DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 11371

De tiende verjaardagsviering

Rechter in kort geding Rechtbank van Koophandel van Antwerpen 6 december 2011, A/11/07209 (NV Nextel tegen BVBA Nexten Belgium)

Uitspraak ingezonden door Michaël De  Vroey, Baker & McKenzie Antwerpen.

Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Nextel is leverancier van gespecialiseerde probleemoplossingen en ICT-netwerken. NEXTEL is eveneens als Benelux woordmerk geregistreerd.

NEXTEN is actief in de IT-sectorspecifieke detachering. Zij heeft een Benelux woord- en beeldmerk geregistreerd. Tegen de OHIM-woord- en beeldmerkaanvrage is oppositie aangetekend door NEXTEL. NEXTEL verwijst (bijkomend) naar de 10e verjaardagsviering waar de samentrekking van NEXTEL en TEN de naam van het evenement NEXTEN vormde.

De stakingsrechter aanvaardt het beroep op impliciete instemming, subsidiair minstens gedogen van het begrip NEXTEN niet. Er zijn voldoende feitelijke aanwijzingen om gedogen te kunnen ontkennen. Er wordt een auditieve en visuele overeenstemming aanvaard, maar op het begripsmatige vlak is er geen vergelijking. Nu er een hoge mate van overeenstemming van activiteiten bestaat, dan wel complementaire dienstverlening, is er sprake van een oneerlijke handelspraktijk vanwege handelsnaamrechtelijke inbreuk.

De vordering tot staking van de statutaire vennootschapsnamen wordt gegrond geacht: de suffixen BELGIUM, CONSULTING en HOLDING zijn van een dergelijke banale aard dat zij louter een beschrijvende functie hebben en geen onderscheidend element toevoegen aan de quasi-identieke aanduiding NEXTEL en NEXTEN.

De rechter verklaard zich echter onbevoegd om kennis te nemen van de de eisen tot gedwongen overdracht van domeinnamen en  de eisen tot wijziging van de statutaire vennootschapsnaam. De verwerende partij dient de kosten te betalen ad €342,41 (dagvaarding) en rechtsplegingsvergoeding €1.320.

IEF 11368

In hun eigen regio theoriecursus volgen

Vzr. Rechtbank Utrecht 25 mei 2012, KG ZA 12-221 (Theoriegarant tegen Theoriegarantie)

Handelsnaamrecht. Theoriegarant drijft een autorijschool in Eindhoven en biedt theorielessen aan onder de handelsnaam Theoriegarant. Er is ook een domeinnaamregistratie van theoriegarant.nl. Ook Theoriegarantie biedt naast praktijk- ook theorielessen aan voor het autorijexamen in Utrecht. Naast domeinnaamregistratie is er ook een beeldmerkdepot voor theoriegarantie.nl.

Hoewel de naam Theoriegarantie slechts twee letters van de naam Theoriegarant afwijkt en de aard van de ondernemingen en hun producten (theorielessen) overeenkomen, is er gelet op de vestigingsplaats en het relevante publiek geen verwarringsgevaar. Aangenomen wordt dat talloze rijschoolhouders soortgelijke theoriecursussen aanbieden en gelet op de omstandigheid dat de potentiële cursisten nog niet in het bezit van een rijbewijs zijn, is het voldoende aannemelijk dat potentiële cursisten voornamelijk in hun eigen regio een theoriecursus zullen volgen.

4.4.  Bij dit oordeel heeft de  voorzieningenrechter betrokken dat - zoals ter zitting is gebleken - de cursussen uitsluitend op haar locatie te Eindhoven verzorgt  en dat de cursussen van uitsluitend op haar locatie te Utrecht worden gegeven. Daarbij moet - gelet hetgeen partijen daarover ter zitting desgevraagd hebben verklaard - worden aangenomen dat in  Nederland talloze rijschoolhouders soortgelijke meerdaagse theoriecursussen aanbieden. Gelet hierop en gelet op de omstandigheid dat potentiële cursisten nog niet in het bezit zijn van een rijbewijs, acht de voorzieningenrechter het voldoende aannemelijk dat potentiele cursisten voomamelijk in hun eigen regio een theoriecursus zullen volgen. Aldus is de  voorzieningenrechter voorshands van oordeel  dat er tussen de plaatsen waar partijen hun activiteiten ontplooien voldoende geografische  spreiding zit, waardoor mogelijke verwarring bij  het relevante publiek wordt voorkomen. Dat partijen hun cursisten werven via hun websites, die ook buiten de regio's waar  partijen hun cursussen geven waarneembaar zijn, doeet daar neit aan af, Immers de cursussen zijn niet via internet, maar slechts op de locaties respectievelijk te Eindhoven en te Utrecht te volgen. Dat het mogelijk is dat partijen examenplaatsen op dezelfde CBR-locatie(s) benutten -nu ter zitting is gebleken dat [sic] examenplaatsen inkoopt bij CBR-locaties in de omgeving Eindhoven, maar ook (afhankelijk van de beschikbaarheid) daar buiten en [sic] bij de CBR-locatie Utrecht, maar ook (bij uitzondering bij CbR-locaties in de omgeving Utrecht - doet daar ook niet aan af. Immers, partijen hebben ter zitting verklaard dat zij de examenplaatsen vooraf per blok inkopen en dat zij bij deze inkoop geen rekening houden met de woonplaatsen van de (potentiële) cursisten, maar slechts met het aantal examenplaatsen dat naar verwachting nodig zal zijn. Op voorhand is het bij (potentiële) cursisten dus niet bekend op welke CBR-locatie zij examen zullen doen, zodat (potentiële cursisten zich bij hun keuze voor een theoriecursus hier niet door zullen laten leiden. Een en ander leidt er dus niet toe dat partijen buiten hun eign regio beschermenswaardige naamsbekendheid genieten.

Op andere blogs:
DomJur (Theoriegarant -Theoriegantie)

IEF 11322

Gebruik van de eerste letters van meerdere woorden

Rechtbank Breda 16 mei 2012, LJN BW5808 (Tilburgs Ambulatorium Neuropsychologie tegen X)

Eerdere berichten over TAN: hier.

Merkenrecht. Gebruik van een overeenstemmend teken als handelsnaam. Vrije beroepsbeoefenaren vallen niet onder het ondernemingsbegrip in de zin van de handelsnaamwet, zelfs niet in maatschapsverband. Ex artikel 2.4 sub f BVIE is er sprake van een merkdepot te kwader trouw. Auteursrecht op TAN houdt geen stand, de afkorting TAN is ontleend aan de woorden "Tilburgs Ambulatorium Neuropsychologie". Het gebruik van de eerste letters van meerdere woorden is niet aan te merken als creatieve keuze en komt aldus geen auteursrecht toe.

Rechtspraak.nl (aangevuld met relevante citaten): Inschrijving woordmerk TAN bij Benelux merkenbureau. Voor de beoordeling of sprake is van kwader trouw in de zin van artikel 2.4., sub f BVIE behoren alle omstandigheden van het geval in aanmerking te worden genomen. Onder het gebruik van een overeenstemmend merk voor soortgelijke diensten in de zin van artikel 2.4., sub f. BVIE is te verstaan het gebruik van een met het gedeponeerde merk overeenstemmend teken ter onderscheiding van diensten. Van gebruik in voormelde zin is sprake bij het voeren van een handelsnaam.

Op grond van de HNW ontstaat een recht op een handelsnaam indien sprake is van een onderneming in de zin van de HNW; een anders dan op incidentele basis naar buiten optredend georganiseerd verband dat op commerciële wijze en bedrijfsmatig deelneemt aan het economisch verkeer.

Vrije beroepsbeoefenaren zijn in beginsel niet aan te merken als onderneming in de zin van de HNW, zelfs niet wanneer zij hun beroep in maatschapsverband uitoefenen. Dat kan anders zijn indien die maatschap voldoet aan voormelde eisen die de HNW aan het begrip onderneming stelt. Bij de beoordeling of daarvan sprake is staat niet de tekst van de maatschapsovereenkomst, maar de daadwerkelijke feitelijke situatie voorop.

Commerciële wijze en bedrijfsmatig deelnemen aan het verkeer
3.6. De stellingen van [gedaagde(n)] die betrekking hebben op het gebruik van het teken TAN in de periode dat bij de UvT een onderzoekscentrum bestond onder de namen Tilburgs Ambulatorium Neuropsychologie en TAN, beoordeelt de rechtbank als volgt.

3.6.1. Het onderzoekscentrum c.q. de afdeling TAN binnen de UvT is naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als een anders dan op incidentele basis naar buiten optredend georganiseerd verband dat op commerciële wijze en bedrijfsmatig deelneemt aan het economisch verkeer. (...) De UvT zelf is geen verband dat op commerciële wijze en bedrijfsmatig deelneemt aan het economisch verkeer. Wanneer het TAN wel als zelfstandig naar buiten optredend georganiseerd verband zou zijn aan te merken, doet zij dat naar het oordeel van de rechtbank niet op commerciële wijze en bedrijfsmatig. Gesteld nog gebleken is dat het TAN met haar activiteiten een commercieel doel nastreefde. De aard van die activiteiten, te weten wetenschappelijk onderzoek het faciliteren van stages en het geven van opleidingen duidt daar niet op. (...) Waar het TAN niet is aan te merken als onderneming in de zin van de HNW kan zij geen handelsnaam in de zin van de HNW voeren en is geen sprake van een handelsnaamrecht. Bij gebreke van een handelsnaamrecht kan ook geen overdracht van een handelsnaam TAN van de UvT aan [gedaagde(n)] hebben plaatsgehad.

Vrije beroepsbeoefenaren / feitelijke situatie
3.8.1. In het kader van de Handelsnaamwet en de Handelsregisterwet plegen vrije beroepsbeoefenaren in beginsel niet onder het ondernemingsbegrip in de zin van de HNW te worden gerekend (zelfs niet wanneer zij in een maatschapsverband zijn georganiseerd). Dat is echter anders indien geoordeeld kan worden dat de uitoefening van een beroep zodanig is georganiseerd dat sprake is van een anders dan op incidentele basis naar buiten optredend georganiseerd verband dat op commerciële wijze en bedrijfsmatig deelneemt aan het economisch verkeer.

3.10. Met vorenstaande beoordeling geldt dat aan de eisen die artikel 2.4. sub f. BVIE stelt aan een depot te kwader trouw is voldaan. Echter bij de beantwoording van de vraag of sprake is van kwader trouw behoort rekening te worden gehouden met alle omstandigheden van het geval. Aan de orde is dan ook of [gedaagde(n)] andere feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die voldoende zwaarwegend zijn om toch geen depot te kwader trouw aanwezig te oordelen.

3.10.1. De rechtbank oordeelt de omstandigheid dat [gedaagde(n)] grote betrokkenheid heeft gehad bij het onderzoekscentrum van de UvT dat de namen Tilburgs Ambulatorium Neuropsychologie en TAN voerde en dat hij meende dat hem door de UvT het recht op gebruik van die namen als handelsnaam was overgedragen in het licht van de hiervoor aanwezig geoordeelde feitelijke en juridische situatie vanaf 2003 onvoldoende zwaarwegend. Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat [gedaagde(n)] meende ook vanaf 2003 de enige rechtmatige gebruiker van die namen te zijn. Voldoende zwaarwegende feiten en omstandigheden om geen depot te kwader trouw aan te nemen acht de rechtbank dan ook niet aanwezig. De rechtbank heeft bij de boordeling naar de aanwezigheid van kwader trouw voorts nog van belang geacht dat [gedaagde(n)] aanvankelijk bij de start van CV TAN aan de Spoorlaan geen, althans geen kenbare bezwaren heeft geuit tegen het gebruik van de voormelde namen.

Van een werk in de zin van de Aw is sprake als de schepping een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt. De rechtbank stelt voorop dat het auteursrecht er niet toe dient om een woord c.q. het gebruik van taal te monopoliseren. Hier ligt voor of het teken/woord TAN een werk in de zin van de Aw is. Die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. TAN is een afkorting die ontleend is aan de bewoordingen Tilburgs Ambulatorium Neuropsychologie. Het maken van een afkorting c.q. het gebruik van de eerste letters van meerdere woorden is niet aan te merken als berustend op creatieve keuzes. Er ligt geen creatieve arbeid aan ten grondslag, althans is deze te triviaal.

3.6.2. [gedaagde(n)] heeft voorts aangevoerd dat hij het auteursrecht op het teken TAN heeft, althans dat hij dat auteursrecht van de UvT overgedragen heeft gekregen. Het auteursrecht is een uitsluitend recht van de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst. Van een werk in de zin van de Aw is sprake als de schepping een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt. De rechtbank stelt voorop dat het auteursrecht er niet toe dient om een woord c.q. het gebruik van taal te monopoliseren. Hier ligt voor of het teken/woord TAN een werk in de zin van de Aw is. Die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. TAN is een afkorting die ontleend is aan de bewoordingen Tilburgs Ambulatorium Neuropsychologie. Het maken van een afkorting c.q. het gebruik van de eerste letters van meerdere woorden is niet aan te merken als berustend op creatieve keuzes. Er ligt geen creatieve arbeid aan ten grondslag, althans is deze te triviaal. Bij gebreke van een auteursrecht kan ook geen overdracht van een auteursrecht op het teken TAN door de UvT aan [gedaagde(n)] hebben plaatsgehad.

Op andere blogs:
DomJur

IEF 11303

Smit is een veelvuldig voorkomende familienaam

Beschikking kantonrechter Rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad 9 mei 2012, zaaknr. 59304 AZ VERZ 12-4 (Smit Telecom Bodegraven tegen Smit Telecom Urk)

Beschikking ingezonden door Maarten Russchen, Russchen Advocatuur.

Verzoeker Smit Telecom (uit Bodegraven) verzoekt om bij beschikking verweerder Smit Telecom (uit Urk) te bevelen de handelsnaam zodanig te wijzigen dat daarin de naam Smit niet voorkomt, noch een ander woord dat daarmee visueel en/of auditief overeenstemt. (art. 6 Hnw).

Verzoeker heeft gesteld zich te richten tot klanten in heel Nederland, maar heeft onvoldoende de bekendheid van de handelsnaam in Nederland, dan wel in de omgeving van Urk, aangetoond. Voorts is ook het verwarringsgevaar bij het relevante publiek niet vastgesteld. Daar waar verzoeker zich richt tot zakelijke afnemers voor telefooncentrales en bedrijfsnetwerken en geen winkel heeft, richt verweerder zich op de verkoop van mobiele telefoons en abonnementen voor particulieren en bedient hen vanuit zijn winkel te Urk. Het verzoek wordt afgewezen.

Proceskostenveroordeling: Op basis van 1019 Rv veroordeelt de kantonrechter verzoeker in de kosten ad € 1.739,78. Onderhavige procedure (art. 6 Hnw) is een procedure krachtens artikel 5 Handelsnaamwet als bedoeld in artikel 1019 Rv*.

12. De kantonrechter stelt voorop dat de handelsnaam Smit Telecom een beperkte bescherming toekomt nu de naam Smit een veelvuldig voorkomende familienaam betreft en de term Telecom in grote mate een beschrijvend karakter heeft.

* Zie ook: IEF 9848.

IEF 11294

Haar statutaire naam gaan gebruiken

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 9 mei 2012, KG ZA 12-340 (Van Dongen tegen Soonius c.s.)

Merkenrecht en handelsnaamrecht na faillissement. Soonius exploiteerden een transportbedrijf voor transport van groenten en fruit naar Scandinavië. Van Dongen nam, na het faillissement, het materieel en intellectuele eigendomsrechten over. Een van de zonen besluit het bedrijf van Van Dongen te verlaten en zet zijn werkzaamheden elders voort. Er is van uit te gaan dat Familie Soonius verplichtingen zoals omschreven in het relatiebeding, niet is nagekomen.

Soonius Logistics BV is haar statutaire naam gaan gebruiken als handelsnaam doordat zij onder die naam een onderneming is gaan voeren, terwijl hiervoor niet van enige activiteit sprake was. Zij doet dat onder meer door exploitatie van vrachtwagens of trailers waarop deze naam als handelsnaam wordt gevoerd, op een wijze als hieronder in beeld gebracht. De thans gevoerde ondernemingen zijn van gelijke aard en geografisch richten zij zich op dezelfde gebieden, waardoor voor het publiek verwarring te duchten is. Ingevolge artikel 5 handelsnaamwet is Soonius Logistics BV dit gebruik van een Soonius handelsnaam niet toe te staan.

Omdat Familie Soonius niet kan worden aangemerkt als degene die de onderneming onder de handelsnaam Soonius Logistics hebben gevoerd zal het verbod alleen worden toegewezen ten aanzien van Soonius Logistics BV. Het verbod tot verdere merkinbreuk zal worden toegewezen ten aanzien van zowel Soonius Logistics BV als Familie Soonius.

4.23. Van de handelsnaam Soonius Logistics is Logistics het deel wat beschrijft waar de te voeren onderneming zich op toelegt. Het onderscheidende deel is derhalve het woord Soonius. Op vergelijkbare wijze geldt voor de handelsnaam Soonius Transport van Van Dongen dat het woord Transport beschrijvend is en Soonius het onderscheidende deel. De door Soonius Logistics gevoerde handelsnaam wijkt derhalve in slechts geringe mate af van de handelsnaam die door Van Dongen al langer en rechtmatig wordt gevoerd. De thans gevoerde ondernemingen zijn van gelijke aard en geografisch richten zij zich op dezelfde gebieden, waardoor voor het publiek verwarring te duchten is. Ingevolge artikel 5 handelsnaamwet is Soonius Logistics BV dit gebruik van een Soonius handelsnaam niet toe te staan.

4.26. Het teken Soonius Logistics wordt door Soonius Logistics BV ter onderscheiding gebruikt op de trailers. Daarnaast is het teken gebruikt in de brief voor relaties in Scandinavië ter aanduiding van de nieuwe vervoersonderneming. Het onderscheidende deel van dit teken is gelijk aan het merk. Naar voorlopig oordeel is er dan ook sprake van gebruik van een overeenstemmend teken voor dezelfde of soortgelijke diensten. De verwarring is gegeven nu de nieuwe vervoersonderneming wordt gepresenteerd als een voortzetting van het gefailleerde Soonius. Dit gebruik maakt inbreuk op het merk SOONIUS van Van Dongen.

4.27. Het verbod tot verdere merkinbreuk zal worden toegewezen ten aanzien van zowel Soonius Logistics BV als Familie Soonius. Soonius Logistics gebruikt nog steeds het merk via de vermelding op de trailers. Familie Soonius heeft inbreuk makend gebruik gemaakt van het merk door actieve betrokkenheid bij de brief voor relaties in Scandinavië.

Relatiebeding
4.30. In reconventie vordert Familie Soonius primair de algehele schorsing van het relatiebeding dat met Familie Soonius is aangegaan, subsidiair de gedeeltelijke schorsing met bepaling van een schadevergoeding en meer subsidiair de afgifte van een lijst van relaties. Familie Soonius legt aan haar primaire en meer subsidiaire vordering ten grondslag artikel 7:653 BW alsmede artikel 19 lid 3 Grondwet.

4.31. Artikel 19 lid 3 Grondwet bepaalt dat het recht op vrije keuze van arbeid wordt erkend behoudens de beperkingen bij of krachtens de wet gesteld. Een zodanige wettelijke beperking is opgenomen in artikel 7:653 BW. Op grond van die bepaling kan het recht op arbeid contractueel worden ingeperkt met een concurrentiebeding.

4.32. Wat daar ook van zij, het onderhavige relatiebeding is geen concurrentiebeding in de zin van artikel 7:653 BW dat de leden van Familie Soonius beperkt in hun mogelijkheden elders werkzaam te zijn. Het relatiebeding, vastgelegd in artikel 8 van de arbeidsovereenkomsten, bepaalt dat geen zakelijke contacten mogen worden aangegaan met relaties van de werkgever. Relaties in die zin zijn niet andere ondernemingen op gebied van transport of logistiek. Het staat Familie Soonius dan ook vrij een nieuwe werkgever te zoeken op dit terrein, hetgeen zij ook hebben gedaan en waaraan Van Dongen niets in de weg heeft gelegd.

IEF 11199

Uitkijken over het naastgelegen natuurgebied De Peel

Vzr. Rechtbank 's-Hertogenbosch 16 april 2012, KG ZA 12-171 (Van Hoof vof tegen Heidebloemranch)

Uitspraak ingezonden door Frederick Leentfaar, Deterink.

Beschrijvende handelsnaam voor gebouwen die "veelal uitkijken over het naastgelegen natuurgebied De Peel". Van Hoof exploiteert een melkveebedrijf en een vakantieboerderij en heeft voor deze laatste de handelsnaam Vakantieboerderij Peelzicht ingeschreven. De nabij gelegen Heidebloemranch heeft een accommodatie/gebouw met de naam Peelzicht [red. in het vonnis is er sprake van een kennelijke verschrijving: "Peelven"]. Na onderling contact wenst eiser dat Heidebloemranch de naam Peelzicht niet gebruikt.

De naam Peelzicht is in de regio, zo is door Heidebloemranch onweersproken gesteld, een veel gebruikte naam om gebouwen (woonhuizen, boerderijen, een brasserie) mee aan te duiden. Dat is ook niet zo vreemd omdat die gebouwen veelal uitkijken over het naastgelegen natuurgebied De Peel. Het is daarmee een zuiver beschrijvende aanduiding. Ook Heidebloemranch gebruikt de naam Peelzicht om duidelijk te maken dat de accommodatie zicht heeft op De Peel, hetgeen Heidebloemranch met foto’s aannemelijk heeft gemaakt.

Voorts bestaan er grote verschillen tussen het publiek waar beide ondernemingen zich op richten. Waaronder de grootte van de groepen. De vakantieboederij kunnen maximaal 10 personen huisvesten, terwijl bij de Heidebloemranch een minimum van 16 personen wordt gehanteerd. Het is onvoldoende aannemelijk dat de Heidebloemranch onrechtmatig handelt jegens Van Hoof.

 

 4.2.    Van een onrechtmatige daad is sprake indien wordt voldaan aan de vereisten die worden genoemd in artikel 6:162 van het burgerlijk Wetboek (BW). Niet aannemelijk is geworden dat daarvan in dit geval sprake is, ook niet als daarbij als uitgangspunt wordt genomen dat Van Hoof daadwerkelijk sinds 2008 de handelsnaam Peelzicht gebruikt, zoals Van Hoof stelt en Heidebloemranch betwist. Heidebloemranch gebruikt de naam Peelzicht namelijk niet als handelsnaam, maar uitsluitend om er één van de binnen de onderneming aangeboden accommodaties mee aan te duiden. De naam Peelzicht is in de regio, zo is door Heidebloemranch onweersproken gesteld, een veel gebruikte naam om gebouwen (woonhuizen, boerderijen, een brasserie) mee aan te duiden. Dat is ook niet zo vreemd omdat die gebouwen veelal uitkijken over het naastgelegen natuurgebied De Peel. Het is daarmee een zuiver beschrijvende aanduiding. Ook Heidebloemranch gebruikt de naam Peelzicht om duidelijk te maken dat de accommodatie zicht heeft op De Peel, hetgeen Heidebloemranch met foto’s aannemelijk heeft gemaakt. Dat zij daarbij op onrechtmatige wijze zou meeliften op de goede naam en reputatie van Van Hoof, nog daargelaten de vraag waaruit die goede naam en reputatie nu precies bestaan en in hoeverre daaraan bijzondere bescherming toekomt, is niet aannemelijk geworden. Het door Heidebloemranch enkel (en naar waarheid) voeren van de naam Peelzicht voor één van haar accommodaties op zichzelf is daarvoor in elk geval onvoldoende.

4.3.    Voorts bestaan er grote verschillen tussen de ondernemingen van partijen. Zij zijn weliswaar beide gevestigd in dezelfde regio en op (voormalig) agrarische grond, zij richten zich, zo is wel duidelijk geworden, tot een ander publiek. De vakantieboerderij van Van Hoof is bedoeld voor mensen die het boerenleven van dichtbij willen ervaren en die ter plaatse onder meer een kijkje kunnen nemen in het agrarische bedrijf van (de zoon van) familie Van Hoof. Heidebloemranch daarentegen heeft luxe ingerichte groepsaccommodaties beschikbaar met onder andere daarbij een luxe manege en de mogelijkheid activiteiten op het gebied van paardenliefhebberij te verrichten. Het belangrijkste verschil is echter wel de grootte van de groepen die Van Hoof en Heidebloemranch kunnen huisvesten: op de vakantieboerderij van Van Hoof kunnen groepen terecht tot maximaal 10 personen. Dergelijke groepen kunnen bij Heidebloemranch nu juist weer niet terecht. Heidebloemranch richt zich op grotere groepen en hanteert daarbij een minimum van 16 personen en een maximum van 45. Van Hoof en Heidebloemranch hebben wat dat betreft dus geen overlap. Voor zover er al sprake zou zijn van verwarring bij het publiek, dan rijst de vraag in hoeverre Van Hoof daardoor schade zou lijden: zij kan immers geen groepen huisvesten die eigenlijk bij Heidebloemranch hadden willen boeken en andersom bestaat die mogelijkheid evenmin. Dat Van Hoof klanten zal mislopen als gevolg van door Heidebloemranch veroorzaakt verwarringsgevaar is daarmee niet aannemelijk geworden, althans dat gevaar moet niet zo groot worden geoordeeld dat rechterlijk ingrijpen thans geboden is.

4.4.    Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat onvoldoende aannemelijk is dat Heidebloemranch onrechtmatig handelt jegens Van Hoof en dat evenmin aannemelijk is geworden dat Van Hoof door het handelen van Heidebloemranch schade lijdt of dreigt te leiden. Daarmee is niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 6:162 BW. De vordering zal daarom worden afgewezen.

IEF 11093

Klikgebit dat niet als handelnaam wordt gebruikt

Vzr. Rechtbank Almelo 22 maart 2012, LJN BV9794 (Tandtechnisch Laboratorium Smit tegen Samenwerkende Tandartsen Oost-Nederland).

Uitspraak ingezonden door Martin Hemmer, AKD.

Handelsnaamrecht. Domeinnamen. Beide partijen houden zich bezig met het plaatsen van het product 'klikgebit' en promoten dit via de websites. Smit heeft als handels- en domeinnamen Klikgebitin1dag(.nl) en Klikgebitineendag(.nl), sinds april 2008 online. De Samenwerkende Tandartsen exploiteren de site klikgebitbinneneendag.nl.

Het is van belang of en in hoeverre de domeinnaam overeenkomt met de handelsnaam van de domeinnaamhouder en de inhoud van de website die men door het intypen ervan bereikt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen sprake is van handelsnaamgebruik omdat deze niet wordt gebruikt ter aanduiding van de onderneming (dat is namelijk Samenwerkende tandartsen). De vordering ex 5 HNW wordt afgewezen.

Smit heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij naar buiten treedt onder de naam klikgebitineendag. De naam wordt wel op visitekaartjes en in reclame op voertuigen vermeld, maar naast de handelsnaam Smit Tandtechniek. De vorderingen van Smit worden aldus afgewezen.

4.5. In dit geval staat vast tussen partijen dat Samenwerkende Tandsartsen Almelo als onderneming slechts onder deze naam naar buiten treedt. Verder staat vast dat zij de domeinnaam 'klikgebitbinneneendag.nl', die is geregistreerd, slechts gebruikt om potentiële klanten naar haar website te leiden. Op de website wordt het de bezoeker meteen duidelijk dat het de onderneming Samenwerkende Tandartsen Almelo is die een product aanbied, een klikgebit binnen een dag: "KIES VOOR EEN KLIKGEBIT BINNEN EEN DAG. Samenwerkende Tandartsen Almelo bieden het klikgebit in een dag.", met daaronder een kader met de tekst "samenwerkende tandartsen almelo" en onderaan de webpagina het logo van Samenwerkende Tandartsen met de adresgegevens van Samenwerkende Tandartsen Almelo.

De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat onder deze omstandigheden geen sprake is van handelsnaamgebruik. De domein 'klikgebitbinneneendag.nl' wordt aldus immers niet gebruikt ter aanduiding van de onderneming en ook niet als zodanig door het relevante publiek opgevat. Hieropt stuit de vordering. voor zover gegrond op artikel 5 HNW reeds af.

4.6. De overige stelling van partijen hieromtrent, waaronder de kwestie of Smit met de namen en domeinnamen feitelijk een onderneming drijft (en of de namen daarom moeten worden aangemerkt als handelsnamen), hadden dan ook in beginsel buiten beschouwing kunnen blijven. De voorzieningenrechter overweegt daarover toch het volgende. (...) Verder staat vast dat de website onder de domeinnaam 'klikgebitin1dag.nl', die is geregistreerd, geen zelfstandige inhoud heeft, nu de bezoeker na het intoetsen daarvan direct wordt doorgeleid naar de website onder de domeinnaam 'klikgebitineendag.nl'. Van handelsnaamgebruik van de domeinnaam 'klikgebitin1dag.nl' kan dan ook geen sprake zijn. (...) Resteert de vraag of Smit de naam 'klikgebitin1dag' en de domeinnaam 'klikgebitineendag.nl' gebruikt als handelsnaam. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat dat niet het geval is. De naam 'klikgebitin1dag' wordt weliswaar vermeld op visitekaartjes, reclame-uitingen en voertuigen, maar naast de handelsnaam Smit Tandtechniek. Daarmee kan niet worden gezegd dat de naam 'klikgebitin1dag' op zichzelf wordt gebruikt ter identificatie van de onderneming (...) en wordt ook niet als zodanig door het relevante publiek opgevat.

Lees het vonnis hier (grosse KG ZA 12-16, LJN BV9794).

Op andere blogs:
Emerce (domeinnaamruzie over klikgebit)
DomJur 2012-830

IEF 11050

Overtreding eenmalig, en mogelijk zelfs bij vergissing

Rechtbank Amsterdam 14 maart 2012, HA ZA 11-1504 (D. h.o.d.n. City Spa tegen Urban Lifestyle Nederland B.V. c.s. (De Zwaluwhoeve))

Uitspraak ingezonden door Jurian van Groenendaal, Boekx Advocaten.

In't kort: De meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam oordeelt op vergelijkbare wijze als de voorzieningenrechter [IEF 9150] en het Hof in spoedappel [IEF 9241] over de handelsnaaminbreuk. De verklaring voor recht ten aanzien van handelsnaamrecht wordt toegewezen. Ten aanzien van de dwangsommen is door het gebruikmaken van het teken "Amsterdam City Spa Amsterdam" of "City Spa" een beperkte dwangsom ad €500 verbeurd. Te meer nu van een aantal overtredingen kan worden verdedigd dat die overtreding eenmalig -mogelijk zelfs bij vergissing- is geweest. Nu een dwangsom per dag is opgelegd, kunnen pas dwangsommen verbeurd zijn indien daadwerkelijk op de desbetreffende dagen een inbreukmakend gebruik is geconstateerd. Het hoeft niet zo te zijn dat het voicemailbericht elke dag te horen is geweest.

Alle reconventionele vorderingen van Urban c.s. worden afgewezen. In conventie worden de proceskosten substantieel gematigd van ruim €12.000 naar €6.000, omdat City Spa op een belangrijk onderdeel in het ongelijk is gesteld.

Dwangsommen
4.12 De rechtbank is van oordeel dat voor een bevestigend antwoord op de vraag of in dit geval dwangsommen zijn verbeurd, niet voldoende is dat het aannemelijk kan worden geacht dat ook op andere dan de in het verslag van de deurwaarder genoemde dagen een dergelijke inbreuk is gemaakt. Dit klemt te meer nu van een aantal overtredingen kan worden verdedigd dat die overtreding eenmalig -mogelijk zelfs bij vergissing- is geweest, zoals de mededeling in een telefoongesprek of de vermelding in een afspraakbevestiging per e-mailberticht. Ook hoeft het niet noodzakelijkerwijs zo te zijn dat het weergegeven voicemailbericht van 20 maart 2011 elke dag te horen is geweest. Nu een dwangsom per dag is opgelegd, kunnen pas dwangsommen verbeurd zijn indien daadwerkelijk op de desbetreffende dagen een inbreukmakend gebruik is geconstateerd.

Kostenveroordeling
4.27 (...) wat betekent dat een bedrag van 95% van €13.288,50 = €12.624,08 aan kosten in conventie is gemaakt. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de billijkheid zich ertegen verzet dat dit bedrag in zijn geheel aan De Rond wordt toegewezen aangezien zij in deze procedure op een belangrijk onderdeel, te weten het gebruik van de naam City Spa Amsterdam met de toevoeging "Sarphatistraat" in het ongelijk is gesteld. Hierin ziet de rechtbank aanleiding om het bedrag aan proceskosten waartoe Urban zal worden veroordeeld substantieel te matigen tot een bedrag van € 6.000,- (...).

Op andere blogs: DomJur 2012-829

IEF 11012

Activa zonder redelijke vergoeding overgeheveld

Rechtbank Rotterdam 29 februari 2012, LJN BV8160 (Adiar Schoonmaak B.V. tegen De Rotterdamsche Groothandel)

Als randvermelding. Kunst & Recht. Bestuurdersaansprakelijkheid in / na faillissement in de kunstsector. Overheveling van activa, waaronder diverse IE-rechten.

De Rotterdamse Groothandel is een groothandel in kunst en meubelen en is enig aandeelhouder van Rotterdam Art Fund B.V.. Deze laatste heeft tot september 2010 gehandeld onder de namen "Kunst&Kitsch" en "Kunst&Kitsch aan de Rotte".. In november 2011 is Kitsch&Kunst B.V. opgericht. Adiar die schoonmaakwerkzaamheden verrichtte voor Rotterdam Art Fund werd niet meer betaald en vordert betaling.

De Rotterdamsche Groothandel B.V. c.s. hebben activa (de handelsnaam, haar naamsbekendheid, de inventaris, het klantenbestand, het personeel, de telefoon- en e-mailgegevens en de locatie) overgeheveld van Rotterdam Art Fund B.V. naar Kitsch&Kunst B.V. zonder dat hiervoor een redelijke vergoeding is betaald. Kunst&Kitsch B.V. heeft volgens de omschrijving in het handelsregister ook vrijwel dezelfde werkzaamheden.

De Rotterdamsche Groothandel bepleit dat deze waardevolle activa zijn overgeheveld zonder vergoeding, omdat deze nagenoeg geen waarde meer zou omvatten en dat goodwill in natura is betaald. Dit is een onvoldoende betwisting van de stelling van Adiar en op geen enkele wijze onderbouwd.

Gelet daarop is er betalingsonmacht gecreëerd en is er sprake van onzorgvuldig handelen dat Rotterdamsche Groothandel een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Er volgt hoofdelijke veroordeling van vijf vorderingen te vermeerderen met de wettelijke rente ex 6:119 BW.

Citaten zonder nummering:

Adiar heeft gesteld dat onder leiding van De Rotterdamsche Groothandel B.V. c.s. waardevolle activa zijn overgeheveld van Rotterdam Art Fund B.V. naar Kitsch & Kunst B.V., zonder dat daarvoor een vergoeding is betaald. Adiar heeft haar stellingen concreet onderbouwd door te stellen om welke activa het gaat (de handelsnaam, adres-, contact- en internetgegevens, de inventaris, het klantenbestand) en waarom zij van waarde zijn voor Kitsch & Kunst B.V. De Rotterdamsche Groothandel B.V. c.s. hebben slechts aangevoerd dat Rotterdam Art Fund B.V. nagenoeg geen waarde meer zou omvatten en dat goodwill in natura zou zijn betaald en daarmee hebben zij de stellingen van Adiar onvoldoende betwist. De Rotterdamsche Groothandel B.V. c.s. hebben aangevoerd dat Rotterdam Art Fund B.V. in grote financiële moeilijkheden verkeerde, niet meer levensvatbaar was en liquidatie de enige mogelijkheid was. Hierdoor hebben zij niet onrechtmatig gehandeld, aldus De Rotterdamsche Groothandel B.V. c.s. De rechtbank volgt echter Adiar in haar stelling dat dit nergens uit blijkt, aangezien De Rotterdamsche Groothandel B.V. c.s. deze stelling op geen enkele wijze hebben onderbouwd. Zij hadden dit bijvoorbeeld kunnen doen door jaarstukken, waaruit de financiële situatie van Rotterdam Art Fund B.V. zou blijken, te overleggen. Tevens zijn De Rotterdamsche Groothandel B.V. c.s. niet ingegaan op de aan een liquidatie voorafgaande vereffening (ex artikel 2:23 BW en verder) en de positie van de schuldeisers daarin. De rechtbank zal daarom aan dit verweer voorbij gaan.

Gelet op het bovenstaande, wordt geoordeeld dat De Rotterdamsche Groothandel B.V. c.s. hebben geweten of dat zij in ieder geval redelijkerwijs hadden behoren te begrijpen dat de door hen bewerkstelligde handelwijze (het onttrekken van activa aan Rotterdam Art Fund B.V.) betalingsonmacht bij Rotterdam Art Fund B.V. heeft gecreëerd, waardoor zij haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Dit handelen van De Rotterdamsche Groothandel B.V. c.s. als bestuurders van Rotterdam Art Fund B.V. is ten opzichte van Adiar zodanig onzorgvuldig dat hen daarvan een ernstig verwijt kan worden gemaakt.

IEF 11009

Integrale nakoming franchiseovereenkomst

Rechtbank 's-Gravenhage 6 januari 2012, LJN BV8021 (X Merk en Merk Modehandel B.V.)

Merknaam, handelsnaam en domeinnaamrecht in (niet rechtsgeldig) opgezegde franchiseverhouding. De franchiseovereenkomsten worden door franchisegever niet rechtsgeldig ontbonden. Daarom is de franchisegever gehouden tot integrale nakoming van de overeenkomsten, meer specifiek tot nakoming van de levering van merkproducten. Vooralsnog mag [X] het merk en de handelsnaam gebruiken en de exploitatie van de winkels voortzetten. De websites verwijzen slechts naar de winkellocaties en er worden geen producten te koop aangeboden. [X] dient zich uitdrukkelijk te onthouden van ander gebruik van het merk op de websites.

In citaten
1.3. Inbreuk op merk- en handelsnaam
Voorts is in diezelfde e-mail bezwaar gemaakt tegen het feit dat uw cliënte, zonder de vereiste voorafgaande schriftelijke toestemming, de domeinnaam [domeinnaam] heeft laten registeren met gebruikmaking van de beschermde handels- en merknaam "[merk]". In mijn e-mail d.d. 6 september 2011 is dit met verwijzing naar relevante contractsbepalingen nader toegelicht en tevens aangegeven dat (verdere) gebruikmaking van de merk- en handelsnaam c.q. het in de lucht brengen van een webshop via genoemde website onrechtmatig is.

In reconventie
2.4. [merk] vordert - zakelijk weergegeven na vermeerdering van eis - (1) [X] te verbieden (verder) inbreuk te maken op het merk en de handelsnaam '[merk]', meer in het bijzonder hem te verbieden gebruik te maken van opschriften, logo's en wandbelichting, van de naam '[merk]' in een eigen handelsnaam, domeinnaam en op internet, van de websites '[website 1]', '[website 2]' en '[website 3]', op straffe van een dwangsom, dan wel van lijfsdwang; (2) [X] te verbieden [merk]-artikelen te verhandelen; (3) [X] te veroordelen tot doorhaling van de handelsnamen '[X] [merk] [plaats 2]' en '[X] [merk] [plaats 1]' in het handelsregister van de Kamer van Koophandel; (4) [X] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 25.810,01, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en (5) [X] te verbieden om met wie ook binnen de [naam]-organisatie contact te hebben, op straffe van een dwangsom, dan wel van lijfsdwang, een en ander met veroordeling van [X] in de proceskosten.

3.4. Ten overvloede wordt overwogen dat de in de brief van [merk] van 7 november 2011 genoemde gronden voor ontbinding zich concentreren rond de gedragingen van [X] jegens medewerkers en andere franchisenemers van [merk] en dat daarover voorshands - tegenover de gemotiveerde betwisting door [X] - evenmin voldoende duidelijkheid is verschaft, terwijl bovendien niet in voldoende mate aannemelijk is geworden dat deze gedragingen een onmiddellijke ontbinding van de overeenkomsten tussen partijen rechtvaardigen. Hetzelfde geldt voor de mogelijke inbreuk op de merk- en handelsnaam van [merk] door het registreren van de meergenoemde domeinnaam door [X].

Kenbaar maken van mogelijk inbreuk
3.8. Primair heeft [X] aangevoerd dat [merk] haar vordering in reconventie in strijd met het bepaalde in artikel 7.2 van het 'Procesreglement kort gedingen rechtbanken sector civiel/familie' heeft ingesteld, aangezien zij bij brief van 16 december 2011 slechts de vorderingen, maar niet de gronden daarvoor heeft vermeld. Gelet op de aard van de vorderingen, de omstandigheid dat [merk] haar standpunt met betrekking tot de ontbinding van de franchiseovereenkomsten en de mogelijke inbreuk op haar merk en handelsnaam reeds in de correspondentie tussen partijen genoegzaam kenbaar heeft gemaakt en de vorderingen in reconventie ter zitting nader zijn toegelicht, is de voorzieningenrechter van oordeel dat [X] in staat is geweest om hiertegen op adequate wijze verweer te voeren, zodat hij door voormelde gang van zaken niet in zijn belangen is geschaad. Anders dan [X] heeft betoogd is [merk] dan ook ontvankelijk in haar reconventionele vorderingen.

Gebruik en exploitatie voortzetten
3.9. Onder verwijzing naar hetgeen is overwogen en beslist in conventie, dienen de franchiseovereenkomsten thans als onverkort geldend te worden aangemerkt, zodat [X] vooralsnog overeenkomstig het bepaalde in die overeenkomsten het merk en de handelsnaam '[merk]' mag gebruiken en de exploitatie van de winkels in [plaats 2] en [plaats 1] mag voortzetten. Voor toewijzing van het gevorderde gebod om de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel door te halen en het verbod om artikelen van het merk '[merk]' te verhandelen en gebruik te maken van het merk in de winkels, bestaat dan ook voorshands geen aanleiding.

Domeinnaam
3.10. Ter zake van het gevorderde gebod om het gebruik van de door [X] gebruikte websites te staken wordt overwogen dat [merk] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het [X] niet is toegestaan om [merk]-kleding te verhandelen via internet. Weliswaar maakt [X] gebruik van een drietal websites, maar voorshands is genoegzaam gebleken dat op deze websites slechts wordt verwezen naar de winkels in [plaats 1] en [plaats 2] en dat hij via internet geen producten te koop aanbiedt. Onder die omstandigheden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor toewijzing van het gevorderde verbod om de domeinnamen te gebruiken. Wel dient [X] zich uitdrukkelijk te onthouden van ander gebruik van het merk '[merk]' op de websites dan de hiervoor bedoelde verwijzing. Nu de vordering van [merk] op dit punt niet op dit gebruik is gericht, zal deze worden afgewezen.

- veroordeelt [merk] tot integrale nakoming van de franchiseovereenkomsten, meer specifiek tot nakoming van de levering van merkproducten van het merk '[merk]' aan [X] ter zake van de door [X] bestelde producten zoals bedoeld in artikel I van de franchiseovereenkomsten;

Op andere blogs:
DomJur 2012-823