DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 11679

Oprichting andere vennootschap, dezelfde handelsnamen

Rechtbank Zutphen 15 augustus 2012, LJN BX4722 (Ingosur B.V. tegen VDC Groep en VDC International c.s.)

Als randvermelding. Geen IE, maar wel een onrechtmatige daad / handelsnaam-achtige overweging.

Ingosur c.s. heeft gesteld dat gedaagde, op 7 januari 2011 VDC International heeft opgericht, dat handelde onder dezelfde handelsnamen als Voertuig Documentatie Centrum en VDC Nederland. De activiteiten van VDC Groep lijken te worden beëindigd en te worden voortgezet door VDC International, met geen ander oogmerk dan het benadelen van de crediteuren van VDC Groep.

De rechtbank is van oordeel dat de door Ingosur c.s. gestelde feiten geen grondslag opleveren voor aansprakelijkheid van [gedaagde 4] voor de schulden van Nutzfahrzeuge en VDC Groep op grond van misbruik van identiteitsverschil, vereenzelviging of welke andere grondslag dan ook. De beschreven gedraging bestaande uit de oprichting van een vennootschap die dezelfde activiteiten uitoefent als VDC Groep en daarbij dezelfde handelsnamen hanteert levert als zodanig geen onrechtmatig handelen van [gedaagde 4] jegens Ingosur c.s. op.

5.5. Aan haar vorderingen jegens [gedaagde 4] heeft Ingosur c.s. ten grondslag gelegd dat [gedaagde 4] (met VDC International) “meehelpt aan het rookgordijn dat door de andere gedaagden wordt opgeworpen”. Zij stelt in dat kader dat [gedaagde 4], tot 31 oktober 2008 algemeen directeur van VDC Groep, op 7 januari 2011 VDC International heeft opgericht, dat handelde onder dezelfde handelsnamen als Voertuig Documentatie Centrum en VDC Nederland. De activiteitenvan VDC Groep lijken te worden beëindigd en te worden voortgezet door VDC International, met geen ander oogmerk dan het benadelen van de crediteuren van VDC Groep, aldus Ingosur c.s.. Voorts stelt Ingosur c.s. dat [gedaagde 4] medewerking verleent aan het verijdelen van verhaal op vermogensbestanddelen van VDC Groep, aangezien uitgegevens van het Kadaster blijkt dat VDC Groep haar bedrijfspanden begin oktober 2010 heeft verkocht (maar nog niet geleverd) aan de heer [naam] en aan [gedaagde 4].

[gedaagde4] heeft in het kader van haar verweer onder meer aangevoerd dat haar niet kan worden verweten dat zij VDC International, dat geen van Ingosur c.s. afkomstige groene kaarten heeft verkocht en ook anderszins geen enkele rechtsverhouding met Ingosur c.s. heeft, heeft opgericht.

De rechtbank is van oordeel dat de door Ingosur c.s. gestelde feiten, indien die zouden komen vast te staan, geen grondslag opleveren voor aansprakelijkheid van [gedaagde 4] voor de schulden van Nutzfahrzeuge en VDC Groep op grond van misbruik van identiteitsverschil, vereenzelviging of welke andere grondslag dan ook. De beschreven gedraging bestaande uit de oprichting van een vennootschap die dezelfde activiteiten uitoefent als VDC Groep en daarbij dezelfde handelsnamen hanteert levert als zodanig geen onrechtmatig handelen van [gedaagde 4] jegens Ingosur c.s. op. Hetzelfde geldt voor het kopen van onroerende zaken van

VDC Groep door [gedaagde 4], te meer nu de eigendom van die zaken kennelijk (nog) niet is overgegaan zodat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien waarom zij daardoor aan verhaal door Ingosur c.s. zouden zijn onttrokken. Nu een grondslag voor toewijzing ontbreekt zullen de vorderingen, voor zover gericht tegen [gedaagde 4], worden afgewezen. De (overige) verweren van [gedaagde 4] behoeven daarom geen bespreking meer.

IEF 11665

Voor publiek gratis toegankelijk evenement

Vzr. Rechtbank Rotterdam 10 augustus 2012, LJN BX4567 (Stichting Vestingdagen Hellevoetsluis - SVH tegen Stichting Toerisme Evenementen Recreatie Hellevoetsluis en Gemeente Hellevoetsluis - STER c.s.)

Uitspraak ingezonden door Bart Priem en Janneke Klompmakers, Lawton advocaten.

Handelsnaamrecht. Ondernemingsbegrip: deelname economisch verkeer en materieel voordeel beogen. Onrechtmatige daad. SVH organiseert sociaal-culturele activiteiten , waaronder de jaarlijkse vestingdagen, van 1979 tot 2008 heeft zij de 'Vestingdagen Hellevoetsluis' met behulp van gemeentesubsidie georganiseerd. STER heeft van de gemeente de opdracht gekregen om de Vestingdagen Hellevoetsluis te organiseren. De gemeente heeft een beeldmerk gedeponeerd en de domeinnaam vestingdagenhellevoetsluis.nl geregistreerd.

SVH voert geen onderneming die op commerciële wijze deelneemt aan het economisch verkeer waarbij materieel voordeel wordt beoogd. Zij bevestigt dat haar enige activiteit altijd het organiseren van een jaarlijks, voor het publiek gratis toegankelijk evenement, is geweest.

Het gebruik van de naam Vestingdagen Hellevoetsluis en de domeinnaam is niet onrechtmatig als bedoeld in 6:162 BW. Bovendien wil SVH het evenement niet verhinderen (hooguit het onderdeel stoom), terwijl de insteek van de procedure gaat over het verkrijgen van een verbod op het gebruik van de naam Vestigingsdagen Hellevoetsluis.

De reconventionele vorderingen over het onrechtmatig karakter van uitingen op de website van SVH, twitter en facebook worden afgewezen. Dat deze uitlatingen onnodig grievend zijn is onvoldoende door feiten gestaafd.

Citaat inzake onrechtmatige uitlatingen op internet:

6.6. Bij de beoordeling van de vraag of de door SVH op vestingdagen.nl, facebook en twitter geplaatste uitlatingen jegens STER c.s. onrechtmatig zijn, staan twee, ieder voor zich hoogwaardige, maatschappelijke en persoonlijke belangen tegenover elkaar: aan de ene kant het belang dat rechtspersonen en individuele burgers niet door uitlatingen op het internet worden aangetast in hun eer en goede naam, aan de andere kant het belang dat rechtspersonen en individuele burgers zich in het openbaar kritisch, informerend en/of waarschuwend moeten kunnen uitlaten ter signalering van misstanden die de samenleving raken. Welke van deze belangen in het concrete geval zwaarder dient te wegen hangt af van de in onderling verband te beschouwen omstandigheden.

6.7. In dit geval is de voorzieningenrechter van oordeel dat het op de weg van STER c.s. had gelegen om voldoende feiten en omstandigheden aan te voeren en met stukken te onderbouwen om de conclusie te kunnen rechtvaardigen dat deze uitlatingen onnodig grievend voor haar zijn althans onvoldoende door feiten worden gestaafd en dat deze schade tot gevolg hebben (gehad). Dat heeft STER c.s. evenwel nagelaten, althans in onvoldoende mate gedaan.

Lees de grosse KG ZA 12-541 en LJN BX4567.

IEF 11663

Het gebruik van een familienaam (2)

Rechtbank Arnhem 4 juli 2012, gecorrigeerde versie d.d. 3 augustus 2012, LJN BX4370,  zaaknr. 219249/HA ZA 11-1195 (Ebo van den Bor Nijkerk B.V. tegen Asiatico B.V.)

Uitspraak ingezonden door Bertil van Kaam, Van Kaam advocaten.

In navolging van IEF 9374. Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Familienamen. Auteursrechtelijk bescherming van beeldmerken. Een eenmanszaak opgericht voor de tweede wereldoorlog is overgedragen aan drie zonen en wordt in 1989 gewijzigd in een Horecagroothandel Ebo van den Bor en Zonen B.V.. In 2007 is er een aanvullende overeenkomst zijnde een non-concurrentiebeding overeengekomen tussen een zoon en drie kleinzonen. In 2010 zijn de woordmerken vastgelegd. In 2010 heeft Asiatico B.V., tot voor kort Horecagroothandel Van den Bor B.V., een groothandel in horecaproducten, algemene voorwaarden gedeponeerd. Gevorderd wordt het staken van de inbreuk op de handelsnaam van Ebo van den Bor BV.

Op basis van artikel 5 Hnw, artikel 13 Aw en artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE wordt Van den Bor BV verboden een handelsnaam te voeren waarin de naam Van den Bor voorkomt. Ook moet zij zich onthouden van het gebruik van het Van den Bor- en Asiatico-logo.

Voor zover verwarring al niet direct is of wordt veroorzaakt, is er wel sprake van indirect verwarringsgevaar omdat de normaal oplettende en onderscheidende (potentiële) afnemers van de oriëntaalse horecaproducten en de leveranciers de indruk zouden kunnen hebben dat er sprake is van gelieerde ondernemingen.

Ondanks artikel 2.23 lid 1 BVIE kan Ebo van den Bor, zich als merkhouder wel degelijk verzetten tegen gebruik van een familienaam indien deze met zijn merkovereenkomt en door een derde wordt gebruikt ter onderscheiding van waren en diensten. Daar van is hier sprake.

Tot slot wordt ook inbreuk op auteursrecht aangenomen. Gelet op de kleurstelling, het lettertype, de naam van de onderneming, de afgemeting en onderlinge verhoudingen van de diverse onderdelen, die nagenoeg identiek zijn, is er sprake van overeenstemmende totaalindrukken van beide logo's.

De proceskosten zijn (in deze gecorrigeerde versie) handmatig bijgeschreven en geparagrafeerd.

Zie hier de grosse, zaaknr. 219249/HA ZA 11-1195.

IEF 11656

Registreren van website door geschorste voorzitter

Vzr. Rechtbank Amsterdam 14 juni 2012, LJN Bx4005 (A en B tegen Stichting Kwakoe Overleg Festival Organisatie Evenementen)

Handelsnaamrecht. Uitspraak over boek 2 BW-aangelegenheden, maar ook over inbreukmakend handelsnaamgebruik door de geschorste bestuursvoorzitter. In citaten:

5.12. Nu Stichting Kofoe de handelsnaam Kofoe voert en de website www.kofoe.nl bij haar in gebruik was, is het registreren van de website www.kofoe.com en het op internet plaatsen van die website door [A] te beschouwen als een inbreuk op de handelsnaam van de Stichting. De door [A] op internet geplaatste website is niet alleen door de overeenstemmende naam, maar ook door de inhoud daarvan zoals in dit geding uit screenprints kan worden afgeleid verwarrend voor het publiek. De indruk wordt immers gewekt dat via die website bij de stichting Kofoe een kraam gehuurd kan worden. Bovendien wordt niet het bankrekeningnummer van Stichting Kofoe vermeld, maar wordt vermeld:“Onze bankrekening is (…) tnv [A]."
Er is geen grond om Stichting Kofoe het gebruik van haar website www.kofoe.nl te ontzeggen; [A] zal de website www.kofoe.com echter niet langer mogen gebruiken. De hierop gerichte vorderingen worden toegewezen. Een en ander zal in het uitgewerkte vonnis nader worden gemotiveerd.

Dictum, de voorzieningenrechter

6.8. veroordeelt [A] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis het gebruik van de domeinnaam www.kofoe.com te staken en gestaakt te houden en veroordeelt [A] om aan Stichting Kofoe een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,

Op andere blogs:
DomJur nummer:2012-877

IEF 11653

In dezelfde regio en via internet mede daarbuiten

Vzr. Rechtbank Alkmaar 26 juli 2012, LJN BX3995 (Vereniging van professionele woningbemiddelaars tegen courant International B.V.)

Vordering tot staken inbreuk op merk en handelsnamen toegewezen. Proceskosten gematigd.

Eiseres is bevoegd om het merk en de handelsnamen 'ROTS-VAST GROEP' en 'ROTS-VAST' te handhaven jegens derden. De Rots-Vast Groep hanteert een franchiseformule met franchisenemers in woningbemiddeling. De franchisenemers hebben een exclusieve licentie (gebruiksrecht) op het merk en de handelsnamen binnen een bepaald rayon voor verhuur en beheer van woonruimte. Gedaagde - geen franchisenemer - gebruikt de handelsnaam 'Rots idb Vastgoed' voor activiteiten gericht op tijdelijke verhuur van woonruimte.

De Rots-Vast Groep heeft gedaagde gesommeerd de inbreuk te staken en gestaakt te houden. Op de sommatie is nooit een reactie gekomen, maar de website die gedaagde gebruikte is voor langere tijd offline geweest. De voorzieningenrechter acht het voldoende aannemelijk dat er sprake is van overeenstemming van het merk en het teken en deze tevens ook voor soortgelijke diensten wordt gebruikt.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er sprake van een dusdanig geringe afwijking in de naam 'Rots idb Vastgoed' ten opzichte van de naam 'Rots-Vast Groep' dat op grond daarvan gevaar bestaat voor verwarring tussen de ondernemingen bij het publiek. Beide partijen voeren hun handelspraktijk uit in dezelfde regio en via internet mede daarbuiten. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen toe, maar matigt de proceskosten tot € 3.000.

Merkenrecht
4.5 De voorzieningenrechter overweegt dat zowel het merk van de Rots-Vast Groep als het teken van gedaagde worden gebruikt voor activiteiten in de sfeer van woningverhuurbemiddeling en derhalve voor dezelfde of soortgelijke diensten.

4.6 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aannemelijk geworden, dat er sprake is van visuele, auditieve en begripsmatige overeenstemming. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat het bij de vergelijking van het merk en teken gaat om de totaalindruk die door de merken wordt opgeroepen en dat er meer gewicht dient te worden toegekend aan de punten van overeenstemming dan aan die van verschil. Kenmerkende overeenstemmende delen zijn het prominente gebruik van het woord 'Rots' als beginwoord en het gebruik van het woord 'Vast' als eerstvolgend volledig uitgeschreven woord. Aldus is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake van een met het merk van de Rots-Vast Groep overeenstemmend teken, waardoor bij het in aanmerking komende publiek (degene die een woning of een kamer willen huren) verwarring kan ontstaan en het publiek kan denken dat er sprake is van een onderlinge connectie tussen Rots-Vast en Rots idb Vastgoed. Aldus is er sprake van een inbreuk door gedaagde die valt onder het bereik van artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE.

Handelsnaam
4.13 De Rots-Vast Groep is rechthebbende op het merk "Rots-Vast Groep" en voert daarnaast de handelsnaam 'Rots-Vast' en kan derhalve op grond van het bepaalde in artikel 5 juncto 5a van de Handelsnaamwet opkomen tegen de inbreuk op haar handelsnaam door gedaagde. Weliswaar is door gedaagde aangevoerd dat er voldoende verschillen zitten tussen de namen van de Rots-Vast Groep en haar eigen handelsnaam, maar zoals reeds hiervoor onder rechtsoverweging 4.6 en 4.7 is overwogen gaat dit betoog niet op. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er sprake van een dusdanig geringe afwijking in de naam 'Rots idb Vastgoed' ten opzichte van de naam 'Rots-Vast Groep' dat op grond daarvan gevaar bestaat voor verwarring tussen de ondernemingen bij het publiek. Beide partijen voeren hun handelspraktijk uit in dezelfde regio en via internet mede daarbuiten.

Domeinnaam
4.14 Ook door het gebruik van de domeinnaam www.rotsidbvastgoed.nl voor dezelfde diensten als waarvoor de Rots-Vast Groep haar handelsnamen gebruikt, valt verwarringgevaar bij het publiek te duchten. Weliswaar is een domeinnaam in beginsel niet meer dan een adres van de domeinnaamhouder, maar gedaagde gebruikt haar domeinnaam ook als handelsnaam voor haar kamerverhuuractiviteiten. Door op deze wijze gebruik te maken van haar domeinnaam maakt gedaagde eveneens inbreuk op de handelsnaam van de Rots-Vast Groep. Om die reden is het gedaagde niet toegestaan te handelen onder deze handels- en/domeinnaam voor activiteiten in de sfeer van woningverhuurbemiddeling.

Op andere blogs:
DomJur nummer:2012-875

IEF 11644

Door de gelijkenis in handelsnamen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 3 augustus 2012, zaaknr. 520201/KG ZA 12-882 (Van Til Interieur B.V. tevens h.o.d.n. Mobi en Mobi Design tegen Mobi Homestyling)

Uitspraak ingezonden door Anouschka van de Graaf en Ruby Nefkens, Van der Steenhoven.

Handelsnaamrecht. Van Til richt zich op de verkoop van woninginrichtingsartikelen en exploiteert een retail concept onder de namen Mobi en Mobi Design. Zij biedt via haar website haar collectie aan. Gedaagde drijft een eenmanszaak onder de naam Mobi Homestyling, aangevuld met een gelijknamige domeinnaam. Van Til vordert dat gedaagde wordt veroordeelt tot het staken van het gebruik van de handelsnaam en domeinnaam Mobi Homestyling.

De voorzieningenrechter oordeelt dat na de sommatiebrief Van Til ervoor heeft gekozen geen vervolgstappen te ondernemen, niet kan worden gezien als bewijs dat geen verwarringsgevaar te duchten is. Het verweer van gedaagde dat geen verwarringsgevaar te duchten is, omdat de activiteiten van beide ondernemingen volkomen verschillend zijn en hun vestigingsplaatsen verschillen, wordt verworpen. De voorzieningenrechter concludeert dat het publiek door de gelijkenis in handelsnaam in de veronderstelling zou kunnen verkeren dat onder de naam Mobi assortimenten in verschillende prijsklassen en verschillende vestigingen worden aangeboden.

De voorzieningenrechter veroordeelt gedaagde om gebruik van de handelsnaam en domeinnaam te staken en veroordeelt hem in de proceskosten.

4.4. Gedaagde heeft verder als verweer gevoerd dat Van Til geen hinder heeft ondervonden van het feit dat hij het element Mobi al sinds 2005 in zijn handelsnaam gebruikt. Dat maakt hij op uit het feit dat Van Til hem, toen hij nog onder de naam Mobi Vloeren werkte, wel heeft aangeschreven over zijn handelsnaam, maar, toen gedaagde niet dadelijk haar verzoek inwilligde, geen verdere stappen heeft ondernomen. Dit verweer gaat niet op. Dat Van Til er na de sommatiebrief om haar moverende redenen voor heeft gekozen op dat moment geen vervolgstappen te ondernemen, kan niet worden gezien als bewijs dat geen gevaar voor verwarring tussen beide ondernemingen te duchten is.

4.5. Gedaagde betwist dat verwarring tussen beide ondernemingen te duchten is, omdat hun activiteiten volkomen verschillend zijn, hun vestigingsplaatsen verschillen, zij niet dezelfde producten verkopen en zij een andere doelgroep hebben. Dit verweer wordt verworpen. Beide ondernemingen houden zich bezig met de verkoop van meubelen. Ter zitting heeft gedaagde verklaard dat dit er wat hem betreft uit bestaat dat hij af en toe op verzoek een inbouwkast maakt, maar dat het om een dergelijke beperkte activiteit gaat volgt niet uit de tekst van de website van Mobi Homestyling, het artikel in de Alkmaar op zondag of het uittreksel uit het handelsregister. Daar wordt gesproken over 'de verkoop van meubelen', zodat vooralsnog aannemelijk is dat de activiteiten van partijen overeenstemmen of in ieder geval overlappen. Dat zij niet dezelfde producten verkopen en dezelfde doelgroep hebben, wordt niet van doorslaggevend belang geacht. Het publiek zou door de gelijkenis in handelsnaam in de veronderstelling kunnen komen te verkeren dat onder de naam Mobi assortimenten in verschillende prijsklassen worden aangeboden op verschillende vestigingen.

Op andere blogs:
DomJur nummer:2012-876

IEF 11643

Wenst geen toevoeging aan handelsnaam

Vzr. Rechtbank Zutphen 31 juli 2012, LJN BX3560 (het Onderdelenhuis tegen Plentyparts)

Kort geding over naam 'Het Onderdelenhuis'. Geen inbreuk op de handelsnaam. Eiser kan niet met een beroep op art. 5 Hnw andere aanbieders van onderdelen het gebruik van het woord ‘Onderdelenhuis’ verbieden en op die manier die aanduiding kan monopoliseren. Voor zover het gestelde verwarringsgevaar voortvloeit uit het gegeven dat beide partijen in hun handelsnaam de woorden ‘Het Onderdelenhuis’ hebben opgenomen, kan eiser die eventuele verwarring niet aan gedaagde verwijten, omdat de oorsprong van die verwarring schuilt in de keuze van eiser (of zijn rechtsvoorganger(s)) om -slechts -die beschrijvende term als haar handelsnaam te gaan voeren. Voor zover gedaagde het ontstaan van enige verwarring kan worden verweten, zou die verwarring het gevolg moeten zijn van een grote mate van overeenstemming van de handelsnamen van partijen buiten de aanduiding ‘Het Onderdelenhuis’.

Gelet op het verschil tussen enerzijds het toevoegsel Plenty Parts, dat als meest in het oog lopende onderdeel van haar handelsnaam wordt beschouwd, en het geheel ontbreken van een toevoeging aan de handelsnaam van [eiser] zou sprake kunnen zijn van verwarring, maar deze komt, zoals gezegd voor rekening en risico van [eiser], met name omdat hij geen toevoeging aan zijn handelsnaam wenst aan te brengen. Vordering op basis van artikel 5 Hnw wordt afgewezen.

4.6. Voor zover Plenty Parts Franchise het ontstaan van enige verwarring kan worden verweten, zou die verwarring het gevolg moeten zijn van een grote mate van overeenstemming van de handelsnamen van partijen buiten de aanduiding ‘Het Onderdelenhuis’. Gelet op het verschil tussen enerzijds het toevoegsel Plenty Parts, dat als meest in het oog lopende onderdeel van haar handelsnaam wordt beschouwd, en het geheel ontbreken van een toevoeging aan de handelsnaam van [eiser] zou sprake kunnen zijn van verwarring, maar deze komt, zoals gezegd voor rekening en risico van [eiser], met name omdat hij geen toevoeging aan zijn handelsnaam wenst aan te brengen.

4.7.Plenty Parts Franchise voert aan dat zij een ouder recht heeft op de handelsnaam dan [eiser] en dat op die grond de vordering dient te worden afgewezen. Daarmee miskent Plenty Parts Franchise dat zij haar activiteiten in Zutphen is gaan uitoefenen waar Het Onderdelenhuis is gevestigd en dat daardoor door verwarring zou kunnen ontstaan. Gezien de strekking van de wet kan het rechtmatig voeren van een handelsnaam niet onrechtmatig worden door toedoen van een ander. (Zie Hoge Raad 19 december 1927, NJ 1928/187). Weliswaar heeft Plenty Parts Franchise betwist dat [eiser] gerechtigd was om de handelsnaam ‘Het Onderdelenhuis’ te voeren maar zoals hiervoor onder 4.4 reeds is geoordeeld is het voeren van de handelsnaam ‘Het Onderdelenhuis’ niet onrechtmatig.

4.8. De term ‘Eerste Hulp Bij Onderdelen’ is een algemeen gebruikelijk beschrijvende term. Deze term wordt bij reclamevoering in talrijke varianten gebruikt en [eiser] kan Plenty Parts het gebruik hiervan niet ontzeggen. Datzelfde geldt voor de beschrijving: ‘Het nieuwe onderdelenhuis in Zutphen’. Voor zover deze aankondiging al een van de handelsnamen van Plenty Parts is, maakt ook deze beschrijving geen inbreuk op de handelsnaam van Het Onderdelenhuis.

4.9. Gelet op het voorgaande is voorshands onvoldoende aannemelijk geworden dat [eiser] een beroep kan doen op de bescherming van artikel 5 Hnw. De vordering zal daarom worden afgewezen.

IEF 11634

Website doorlinken naar pornosite is onrechtmatig

Rechtbank Arnhem 18 juli 2012, LJN BX3401 (Fietsplaza V.O.F. tegen V.O.F. Tweewielers)

Domeinnaam. Handelsnaamrecht. Eiser en gedaagde zijn concurrenten op het terrein van fietsenhandel, fietsverhuur en fietsenreparatie. Eiser heeft de handelsnaam Fietsplaza geregistreerd. Sinds 28 juli 1999 is zij rechthebbende op de domeinnamen www.[naam eiser]-fietsplaza.nl en www.[naam eiser]-fietsplus.nl. Gedaagde heeft op 5 december 2008 de domeinnaam www.[naam eiser]fietsplaza.nl laten registreren. De geregistreerde domeinnaam van gedaagde bleek op Tweede Paasdag 2009 doorgelinkt te zijn naar een harde pornosite.

De rechtbank oordeelt dat vaststaat dat er sprake is van pesterij van haar concurrent door gedaagde. Zulke pesterij kan de goede naam van eiser schaden. De handelingen van gedaagde worden onrechtmatig geacht. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat sprake is van een inbreuk op de handelsnaam van eiser, of enig haar toebehorend merk. Er is niet gebleken van enige schade die door eiser is of kan worden geleden, daarom wijst de rechtbank de vordering tot schadevergoeding af.

De rechtbank verklaart voor recht dat door het laten registreren en doorlinken van de domeinnaam www.[naam eiser]fietsplaza.nl gedaagde onrechtmatig handelt jegens eiser. De proceskosten worden gecompenseerd.

Het voorgaande betekent naar het oordeel van de rechtbank dat vaststaat dat er sprake is van pesterij van haar concurrent door [Gedaagde]. Zulke pesterij, uitgevoerd in het kader van een concurrentiestrijd, kan de goede naam van [Eiser] schaden. Daarom acht de rechtbank deze pesterij onrechtmatig.

Er is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gesteld om uit het laten registreren van de domeinnaam door [Gedaagde] te kunnen concluderen dat er sprake zou zijn van inbreuk op de handelsnaam van [Eiser] of, overigens, enig haar toebehorend merk.

De vordering tot verklaring voor recht dat [Gedaagde] door het laten registreren van de domeinnaam www.[Naam eiser]fietsplaza.nl onrechtmatig jegens [Eiser] handelt, is toewijsbaar.

Eveneens toewijsbaar is de verklaring voor recht dat [Gedaagde] met het doorlinken van de domeinnaam www.[Naam eiser]fietsplaza.nl naar pornografische content onrechtmatig jegens [Eiser] handelt, nu dit handelen onrechtmatig is. De rechtbank komt tot toewijzing van de vordering op dit onderdeel omdat vaststaat dat [Gedaagde] de mogelijkheid tot doorlinken heeft en omdat de pesterij van [Eiser] door [Gedaagde] vaststaat. Dat [Gedaagde] de hierboven bedoelde link aangebracht heeft, is, zoals reeds is overwogen, slechts een vermoeden.

Op andere blogs:
Abcor (online concurrentje pesten)
DeGier, Stam weblog (Domeinnaam die lijkt op de naam van je concurrent koppelen aan een pornowebsite)
DomJur nummer:2012-878

IEF 11631

Achternaam deel II

Hof Amsterdam 24 juli 2012, zaaknr 200.100.441/01 (Kemper en Heerink tegen Van den Berg)

Uitspraak ingestuurd door Jan Brölmann en Margriet Koedooder, De Vos & Partners Advocaten.

In navolging van IEF 10264.

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Bandnaam wordt geregistreerd als o.a. beeldmerk en woordmerk, terwijl de naamgever van de band VANDENBERG, de achternaam van gedaagde betreft die de band in 1986 heeft verlaten. Aan appellant zijn in eerste aanleg termijnen verleend voor het ontnemen van een memorie van grieven. De advocaat van appellant heeft zich nadien onttrokken. De zaak is naar de rol verwezen voor het stellen van een nieuwe advocaat, welke niet is gesteld.

Het hof beoordeelt dat bij gebrek aan grieven appellant niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

IEF 11608

Rectificatie van een eerdere beschikking

Beschikking Ktr. Rechtbank 's-Hertogenbosch locatie Eindhoven 12 juli 2012, zaaknr. 821994 (Actief Diensten en Detachering/Activus c.s. tegen Actiefff de Kempen Uitzenden & Payrollen B.V.)

Beschikking ingezonden door Janouk Kloosterboer, QuestIE Advocatuur.

In navolging van IEF 11375.

Op 31 mei 2012 heeft verweerster rectificatie verzocht van de beschikking die op 30 mei 2012 tussen partijen is gewezen. In de beschikking is niet geoordeeld en beslist op het wèl uitdrukkelijk gedane beroep op de proceskostenregeling. De kantonrechter oordeelt in deze zaak dat een vergoeding van € 1000,- behoorlijk voorkomt en rectificeert daarmee de beschikking van 30 mei 2012.