Auteursrecht  

IEF 7562

1 factuur niet het allerbelangrijkste

Kamerstukken 27838, nr. 7, Tweede kamer. Detailhandel; Verslag algemeen overleg van 19 november 2008 over de Detailhandelsbrief.

Staatssecretaris Heemskerk: "Ik wil nog een enkel punt aanstippen in verband met de regeldruk en wel de «één factuur» voor het auteursrecht per 1 januari 2009. In het najaar van 2007 is de motie-Smeets/Van der Burg ingediend. Ik heb daarover inmiddels ook een brief naar de Kamer gestuurd.

De motie riep op tot één factuur. Ik heb dat besproken met zowel de ondernemersorganisaties als de inningsorganisaties en uit die gesprekken bleek dat een factuur zowel voor de ondernemers- als voor de auteursrechtenorganisaties niet het allerbelangrijkste was en ook niet het meest praktisch. Men wil vooral een helder inzicht in de kosten, beter toezicht op en betere beheersing van de kosten en een betere dienstverlening. Op basis daarvan hebben zij een plan opgesteld dat ik naar de Kamer heb gestuurd. Ik heb nog wat extra’s gedaan: ik heb ook gezegd dat die facturen maximaal elektronisch zouden moeten zijn. Ook op het terrein van e-facturering versnellen wij dat."

Lees het gehele verslag hier.

IEF 7560

Het op een specifieke wijze inzoomen met de camera

Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, Vonnis in kort geding van 9 februari 2009 , LJN: BH2369, Eisers tegen Antilliaanse Televisie Maatschappij N.V.

Antilliaans auteursrecht. Gestelde inbreuk op format van het televisie-programma Moda Ku Mylene, een mode- en beautyprogramma. Het Gerecht oordeelt dat het oorspronkelijke programma inderdaad een oorspronkelijk karakter heeft en een auteursrechtelijke bescherming toekomt, maar dat de programma’s van de wederpartij, zoals het programma Glamur,  voldoende afwijkend zijn, zodat niet van een kopie of bewerking daarvan gesproken kan worden. Geen auteursrechtinbreuk of onrechtmatig handelen. 

“8. De door eiseressen opgesomde elementen van Moda Ku Mylene zijn de indeling van het programma in blokken van 5 tot 10 minuten, het thema mode en schoonheid, een presentatrice die de kijkers meeneemt naar winkels en beautysalons, zelf het assortiment laat zien, soms daarvoor modellen gebruikt, soms als demomodel fungeert voor de aangeboden producten en diensten, winkeleigenaren interviewt en hun winkels promoot door middel van modeshows en demonstraties en aanstormende modellen de kans geeft zich te profileren door af en toe een onderdeel te mogen presenteren. Verder wijzen eiseressen op de algemene inleiding door de presentatrice aan het begin van het programma, het gebruik van een voice-over bij de demonstraties en het op een specifieke wijze inzoomen met de camera op het in de winkels getoonde assortiment.

4.10. ATM heeft aangevoerd dat programma’s vergelijkbaar met Moda Ku Mylene overal ter wereld worden uitgezonden. (…) Te dien aanzien overweegt het gerecht dat het goed mogelijk is dat al eerder (voor 1987) programma´s zijn geproduceerd waarin een of meer van de door eiseressen opgesomde elementen zijn terug te vinden. Dat betekent echter niet dat aan de combinatie van de door [eiseres 1] gekozen combinatie van die elementen, geen oorspronkelijk karakter zou kunnen toekomen.

4.11. Nu de auteursrechtelijke bescherming van het format wordt aangenomen, wordt toegekomen aan de inbreukvraag. (…)  Juist indien een format bestaat uit een combinatie van onbeschermde elementen, zoals hier het geval is, kan van inbreuk slechts sprake zijn indien meerdere van die elementen herkenbaar en in vergelijkbare keuze zijn overgenomen. Daarbij spelen dus ook de in de programma’s afwijkende elementen een rol.

4.14. De genoemde verschillen brengen het gerecht tot de vaststelling dat de totaalindruk van elk van de bestreden programma’s zodanig afwijkend is van de totaalindruk van het programma Moda Ku Mylene dat niet van kopieën of bewerkingen daarvan gesproken kan worden. Het gerecht is van oordeel dat een aantal van de overeenstemmende elementen, waaronder de algemene inleiding, de bezoeken aan winkels en salons en de presentatie van het assortiment, in zekere zin plichtmatig zijn bij een programma van het onderhavige soort. Deze elementen gezamenlijk zijn niet zodanig oorspronkelijk dat deze, als geheel, voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen. Het gerecht is van oordeel dat ATM met elk van de bestreden programma’s, meer specifiek door de onder 4.13 vermelde verschillen, voldoende afstand heeft genomen van het programma of programmaformat van Moda Ku Mylene.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7556

The creation of a Community patent

From the Czech Presidency. Speech of Minister JiÅí Pospíšil, Minister of Justice of the Czech Republic, in the European Parliament on 20 January 2009.

"Nevertheless, let me briefly mention two agendas closely related to justice, which do, however, fall under the Competitiveness Council and in the Czech Republic, therefore, other ministries bear primary responsibility for them.  These include the creation of a Community patent and the project of a single patent court for European and Community patents.  The Czech Presidency is aware of the importance of improvements in the patent system for European industry and will strive to make progress in debates on this project, as many issues remain open.  We will also strive to ensure that the European Court of Justice is approached with a request for its opinion as to the compatibility of the draft agreement on patent judiciary with primary law.  The European Parliament will be duly consulted and its opinions expressed in its 2006 and 2007 resolutions will be duly taken into account.

The second agenda is the proposed European Parliament and Council Directive amending Directive 2006/116/EC of the European Parliament and of the Council on the term of protection of copyright and certain related rights.  Here, too, there are still many problem issues and the positions of individual Member States differ.  The aim of the Czech Presidency will be to find a balanced solution that would bring a real improvement in the social situation of performing artists which would be acceptable for most Member States and would not entail an undue increase in the administrative burden on the participants of the system of collection and disbursement of additional remuneration."

Lees de hele speech hier.

IEF 7554

Aanwijzing van de voorwerpen (privé-kopie)

Staatsblad 2009, 4. Verlenging van vergoedingenbesluit met een jaar. Besluit van 30 januari 2009 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit van 7 november 2008, houdende wijziging van het Besluit van 5 november 2007, houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912 (Stb.2008, 468)

Het Besluit van 7 november 2008, houdende wijziging van het Besluit van 5 november 2007, houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912 (Stb. 2008, 468) treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2009.

Lees het besluit hier. Lees Stb.2008, 468 e.v. hier.

IEF 7551

Dat de IE-rechten direct aan de overheid toekomen

Kamerstukken II 2008/09, 2009D02567   Niet-dossierstuk, Brief aan de Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers (BNO) over de ARVODI 2008

(...) Bij deze overeenkomsten is het, bijvoorbeeld in het kader van vertrouwelijkheid, van groot belang dat de intellectuele eigendomsrechten direct aan de overheid toekomen.

Het is mogelijk dat in geval van specifieke opdrachten sommige bepalingen van de ARVODI 2008 op bepaalde punten niet goed passen. In die gevallen is het mogelijk in onderling overleg, daar waar nodig, af te wijken van de ARVODI 2008 en de overeenkomst aan te passen aan de concrete situatie. Dit zou bijvoorbeeld ten aanzien van de intellectuele eigendosmrechten het geval kunnen zijn bij overeenkomsten waarbij sprake is van innovaties en nieuwe creaties. Er zal per geval moeten worden beoordeeld of afwijking noodzakelijk is en in welke vorm.(...)"
 
Lees de gehele brief hier.

 

IEF 7550

Herbenoeming van de voorzitter

Staatscourant Nr. 1656, 3 februari, 2009. Besluit van de Minister van Justitie van 20 januari 2009, Directie Wetgeving, nr. 5582596/09/6, houdende de herbenoeming van de voorzitter van de Stichting Onderhandelingen Thuiskopie

De Minister van Justitie, Gelet op artikel 16e van de Auteurswet; Besluit:

Artikel 1. De heer prof. dr. H.L.J. Vonhoff met ingang van 1 januari 2009 voor een periode van drie jaar te herbenoemen als voorzitter van de stichting, bedoeld in artikel 16e van de Auteurswet.

Artikel 2.  Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2009.

IEF 7541

Auteursrecht op internet

Kamervragen van het lid Vendrik (GroenLinks) aan de staatssecretaris van Economische Zaken over de Anti-Counterfeiting Trade Agreement. (Ingezonden 6 november 2008).

Vraag 5: Wist u dat er onder andere wordt beoogd de niet-commerciële delen van bestanden strafbaar te stellen?
 
Antwoord: (...)  Er zijn nog geen (concept)teksten in het ACTA-proces ingebracht over het onderdeel handhaving van het auteursrecht op internet. De Nederlandse inzet omtrent strafrechtelijke handhaving in het kader van ACTA is dat deze niet verder zou moeten gaan dan het strafrechtelijke handhavingsniveau zoals opgenomen in artikel 61 TRIPS (..) Daarin gaat het enkel om de maatregelen die getroffen kunnen worden in geval van een inbreuk, niet om de criteria aan de hand waarvan wordt bepaald of er sprake is van een inbreuk. (...)

Daar waar ACTA voorstellen doet voor het treffen van maatregelen in geval van specifieke vormen van inbreuk, zal een dergelijk voorstel door ons op zijn merites worden beoordeeld en daarbij zal uitgegaan worden van de beschermingsomvang van de verschillende intellectuele-eigendomsrechten, zoals die in bestaande verdragen van de World Intellectual Property Organisation en in het TRIPS-Verdrag is geregeld.

Lees hier alle vragen en antwoorden.

IEF 7545

Dat zij en haar lot niet vergeten worden

Vzr. Rechtbank Breda, 3 februari 2009, LJN: BH1712, Eiser tegen de stichting Stichting Abot Kamay en gedaagde, h.o.d.n. Oriental Decorations.

Portretrecht in zaak over onrechtmatige publicatie. Artikel 21 van de Auteurswet beschermt de geportretteerde en diens nabestaanden. Van schending van het portretrecht is i.c. echter geen sprake. Wel moet de stichting de publicatie van het boek over een Nuenense arts en zijn overleden vrouw staken. Daarnaast verbiedt de rechter een aantal publicaties over het boek en de arts op internet. 

“4.4. Artikel 21 van de Auteurswet beschermt de geportretteerde en diens nabestaanden, door via een wettelijke zorgvuldigheidsnorm een vergaande aanspraak te geven tegen publicatie. In beginsel is sprake van een redelijk belang van de geportretteerde om zich tegen de openbaarmaking van zijn portret te verzetten, indien deze openbaarmaking inbreuk maakt op zijn recht op privacy. Of van een dergelijke inbreuk sprake is, hangt af van de omstandigheden van het geval, met name van de aard en de mate van intimiteit waarin de geportretteerde is afgebeeld, terwijl ook het karakter van de foto en de context van de publicatie van belang kunnen zijn.

[eiser] heeft het lichaam van Bebe Paña tweemaal heimelijk begraven en gedurende vier jaar verborgen gehouden. [eiser] heeft door dit respectloos gedrag jegens Bebe Paña het recht als nabestaande verwerkt, verloren, om zijn eigen belangen te laten meewegen in dit verband. Alleen de belangen van Bebe Paña, van haar nagedachtenis, spelen een rol. In dit geval gaat het om normale foto’s van Bebe Paña, en aan te nemen valt dat zij zou wensen dat zij en haar lot niet vergeten worden. Publicatie van deze foto’s is dus niet onrechtmatig.

Ten aanzien van [zoon eiser] geldt dat hij minderjarig is. [eiser] treedt niet in rechte op namens de minderjarige maar alleen voor zichzelf. Bovendien zou ingevolge artikel 1:349 BW, op straffe van niet-ontvankelijkheid, het instellen van de vordering namens de minderjarige slechts mogelijk zijn met toestemming van de kantonrechter. Tenslotte heeft [eiser] geen reëel belang bij de vordering aangezien de publicatie een babyfoto van [zoon eiser] betreft en [zoon eiser] inmiddels 8 jaar oud is zodat hij niet meer van die foto zal worden herkend.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7540

Haarkristallen

Haarkristalle, Boven Jems, onder Hollywood NailsVzr. Rechtbank ’S-Gravenhage, 3 februari 2009, KG ZA 08-1524, Jems B.V. tegen Hollywood Nails Gmbh.

Auteursrecht. Gemeenschapsmodellenrecht. Slaafse nabootsing. Haarkristallen. Eiser stelt dat gedaagde inbreuk maakt op haar Gemeenschapsmodelrecht op de door haar ontworpen haarkristallen en op haar auteursrechten op het ontwerp van de verpakking van de haarkristallen (afbeeldingen in het vonnis). De Voor- en achterkant van de verpakking worden separaat beoordeeld.

De modelrechtelijke vordering wordt afgewezen, de haarkristallen van Hollywood Nails wekken een andere algemene indruk dan het ingeschreven model. Wel maakt de achterkant van de verpakking van gedaagde inbreuk op het auteursrecht van eiser, de overeenkomstige totaalindrukken rechtvaardigen het vermoeden dat sprake is van ontlening (ook omdat gedaagde beschikte over een monster van de haarkristallen van eiser). Voor wat betreft de voorkant van de verpakking heeft gedaagde wel voldoende afstand genomen van het ontwerp van eiser.

De stelling dat er sprake is van slaafse nabootsing van het product, de combinatie van haarkristallen en de verpakking, is onvoldoende gemotiveerd.  De proceskosten worden gecompenseerd.

Modelrecht haarkristallen: "4.4. Met inachtneming van het vorenstaande moet voorshands worden geoordeeld dat de haarkristallen van Hollywood Nails een andere algemene indruk wekken dan het ingeschreven model. De kroon van het haarkristal van Hollywood Nails vertoont facetten in een trapeziumvorm, terwijl de kroon van het ingeschreven model geheel andere, ogenschijnlijk gebogen facetten vertoont, deels uitlopend in een puntvorm. Daarnaast heeft de stopper van het haarkristal van Hollywood Nails de vorm van een piramide, terwijl de stopper van het ingeschreven model de vorm van een prisma heeft (of naar de stelling van Jems hoornvormig is). Het haarkristal van Hollywood Nails maakt geen inbreuk op het Gemeenschapsmodel van Jems. De stelling van Hollywood Nails dat dit model nietig zou zijn kan dus onbesproken blijven.

Auteursrecht verpakking: 4.7. Voorshands moet worden geoordeeld dat de achterkant van de verpakking van Hollywood Nails bij de gebruiker dezelfde totaalindruk wekt als de achterkant van de verpakking van Jems. De beide achterkanten (hieronder afgebeeld) worden gedomineerd door witte rechthoekige vlakken, afgebeeld tegen een donkere achtergrond, alsmede een overzicht van de kleuren, waarin de haarkristallen verkrijgbaar zijn. Dat Hollywood Nails, zoals zij aanvoert, tekst aan de verpakking heeft toegevoegd, geen gebruik maakt van pijltjes in de witte vlakken, grotere afbeeldingen heeft opgenomen, meer van de haarstreng toont, vijf in plaats van vier haarkristallen toont, de witte vlakken links en niet rechts heeft geplaatst, de kleuren boven en niet naast de witte vlakken heeft geplaatst en een ander lettertype dan Jems heeft gebruikt, zijn ondergeschikte verschillen die niet leiden tot een andere totaalindruk. De overeenkomstige totaalindrukken rechtvaardigen het vermoeden dat sprake is van ontlening. Aangezien Hollywood Nails ook niet heeft betoogd dat van ontlening geen sprake is en het vermoeden derhalve niet heeft weerlegd, moet voorshands worden geoordeeld dat zij wat de achterkant van de verpakking betreft inbreuk op het auteursrecht van Jems maakt. Het terzake gevorderde verbod is op de hierna vermelde wijze toewijsbaar.

4.8. Vast staat dat Hollywood Nails een monster van de haarkristallen van Jems heeft verkregen en vooralsnog is aannemelijk dat zij zich bij het ontwerp van haar eigen verpakking door de verpakking van Jems heeft laten inspireren. Voor wat betreft de voorkant van de verpakking heeft zij echter naar voorlopig oordeel voldoende afstand genomen van het ontwerp van Jems. De voorkant van de verpakking van Jems heeft een overwegend lichte achtergrond met boven en onder een donker vlak, terwijl de voorkant van de verpakking van Hollywood Nails een donkere achtergrond heeft. De tekstweergave aan de bovenzijde van de verpakking van Hollywood Nails is geheel anders en het lichte vlak waarop de haarkristallen zijn aangebracht ontbreekt. Verder toont de verpakking van Hollywood Nails het daarop afgebeelde fotomodel tot de taille, terwijl de verpakking van Jems slechts het gezicht en de hals van een fotomodel toont. De beide voorkanten wekken aldus niet dezelfde totaalindruk.

Slaafse nabootsing: 4.10. Met inachtneming van deze maatstaf staat hetgeen hierboven met betrekking tot de gestelde inbreuk op het auteursrecht op de voorkant van de verpakking is overwogen ook aan de toewijzing van de vorderingen in de weg voor zover zij zijn gebaseerd op slaafse nabootsing van het product, waaronder Jems de combinatie van haarkristallen en de verpakking verstaat. Voor zover Jems zich heeft willen beroepen op de stelling dat (ook) uitsluitend het haarkristal slaafs is nagebootst, heeft zij die stelling onvoldoende gemotiveerd. Jems heeft niet bestreden dat het haarkristal dat zij op de markt brengt, anders dan haar Gemeenschapsmodel, de vorm heeft van de welbekende Swarovski diamant. Dat deel van het haarkristal kan dus niet bijdragen aan het door Jems geclaimde eigen gezicht in de markt. De vorm van de stopper die aan dat gezicht zou moeten bijdragen wordt door Hollywood Nails bovendien niet nagevolgd.

4.11. Gelet op het toe te wijzen verbod om inbreuk te maken op het auteursrecht van Jems op de achterkant van de verpakking, heeft Jems geen belang meer bij een afzonderlijke beoordeling van de vraag of sprake is van een slaafse nabootsing van de achterkant. De voorzieningenrechter zal de vorderingen in zoverre afwijzen. 

4.15. Nu beide partijen over en weer op belangrijke punten in het ongelijk zijn gesteld, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7538

Dat belang behoeft niet spoedeisend te zijn

Vzr Gerechtshof ’s-Gravenhage, 23 december 2008, LJN: BH1275, Appellante,  h.o.d.n. Desi Promotions tegen Geïntimeerde, h.o.d.n. Roshan Video- Cd & Dvd World

Auteursrecht. Bollywoodflm Aap Ka Surroor (Jouw Bedwelming). Geen spoedeisend belang in hoger beroep met betrekking tot de inbreuk, omdat gedaagde zijn onderneming heeft gestaakt.

Omdat er echter wel belang is bij de beoordeling van de proceskostenveroordeling in eerste aanleg en dat  belang niet spoedeisend behoeft te zijn, komt het hof toch tot een inhoudelijke beoordeling, zij het dat die beoordeling plaats vindt naar de omstandigheden ten tijde van het wijzen van het bestreden vonnis (ex tunc).

Het hof concludeert dat de voorzieningen terecht zijn afgewezen. Onvoldoende is gebleken dat Bollywood Zone rechthebbende was ten aanzien van de aan eiser Desi Promotions overgedragen rechten, waaronder de bevoegdheid om de auteursrechten terzake van de Film op eigen naam te handhaven.

 “10 (…) Gelet op het feit dat de Voorzieningenrechter niet over deze stukken [last tot handhaving – IEF] beschikte en het hof ex tunc dient te toetsen (zie r.o. 5), komt daaraan echter geen betekenis toe. Uitgaande van de stukken waarover de Voorzieningenrechter beschikte, waaronder het Memorandum of Understanding, komt zijn voorlopige oordeel niet voor vernietiging in aanmerking. Immers, uit die stukken blijkt niet van een door de rechthebbende aan Bollywood Zone gegeven last om het auteursrecht op de Film op eigen naam te handhaven.

11. Ten overvloede overweegt het hof dat, ook indien de in hoger beroep overgelegde stukken in aanmerking worden genomen, niet voldoende aannemelijk is geworden dat Bollywood Zone van de rechthebbende de vereiste bevoegdheid tot handhaving heeft gekregen. In dit verband is het volgende van belang.

12. Partijen zijn het er - uiteindelijk - over eens dat [X] de oorspronkelijk rechthebbende op de Film is. De producties 3 (tweede) en 4 bij memorie van grieven betreffen documenten ten aanzien van een overdracht van rechten door M/S. [Y] Movie Culture (hierna: Y) aan Adlabs. Desgevraagd heeft Desi Promotions ter terechtzitting bij het hof verklaard dat [X] “onderdeel” is van de eerstgenoemde vennootschap. Nu Roshan dat heeft betwist en bovendien niet duidelijk is geworden hoe deze relatie, mede met het oog op de auteursrechten met betrekking tot de Film, moet worden geduid, komt aan genoemde verklaring evenwel geen betekenis toe en is niet komen vast te staan dat aan [Y] auteursrechten ten aanzien van de Film toekomen. Om die reden is eveneens onvoldoende aannemelijk geworden dat Adlabs - aangeduid als licentieneemster - rechten (waaronder een bevoegdheid tot handhaving) ten aanzien van de Film heeft verkregen; hetzelfde geldt voor Bollywood Zone en Desi Promotions.

(…)

17. Gelet op het voorgaande zal het vonnis waarvan beroep worden bekrachtigd en Desi Promotions worden veroordeeld in de proceskosten, door Roshan in hoger beroep gemaakt. Nu geen verweer is gevoerd tegen de bij productie 3 bij memorie van antwoord verantwoorde proceskosten en deze het hof niet onredelijk voorkomen, zal het hof deze, gelet op het bepaalde in artikel 1019h Rv., dienovereenkomstig toewijzen.

Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep en veroordeelt Desi Promotions in de kosten van het hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Roshan begroot op € 600,- aan verschotten en € 5.756,63 aan salaris advocaat.

Lees het arrest hier. Vonnis Rechtbank Den Haag,  28 september 2007:  IEF 4798.