Auteursrecht  

IEF 7487

Ups and downs

Aantallen DownloadsRapport Ministeries van OCW, EZ en Justitie: Ups and downs. Economische en culturele gevolgen van filesharing voor muziek, film en games (TNO, SEO en IViR).

In de media gebracht als “Downloaden is goed voor de Nederlandse economie”. In een brief aan de Kamer vatten de bewindslieden zelf het als volgt samen: “De onderzoekers zijn erin geslaagd de technologische en maatschappelijke ontwikkelingen in de sectoren muziek, film en gaming in een brede economische, culturele en maatschappelijke context te plaatsen. Wij spreken ons niet uit over de kwantitatieve bevindingen van de onderzoekers over de welvaartseffecten, omdat die, zoals onderzoekers aangeven, noodzakelijkerwijs zijn gestoeld op vele aannames en zij onzekerheden bevatten. Dit laat onverlet dat het onderzoek bijdraagt aan een evenwichtig publiek debat over filesharing, ook in internationaal verband. Een paar conclusies uit het onderzoeksrapport:

• het downloaden en delen van bestanden is voor veel burgers een vertrouwd verschijnsel geworden;
• de technologie die dit mogelijk maakt biedt mogelijkheden tot innovatie;
• met name de muziekbranche ziet de inkomsten uit de cd-verkoop sterk teruglopen en is druk doende daarop een antwoord te formuleren;
• het koopgedrag van consumenten is de afgelopen jaren verschoven van muziek-cd’s naar live concerten, merchandise (afgeleide producten) en games. De verkoop van dvd’s en het bioscoopbezoek vertonen vooralsnog geen ernstige teruggang. De dvd-verkoop is zelfs een groeimarkt;
• er is bij consumenten grote vraag naar diverse, toegankelijke en betaalbare content. Die potentiële doelgroep wordt nog onvoldoende bediend met het huidige aanbod in de onderzochte markten.

De muziek- en de filmindustrie staan voor de grote uitdaging hun aanbod zo in de markt te zetten dat het voldoet aan de veranderde consumentenvraag. Uit het onderzoek blijkt dat nieuwe businessmodellen in opkomst zijn. Wij hopen dat dit onderzoek de betrokken partijen stimuleert om met elkaar in overleg te blijven en door te gaan met het ontwikkelen van nieuwe producten en diensten die aansluiten bij de veranderde behoefte van consumenten. Die nieuwe diensten kunnen profiteren van het feit dat consumenten vertrouwd zijn geraakt met internettechnologieën om muziek, films en games te gebruiken.

Lees hier meer. 

IEF 7480

Restanten 1912

Staatsblad 2009, 3. Besluit van 12 december 2008 tot aanpassing van enige algemene maatregelen van bestuur aan artikel 52 Auteurswet.

“In de Reparatiewet Justitie III is het jaartal 1912 bij de aanduiding van de Auteurswet geschrapt. (…) Dit besluit past de algemene maatregelen van bestuur aan aan bovengenoemde wijziging van de aanduiding van de Auteurswet. Het betreft een louter technische wijziging.

Artikel VII voorziet in een uitgestelde inwerkingtreding van dit besluit. Dit houdt verband met de in artikel 17d Auteurswet geregelde procedure, op grond waarvan een wijziging krachtens artikel 16b, vijfde lid, en 16m, tweede lid, Auteurswet vastgestelde algemene maatregel van bestuur, niet eerder in werking treedt dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst.”

Lees het staatsblad hier.

IEF 7469

Auteursrechtenproblematiek op de kabel

Kamerstukken II 2008/09, 31700 VIII, nr. 134. Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2009; Verslag wetgevingsoverleg van 24 november 2008 over het onderdeel Media

De heer Atsma (CDA): "UPC, Ziggo en datgene wat digitaal wordt aangeboden, zijn genoemd. Ik ben blij dat binnenkort het desbetreffende wetsvoorstel de revue zal passeren en dat het dan ook mogelijk moet worden om meer, althans andere zenders te ontvangen. De discussie over toegang tot de kabel is vaak gevoerd. Bijna Kamerbreed leeft het gevoelen dat er meer ruimte moet zijn voor concurrentie op de kabel. Ik stel wel vast dat nieuwe aanbieders amper een kans krijgen, juist ook door de auteursrechtenproblematiek. Als de kabelmaatschappij een contract heeft met bijvoorbeeld de BBC, dan is het voor een nieuwe toetreder op de kabel vrijwel onmogelijk om daar iets mee te doen. Kan de minister nog een reactie geven op dit punt?"

Lees het verslag hier.

IEF 7468

Niet verplaatst, bewerkt of afgestoten zonder instemming

Kamerstukken II 2008/09, 31700 XI, nr. 67 (Bijlage). Percentageregeling beeldende kunst bij rijksgebouwen (bijlage bij 31700 XI, nr. 67)

"Aan de eigenaar/verhuurder van het gebouw moet verplicht door de Rijksgebouwendienst tijdig gemeld worden, dat de te realiseren beeldende kunst onder de Auteurswet valt en derhalve na de huurperiode niet verplaatst, bewerkt of afgestoten kan worden zonder de instemming van de beeldend kunstenaar of diens erfgenamen en/of andere rechthebbenden. De toepassing van kunst bij ingehuurde gebouwen en terreinen kan daarom niet worden afgedwongen."

Lees de percentageregeling hier

IEF 7465

De peildatum voor het bepalen van de mate van originaliteit

Links Tripp Trapp, Rechts Carlo (klik voor vergroting)Rechtbank Haarlem, 7 januari 2009, HA ZA 07-1510, Stokke AS c.s. tegen H3 Products B.V. c.s. (met dank aan Arnout Groen en Fabiënne Meershoek, De Brauw Blackstone Westbroek)

Auteursrecht. Haarlemse Stokke-zaak. De Carlo kinderstoel van gedaagde  maakt inbreuk op het auteursrecht van Stokke m.b.t. de bekende Tripp Trapp stoel (Links Tripp Trapp, rechts Carlo. Klik op afbeelding voor vergroting).Zaak is feitelijk vergelijkbaar met Rechtbank Den Haag 7 februari 2007, Stokke Fikszo &  H3 Products B.V (zie IEF 3423), maar de inhoudelijke benadering van beide gerechten verschilt. Over peildata, stijlelementen, technische functies, kunstmatige verlenging van octrooirechten, verwatering, harmonisatie en persoonlijkheidsrechten Voor nu een samenvatting in citaten:

“De peildatum voor het bepalen van de mate van originaliteit en de beschermingsomvang van het auteursrecht heeft te gelden het moment van totstandkoming van het werk.” (4.2)

“Het feit dat een bepaald onderdeel een technische functie heeft, sluit op zichzelf niet uit dat het vatbaar is voor auteursrechtelijke bescherming.” (4.6)

“De enkele omstandigheid dat een octrooi is verleend op het ontwerp van de Tripp Trapp betekent nog niet dar het onderwerp van auteursrechtelijke bescherming is uitgesloten.” (4.8)

“Hoewel het juist is dat het auteursrecht geen monopolie op stijlelementen verschaft, betekent dat echter niet dat ieder werk dat is te omschrijven met gebruik van dezelfde bewoordingen als waarmee een stijl wordt omschreven, om die reden niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt.” (4.9)

“Daarbij dient voorts in aanmerking te worden genomen het antwoord op de vraag of binnen de grenzen die getrokken worden door de mode, trend of stijl enerzijds en door de eisen van functionaliteit anderzijds, voldoende afstand van het werk is genomen en de beweerdelijk inbreukmaker met zijn ontwerp op een voldoende eigen wijze uiting gegeven heeft aan de vigerende stijl, trend of mode van ontwerpen. Bovendien geldt dat een stijl wel kan bijdragen tot het eigen karakter van het werk. Het feit dat twee werken die ook overigens in zekere mate overeenstemmen bovendien een aantal stijlkenmerken gemeen hebben is dan ook wel degelijk van belang voor de vraag of er sprake is van een inbreuk.” (4.11)

“Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat de Carlo-stoel van H3 Products c.s. als eeb  verveelvoudiging, in gewijzigde vorm van de Tripp Trapp is aan te merken en B3 Products c.s. met de productie, distributie en verkoop van de Carlo-stoel inbreuk maakt op de auteursrechten op de Tipp Trapp. Van een kunstmatige verlenging van octrooirechten is, anders dan H3 Products c.s. betoogt, geen sprake.”(4.15)

“Binnen de Europese Gemeenschap zijn de nationale auteursrechtelijke regels niet geharmoniseerd, zodat de uitkomst per land kan verschillen. Dat deze omstandigheid een beperkende werking in de handel mee kan brengen is verdisconteerd in artikel 30 EG verdrag en is, zolang wordt voldaan aan de aldaar gestelde voorwaarden, op zichzelf niet onredelijk” (4.16)

“Met betrekking tot het beroep van B3 Products C.S. op verwatering van het auteursrecht overweegt de rechtbank dat, nog afgezien van de vraag of verwatering van het auteursrecht in het algemeen mogelijk is, de enkele stelling van H3 Products c.s. dat Stokke niet tegen alle mogelijk inbreukmakende stoelen die op de markt zijn optreedt (voorzover dit al juist zou zijn, hetgeen gelet op de betwisting door Stokke niet is komen vast te staan) onvoldoende is om aan te nemen dat Stokke haar auteursrechten heeft verwerkt en dat Stokke daarom een beroep op haar auteursrechten op de Tripp Trapp moet worden ontzegd.” (4.17)

“Niet kan worden geconcludeerd dat de vormgeving en uitvoering van de Carlo-stoel een verminking van het ontwerp van de Tripp Trapp opleveren. Het gaat om aangebrachte wijzigingen die op zichzelf geen andere dimensie aan het ontwerp van Opsvik geven en evenmin aan de kwaliteiten van Opsvik als industrieel ontwerper afbreuk doen. In dit licht valt zonder nadere onderbouwing - die ontbreekt - bovendien niet in te zien dat er sprake is van een wijziging van Opsviks werk waartegen hij zich in redelijkheid kan verzetten. De persoonlijkheidsrechten van Opsvik zijn derhalve niet  geschonden.”(4.19)

“Stokke heeft bij dagvaarding op grond van artikel 1019h Rv de werkelijk gemaakte kosten gevorderd. Ter zitting hebben partijen laten weten dat zij overeenstemming hebben bereikt om een bedrag van €15.000,-- als de werkelijk gemaakte kosten over en weer te vorderen.”(4.23)

Lees het vonnis hier.

IEF 7462

De waarde van normen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 31 december 2008, HA ZA 06-3308, Knooble B.V. tegen De Staat der Nederlanden & Stichting Nederlands Normalisatie Intsituut. (met dank aan Jaap Kronenberg, Dirkzwager).

Auteursrecht. NEN-normen en artikel 11 Aw (auteursrecht op wetten etc.) . Bodemprocedure over de vraag of de NEN-normen waarnaar in het Bouwbesluit 2003 en de Regeling Bouwbesluit 2003 wordt verwezen verbindend zijn en of het NNI (als maker) op dergelijke verwezen normen een auteursrecht kan doen gelden. Het NNI stelt de NEN-normen ter beschikking tegen betaling van een substantiële vergoeding.

De rechtbank oordeelt eerst dat de inhoud van die verwezen NEN-normen zijn vastgesteld als een ieder verbindende regel. Omdat echter de inhoud van die verwezen NEN-normen niet is gepubliceerd op de in de Bekendmakingswet voorgeschreven wijze, zijn de desbetreffende voorschriften, voorzover daarin is verwezen naar die NEN-normen, (nog) niet in werking getreden en dus (nog) niet verbindend.
 
Volgens de rechtbank betekent dat echter niet dat er geen auteursrecht op die verwezen NEN-normen zou rusten vanwege artikel 11 Aw. Het auteursrecht op de inhoud van die verwezen NEN-normen vervalt volgens de rechtbank pas nadat die inhoud is gepubliceerd in het Staatsblad of de Staatscourant. Zodra de Staat, door publicatie, de inhoud van die normen dus in werking doet treden als een ieder verbindende regel, vervalt het auteursrecht erop. Over de gevolgen die dat heeft voor NNI zal de Staat met het NNI nadere afspraken moeten maken. 

Lees het vonnis hier.

IEF 7458

Zij had dat verweer handen en voeten moeten geven

UGG AutraliaRechtbank Dordrecht, 24 december 2008, LJN: BG8866, Deckers Outdoor Corporation tegen La Cheapa V.O.F. c.s.
 
Nederlands hoofdstukje in conflict over de rechten op de populaire, van oorsprong Australische, UGG-schapenvachtlaarzen (lees over de internationale achtergronden bijvoorbeeld
hier en hier meer.).

Merkenrecht, auteursrecht, slaafse nabootsing. Bodemprocedure na ex parte verleende beschikking. Voldoende belang bodemprocedure. Gedaagden hebben via hun website laarzen aangeboden onder het teken UGG (Australia) en Jumbo Ugg. UGG is bekend merk en geen soortnaam. Auteursrecht laarzen onvoldoende gemotiveerd betwist. Naast merk- en auteursrecht inbreuk ook slaafse nabootsing en misleiding (misleidende reclame) aangenomen. Geen beroep op ontbreken kwade trouw (winstafdracht). 1019h proceskostenveroordeling: partijen dienen zich nog nader uit te laten n.a.v. IE indicatietarieven.

Voldoende belang:  “4.2.  La Cheapa voert aan dat er geen grond is voor deze bodemprocedure, omdat zij zich heeft gehouden aan de in september 2007 opgelegde bevelen. Dit verweer, dat wordt opgevat als een beroep op het ontbreken van voldoende belang (artikel 3:303 BW), slaagt niet. Ook als La Cheapa zich aan de opgelegde bevelen houdt geldt immers dat de bevelen bloot staan aan het verliezen van gelding als de bodemprocedure niet was gestart (artikel 1019i Rv). In dit verband is mede van belang dat La Cheapa de inbreuk niet erkent en, in tegendeel, verweer voert.

4.3.  Bovendien heeft La Cheapa het gebruik van Jumbo Ugg na september 2007 hervat. Partijen zijn het er weliswaar over eens dat dit niet onder de opgelegde bevelen viel, maar Deckers stelt zich op het standpunt dat dit wel merkinbreuk oplevert. Ook daartegen verweert La Cheapa zich.”

Geldigheid merken/bekendheid:  “4.4.  La Cheapa voert aan dat UGG en het woord Uggs geen merknamen zijn. Volgens haar zijn dat sinds 1933 de aanduiding voor een soort laarzen. Daarom zou het merk UGG geen bescherming als merk mogen hebben. De rechtbank vat dit verweer op als een beroep op nietigheid van de merken op de grond dat deze ten tijde van de depots een soortnaam zijn (artikel 2.28 lid 1 sub c BVIE).

4.5.  Dit verweer kan ten aanzien van het merk UGG AUSTRALIA niet slagen, omdat dit een gecombineerd woord- en beeldmerk betreft en het verweer van La Cheapa alleen het woord UGG betreft.

4.6.  Ten aanzien van het merk UGG word het verweer ook verworpen. La Cheapa motiveert dit verweer alleen maar met de opmerking dat Australische bedrijven, zoals Jumbo Ugg, van mening zijn dat het woord UGG een soortnaam is. Op basis van de mening van één of meer bedrijven in Australië kan echter niet als feit worden vastgesteld dat sprake is van een soortnaam in de Benelux.

4.7. Bovendien heeft La Cheapa tijdens de comparitie erkend dat UGG in de Benelux juist een bekend merk is. [gedaagde 3] deelde toen voorts mee dat zij denkt dat bezoekers van de website bij de mededeling “100% authentic UGG Australia” hebben gedacht dat dit de laarzen waren van het bekende merk UGG, en dat zij niet alleen maar hebben gedacht aan ‘een’ sheepskin laars. Dit alles ondergraaft de stelling dat UGG een soortnaam is. In deze procedure wordt daarom van de geldigheid van de merken uit gegaan.

4.8.  De rechtbank heeft voorts geen reden om te betwijfelen dat het om in de Benelux bekende merken gaat. De rechtbank gaat daar dus, met partijen, vanuit.“

Merkinbreuk:  4.11.  De tekens UGG en UGG Australia van La Cheapa beelden zonder wijziging of toevoeging alle bestanddelen van de merken van Deckers af, en zijn dus identiek aan die merken. La Cheapa heeft die tekens gebruikt door op haar website de namaak-UGGs aan te bieden, doordat de tekens waren aangebracht op de door haar verkochte laarzen – zoals ter zitting is gebleken -, op de verpakking en in reclame materialen (op haar website en op het informatieboekje). Dit alles vormt gebruik voor dezelfde waren als de waren waarvoor Deckers de merken heeft ingeschreven.

4.12.  La Cheapa heeft zich zodoende dan ook schuldig gemaakt aan merkinbreuk als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub a BVIE. “

Auteursrecht: “4.13.  Zoals hiervoor is overwogen erkent La Cheapa dat door haar verkochte namaak-UGGs vrijwel één op één kopieën waren van de modellen van Deckers. Zij betwist voorts niet dat de totaalindruk van haar verpakking, zonnetje, afbeeldingen en boekje overeenstemt met die van Deckers en zij betwist evenmin dat de tekst op haar website was overgenomen (in vertaling) van delen van de tekst op de website van Deckers. Daarmee is de verveelvoudiging gegeven.

4.14.  La Cheapa voert echter aan dat de laarzen van Deckers, de afbeeldingen en teksten op de Deckers website onvoldoende originaliteit bezitten. De rechtbank overweegt als volgt naar aanleiding van dit niet nader toegelichte en niet met stukken onderbouwde verweer.

Auteursrecht afbeeldingen: 4.16. Deckers heeft niet geconcretiseerd om welke afbeeldingen het haar gaat, maar voor zover de rechtbank begrijpt gaat het haar om foto’s waarop laarzen staan op een witte ondergrond (bijv. de door La Cheapa overgenomen afbeelding in r.o. 2.9). Zonder nadere toelichting, die Deckers niet heeft gegeven, valt niet in te zien dat/waarom deze banaal ogende foto’s het persoonlijk stempel van de maker dragen. Daarom treft het verweer van La Cheapa in zover doel.

Auteursrecht laarzen: 4.18.  La Cheapa heeft niet aangevoerd dat de vorm van de laarzen van Deckers is ontleend aan andere laarzen. De eigen waarneming van de door Deckers (via foto’s en ter zitting) getoonde modellen en haar toelichting leidt de rechtbank niet tot de conclusie dat achter die laarzen geen enkele creatieve arbeid valt aan te wijzen. La Cheapa kon daarom niet volstaan met de loutere opmerking dat de laarzen onvoldoende origineel zijn. Zij had dat verweer handen en voeten moeten geven. Nu zij dat heeft nagelaten heeft zij de stelling van Deckers onvoldoende gemotiveerd betwist en moet er in deze procedure van worden uit gegaan dat de laarzen werken zijn in de zin van de Auteurswet.

Auteursrecht tekst: 4.19. De tekstdelen die door La Cheapa zijn overgenomen (overname in r.o. 2.10) getuigen naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate van het persoonlijk stempel van de maker. La Cheapa heeft niet aangevoerd dat deze tekstdelen zijn ontleend aan de tekst van een ander. Daarom wordt haar verweer ook ten aanzien van de tekst verworpen.

(…) 4.22.  La Cheapa heeft dus inbreuk gemaakt op het auteursrecht van Deckers door verveelvoudigingen van de laarzen, verpakking, zonnetje, boekje en tekst openbaar te maken.

Slaafse nabootsing:  4.23.  Het ligt voor de hand dat het aanbieden van de slaafse nabootsingen van de laarzen en verpakking verwarringsgevaar in het leven heeft geroepen. La Cheapa betwist dat ook niet. Evenmin betwist zij dat zij, waar het de vormgeving betreft, zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van de door haar aangeboden producten net zo goed een andere weg had kunnen inslaan. Haar handelwijze vormde daarom tevens een daad van ongeoorloofde mededinging.

Misleiding: 4.24.  De mededelingen op de website van La Cheapa “100% authentic Ugg Australian boots!!!” en “UGG Australia staat garant voor Luxury Comfort. UGG logo op de hiel” wekken, zoals La Cheapa tijdens de comparitie heeft erkend, de indruk dat het om originele merklaarzen van Deckers ging. La Cheapa betwist niet dat tevens de indruk is gewekt dat zij een officiële dealer van Deckers was. Zij heeft zich dan ook schuldig gemaakt aan misleiding.

Merk Jumbo Uggs:   4.27.  La Cheapa verweert zich met de stelling dat Jumbo Ugg een afzonderlijk merk is, dat geen verwantschap heeft met UGG en dat Deckers geen recht heeft op Jumbo Uggs. Kennelijk bedoelt zij dat Jumbo Ugg niet overeenstemt met UGG en/of UGG Australia en dat Deckers daarom haar merken niet tegen gebruik van dit teken kan inroepen. Dat verweer wordt verworpen.

Van overeenstemming als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub c BVIE is sprake als merk en teken zo overeenstemmen dat het publiek een samenhang tussen merk en teken ziet, en wel zodanig dat door het gebruik van Jumbo Ugg ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit, of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen van het merk UGG. Gezien de exacte soortgelijkheid van de waren (namelijk: laarzen), het feit dat het volledige woordmerk Ugg onderdeel uitmaakt van het teken, en de niet betwiste stelling van Deckers dat haar merk UGG zeer grote populariteit heeft in de Benelux, valt redelijkerwijs te verwachten dat het hier bedoelde verband wordt gelegd.

4.28.  Nu La Cheapa geen geldige reden voor dit gebruik heeft aangevoerd, luidt de conclusie dat zij inbreuk heeft gemaakt op het merkrecht van Deckers.

Teken Uggs:  “4.29.  Ook het gebruik van het teken Uggs in de zin “… een familiebedrijf dat sinds 1989 Uggs maakt” levert merkinbreuk op. La Cheapa heeft hier geen verweer tegen gevoerd, anders dan het reeds verworpen verweer dat Ugg een soortnaam zou zijn. Nu sprake is van gebruik van een identiek teken voor dezelfde waren (namelijk ter promotie van haar laarzen) doet zich inbreuk in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub a BVIE.

4.30.  Save the UGG: In de tekst “Save the UGG” en “Save the UGG. Join the fight to save an aussie icon – the ugg boot” is sprake van gebruik van het merk. Deckers stelt niet dat het hier gaat om gebruik voor waren of diensten. Het merkenrechtelijk toetsingskader wordt daarom gevormd door artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE. Op basis van die bepaling kan Deckers zich tegen dit gebruik, zonder geldige reden, verzetten als daardoor ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit, of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van haar merk.

4.31. Deckers stelt weliswaar dat dit gebruik schadelijk voor haar is omdat ten onrechte wordt gesuggereerd dat haar merk niet geldig is. Dat staat echter niet in de hiervoor weergegeven teksten. Deckers heeft geen documentatie van de site waar naar kon worden doorgelinkt overgelegd. Daarom kan de inhoud van die site niet in de beoordeling worden betrokken. Deckers stelt alleen dat op die site ten onrechte wordt gesuggereerd dat haar merk niet geldig is, terwijl La Cheapa aanvoert dat daarop staat dat het merk UGG in Australië geen bescherming geniet. Deckers heeft de juistheid van deze laatste mededeling niet weersproken. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat sprake is van merkinbreuk 2.20 lid 1 sub d BVIE, of dat wordt doorgelinkt naar een website waarop onjuiste mededelingen over Dekcers zijn geplaatst.

4.32.  Deckers heeft dan ook onvoldoende gesteld om merkinbreuk of onrechtmatig handelen vast te kunnen stellen.”

Winstafdracht: “4.34.  Het verweer dat de inbreuk niet te kwader trouw is gepleegd wordt verworpen. La Cheapa handelde bedrijfsmatig. Zij bood haar producten immers op commerciële basis aan, aan een omvangrijk (internet) publiek. Daarom wordt zij geacht bekend te zijn geweest met de inhoud van het merkenregister. Dat zij Deckers als bron van de originele merklaarzen kende vloeit voort uit het vaststaande feit dat zij contact heeft gezocht met Deckers en haar distributeurs, en hen heeft verzocht om laarzen in te kopen. Die verzoeken zijn niet gehonoreerd en zij kocht elders in. Mede gezien de bekendheid van het merk mocht toen – ook van een opstartend bedrijf als La Cheapa– verwacht worden dat zij serieus onderzoek deed naar die alternatieve leveranciers. Dat zij dat heeft gedaan staat niet vast. La Cheapa voert weliswaar aan dat zij aan hen heeft gevraagd of de producten originele merkproducten waren, maar zij heeft dit op geen enkele wijze onderbouwd en niets aangevoerd dat op een serieus te nemen onderzoek duidt.

Schade: 4.36.  Ook de vordering tot schadevergoeding op te maken bij staat (petitum 9) kan worden toegewezen, nu de inbreuken toerekenbaar zijn aan La Cheapa. Het verweer dat de geringe verkopen van La Cheapa geen merkbare invloed gehad kunnen hebben op de verkopen van Deckers kan niet tot afwijzing leiden. Voor toewijzing van deze vordering is immers slechts vereist dat aannemelijk is dat Deckers mogelijk schade heeft geleden. Dat Deckers mogelijk schade heeft geleden, is aannemelijk.

4.37.  De vordering wordt afgewezen waar het de “nog te lijden schade” betreft. Deckers heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij, ondanks het feit dat La Cheapa is gestopt, nog schade zal lijden.”

Lees het vonnis hier (helaas geen afbeeldingen).
 

IEF 7457

Met betrekking tot het toezicht

Kamerstukken 31 766, nr. 6 Wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten. Verslag, vastgesteld 24 december 2008

De vaste commissie voor Justitie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

Met inhoudsopgave:

1. Inleiding
2. Tussenbalans
3. Versterking van het toezicht
4. Verbreding van het toezicht
5. Buitenlandse organisaties
6. Overige toezichtsaspecten
7. Geschillencommissie voor tariefgeschillen
7.1 Inleiding
7.2 Doelstelling geschillencommissie
7.3 Positionering van de geschillencommissie
7.4 Samenstelling van de geschillencommissie
8. Europese en internationale context
9. Consultatie over de verbreding en versterking van het toezicht
10. Gevolgen voor het bedrijfsleven en collectieve beheersorganisaties
11. Gevolgen voor de Rijksbegroting

Lees het volledige kamerstuk hier.

IEF 7455

Te lang stilzitten (HB)

Hans van HemertGerechtshof Amsterdam, 23 december 2008, zaaknummer 200.004.493/01, Intersong Basart Publishing Group B.V. c.s. tegen Hans van Hemert.
 
Auteursrecht. Via de website van Margriet Koedooder: “Hoger beroep van muziekuitgeverij Intersong Basart  tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 februari 2008 (zie: IEF 5612).

Intersong had 11 grieven aangevoerd tegen het vonnis van de rechtbank. In de rechtbankprocedure had Intersong tevergeefs gestreden tegen de door haar auteur Hans van Hemert buitengerechtelijk ontbonden muziekuitgavecontracten. Hans van Hemert wilde weer zélf over zijn catalogus van 227 muziekwerken, waaronder vele hits, kunnen beschikken doordat Intersong naar zijn mening al jaren lang ten onrechte nauwelijks enige exploitatie activiteiten ten aanzien van zijn muziekwerken had verricht. Dit ondanks herhaaldelijk aandringen daartoe door Van Hemert.
 
Het Hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en oordeelt dat Van Hemert de overeenkomsten wel degelijk rechtsgeldig heeft ontbonden wegens een voldoende ernstige wanprestatie. Intersong heeft in de procedure volgens het Hof te weinig bewijzen naar voren gebracht waaruit de volgens Intersong wel degelijk gedane inspanningen kunnen blijken. Het overhandigen van schriftelijke verklaringen van de eigen medewerkers van Intersong is daarvoor niet genoeg. Van Hemert had onbestreden aangevoerd dat hij de afgelopen acht jaar niets van Intersong had gehoord.

In de tekst van de vele onderliggende overeenkomsten, waarbij Van Hemert de uitgaverechten op zijn werken in volle omvang en voor de duur van het auteursrecht en wereldwijd had overgedragen, was geen enkele verplichting voor de uitgever opgenomen. Dat kon Intersong echter niet baten. Een inspanningsverplichting tot exploitatie is inherent aan de aard van de betreffende contracten, had de rechtbank al eerder geoordeeld. Ook het door Van Hemert jaarlijks accorderen van de (door Intersong opgemaakte) jaarstukken van het in de vorm van een besloten vennootschap gegoten ‘fonds’ met Intersong mag niét worden uitgelegd als een akkoordverklaring met betrekking tot alle activiteiten die tot die cijfers hebben geleid. Met een dergelijk akkoord wordt niet meer verklaard dan dat de cijfers kloppen, aldus het Hof.”
 
Lees het arrest hier.

IEF 7452

Voortgangsverslagen beschermingsduur & gemeenschapsoctrooi

Kamerstukken II 2008/09,21501-30, nr. 198. Raad voor Concurrentievermogen; Brief minister met het verslag van de Raad van 1 en 2 december 2008

Verlenging beschermingsduur muziekwerken: Voortgangsverslag. Het voorzitterschap gaf een toelichting op het voortgangsrapport en benadrukte het belang van een akkoord. De Commissie, bij monde van Commissaris McCreevy, benadrukte dat de huidige beschermingsduur in de EU kort is ten opzichte van bijvoorbeeld de VS (55 jaar) en Mexico (75 jaar). De Commissaris verwelkomde het voortgangsverslag van het voorzitterschap en sprak de hoop uit dat de Raad snel tot een akkoord kan komen over dit voorstel. Er was geen tafelronde voorzien en er werden dan ook geen interventies gepleegd. Tijdens het volgende agendapunt «Gemeenschapoctrooi» heeft Nederland kort benadrukt afwijzend te staan tegenover dit voorstel.

Gemeenschapsoctrooi: Voortgangsverslag. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, benadrukte het belang van een snellere voortgang op dit dossier, om eindelijk politiek knopen te kunnen doorhakken. Veelgenoemde openstaande punten zijn de kwaliteit van de rechtspraak (geschilbeslechting), de rol van het Europese Hof van Justitie, de vertaling en de kosten voor het aanvragen en in standhouden van het gemeenschapsoctrooi. Een tweetal lidstaten herhaalde het standpunt dat geen sprake mag zijn van discriminatie van hun taal. Tot slot stelden veel lidstaten zich sceptisch op tegenover het voorstel van de Commissie in het Europees herstelplan om de kosten van octrooien met 75% te verminderen.

Lees de brief hier.