Auteursrecht  

IEF 7344

Een paar kiekjes ging die zij kon publiceren

Obsession Magazine oktober 2008Rechtbank Amsterdam. 26 november 2008, HA ZA 08-215, Neijhorst tegen Damsko Sociaal Cultureel Centrum (met dank aan Emilie Flohil, Intellectueel Eigendom Advocaten)

Auteursrecht. Uitgever van het tijdschrift  Obsession Magazine plaatst zonder toestemming van eiser een door eiser gemaakte foto op de omslag van het oktobernummer en op meerdere andere plaatsen in het blad. Eiser heeft weliswaar een overeenkomst met het afgebeelde model (Tiney) voor promotiedoeleinden, maar de publicatie van de foto op de cover betreft naar het oordeel van de rechter niet de promotie van het model. Eiser is verder niet gekend in de publicatie en aangezien gedaagde ook geen enkel onderzoek heeft verricht naar de auteursrechthebbende van de foto kan de inbreuk aan gedaagde worden toegerekend.1019h proceskosten worden gematigd, nu zaken als dagvaarding en pleitnota naar het oordeel van de rechter teveel tijd in beslag hebben genomen:  €4336,44.

“4.5. De rechtbank overweegt het volgende. Damsko zelf heeft ter comparitie verklaard dat Tiney haar heeft gezegd dat de foto was gemaakt door Neijhorst. Of de naam van Neijhorst (ook) op de aangeleverde foto was vermeld, kan dan ook in het midden blijven. Het had dan ook op de weg van Damsko gelegen nader onderzoek te doen naar liet bestaan van een auteursrecht aan de zijde van Neijhorst. Dat Damsko, zoals zij eveneens ter comparitie heeft verklaard, er vanuit ging dat het om een paar kiekjes ging die zij kon publiceren, komt voor haar risico. Dat Tiney (althans volgens Dainsko) heeft gezegd dat Neijhorst de vriend was van haar zus, maakt het voorgaande niet anders. Damsko heeft geen enkel onderzoek verricht naar de auteursrechthebbende van de foto. De inbreuk op het auteursrecht is aan Dainkso toe te rekenen en zij is aansprakelijk voor de door Neijhorst als gevolg van die inbreuk geleden schade. De overig aangevoerde stellingen van partijen ter zake van de inbreuk op het auteursrecht behoeven geen behandeling meer.”

lees het vonnis hier.

IEF 7331

Op een buitensporig hoog niveau

HvJ EG, 27 november 2008, conclusie A-G Mengozzi in zaak C-425/07 P AEPI (Elliniki Etaireia pros Prostasian tis Pnevmatikis Idioktisias AE) tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

Mededinging. Auteursrecht. Auteursrechtenorganisaties. Afwijzing van klacht door Commissie wegens gebrek aan communautair belang.

Het Griekse AEPI, belast met het gezamenlijk beheer van auteursrechten op muziek, heeft bij de Commissie een klacht ingediend tegen de Helleense Republiek en tegen drie Griekse organisaties voor het gezamenlijk beheer van de naburige rechten van zangers, musici en producenten van geluids- en/of beelddragers. In deze klacht heeft AEPI aangevoerd dat deze organisaties de artikelen 81 EG en 82 EG hadden geschonden door de vergoeding voor de naburige rechten op een buitensporig hoog niveau, tot 5 % van de bruto-inkomsten van de Griekse radio- en televisiestations, vast te stellen, en dat de Helleense Republiek artikel 81 EG had geschonden door hun de mogelijkheid te bieden dienaangaande overeenkomsten te sluiten en deel te nemen aan onderling afgestemde feitelijke gedragingen. Doordat de ondernemingen die muziekwerken gebruiken, buitensporige lasten dienen te dragen, hebben zij de auteursrechten die AEPI van hen wilde innen, niet kunnen betalen.

A-G Mendozzi stelt voor het arrest van het GvEA te vernietigen en de beschikking van de Commissie waarin de klacht van AEPPi wordt afgewezen nietig te verklaren.

“74. Ook al zouden de gevolgen van de gelaakte inbreuk op het grondgebied van andere lidstaten – zoals de Commissie in haar verweerschrift in eerste aanleg heeft gesteld – miniem zijn, waarvan overigens mijn inziens niet kan worden uitgegaan op basis van het loutere feit dat de organisaties waartegen rekwirantes klacht is gericht, slechts bevoegd zijn in Griekenland, zou dit niets afdoen aan het feit dat bovengenoemde vaststelling kennelijk onjuist is en dus, om de hierboven in de punten 63 tot en met 66 uiteengezette redenen, aan de onwettigheid van de litigieuze beschikking.”

Lees de conclusie hier.

IEF 7326

De hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding

Kamerstukken II 2008/09, 29838, nr. 12. Auteursrechtbeleid; Brief minister over verschijning in Staatsblad 2008, 468, van het Besluit tot wijziging van het Besluit van 5 november 2007, houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912

"Overeenkomstig artikel 17d van de Auteurswet bericht ik u dat het Besluit van 7 november 2008 houdende wijziging van het Besluit van 5 november 2007, houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, is verschenen in het Staatsblad 2008, 468."

Lees de brief hier

IEF 7325

De dagbladuitgevers klagen

Kamerstukken II 2008/09, 31777, nr. 1. Persbeleid; Brief minister Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. 

"De dagbladuitgevers klagen erover dat anderen op de loop gaan met hun content: dat geldt zowel voor knipselkranten als voor nieuwsaanbieders op het internet. Zodra journalistieke informatie op het internet verschijnt, lijkt het alsof deze informatie door een ieder vrij te gebruiken is. Het klassieke auteursrecht, ontworpen in de analoge wereld, lijkt hier tekort te schieten. Zij pleiten daarom voor een betere bescherming van het auteursrecht en databankenrecht op internet."

Lees de brief hier

IEF 7324

Van vitaal belang

Kamerstukken II 2008/09, 21501-30, nr. 196. Raad voor Concurrentievermogen; Brief minister met de geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen van 1 en 2 december 2008

Richtlijnvoorstel verlenging beschermingsduur muziekwerken - Voortgangsverslag:
Nederland is niet overtuigd van de noodzaak van een termijnverlenging. Er is niet gebleken van een economische of culturele noodzaak voor een verlenging van de beschermingsduur. Dit blijkt ook uit een aantal wetenschappelijke studies. De beoogde inkomensverbetering van uitvoerende kunstenaars is zeer beperkt en weegt wat Nederland betreft niet op tegen de lasten voor het publieke domein van het later vrijkomen van muziekwerken. Ook is onduidelijk wie de kosten moeten gaan dragen. Zoals aangegeven in het BNC fiche (...) stelt Nederland zich derhalve afwijzend op ten aanzien van dit voorstel.

Gemeenschapsoctrooi - Gedachtewisseling: 
Nederland hecht sterk aan vooruitgang op het terrein van het gemeenschapsoctrooi en het systeem voor geschilbeslechting. Nederland is van mening dat de totstandkoming van één uniform stelsel van octrooibescherming (gemeenschapsoctrooi) en rechtspraak (geschilbeslechting) van onverminderd groot belang is voor het concurrentievermogen van het innovatieve bedrijfsleven in Europa. (...)  Het innovatieve bedrijfsleven in Europa is gebaat bij een snelle invoering van een goede, snelle, kostenefficiënte en uniforme octrooirechtspraak en gemeenschapsoctrooi. (...) Daarom is een doorbraak op korte termijn van vitaal belang. Nederland zal bij de Commissie en aankomende voorzitterschappen blijven aandringen op een actieve rol ten behoeve van een meer voortvarende besluitvorming.

Lees de hele brief hier

IEF 7322

De Deukbeker tegen De Deukmok (Deukbeker wint)

Links Deukbeker. rechts DeukmokRechtbank Haarlem, 25 november 2008, ex parte bevel in de zaak Brandt tegen Vroom & Dreesmann (met dank aan Kitty van Boven, Heitmann Vermeer Kolle). 

Ex parte. Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Toewijzing verzoek tot bevel tot staken inbreuk op de Deukbeker, de keramische versie van het ingedeukte plastic koffiebekertje. De naderende feestdagen dragen bij aan het spoedeisende karakter. Het oorspronkelijke, niet gedeukte (en wellicht zo banale en triviale) plastic bekertje wordt aangeduid als de traditionele plastic koffiebeker en komt als ontwerp verder niet ter sprake. (Afbeelding: v.l.n.r. Deukbeker en Deukmok, klik voor vergroting). Uit het verzoekschrift:

“8. Uit het feit dat Brandt bij elke mal voor de Deukbeker met de hand de deuken aanbrengt, blijkt ook dat bij elke beker opnieuw esthetische keuzes worden gemaakt, heel concreet betrekking hebbend op het aantal deuken, de plaats van de deuken, de diepte van de deuken en de grootte van de deuken. Elke Deukbeker is daarmee een rechtmatige bewerking van de allereerste Deukbeker uit 1975 en daarmee opnieuw een auteursrechtelijk beschermd werk.

9. De Deukmok is (nagenoeg) identiek aan de Deukbeker en de totaalindruk is gelijk. Immers de Deukmok heeft dezelfde kenmerken als de Deukbeker, de plaats van de ribbels, de grootte van de band van de ribbels, de verhoudingen met de gladde stukken van de beker, de omgebogen rand, de vormgeving (reliëf) van het onderste randje, maar voroal ook de aangebrachte deuken. De deuken in de Deukmok zijn zowel qua vorm als plaatsing (nagenoeg) identiek aan die in de Deukbeker.

(…) 15. V&D brengt de Deukmok in een zeer slechte en grove uitvoering op de markt en biedt de Deukmok ook in grote getalen aan tegen een bijzonder lage prijs in haar winkels, in haar folders en op haar website. En dit in een periode waarin juist de Deukbeker een aardig geschenk is tijdens de feestdagen en er voor dergelijke producten extra veel afzet is, heeft zowel Brandt als ook haar distributeur grote onherstelbare schade geleden en lijden voortdurende onherstelbare schade.”

Lees de beschikking hier.

IEF 7319

Een stijlverwantschap, maar geen verveelvoudiging

Vlinder (Jacobsen) - Lugano (Blokker). Klik voor vergrotingRechtbank Amsterdam, 13 november 2008, LJN: BG5119, Fritz Hansen A/S tegen Blokker B.V.

Kort geding tussen Fritz Hansen, de producent van de Vlinderstoel van Arne Jacobsen, en Blokker. Volgens Fritz Hansen wordt door Blokker een stoel aangeboden  (de Lugano, afbeelding rechts, klik voor vergoting) die een inbreuk vormt op het auteursrecht op de Vlinderstoel. Vordering wordt afgewezen. Er is wel een stijlverwantschap, maar de totaalindrukken verschillen. Onbetwiste redelijke proceskosten: €4.613,58.
 
“Door het ontbreken van de welvingen in het zitvlak en de rugleuning heeft de Luganostoel bovendien een geheel ander zitcomfort, zoals is gebleken uit de voor deze procedure tijdelijk door partijen ter beschikking gestelde stoelen, maar dit terzijde. Door de verschillen tussen de stoelen is er meer sprake van een stijlverwantschap met, maar niet van een verveelvoudiging van de Vlinderstoel. Voorshands wordt daarom geoordeeld dat met de Luganostoel geen inbreuk wordt gemaakt op het auteursrecht op de Vlinderstoel.”

“2.6.  In haar folder de “Blokker Topper” van week 38 is door Blokker een stoel met de naam “Lugano” in de kleuren mat wit en mat transparant beuken voor een prijs van EUR 17.99 ter verkoop aangeboden. De producent van de Luganostoel is het in Taiwan gevestigde bedrijf Suiann Industrial Co. Ltd."

Auteursrecht

"(…) 4.2.  Niet in geschil is dat op de Vlinderstoel auteursrecht rust. (…) 

(…) 4.5.  Uit het voorgaande blijkt dat de Vlinderstoel en de Luganostoel zeker overeenkomsten hebben, zoals de smallere taille in de rugleuning en de vorm van de poten. Niet onaannemelijk is dan ook dat bij het ontwerpen van de Luganostoel de Vlinderstoel als inspiratiebron heeft gediend. Dit betekent echter nog niet dat daarmee met de Luganostoel ook een inbreuk is gemaakt op het auteursrecht op de Vlinderstoel. Daarvoor is de totaalindruk van de Luganostoel te verschillend van de Vlinderstoel, waarbij in zoverre onderscheid wordt gemaakt tussen de uitvoering van beide stoelen in wit dan wel beukenhout. De totaalindruk van de witte Luganostoel is sterk verschillend van de Vlinderstoel. De beukenhouten versie van de Luganostoel, met de daarop aangebrachte suggestie van een houtnerf, lijkt op dichtere afstand van de Vlinderstoel te staan dan de witte versie van de Luganostoel. Bij de Luganostoel ontbreekt echter in beide uitvoeringen het voor de Vlinderstoel kenmerkende welvende en glooiende lijnenspel, zowel aan de buitenzijde van de rugleuning en het zitvlak als in de rugleuning en het zitvlak zelf. Door het ontbreken van de welvingen in het zitvlak en de rugleuning heeft de Luganostoel bovendien een geheel ander zitcomfort, zoals is gebleken uit de voor deze procedure tijdelijk door partijen ter beschikking gestelde stoelen, maar dit terzijde. Door de verschillen tussen de stoelen is er meer sprake van een stijlverwantschap met, maar niet van een verveelvoudiging van de Vlinderstoel. Voorshands wordt daarom geoordeeld dat met de Luganostoel geen inbreuk wordt gemaakt op het auteursrecht op de Vlinderstoel."

Slaafse nabootsing

"4.6.  Ten aanzien van de stelling van [eiseres] dat de verkoop van de Luganostoel door Blokker onrechtmatig is omdat de Luganostoel een slaafse nabootsing is van de door haar geproduceerde en verkochte Vlinderstoel, wordt overwogen dat nabootsing van een product van een concurrent alleen dan ongeoorloofd is indien men, zonder aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van het product af te doen, op bepaalde punten evengoed een andere weg had kunnen inslaan en men door dit na te laten verwarring sticht bij het relevante publiek over de herkomst van het product.

4.7.  Zoals hiervoor reeds overwogen zijn er weliswaar overeenkomsten tussen de Vlinderstoel en de Luganostoel, maar zijn de totaalindrukken van deze stoelen verschillend. Waar mogelijk heeft de fabrikant van de Luganostoel bij het ontwerp een andere weg gekozen. Niet aannemelijk is dan ook dat het relevante publiek de Luganostoel met de Vlinderstoel zal verwarren, te minder nu door eiseres daarvoor geen bewijzen zijn aangedragen. Van slaafse nabootsing is voorshands dan ook geen sprake."


Lees het vonnis hier.

 

IEF 7318

Verend opgelegde dekvloeren

Fonofloor - RedufloorRechtbank ’s-Hertogenbosch, 29 oktober 2008, LJN: BG4633, Fonofloor B.V. tegen O.C.A.M. Holding B.V.,

Auteursrecht. Merkenrecht. Concurrentie na samenwerking. Geen inbreuk op auteursrecht m.b.t brochure, folder algemene voorwaarden en  prestatiecertificaat. Onduidelijkheid over eventuele auteursrechthebbende is niet van belang, nu van inbreuk geen sprake is. “Zeer vergelijkbaar” is onvoldoende, nu de omvang, de tekst en de afbeeldingen sterk van elkaar verschillen. Merk Redufloor maakt geen inbreuk op Fonofloor.

Wanneer de relatie tussen de opdrachtgever en degene die het materiaal heeft ontwikkeld, wordt verbroken, kan de opdrachtgever het materiaal in beginsel blijven gebruiken zonder daarvoor een (eventueel aanvullende) vergoeding verschuldigd te zijn, tenzij anders is overeengekomen. 

“De rechtbank acht het begrijpelijk dat Fonofloor liever had gewild dat OCAM c.s. meer afstand ten opzichte van haar en haar product zou nemen. Dat betekent echter nog niet dat er sprake is van onrechtmatig handelen van OCAM c.s.” Proceskosten volgens liquidatietarief.

Auteursrecht op de brochure en de folder met verwerkingsvoorschriften:

"4.4. De brochure van Fonofloor en de folder met verwerkingsvoorschriften zijn door Mediacom in opdracht van Fonofloor gemaakt, dat staat tussen partijen vast. De maker wordt niet op dit materiaal vermeld. Op grond van artikel 8 Auteurwet wordt in een dergelijk geval de vennootschap die het werk als afkomstig van haar openbaarmaakt, als maker aangemerkt. Partijen kunnen bij overeenkomst hiervan afwijken. Volgens OCAM c.s. gelden de algemene voorwaarden van Mediacom, waarin onder meer is bepaald dat zij eigenaar van de intellectuele eigendomsrechten van door haar ontwikkelde producten blijft. Fonofloor beroept zich op vernietiging van die voorwaarden, omdat deze volgens haar niet door Mediacom aan Fonofloor zijn verstrekt. Volgens OCAM c.s. zijn de voorwaarden wél verstrekt. Het staat dus nog ter discussie wie auteursrechthebbende van de brochure en de folder met verwerkingsvoorschriften is.

4.5. Als blijkt dat er geen sprake is van inbreuk op het auteursrecht, kan hier echter in het midden blijven welk van partijen auteursrechthebbende is. Wanneer de reclame van OCAM c.s. (productie 2 Fonofloor) met de brochure van Fonofloor (productie 1 Fonofloor) wordt vergeleken, blijkt dat de omvang, de tekst en de afbeeldingen sterk van elkaar verschillen. Datzelfde geldt wanneer de folder met verwerkingsvoorschriften van OCAM c.s. (productie 4 Fonofloor) met die van Fonofloor (productie 3 Fonofloor) wordt vergeleken. Alleen de in beide folders afgebeelde schema’s vertonen gelijkenissen. Fonofloor noemt het materiaal van haarzelf en Redumax “zeer vergelijkbaar”, maar dat is niet voldoende om inbreuk op auteursrecht aan te nemen. Voor zover er door OCAM c.s. al auteursrechtelijk beschermde trekken van het materiaal van Fonofloor zijn overgenomen, is dat niet in een mate gebeurd waardoor sprake is van inbreuk op het auteursrecht."

Auteursrecht op de algemene voorwaarden en het prestatiecertificaat:

"4.6. OCAM c.s. heeft aangevoerd dat de algemene voorwaarden van Fonofloor zijn gekopieerd van die van haar zusterbedrijf Wedeflex en dat ook het prestatiecertificaat een aangepaste versie van het certificaat van Wedeflex is. Dit is door Fonofloor niet weersproken, zodat het tussen partijen vast staat. Fonofloor heeft niets aangevoerd op basis waarvan moet worden geconcludeerd dat haar voorwaarden en prestatiecertificaat niettemin als nieuwe, oorspronkelijke werken zouden moeten worden aangemerkt en dus auteursrechtelijk beschermd zijn. Voor zover de voorwaarden en het certificaat van Wedeflex wél auteursrechtelijk beschermde werken zijn, kan dat evenmin tot toewijzing van de vorderingen leiden. Wedeflex is immers geen partij in deze procedure."

Merkrecht

"4.7. Voor zover Fonofloor ook een inbreuk op haar merkrecht aan haar vorderingen ten grondslag legt, overweegt de rechtbank het volgende. Fonofloor heeft als merkhouder van het merk “Fonofloor” het uitsluitend recht op dit merk, onder andere voor isolatiemateriaal en vloerbedekking. Redumax gebruikt het teken “Redufloor” voor dergelijke producten. Er is echter geen sprake van merkinbreuk, omdat “Redufloor” onvoldoende met “Fonofloor” overeenstemt om op basis daarvan verwarringsgevaar tussen beide aan te nemen.

(…) 4.9. Op grond van het voorgaande zullen de vorderingen van Fonofloor, voor zover gegrond op inbreuk op intellectuele eigendomsrechten, worden afgewezen."

Gesteld onrechtmatig handelen

"4.10. Partijen zijn het erover eens dat het product van Fonofloor niet door een intellectueel eigendomsrecht zoals octrooirecht wordt beschermd. Zij twisten onder meer over de vraag of het door Redumax verhandelde product is nagemaakt van het door Redumax verhandelde product, in hoeverre de producten gelijk zijn en of er verwarringsgevaar bestaat.

(…) 4.13. De rechtbank benadrukt dat bij de beoordeling van de handelwijze van OCAM c.s. de vrijheid van handel en nijverheid voorop staat. Bij het beëindigen van de zakelijke relatie tussen enerzijds Fonofloor en anderzijds OCAM, Mediacom en [S] is geen non-concurrentiebeding overeengekomen. Dat OCAM c.s. aan derden en mogelijk ook aan Fonofloor heeft laten weten zich op reclamewerk te willen gaan toeleggen, betekent niet dat zij dus geen concurrerende activiteiten mócht gaan ontplooien. Dat stond haar in beginsel vrij. Dat zou anders kunnen zijn als zij bij de concurrerende activiteiten stelselmatig of in substantiële mate het bedrijfsdebiet van Fonofloor zou afbreken, maar dit is gesteld noch gebleken.

Fonofloor stelt dat verwarring tussen beiden ontstaat door het gebruik van de brochures, verwerkingsvoorschriften, prestatiecertificaten en algemene voorwaarden van Redumax en van gelijkende namen. De brochures en verwerkingsvoorschriften van Redumax wijken naar het oordeel van de rechtbank echter zozeer af van die van Fonofloor dat deze niet tot verwarring zullen leiden (zie overweging 4.5). Datzelfde geldt voor de door Redufloor gebruikte namen “Redufloor”, “Hotfix-methode”, “Redustrip” en “Redumax-tape” ten opzichte van de door Fonofloor gebruikte namen “Fonofloor”, “Hotmeld-methode” “Fonostrip” en “Fonotape”. Het certificaat en de algemene voorwaarden van Redumax lijken weliswaar zeer sterk op die van Fonofloor, maar het gebruik van vergelijkbare certificaten en voorwaarden is in diverse branches zó algemeen dat het gebruik van het certificaat en de voorwaarden van Redumax evenmin tot verwarring tussen Redumax en Fonofloor zal leiden.

(..) 4.15. De rechtbank acht het begrijpelijk dat Fonofloor liever had gewild dat OCAM c.s. meer afstand ten opzichte van haar en haar product zou nemen. Dat betekent echter nog niet dat er sprake is van onrechtmatig handelen van OCAM c.s. Het betoog van Fonofloor dat OCAM c.s. onrechtmatig tegenover haar heeft gehandeld faalt, ook wanneer de diverse handelingen van OCAM c.s. in onderling verband worden beschouwd. De vorderingen van Fonofloor zullen dan ook worden afgewezen."

Gebruik materiaal na verbreken relatie opdrachtgever en ontwikkelaar

  “4.18. De rechtbank gaat ervan uit dat OCAM c.s. met het reclamemateriaal doelt op de brochures en folders die ook in conventie onderwerp van discussie zijn geweest. Zoals reeds in conventie is besproken, is tussen partijen in geschil wie het auteursrecht op dit materiaal heeft. Ook in reconventie kan het antwoord op die vraag in het midden blijven en is bewijslevering op dit punt dus niet aan de orde. Als OCAM c.s. het auteursrecht op dit materiaal heeft, geldt namelijk het volgende. Het materiaal is in opdracht van Fonofloor ontwikkeld, dat staat tussen partijen vast. Wanneer de relatie tussen de opdrachtgever en degene die het materiaal heeft ontwikkeld, wordt verbroken, kan de opdrachtgever het materiaal in beginsel blijven gebruiken zonder daarvoor een (eventueel aanvullende) vergoeding verschuldigd te zijn, tenzij anders is overeengekomen (zie ook Spoor c.s. in Auteursrecht, paragraaf 2.14). Dat daarover tussen partijen andersluidende afspraken zijn gemaakt, is niet gesteld of gebleken. Evenmin zijn feiten of omstandigheden naar voren gekomen die de rechtbank aanleiding geven van eerdergenoemd uitgangspunt af te wijken.”

Lees het vonnis hier

IEF 7316

Achterblijven met een kater

E.J. Dommering, Annotatie bij HR 30 mei 2008 (de Endstra tapes), Nederlandse Jurisprudentie 2008-556.

“Enige macro overwegingen. Het slechten van de laatste drempeleis in het auteursrecht heeft naar mijn oordeel onaanvaardbare consequenties voor het openbare informatievoorzieningsproces. Het legt immers subjectiefrechtelijke claims (die tot 70 jaar na de dood van de ‘auteur’ zullen reiken) op alle waargenomen en vastgelegde informatie waaraan ex post een subjectief karakter valt te bespeuren. De gehele wereld van ‘de feiten’ die van oudsher buiten het auteursrecht onder de free flow of information valt, is daarmee in beginsel binnen het bereik van het auteursrecht gekomen.    (…) De privacy claim kan in veel gevallen vervangen worden door een auteursrechtelijke claim (waarbinnen, behoudens de wettelijke uitzonderingen op het auteursrecht voor belangenafweging geen plaats meer is). Geïnterviewden zouden zich van dit verbodsrecht kunnen gaan bedienen om te voorkomen dat dingen die zij tijdens een interview hebben gezegd, maar waarvan zij achteraf spijt krijgen, uit de gepubliceerde versie van een interview te weren. Schuijt noemt het interview in zijn geciteerde Vrijheid van nieuwsgaring het nieuwsgaringsmiddel bij uitstek.”

Lees de volledige noot hier (website IViR).

P.B. Hugenholtz, 'De Endstra-tapes', annotatie bij Hoge Raad 30 mei 2008, LJN: BC2153 (zonen Endstra/Nieuw Amsterdam), Ars Aequi, november 2008, p. 819-822.

“Meer in het algemeen geeft het arrest weinig blijk van begrip van het menselijke scheppingsproces. Creatie is uit de aard der zaak een bewuste menselijke handeling. Aan iedere schepping gaat een idee (plan, concept) vooraf. Zonder dat idee, dat richting geeft aan de schepping, is er geen werk, maar slechts onbeschermde menselijke communicatie. Daarom is de letterlijk opgetekende echtelijke ruzie geen werk, maar het toneelstuk waarin een echtelijke ruzie wordt verbeeld is dat wel. 

Evenmin lijkt de Hoge Raad zich veel rekenschap te geven van de consequenties van het arrest, het zoveelste in een reeks waarin het domein van het auteursrecht telkens is opgerekt. De Hoge Raad lijkt uit het oog te verliezen dat het object van het auteursrecht iets beschermenswaardigs vertegenwoordigt. Is er werkelijk een cultureel of ander algemeen belang gemoeid met de bescherming (door een langlopend exclusief recht) van normale menselijke conversatie? Vinden er in Nederland zonder de stimulans van een auteursrecht te weinig gesprekken plaats?

Helaas lijkt de rechtsgrond van het auteursrecht in het arrest geen enkele rol te hebben gespeeld. Hetzelfde geldt voor de keerzijde van het auteursrecht: de informatievrijheid. Menselijke conversatie is de grondstof van informatievrijheid; er moeten goede gronden zijn om die door een uitsluitend recht te beperken, zo blijkt uit artikel 10 lid 2 EVRM.

Het wachten is nu op het (eind)oordeel van het Haagse gerechtshof. (…)  Zoals het Amsterdamse hof al moest toegeven, heeft Endstra zijn woorden waarschijnlijk wel ‘creatief’ gekozen en daardoor zijn persoonlijk stempel op de conversatie gezet. Maar misschien werpt het hof de reddingsboei die de Hoge Raad in de slotzin van r.o. 4.5.1 voor Nieuw Amsterdam lijkt te hebben klaargelegd: Daarbuiten [de eis van persoonlijk stempel] valt in elk geval al hetgeen een vorm heeft die zo banaal of triviaal is, dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard ook valt aan te wijzen. Mogelijk loopt de zaak bij het Haagse hof dus nog met een sisser af, maar de auteursrechtelijke doctrine blijft achter met een kater.”

Lees de volledige noot hier (website IViR).

IEF 7314

Het enkele ontwikkelen of inzetten van een nieuwe mode of stijl

Batavus (boven) vs. Blomson Montego MoverVzr. Rechtbank Haarlem, 24 november 2008, KG ZA 08-564, Batavus B.V. tegen Blomson International B.V. (met dank aan Dirk Straathof, Brinkhof)

Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Onrechtmatig handelen. Vorderingen afgewezen. De Blomson Motego Mover (afbeelding onder, klik voor vergroting) maakt geen inbreuk op Personal Bikes van eiser Batavus.

Batavus is de fabrikant van onder meer een fiets genaamd Personal Bike Delivery. Deze fiets wordt sinds 1995 op de markt gebracht door Batavus. Blomson heeft in 2007 een fiets op de markt gebracht onder de naam Montego Mover. Volgens Batavus maakt deze fiets inbreuk op haar auteursrecht met betrekking tot het ontwerp van de Personal Bike Delivery. Voorts ziet Batavus de Montego Mover als een ongeoorloofde slaafse nabootsing.  

De Voorzieningenrechter is van oordeel dat de volgens Batavus kenmerkende elementen, te weten het U frame en de dwarsverbinding, niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen. Deze elementen werden reeds voor 1995 in fietsen toegepast.

Ook het resterende samenstel van afzonderlijke onderdelen die volgens Batavus bijdragen aan de totaalindruk (dikke/brede uitvoering van de buizen, brede banden, de niet gangbare wielmaat 26 inch, de berde handgrepen, het brede achterspatbord, de hoge stuurbocht, de dubbele middenstandaard, de open kettingkast, de ring om de crank, het lampje op de linkerzijstang van het voorwiel en de robuust ogende voordrager) komen volgens de Voorzieningenrechter niet in aanmerking voor auteursrechtelijke bescherming. Ten aanzien van een aantal van deze onderdelen valt volgens de Voorzieningen naar voorlopig oordeel niet uit te sluiten dat ze functioneel bepaald zijn. Voor het overige staat vast dat de corresponderende onderdelen van Montego Mover niet overeenstemmen.

“4.13 Voor zover Batavus zich heeft willen beroepen op bescherming van de robuuste stijl waarin de Personal Bike Delivery is uitgevoerd, kan dat beroep niet slagen, nu de stijl waarin een werk is uitgevoerd niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt.

Evenmin komt aan het enkele ontwikkelen of inzetten van een nieuwe mode of stijl bescherming krachtens auteursrecht toe. Bovendien heeft Blomson gewezen op andere fietsen, zoals mountainbikes of fietsen van het merk Kronan die ook dikke buizen en een robuust uiterlijk vertonen, welke fietsen reeds op de markt waren ten tijde van het verschijnen van de Personal Bike.

Van belang is voorts of - mede gelet op mode, trend of stijl op het gebied van fietsen - Blomson met haar fiets de Montego Mover voldoende afstand van het product van Batavus heeft genomen en met haar ontwerp op een voldoende eigen wijze uiting beeft gegeven aan de vigerende mode, trend, of stijl van ontwerpen. Gelet op het hiervoor overwogene is de voorzieningechter van oordeel dat Blomson bij de Montego Mover voldoende afstand heeft genomen van de Personal Bike Delivery.”

Van auteursrechtinbreuk is volgens de Voorzieningenrechter voorshands geen sprake.

Ook het beroep van Batavus op slaafse nabootsing faalt. Van een slaafse kopie is naar het oordeel van de Voorzieningenrechter geen sprake. Voorts is niet komen vast te staan dat Blomson verwarring sticht.
Batavus wordt veroordeeld in de volledige proceskosten ad EUR 11.211,67.

Lees het vonnis hier.