het auteursrecht heeft. De vorderingen worden afgewezen.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Domas echter in reconventie evenmin voldoende aannemelijk kunnen maken dat het auteursrecht op de gegevens waarvan zij op haar beurt afgifte vordert bij haar berust, of dat die informatie anderszins uitsluitend aan haar toekomt.

 

4.5 De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Een vordering tot afgifte van bepaalde (bedrijfsgevoelige) informatie heeft bij toewijzing daarvan een dusdanig verstrekkend gevolg, dat een dergelijke vordering in kort geding slechts toewijsbaar is, indien zeer waarschijnlijk is dat de bodemrechter, geconfronteerd met hetzelfde feitencomplex, eveneens tot toewijzing van die vordering zal beslissen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoet de onderhavige zaak niet aan dit criterium. Daartoe wordt het volgende overwogen.

4.6 Ten aanzien van de software is door Domas onweersproken gesteld dat zij deze heeft ontwikkeld en dat Masdac met haar vordering blijkbaar doelt op afgifte van de bewuste broncodes, aangezien de gegevens voorzover nodig voor het maken van de handleiding al zijn verstrekt. Nu in dit kort geding niet is gesteld of gebleken dat er afspraken zijn gemaakt tussen Masdac en Domas bij het sluiten van de overeenkomst over afgifte van de broncode van de te vervaardigen software, dient er voorshands van te worden uitgegaan dat Domas niet gehouden kan worden de broncode van de software af te staan aan Masdac. Voor zover Masdac dit met dit deel van haar vordering voor ogen heeft gehad, dient dit deel van de vordering te worden afgewezen. Voor zover de vordering van Masdac tot afgifte van de software uitsluitend is gebaseerd op haar stelling dat aan haar het auteursrecht op die software toekomt, wordt daartoe het volgende overwogen.

4.7 Ten aanzien van de gegevens waarvan Masdac afgifte heeft gevorderd op de grond dat aan haar het auteursrecht op die gegevens toekomt, wordt overwogen dat Masdac ter zitting onvoldoende aannemelijk heeft kunnen maken dat zij inderdaad het auteursrecht heeft op de bedoelde informatie en dat de informatie uitsluitend aan haar toekomt. Om dat te kunnen vaststellen zou nader feitenonderzoek en/of nadere bewijslevering moeten plaatsvinden. Daarvoor leent een kort geding procedure zich naar zijn aard niet. Om die reden dient de vordering tot afgifte in conventie te worden afgewezen. Daaruit volgt dat ook het gevorderde verbod om kopieën achter te houden en/of gebruik te maken van deze informatie dient te worden afgewezen.

 

IEF 11313

Buma/Stemrabestuurder vertoonde ‘evident onwenselijk’ gedrag.

Bij nadere lezing: Het CvTA schrijft: ‘De situatie waarin een bestuurslid de incasso van een claim ter hand neemt en zulks vervolgens aankaart in het bestuur of bij de directie, is evident onwenselijk.’ Hoewel het zover niet is gekomen, is dit wel precies wat Gerrits aanbood aan componist Melchior Rietveldt. PowNews onthulde eind 2011 dat Gerrits zijn positie als bestuurslid misbruikte om een uitgeefcontract en daarmee een derde van de claim van Rietveldt op Buma/Stemra binnen te slepen.

Buma/Stemra valt als organisatie weinig te verwijten, aldus het rapport. Wel benadrukt de PowNed uitzending volgens het College de noodzaak tot veranderingen binnen de organisatie en is aangetoond dat de eerder aangekondigde veranderingen niet ver genoeg gaan. Het College adviseert Buma Stemra waarborgen in te voeren ‘waarmee kan worden voorkomen dat een ongewenste verstrengeling van belangen of de schijn hiervan kan ontstaan'.

 

Het rapport maakt een onderscheid tussen de bestuurder Gerrits en de organisatie Buma Stemra. Het hoort volgens het rapport ‘niet tot de taken en bevoegdheden van het College om toezicht te houden op het functioneren van individuele bestuursleden, laat staan of een individu fout heeft gehandeld.’ Het College zegt dat het ook terughoudend moet zijn vanwege de lopende procedure tussen Gerrits en PowNed over het gebruik van het woord corruptie.

Toch stelt het College vast dat ‘Gerrits voor ogen had een uitgaveovereenkomst met de heer Rietveldt te sluiten en daarbij bereid was om zijn positie als bestuurder bij Buma/Stemra in te zetten’. Anti-corruptie organisatie Transparency International definieert corruptie als ‘het misbruik van toevertrouwde macht voor persoonlijk gewin’.

Ingezonden.

IEF 11311

CvTA onderzoeksrapport bevindingen uitzending PowNews

CvTA Onderzoeksrapport van bevindingen Buma/Stemra, 15 mei 2012.

Het College van Toezicht collectieve beheersorganisaties Auteurs- en naburige rechten (CvTA) heeft een onderzoek uitgevoerd naar aanleiding van de uitzending van PowNews d.d. 30 november 2011. In deze uitzending zond PowNews een gesprek uit waarin een bestuurslid van Stemra aanbiedt een componist te helpen bij het incasseren van een claim die deze componist stelt te hebben op de organisatie Buma/Stemra.

Het CvTA concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat er integriteitsschendingen hebben plaatsgevonden bij de organisatie Buma/Stemra in het kader van de behandeling van de claim van de componist.

Wat de betreffende bestuurder aangaat, constateert het CvTA dat deze heeft aangeboden een uitgaveovereenkomst te sluiten met de componist en dat hij tevens heeft aangeboden de kwestie bij bestuur en directie van Buma/Stemra aan te kaarten.

Het CvTA constateert voorts dat er bij Buma/Stemra geen duidelijke regels bestaan die voorzien in een geval waarbij een uitgever of componist die tevens bestuurder is, meent een claim te hebben op Buma/Stemra. Daarmee heeft Buma/Stemra naar oordeel van het CvTA in onvoldoende mate gevolg gegeven aan de eerdere aanbeveling van het CvTA integriteitsregels in te voeren die mogelijke belangverstrengeling of het mogelijk ontstaan daarvan tijdig aan het licht kunnen brengen. Deze lacune zal zo snel mogelijk moeten worden gedicht.

De beoordeling van de claim van de componist is onder de rechter; het CvTA laat zich daarover niet uit en heeft ook niet de wettelijke taak of bevoegdheid dergelijke claims te beoordelen. Wel stelt het CvTA vast dat de kwaliteit van de klachtafhandeling door Buma/Stemra in dit specifieke geval te wensen heeft overgelaten.

Het College vertrouwt erop dat de Buma/Stemra organisatie en de verantwoordelijke besturen al het nodige zullen doen om verbeteringen spoedig door te voeren; dit ter wille van de versterking van de legitimiteit van deze centrale beheersorganisatie.

IEF 11304

Op de bres voor het radiomodel

Interview met Erwin Angad-Gaur, Op de bres voor het radiomodel, in: NORMA Nieuws mei 2012, p. 22-24.

Bijdrage ingezonden door Erwin Angad-Gaur, Ntb en Platform Makers.

In de offlinewereld lopen makers en uitvoerende kunstenaars veel inkomsten mis door een slechte onderhandelingspositie en onredelijke contracten, maar op het internet is de situatie zo mogelijk nog erger: op grote schaal wordt content aangeboden zonder dat uitvoerende kunstenaars en makers daar een vergoeding voor ontvangen. ‘Dat moet anders,’ vindt Erwin Angad-Gaur, secretaris/directeur van de Ntb en bestuurslid van NORMA. Hij maakt zich sterk voor een licentiemodel voor het internet: het radiomodel.

Waar komt het radiomodel op neer en waarom heet het zo?
Wat was de aanleiding om het radiomodel op te stellen en wie nam het initiatief?
Geldt het radiomodel voor alle exploitatie op internet, ook voor illegale sites?
Verwacht je draagvlak voor het radiomodel, zowel in de politiek als in de industrie?
Enige tijd geleden heeft de Consumentenbond in samenwerking met de vakbonden een internetvergoeding voorgesteld. Hoe verhoudt zich dat tot het radiomodel?
Is met het radiomodel het downloadverbod van Teeven van de baan?

Lees het gehele interview hier: NORMA Nieuws mei 2012, p. 22-24.

Tekst: Olga Meijer, Afbeelding: Robert Swart

IEF 11299

Downloaden uit illegale bron toegestaan (conclusie AG)

Conclusie A-G Huydecoper HR 11 mei 2012, zaaknr. 11/01131 (ACI c.s. tegen Stichting De Thuiskopie)

Conclusie ingezonden door Tobias Cohen Jehoram en Vivien Rörsch, De Brauw Blackstone Westbroek. Mede aangeboden door Rob Meijer en Thijs van Aerde, Houthoff Buruma en Dirk Visser Klos Morel Vos & Schaap.

In navolging van IEF 9217, concludeert de A-G dat de Hoge Raad het geding schorst en zes vragen van uitleg als voorgesteld in alinea's 102 en 126 voorlegt aan het Europees Hof van Justitie:

A) Is de regel van artikel 16c lid 1 van de Nederlandse Auteurswet, ingevolge welke niet als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt beschouwd het reproduceren van een auteursrechtelijk beschermd werk op een voorwerp dat bestemd is om dat werk ten gehore te brengen, te vertonen of weer te geven, mits het reproduceren geschiedt zonder direct of indirect commercieel oogmerk en uitsluitend dient tot eigen oefening, studie of gebruik van de natuurlijke persoon die de reproductie vervaardigt, ongeacht of de reproductie is vervaardigd aan de hand van een werkexemplaar dat, of een werkreproductie die niet op rechtmatige wijze aan de persoon in kwestie ter beschikking is gesteld, in overeenstemming met de bepalingen van Richtlijn 2001/29/EG, en in het bijzonder met artikel 5 lid 2 onder b en/of art. 5 lid 5 van die Richtlijn?

B) Voor het geval de eerste vraag ontkennend moet worden beantwoord, is een regel van "nationaal" recht die ertoe strekt dat terzake van reproducties als in die vraag bedoeld een billijke vergoeding verschuldigd is, ongeacht of de vervaardiging van de reproductie inbreuk op het auteursrecht maakte of niet, strijdig met enige regel van Europees recht?

C) Maakt het voor de beantwoording van de vragen onder A en/of B verschil dat de Nederlandse thuiskopieregeling thans voorziet in een heffing op "blanco"-dragers zoals CD's en DVD's, maar niet op andere voor het maken van kleinschalige reproducties geëigende voorzieningen, zoals de "harde schijven" van computerapparatuur, geheugenvoorzieningen van MP3-spelers en dergelijke; wat tot gevolg heeft dat slechts een alleszins beperkt deel van de voor zulke reproducties geëigende en in de praktijk ook gebruikte voorzieningen, bij de heffing van de hiermee gemoeide vergoeding betrokken is?

D) Zijn de antwoorden op de voorafgaande vragen dezelfde als het gaat om dienovereenkomstige regels, geldend voor reproducties van werken waarop naburige rechten ten gunste van uitvoerende kunstenaars, fonogrammen- of filmproducenten of omroeporganisaties van toepassing zijn? Zo neen, in welke opzichten verschillen de antwoorden in deze gevallen?

E) Moet, wanneer de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, worden aangenomen dat de Nederlandse rechter gehouden is art. 16c van de Nederlandse Auteurswet zo uit te leggen dat die bepaling wél in overeenstemming is met Richtlijn 2001/29/EG, ervan uitgaand dat de tekst van art. 16c van de Nederlandse Auteurswet geen beletsel voor een dergelijke uitleg oplevert, en dat de andere, in de eerste vraag weergegeven uitleg van dat wetsartikel vooral berust op de bedoelingen van de bij de wording van dat wetsartikel betrokken wetgevende instanties die in de wordingsgeschiedenis daarvan tot uitdrukking zijn gebracht, alsmede op de gedachte dat door deze uitleg uitkomsten worden verkregen die beter beantwoorden aan de door de regeling beoogde bescherming van de belangen van makers van werken, en die in dat opzicht billijker zijn?

F) Moet art. 14 van Richtlijn 2004/48/EG zo worden uitgelegd dat de daar omschreven gerechtskosten en andere kosten ten laste van de verliezende partij moeten worden gebracht in een geding waarin, nadat een Lid-Staat op de voet van art. 5 lid 2 onder b van Richtlijn 2001/29/EG de verplichting tot het afdragen van de in die bepaling bedoelde billijke compensatie heeft opgelegd aan producenten en importeurs van dragers die geëigend en bestemd zijn voor de reproductie van werken, en ten gunste van een door die Lid-Staat aangewezen organisatie die met de heffing en verdeling van de billijke compensatie belast is, de betalingsplichtigen vorderen dat de rechter ten aanzien van bepaalde in geschil zijnde parameters betreffende de billijke compensatie, verklaringen voor recht geeft ten laste van de bedoelde organisatie, die zich daartegen verweert?

In hoger beroep kwam het hof met een andere gedachtegang tot een uitkomst die in materieel opzicht vrijwel hetzelfde oplevert:
- Privé-kopiëren op basis van een "illegale" bron moet aan de hand van art. 16c lid 1 Aw wél als geoorloofd worden aangemerkt. De Nederlandse wetgever heeft een regeling in die zin kennelijk aangemerkt als verenigbaar met, met name, art. 5 lid 2 onder b van de Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001, in de wandeling bekend als de "Richtlijn auteursrecht in de informatiemaatschappij" (en door mij hierna op het voetspoor van de partijen en van de rechters in de vorige instanties, aan te duiden als de AR1), rov. 7.12.
- Het is denkbaar dat de afweging waarop de Nederlandse wettelijke regeling berust, verenigbaar is met de in art. 5 lid 5 AR1 bedoelde norm (aangeduid als de "driestappentoets). In dat geval is de Nederlandse wetsbepaling ten opzichte van de AR1 "richtlijnconform", rov. 7.14.
- Als de "driestappentoets" zich ertegen verzet dat de wet het downloaden uit illegale bron toelaatbaar verklaart, is art. 16c lid 1 Aw in zoverre in strijd met de ARl. In dat geval is de discrepantie tussen de Nederlandse wet en de ARl echter zo groot dat dat zich ertegen verzet dat de Nederlandse wet "richtlijnconform" kan worden uitgelegd. Tussen rechtsgenoten zoals ACI c.s. en Thuiskopie, aan wie geen rechtstreeks beroep op Europese richtlijnen toekomt, geldt dan de Nederlandse wet, rov. 7.15.

Uitspraak wordt verwacht op 21 september 2012.

Op andere blogs:
Cassatieblog (Conclusie A-G prejudiciële vragen over thuiskopieën uit illegale bron)
Webwereld (Hoge Raad overweegt downloadverbod plus heffing)

IEF 11298

De verklaringen zijn tamelijk vaag

Hof 's-Gravenhage 8 mei 2012, zaaknr. 200.057.627/01 (Dharma Productions Private Ltd. tegen Bindra c.s.)

Uitspraak ingezonden door willem Hoorneman, C'M'S' Derks Star Busmann.

Auteursrecht op filmwerk genaamd 'Kaal de jongste loot aan de boom'. Geen specificatie ex 1019h Rv. Geen overtuigend bewijs middels getuigenverklaringen.

Tussenarrest na IEF 4967 en IEF 4982 waarin is bepaald dat Dharma niet heeft bewezen auteursrechthebbende te zijn op de film. Uit de oprichtingsakte noch uit de omstandigheid dat ten tijde van het produceren van de Film X directeur/aandeelhouder was, volgt niet zonder meer dat Dharma als producent moet worden aangemerkt. De getuigenverklaringen overtuigen het hof niet, omdat de getuigen een band hebben met Y, dan wel een kennelijk zakelijke reden hebben om in het nadeel van Kainth te verklaren. De verklaringen zijn ook tamelijk vaag. De kosten voor een veroordeling ex 1019h Rv worden niet gespecificeerd en dus zal het hof het liquidatietarief toepassen.

 

Bewijs:
19. Het hof is van oordeel dat aan de schriftelijke verklaringen en getuigenverklaringen onvoldoende bewijs kan worden ontleend voor de juistheid van de stelling dat Kainth in zijn videotheek (...) illegale DVD's van de Film heeft verkocht of verhuurd. Daarbij hecht het hof betekenis aan de (niet weersproken) omstandigheid dat alle door Dharma c.s. voorgebrachte getuigen een band hebben met Y, dan wel kennelijk zakelijke redenen hebben om in het nadeel van Kainth te verklaren. Voorts zijn de verklaringen tamelijk vaag en overtuigen zij het hof, mede gelet op de door Kainth aangewezen inconsistenties, ook overigens niet. Voor zover Dharma c.s. aan hun stelling ten grondslag leggen dat Kainth de door hem verhandelde DVD's niet ven EtnoLife (y) heeft betrokken, neemt het hof voorts in aanmerking dat Etnolife volgens de eigen stellingen van Dharma c.s. niet de enige is die in Nederland DVD's  van de Film mag Distribueren.

IEF 11296

Wetswijziging Wet op de vaste boekenprijs niet controversieel

In't nieuws: De Eerste Kamer heeft dinsdag 8 mei j.l. besloten geen wetsvoorstellen in verband met de demissionaire status van het kabinet Rutte controversieel te verklaren. Hieronder valt onder andere het voorstel dat schriftelijk is voorbereid door de Eerste Kamercommissie voor OCW: Wijziging van de Wet op de vaste boekenprijs in verband met de evaluatie van die wet. De plenaire behandeling van dit voorstel is nog niet geagendeerd. De Eerste Kamercommissie levert op 15 mei 2012 inbreng voor het nader voorlopig verslag.

De aanleiding voor deze wijzigingen is de eerste evaluatie van deze wet. Het betreft de volgende wijzigingen: de zogenoemde werknemerskorting wordt (her-)ingevoerd (1), de vaste prijs voor uit het buitenland geïmporteerde bladmuziekuitgaven die in het buitenland zijn uitgegeven wordt afgeschaft (2) en de wet wordt ook van toepassing op buitenlandse verkopers die boeken of muziekuitgaven uit Nederland importeren en deze vervolgens rechtstreeks aan eindafnemers in Nederland verkopen (3).

Behalve de genoemde voorstellen voor wijziging bevat het wetsvoorstel nog enkele wijzigingen van meer technische aard. Deze aanpassingen vloeien voort uit de uitvoeringspraktijk van het Commissariaat voor de Media.

Afbeelding gelinkt van Eerste Kamer.nl