Auteursrecht  

IEF 5651

In de orde van twintig seconden

Rechtbank Maastricht 23 januari 2008, HA ZA 06-1003, Private Limited Company Ofpact Ltd tegen Vandehof c.s. (met dank aan Kees Berendsen, Croon Davidovich).

Wel gemeld, nog niet samengevat. Bodemprocedure. Tussenvonnis. Auteursrecht inbreuk aangenomen bij gebruik filmfragmenten op website. Gebruik van de filmfragmenten verder gaat dan de uitzondering die in Dior/Evora is neergelegd. Beroep op het citaatrecht gaat niet op.

Ofpact houdt zich bezig met de groothandel in en de verhuur van erotische DVD’s alsmede de controle van legale verhuur en vertoning van deze DVD’s. In de onderhavige procedure treedt Ofpact op voor zeven producenten van erotische films.

Cyborg exploiteert een website waarop korte filmfragmenten van 20 seconden te zien van de films van de producenten voor wiens rechten Ofpact opkomt. Ofpact beticht Cyborg dan ook van auteursrechtinbreuk. Cyborg voert gemotiveerd verweer.

De rechtbank is van oordeel dat Ofpact haar bevoegdheid om op te treden voor de zeven producenten niet ontleend aan art. 3:305a BW. Daaraan staat in de weg dat Ofpact een Engelse limited is en dat is niet te verglijken met een stichting of een vereniging. Voorts kan een collectieve actie als bedoeld in art 3:305a BW niet strekken tot schadevergoeding en dat is juist de bedoeling van Ofpact. Toch is de rechtbank van mening dat Ofpact via de rechtsfiguur “cessie ter incasso” op eigen naam ten behoeve van een derde een vordering kan instellen.

Het toepasselijke recht is op grond van artikel 5 BC het Nederlandse recht nu vaststaat dat de vorderinggericht is tegen een in Nederland gevestigde onderneming die vanuit Nederland de beelden op de website plaatst.

Cyborg stelt dat er geen sprake is van auteursrechtinbreuk, omdat uit art. 23 Aw volgt dat het tentoonstellen en openbaren van een filmfragment ten behoeve van openbare verkoop van het product geen inbreuk op het auteursrecht tot gevolg heeft.

De rechtbank is echter van oordeel onder verwijzing naar Dior/Evora dat het gebruik van de filmfragmenten verder gaat dan de uitzondering die in dat arrest is neergelegd. Ten eerste hebben de filmfragmenten het primaire doel om reclame te maken voor de eigen website van Cyborg en worden zij niet rechtsreeks getoond in verband met de verkoop van de films zelf. Ten tweede vertoont Cyborg fragmenten terwijl het vertonen van de hoes of verpakking van de film ook voldoende zou zijn geweest voor de aanprijzing van de films. Bovendien mag uit het feit dat Cyborg betaling verlangd voor het bekijken van de fragmenten deze fragmenten een losstaand doel dienen.

Ook het beroep op het citaatrecht van art. 15a Aw wordt afgewezen. Filmfragmenten kunnen an sich wel een citaat zijn in de zin van dit artikel, maar het commerciële doel dat Cyborg dient met het vertonen van de filmfragmenten is niet onder de doeleinden van het wetsartikel te plaatsen.

Cyborg pleegt derhalve auteursrechtinbreuk.

De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om de schade verantwoord vast te stellen. Ofpact wordt de gelegenheid geboden om haar schadeposten nader te onderbouwen. Ook Cyborg mag haar verweer nader onderbouwen.

Lees het vonnis hier.

IEF 5649

Misleidende en onjuiste uitingen

Rechtbank Amsterdam 7 februari 2008, KG ZA 07-2481, IRDA tegen NORMA en SENA (met dank aan Marcel Bunders, Hellingman Bunders Advocaten).

Wel gemeld, nog niet samengevat. Kort geding. Misleidende en onjuiste uitingen van NORMA en SENA. In de belangenafweging is ter bescherming van de gerechtvaardigde belangen van IRDA een beperking van de vrijheid van meningsuiting van NORMA en SENA gerechtvaardigd.

IRDA en NORMA houden zich bezig met het beheer van rechten en vergoedingsaanspraken van de bij hen aangesloten uitvoerende kunstenaars en in het bijzonder van artiesten, musici, acteurs en actrices.

SENA houdt zich voor de uitvoerende kunstenaars en fonogrammenproducenten bezig met de inning en de verdeling van de vergoeding ingevolge artikel 7 Wnr.  Stichting Thuiskopie is belast met de inning en verdeling van de zogeheten thuiskopievergoeding als bedoeld in artikel 16c Aw en 10 sub e Wnr.  IRDA is enige tijd als verdelingsorganisatie voor de thuiskopiegelden aangewezen geweest door Thuiskopie. Daarna heeft Thuiskopie SENA en NORMA aangewezen als verdelingsorganisatie voor de thuiskopiegelden.

IRDA en Thuiskopie zijn vervolgens in een juridische strijd over de verdeling van de thuiskopiegelden verwikkeld geraakt waarin IRDA uiteindelijk aan het langste eind trok. Thuiskopie diende aan IRDA een bedrag van iets meer dan EUR 1.000.000,- aan thuiskopiegelden over te maken.

Op 9 november 2007 hebben SENA en NORMA zich per brief gezamenlijk tot alle uitvoerende kunstenaars in Nederland gewend. In deze brief worden allerlei uitingen gedaan die volgens IRDA misleidend en onjuist zijn.  Zo wordt de IRDA door SENA en NORMA aangewreven dat zij de afgelopen vier jaar geen gelden meer heeft geïncasseerd en verdeeld, maar wel de positie van de uitvoerende kunstenaars wel ernstige schade heeft toegebracht. Ook worden de uitvoerende kunstenaars opgeroepen hun aanmelding bij IRDA op te zeggen.

IRDA vordert in kort geding onder meer een verbod en rectificatie van de misleidende en onjuiste uitingen in de brief van de SENA en NORMA. Deze vorderingen worden door de Voorzieningenrechter toegewezen. Een aantal uitingen in de gewraakte brief acht de Voorzieningenrechter inderdaad misleidend dan wel onjuist.

De Voorzieningenrechter oordeelt vervolgens dat het belang van IRDA om in de concurrentie om de gunst van de deelnemende kunstenaar gevrijwaard te blijven van onjuiste en onrechtmatige berichtgeving over IRDA, haar posities en prestaties zwaarder wegen dan het belang van NORMA en SENA bij hun aanspraak op vrijheid van meningsuiting. Het opgelegde verbod en rectificatie leveren een beperking op van de vrijheid van meningsuiting in de zin van artikel 10 lid 2 EVRM die in dit geval als op de wet gegrond, in een democratische samenleving noodzakelijk wordt geacht ter bescherming van de gerechtvaardigde belangen van IRDA.

Lees het vonnis hier.  

IEF 5648

Exploitatie

Rechtbank Amsterdam, 6 februari 2008, HA ZA 06-4034, Intersong Basart Publishing Group B.V. c.s tegen Van Hemert (met dank aan Margriet Koedooder, De Vos & Partners).

Wel gemeld, nog niet samengevat. Bodemprocedure. Ontbinding muziekuitgavecontracten rechtsgeldig vanwege het niet nakomen van de exploitatieverplichting. Het zou de eerste keer zijn dat een auteur van (populaire) muziekwerken op deze wijze zijn muziekuitgaverechten terug krijgt.

Kern van het geschil tussen partijen is of Van Hemert rechtsgeldig de met Intersong c.s. gesloten muziekuitgavecontracten heeft ontbonden. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend.

De rechtbank is van oordeel dat Intersong c.s. tekort zijn gekomen in de exploitatieverplichting. Deze exploitatieverplichting ligt, anders dan Intersong c.s. betogen, op grond van de wederzijdse verwachtingen wel degelijk besloten in het contract volgens de rechtbank. 

Anders dan Van Hemert stelt is de exploitatieverplichting een inspanningverplichting en geen resultaatsverplichting, hetgeen inhoudt dat Intersong c.s. zich voortdurend en maximaal zouden inspannen om uit de werken het maximale rendement te halen, zeker indien zij daartoe door de auteur worden aangezet. De tekortkoming i.c. blijkt volgens de rechtbank met name gelegen in het niet (tijdig) verschaffen van exploitatieoverzichten, ondanks dat daar een aantal keer om is gevraagd.

De rechtbank komt voorts toe aan de vraag of is voldaan aan de formele ontbindingsvereisten. De rechtbank oordeelt dat Intersong c.s. na het verstrijken van de termijn gesteld in de brief van 8 december 2005, waar duidelijk is aangegeven wat de klachten waren, in verzuim zijn geraakt. De brief van 8 december 2005 is volgens de rechtbank tevens aan te merken als een schriftelijke ontbindingsverklaring. Doordat medegedeeld wordt dat bij geen reactie de PALM/NMUV-procedure gestart zal worden, is immers sprake van een voorwaardelijke ontbinding. Na drie maanden heeft Van Hemert Intersong c.s. op de hoogte gesteld van het starten van deze procedure. Hieruit is volgens de rechtbank duidelijk dat Van Hemert de overeenkomst wenst te ontbinden, nu dit een ontbindingsprocedure betreft en dat hij de aangekondigde ontbinding heeft doorgezet.

De vorderingen van Intersong c.s. worden dan ook afgewezen en de reconventionele vorderingen van Van Hemert worden toegewezen.

Lees het vonnis hier. Persbericht De Vos & partners hier

IEF 5646

40 – 45d (HB)

svo2.bmpGerechtshof ’s-Gravenhage,  31 januari 2008, rolnummer: 06/971, Holierhoek tegen Rob Houwer Film & TV Producties B.V. c.s (met dank aan  Marc de Kemp, Houthoff Buruma).

Wel gemeld, nog niet samengevat. Hoger beroep bodemprocedure. Auteursrecht. Overgangsrecht. Proefproces over de toepasselijkheid van artikel 45d Auteurswet op de destijds gesloten scenario-overeenkomst en de exploitatierechten met betrekking tot de het filmwerk Soldaat van Oranje. Het Hof wijst de vorderingen van Holierhoek af.

Kees Holierhoek is scenario-schrijver en ook voorzitter van de stichting LIRA, een belangenorganisatie van auteurs. Holierhoek is samen met drie anderen (de heren Gerard Soeteman, Paul Verhoeven en Erik Hazelhoff Roefzema) co-scenarioschrijver geweest van de alom bekende en bekroonde film Soldaat van Oranje, die in 1977 in première ging te Amsterdam. Producent van deze succesvolle Nederlandse speelfilm is Houwer Film BV.

Met het oog op de te produceren speelfilm hadden Houwer Film BV en Holierhoek al op 9 september 1975 een overeenkomst gesloten, op grond waarvan scenarist Holierhoek als wederprestatie voor a) het samen met anderen schrijven van het draaiboek voor de film Soldaat van Oranje en b) de algehele overdracht van alle auteursrechten aan filmproducent Houwer Film BV een bedrag van Fl. 22.500,- heeft ontvangen.

Bij aangetekende brief van 8 april 2004 heeft de huidige advocaat van Holierhoek jegens Rob Houwer aanspraak gemaakt op alsnog een billijke vergoeding voor de (verdere) exploitatie van de speelfilm Soldaat van Oranje, waaronder de verhuur van DVDs.

Het gaat Holierhoek in deze proefprocedure om de reikwijdte van art. 45d Auteurswet. Holierhoek stelt dat een scenarioschrijver in de praktijk bij een overeenkomst met een filmproducent vaak gedwongen wordt afstand te doen van het recht op een billijke vergoeding voor iedere vorm van onvoorziene exploitatie van het filmwerk waaronder die door verhuur. Producenten weigeren daardoor vaak scenarioschrijvers mee te laten delen in de toekomstige opbrengsten van succesvolle speelfilms. Die praktijk is in strijd met deze wettelijke regeling, die voor wat betreft de billijke vergoedingen van dwingend recht is.

Een eenmalige afkoopsom is ook niet te rijmen met de ratio van de voor de rechtspraktijk onduidelijke regeling van art. 45d Auteurswet, welke ratio is de bescherming van de zwakke onderhandelingspositie van de auteur tegenover de filmproducent, aldus Holierhoek.

Het Hof oordeelt echter in het nadeel van Holierhoek. Het onderhavige overgangsrecht uit 1985 laat volgens het Hof geen andere conclusie toe, dan dat de per 1 augustus 1985 ingevoerde wetsartikelen 45a t/m 45g Auteurswet toepassing missen nu speelfilm Soldaat van Oranje reeds voor 1 augustus 1985 was voltooid. “(…) nu de artikelen 45a-45g niet van toepassing zijn verklaard op een weliswaar aangevangen maar nog niet voltooid filmwerk, geldt naar het oordeel van het hof a fortiori dat de artikelen 45a-45d niet van toepassing zijn op een voltooid filmwerk (…)”

De Wet op de naburige rechten voorziet niet in overgangsrecht met betrekking tot het invoeren van de derde en vijfde volzin van artikel 45d aw, omdat de wet – aldus de MvT – slechts een verduidelijking van de bestaande regeling betreft. Nu de Wet op de naburige rechten niet een bepaling bevat dat de daarbij ingevoegde derde volzin van artikel 45d dwingend recht bevat of dat daarvan geen afstand kan worden gedaan, is het Hof van oordeel dat het daarbij gaat om regelend recht. Hiermee is volgens het Hof in overeenstemming hetgeen is vermeld in de MvT, namelijk dat de praktijk veelal in de contracten afspraken worden gemaakt over de exploitatie van het filmwerk en de aan de makers/de uitvoerende kunstenaars toekomende vergoeding. Ook de eis van een schriftelijke overeenkomst (vijfde volzin), op zichzelf wel dwingend recht, dwingt niet tot een andere opvatting. Daar komt bij dat het gaat om een verduidelijking van de bij de wetswijzigingen van 1985 ingevoegde bepalingen welke volgens het Hof evenmin dwingendrechtelijk van aard zijn.

Hoewel de zesde volzin van artikel 45d Aw wel dwingend recht is, hetgeen volgt uit de artikel 4 van richtlijn 92/1000/EEG, ziet dit volgens de MvA niet op andere exploitatievormen dan verhuur.

Holierhoek stelt voorts dat hij tijdig een beroep heeft gedaan op bedoelde billijke vergoeding door zijn brieven van 1 december 1995 en 29 november 1996. Houwer BV. c.s. beweren deze brieven nooit te hebben ontvangen. Het Hof overweegt dat deze brieven zijn gericht aan de verkeerde rechtspersoon en bovendien niet juist zijn geadresseerd. Voorts overweegt het hof dat het aan Holierhoek is om te bewijzen dat de brieven Houwer BV. c.s. daadwerkelijk hebben bereikt. Holierhoek slaagt niet in dit bewijs en zijn bewijsaanbod wordt als niet voldoende geconcretiseerde terzijde geschoven.

Ook Holierhoeks stelling dat de aanspraak op een billijke vergoeding ter zake van verhuur van een filmwerk niet noodzakelijkerwijs behoeft te worden gericht tot de producent maar zich kan richten tot de LIRA of een andere collectieve rechtenorganisatie, dan wel dat aanspraak kan worden gemaakt door middel van een publicatie, wordt verworpen. Uit het bepaalde in artikel III lid 3 van de wet van 21 december 1995 in samenhang met artikel 45d Aw volgt naar het oordeel van het Hof dat de aanspraak moet worden gericht aan de producent van het desbetreffende filmwerk.

Artikel 45d Aw is derhalve volgens het hof niet van toepassing op de scenario-overeenkomst van 1975. de gevorderde verklaring voor recht wordt aldus afgewezen. Vervolgens komt het beroep op artikel 2 lid 2 Aw en het (gewone) vermogensrecht aan de orde.

De overeenkomst tussen partijen uit 1975 laat naar het oordeel van het Hof geen andere redelijke uitleg op de voet van het Haviltex-criterium toe, dan dat Holierhoek aan Houwer Films BV tegen betaling van een lumpsum onder meer alle mogelijke auteursrechten overdroeg, waaronder ook die voor destijds wellicht minder voorzienbare toekomstige exploitatievormen inclusief de verhuur van DVDs. Het Hof geeft hiervoor in r.o. 7.5 en 7.6 een interessante goederenrechtelijke onderbouwing die omwille van het karakter van deze samenvatting achterwege wordt gelaten.

Ook van onvoorziene omstandigheden als (thans) bedoeld in art. 6:258 BW is niets relevants gesteld of gebleken.

De slotsom van de Hof luidt dat de vorderingen van Holierhoek om de voormelde redenen moeten worden afgewezen.

Lees het arrest hier. Vonnis Rechtbank Den Haag in eerste instantie: IEF 1926.

IEF 5644

Honingpotje

ldm.gifGerechtshof ’s-Hertogenbosch, 5 februari 2008, rolnr. C0600170/BR, Familie Michaud Apiculteurs S.A. tegen Graham Packaging Company B.V.(met dank aan Charles Gielen, NautaDutilh).

Wel gemeld, nog niet samengevat. Tussenarrest in zaak over model- en auteursrecht op honingpotje. Central attack in het modellenrecht? Recht dat het houderschap beheert en recht dat de inbreuk beheerst. Geen afbeeldingen in vonnis.

Appelante  Michaud is heeft in 1992 het model van een honingpot internationaal gedeponeerd en maakt bezwaar tegen een ‘halffabrikaat houder (zonder dop)’ van geïntimeerde Graham (voorheen Owens) Graham vordert de vernietiging en doorhaling van het modeldepot in de gehele EU.

Michaud wint in kort geding, maar Graham wint ondertussen in eenzelfde zaak in Frankrijk en vervolgens in Nederland in de eerste aanleg  van de onderhavige bodemzaak (maar alleen voor de Benelux, niet de gehele EU). In het hoger beroep tegen dat laatste vonnis stelt geïntimeerde zich onder verwijzing naar het Franse vonnis op het standpunt dat het model waar het over gaat ‘in het geheel niet meer bestaat’. Niet duidelijk wordt of hier, analoog aan het merkenrecht, gedoeld wordt op een soort central attack.

Het hof doet de zaak niet zelf af, maar stelt geïntimeerde in gelegenheid bij memorie nader aan te geven “op welke gronden er volgens haar in verband met het Franse vonnis van uitgegaan dient te worden dat het modeldepot thans niet meer bestaat en daaraan ook voor de Benelux geen bescherming kan worden ontleend en wat de stand van zaken is een eventuele beroepsprocedure”.

En ook over de auteursrechtelijke vordering stelt het hof het oordeel nog even uit. Bij pleidooi heeft de raadsman van Michaud aangegeven dat de vraag of Michaud aangemerkt kan worden als auteursrechthebbende naar Frans recht dient te worden beoordeeld (houderschap van het auteursrecht), maar het hof merkt daarbij op  dat in het eerdergenoemde Franse vonnis is geoordeeld dat het honingpotje van Michaud niet door het auteursrecht beschermd is (oordeel over het recht dat de inbreuk beheerst) en stelt vervolgens: “Door Michaud is evenwel niet aangegeven of en zo ja, welke consequenties verbonden kunnen worden aan deze uitspraak voor de onderhavige zaak.” Partijen krijgen daarom de gelegenheid om zich nader uit te laten over dit onderwerp.

Ieder verdere beslissing wordt aangehouden.

Lees het arrest hier.

IEF 5612

Te lang stilzitten

hvh.gif

Rechtbank Amsterdam, 6 februari 2008, HA ZA 06-4034, Intersong Basart Publishing Group B.V. c.s. tegen Hans van Hemert.

Persbericht + vonnis De Vos & Partners: “Rechter geeft Hans van Hemert de muziekuitgaverechten op zijn hits terug. Wie kent hem niet? Hans van Hemert was met name in de jaren ''70 en ‘80 heel succesvol als maker van liedjes. Hij schreef de ene na de andere hit voor bekende artiesten zoals Liesbeth List, Ramses Shaffy, Demis Rousos, Kamahl, André Hazes, American Gipsy, Mireille Mathieu, Mac & Katie Kissoon en Mouth & McNeal. Voor LUV schreef Hans 2 keer een nummer 1-hit: You’re The Greatest Lover’ en ‘Trojan Horse’ zijn ook nu nog bekend. Van zijn wereldhit ‘How Do You Do’ werden maar liefst 6 miljoen exemplaren verkocht.

Maar in de afgelopen jaren gebeurde er nog maar weinig met zijn werk.De Nederlandse muziekuitgever van Hans van Hemert - Intersong Basart Publishing Group BV (voorheen: Warner Basart) - zat in de ogen van de muzikant al jaren lang ten onrechte stil. Hans sprak over een 'eeuwige radiostilte' en hij ontbond middels een brief de vele overeenkomsten tussen partijen wegens wanprestatie. Intersong Basart - een belangrijke muziekuitgeverij in Nederland - besloot daarop de geldigheid van de ontbinding aan te vechten bij de rechter. Maar de muziekuitgever kreeg nul op het rekest. Vorige week woensdag besloot de rechter - voor het eerst in Nederland - dat de auteur de contracten terecht had ontbonden wegens wanprestatie, te weten té lang stilzitten door de muziekuitgever.

 Muziekuitgaverechten worden door een muziekauteur doorgaans voor de duur van het auteursrecht, te weten tot 70 jaar na de dood van de auteur, overgedragen aan de muziekuitgever. Het is voor het eerst in de Nederlandse muziekgeschiedenis dat een auteur van (populaire) muziekwerken op deze wijze zijn muziekuitgaverechten terug krijgt. In financieel opzicht betekent het dat Van Hemert voortaan weer 100% in plaats van 2/3 of - bij buitenlandse exploitatie van de werken - 50% van de gerealiseerde inkomsten mag behouden.  

Muziekuitgeverij Strengholt Music Group verwierf in december 2007 100% van de aandelen van Intersong Basart. Dat was daarvoor 50%. Gevolg van het vonnis is, dat Intersong/Strengholt de Buma/Stemra vóór 26 februari a.s. schriftelijk moet berichten dat zij sinds 15 april 2006 niet langer over de muziekuitgaverechten op de 227 muziekwerken van Van Hemert kan beschikken. Buma/Stemra zal de sinds 2006 geblokkeerde auteursrechtsgelden daarna dus voor 100% moeten uitkeren aan Van Hemert.

Lees het vonnis hier.  De tekst van het vonnis is ook te vinden op de website van Margriet Koedooder.   

IEF 5610

Auteursrechtelijke vraagstukken

Kamerstukken II,22112, nr. 610. Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie; Brief staatssecretaris met nieuwe fiches Commissievoorstellen

Mededeling Een Europese aanpak van mediageletterdheid in de digitale omgeving, COM(2007) 833

"De Europese Commissie wil het niveau van mediageletterdheid in Europa verhogen. Zij concentreert zich daarbij op drie aandachtsgebieden: mediageletterdheid ten aanzien van (1) commerciële communicatie, (2) audiovisuele werken en (3) «online» mediaboodschappen.  Als instrumenten noemt de Commissie de uitwisseling van goede praktijken (via bestaande programma’s) en onderzoek naar criteria om de mate van mediageletterdheid te meten. Verder moeten betrokkenen beter op de hoogte raken van geldende regels en gedragscodes. Ten slotte moet aandacht worden besteed aan bewustwording bij de Europese burger van ons filmerfgoed en hoe zowel gebruik als productie van media raakt aan auteursrechtelijke vraagstukken. Dit moet de lidstaten in staat stellen om de mediageletterdheid van hun burgers te vergroten."

Lees het kamerstuk hier.

IEF 5607

95 jaar

Persbericht EU Commissie: “Performing artists - no longer be the 'poor cousins' of the music business. Commissioner Charlie McCreevy today announced his intention to propose to the College that the term of copyright protection for European performers be increased from 50 to 95 years. Summarising the main thrust of the proposal, Commissioner McCreevy stated: "I strongly believe that copyright protection for Europe's performers represents a moral right to control the use of their work and earn a living from their performances. I have not seen a convincing reason why a composer of music should benefit from a term of copyright which extends to the composer's life and 70 years beyond, while the performer should only enjoy 50 years, often not even covering his lifetime It is the performer who gives life to the composition and while most of us have no idea who wrote our favourite song – we can usually name the performer.”

Lees hier meer.

IEF 5605

Een nog vertrouwelijk rapport

trib.gifVandaag in het FD: Rapport voor Justitie over de wenselijkheid van een 'copyright-tribunaal' pleit voor transparantieplicht. “Ondoorzichtig, nattevingerwerk, te hoog, en naar wie gaat al dat geld eigenlijk? Bedrijven die auteursrechten moeten afdragen aan auteursrechtenorganisaties als Buma/Stemra en Reprorecht klagen steen en been over de vergoedingen die ze moeten betalen.

(…) In een nog vertrouwelijk rapport dat is opgesteld voor het ministerie van Justitie, in bezit van deze krant, pleiten specialisten van de Universiteit van Amsterdam en de Rijksuniversiteit Leiden na veldonderzoek voor het instellen van een geschillencommissie. Dat moet geen zware organisatie worden als de Opta, die daadwerkelijk kan ingrijpen op de telecommarkt door tarieven vast te stellen en boetes uit te delen. De wetenschappers bepleiten een lichtere commissie die dient als voortraject voor een gang naar de rechter. De geschillencommissie komt met een niet-bindend advies, dat in de praktijk wel zeer zwaarwegend zal blijken, verwachten de onderzoekers.

(…) De onderzoekers pleiten er dan ook voor om tot een normering van de tarieven te komen, om nattevingerwerk te voorkomen. Verder moeten contracten, tarieven, grondslagen, kortingen en andere voorwaarden openbaar worden.

(…) Bedrijven die gaan procederen tegen auteursrechtenorganisaties over de hoogte van vergoedingen voor het gebruik van muziek, foto's of andere artistieke uitingen, krijgen soms te maken met 'oneigenlijke druk'. Dat staat in een rapport van wetenschappers van de universiteiten van Amsterdam en Leiden, dat is gemaakt voor het ministerie van Justitie.

'Betalingsplichtigen hadden het idee dat auteursrechtenorganisaties veel oneigenlijke druk uitoefenden als procedures aanhangig waren gemaakt, bijvoorbeeld het meer dan gebruikelijk opvragen en controleren van informatie van de betalingsplichtigen', schrijven de wetenschappers.

Lees hier meer (fd.nl).  Lees het gehele rapport (fd.nl/auteursrechten) hier.

IEF 5604

Het concept betreft een recht

Rechtbank Leeuwarden, sector kanton, 5 februari 2008, LJN: BC4312, De Groene Leguaan v.o.f. tegen Friesland Bank N.V.

Eerst even voor jezelf lezen, bodem in Leguaanwoningenzaak: Eiser heeft een aantal eigenzinnig vormgegeven bio-ecologische woningen doen ontwerpen en bouwen, om bij te dragen aan vergroting van het ecologisch bewustzijn in de maatschappij. De bank heeft, zonder toestemming of medeweten van eiser, foto's van deze woningen gebruikt voor een reclamecampagne voor hypotheken. Geoordeeld wordt dat de woningen een auteursrechtelijk werk zijn en dat eiser rechthebbende op dit werk is. Hem komt echter, gelet op het openbaarheidsaspect, geen bescherming krachtens de Auteurswet toe. Wel is er sprake van onrechtmatig handelen door de bank.

“Het enige bewustzijn waaraan Friesland Bank met deze campagne wil appelleren is dat van financieel voordeel. Op deze wijze heeft Friesland Bank het oorspronkelijk concept geweld aangedaan. Dit concept betreft, zoals hierboven uiteengezet is, een recht dat De Groene Leguaan, in persoon van [eiser], toekomt. Aldus is inbreuk gemaakt op een recht van De Groene Leguaan c.s. en is onrechtmatig gehandeld door Friesland Bank.”

Lees het vonnis hier.