Handelsnaamrecht  

IEF 11997

Zo goedkoop mogelijk hoog in zoekresultaten ontneemt onrechtmatig karakter niet

Rechtbank Dordrecht 14 november 2012, LJN BY2784 (Artiestenverloning B.V. tegen Prae artiestenverloning B.V.)

Zie eerder IEF 11037 en IEF 10184. Domeinnaamzaak. Handelsnaamrecht. Merkenrecht. In conventie: gedaagde gebruikt artiestenverloning.nl niet als handelsnaam, maar dit gebruik is wel onrechtmatig wegens verwarringsgevaar. Het belang van Prae om de domeinnaam te kunnen gebruiken omdat zij volgens eigen stelling dan op zo goedkoop mogelijke wijze hoog in de zoekresultaten van zoekmachines komt, ontneemt het onrechtmatig karakter niet aan haar handelwijze.

In reconventie: de enkele registratie van domeinnamen levert geen inbreuk op handelsnaamrecht of (beeld)merkrecht, maar is wel onrechtmatig wegens hinderlijk blokkeren. In citaten:

 

4.15.  AV vraagt wel een verbod van het specifieke gebruik door Prae; als domeinnaam voor haar website. Dat gebruik is naar het oordeel van de rechtbank wel onrechtmatig, ook al wordt in de domeinnaam een beschrijvende aanduiding gebruikt. De rechtbank wijst daarbij in de eerste plaats op de zeer nauwe overeenstemming met de handelsnaam en het emailadres van AV en, dientengevolge, de grote mate van verwarring(sgevaar). Voorts het feit dat partijen dezelfde diensten verrichten en zij beiden hebben meegedeeld dat mondelinge verwijzingen naar hun websites vaak voorkomen en men zich dan juist des te gemakkelijker kan vergissen. Voorts is van belang dat de handelsnaam van AV een zekere bekendheid heeft verworven, zoals AV heeft gesteld en voldoende heeft onderbouwd (productie 14 AV). Zo heeft bijvoorbeeld FNV/KIEM meegedeeld dat het bedrijf van AV een begrip is geworden in de wereld van de podiumkunsten en

“De service en activiteiten van Artiestenverloningen.nl staan bovenaan onze ‘voorbeeldfolders’ om potentiële leden het nut van een lidmaatschap van FNV Kiem te doen laten inzien. “

4.23.  Voor een geslaagd beroep op artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE is onder meer vereist dat verwarringsgevaar ontstaat bij het publiek. Prae stelt echter niet – en ook is niet gebleken – dat door de loutere registratie van de domeinnamen verwarringsgevaar ontstaat met het beeldmerk van Prae.

Wat artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE betreft geldt dat, daargelaten de overige vragen die in het kader van het beroep op deze bepaling moeten worden beoordeeld, in dit geval onvoldoende is gesteld door Prae om aan te nemen dat door de enkele registratie van de domeinnamen schade aan het onderscheidend vermogen en reputatie van haar beeldmerk wordt veroorzaakt.

4.23.  Voor een geslaagd beroep op artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE is onder meer vereist dat verwarringsgevaar ontstaat bij het publiek. Prae stelt echter niet – en ook is niet gebleken – dat door de loutere registratie van de domeinnamen verwarringsgevaar ontstaat met het beeldmerk van Prae.

Wat artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE betreft geldt dat, daargelaten de overige vragen die in het kader van het beroep op deze bepaling moeten worden beoordeeld, in dit geval onvoldoende is gesteld door Prae om aan te nemen dat door de enkele registratie van de domeinnamen schade aan het onderscheidend vermogen en reputatie van haar beeldmerk wordt veroorzaakt.

Onrechtmatige daad
4.25.  Zoals hierboven in r.o. 4.10 is overwogen is het op zichzelf niet onrechtmatig om gebruik te maken van een teken dat gelijkenis vertoont met een onderscheidingsteken van een ander. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig. Zo’n bijkomende omstandigheid kan (behalve verwarringsgevaar) zijn dat de enige bedoeling van de registratie is om specifiek aan een ander de mogelijkheid te ontnemen om de domeinnaam te registreren, zodat sprake is van hinderlijk blokkeren. Prae beroept zich daar op.

4.26.  Het enige doel van AV met de registratie is Prae de mogelijkheid te ontnemen om zelf de domeinnamen te registreren. Daarmee wil AV Prae bewegen tot ruilhandel; ruil van de door AV geregistreerde domeinnamen tegen de domeinnaam artiestenverloning.nl. Misschien zou dateen praktische oplossing van het geschil kunnen zijn, zoals AV aanvoert, maar het is onrechtmatig van AV om Prae daartoe op deze wijze te dwingen. Door de registratie van de domeinnamen door AV wordt Prae belemmerd in haar mogelijkheden om haar handelsnaam tevens als domeinaam te gaan gebruiken. Prae had daar tot nog toe geen belangstelling voor, zoals tijdens de comparitie is gebleken (zij wilde alleen maar de domeinnaam artiestenverloning.nl), maar dat kan veranderen nu zij in conventie in het ongelijk wordt gesteld.

Op andere blogs:
DomJur 2012-906 (Artiestenverloningen B.V. – Prae Artiestenverloning B.V.)

IEF 11966

Archief schonen van websites zoals Google valt daar niet onder

Hof 's-Hertogenbosch 23 oktober 2012, LJN BY2074 (Tilburgs Ambulatorium Neuropsychologie C.V. tegen Pontifix)

In't kort:
Executiegeschil over de vraag of dwangsommen zijn verbeurd. Na uitleg van het verbod conform de regel uit HR 5 april 2002, LJN AD8183 (Euromedica tegen MSD) oordeelt het hof dat het verbod niet is overtreden. Een redelijke uitleg van het verbod – tot het gebruik van handelsnamen – brengt mee dat het verbod zich beperkt tot het niet gebruiken van de handelsnamen; het “archief schonen” van websites zoals Google valt daar niet onder. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep (zie eerder op IE-Forum).

4.14. Het hof is van oordeel dat op de grond van de omstandigheden, dat
a) Pontifix en/of [geintimeerde sub 2.] enkel is verboden het gebruik van de handelsnamen voort te zetten,
b) [appellanten c.s.] tijdens de procedure, die leidde tot het verbod, niet aan de orde heeft gesteld dat onder het verbod ook moest worden begrepen het actief schonen van websites op het internet en
c) [geintimeerde sub 2.] het verbod ook niet in die zin heeft opgevat,
niet kan worden gezegd dat in ernst niet kan worden betwijfeld dat deze handelingen, het actief schonen van het internet, onder het opgelegde verbod zijn begrepen.
Een redelijke uitleg van het verbod brengt dan ook mee dat het verbod zich beperkt tot het niet gebruiken van de handelsnamen door Pontifix c.q. [geintimeerde sub 2.] zelf. Het actief schonen van websites zoals Google valt daar dus niet onder.
Dit leidt ertoe dat geen dwangsommen zijn verbeurd. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Pontifix c.s. tot opheffing van de ten laste van [appellanten c.s.] gelegde beslagen op juiste en deugdelijke gronden opgeheven.

Op andere blogs:
DomJur 2012-907 (Hof: TAN C.V. - Pontifix B.V.)
Internetrechtspraak (Hof 's-Hertogenbosch 23 oktober 2012 (actief schonen van Google))

IEF 11952

PSV heeft geen alleenrecht op domeinnaam met het woord PSV

Rechtbank 's-Gravenhage 31 oktober 2012, zaaknr. 412843/ HA ZA 12-189 (PSV n.v. tegen Geretti Sports b.v.)

Uitspraak ingezonden door Luc Tacx, Goorts & Coppens advocaten.

PSV is houdster van verschillende merken voor waren in klasse 25 (kledingstukken, schoeisel en hoofddeksels) onder het Benelux-woordmerk PSV. Onder deze PSV-merken worden met toestemming van PSV diverse producten op de consumentenmarkt gebracht waaronder wedstrijdshirts voor de voetbalclub, casual kleding en badartikelen. Daarnaast exploiteert PSV een website voor PSV artikelen, www. psvfanstore.nl.

Geretti Sport exploiteert een sportwinkel te Helmond. Zij verkoopt offiële PSV artikelen. Naast de winkel, exploiteert Geretti verschillende webwinkels, waaronder psvshop.nl. Op naam van Geretti Sports staan meerdere domeinnamen geregistreerd waarin de naam PSV is verwerkt. PSV stelt dat Geretti met het gebruik van de domeinnamen inbreuk heeft gemaakt op het merk van PSV. PSV  vordert dat Geretti Sports iedere inbreuk op het merk en de handelsnaamrechten van PSV staken en gestaakt te houden en dat de domeinnamen van Geretti worden overgedragen aan PSV. De rechtbank wijst de vorderingen af, PSV heeft onvoldoende onderbouwd aangevoerd dat er sprake is van verwarring.

4.11. De rechtbank is van oordeel dat indien en voor zover hier al sprake is van handelsnaamgebruik en nog geen sprake van is van verwarring in handelsnaamrechtelijke zin, althans PSV heeft daarvoor onvoldoende onderbouwd aangevoerd. Er is onvoldoende onderbouwd aangevoerd dat tot de conclusie leidt dat de gemiddelde internetgebruiker bij een bezoek aan de webshop van Geretti Sports zal (kunnen) denken dat hij bij de webshop van PSV is beland, of daaromtrent in verwarring kan zijn. Daarvoor is de vermelding van Geretti Sport duidelijk genoeg. Verwarring omtrent de herkomst van de van op de website aangeboden artikelen, is niet door PSV gesteld en ligt niet voor de  hand aangezien de aangeboden artikelen door of met toestemming van PSV op de markt zijn gebracht. Bezoekers zullen dan ook terecht denken dat de aangeboden artikelen originele PSV-artikelen zijn, hetgeen derhalve evenmin tot verwarring leidt. De op het handelsnaamrecht gegronde vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.

De rechtbank

5.1. wijst de vorderingen af.

Lees de grosse HA ZA 12-189, schone pdf HA ZA 12-189.

Op andere blogs:
DeGierStam (PSV krijgt van de rechter geen verbod tegen psvshop.nl)
DirkzwagerIEIT (Domeinnaam psvshop.nl niet naar PSV)
DomJur 2012-911 (PSV N.V. – Geretti Sports B.V.)
Webwinkelrecht (Een merk in een domeinnaam)

IEF 11951

Webshop Streetone.nl mag niet bestaan zonder voorafgaande toestemming franchisegever

Rechtbank 's-Gravenhage 19 september 2012, LJN BY1753 ([A] Street One Barneveld / Wijchen tegen Street-one Modehandel b.v.)

Merkenrecht. Franchiseovereenkomst. Domeinnaam. Geen onjuiste prognoses franchisegever. Franchisegever Street One Modehandel B.V. heeft op haar rustende zorgplicht om advies en bijstand te geven om tot een succesvolle exploitatie te komen nageleefd. Geen schuldeisersverzuim franchisegever. Tekortkoming in de nakoming van de franchiseovereenkomsten door franchisenemer door ontoelaatbaar gedrag en het maken van inbreuk op de merk- en handelsnaamrechten door zonder de daarvoor vereiste schriftelijke toestemming een domeinnaam te laten registreren en via de website met die domeinnaam een webshop te openen. Ontbinding van de franchiseovereenkomsten door de franchisegever en schadeplichtigheid franchisenemer.

4.29 Uit de inhoud van de overeenkomsten en de zin die partijen daar in de gegeven omstandigheden aan mochten toekennen en wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, volgt dat samenwerking een essentieel onderdeel is van de contractuele relatie tussen partijen. Dit staat met zoveel woorden in de POS-overeenkomsten en volgt ook meer in het algemeen uit het gegeven dat in de gangbare verschijningsvorm van franchising sprake is van een systeem een hechte en voortdurende samenwerking tussen de betrokken partijen.
De uitingen van [A] getuigen van weinig respect, zijn niet constructief en zijn niet gericht op samenwerking. [A] heeft zich gedurende een langere periode zo geuit in de contacten met Street One en is daarmee doorgegaan nadat Street One hem erop had gewezen dat hij daarmee moest stoppen. De onder 4.25 geciteerde e-mailberichten van 25 december 2011 bevestigen dit beeld.
Van Street One kon niet worden gevergd dat zij het voortduren van dit gedrag van [A], ook na herhaalde verzoeken om dat na te laten, zou (blijven) billijken en de samenwerking met [A] zou voortzetten. Dit leidt tot de conclusie dat [A] met zijn gedrag de (verdere) samenwerking onmogelijk heeft gemaakt. Hij is daarmee toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomsten.

ad v) registreren domeinnaam www.streetone.nl en gebruik domeinnaam voor webshop
4.30Met het registreren van de domeinnaam en het gebruik daarvan voor de door hem gelanceerde website heeft [A] gebruik gemaakt van de merk- en handelsnaam STREET ONE. [A] heeft daar nooit met zoveel woorden toestemming voor gekregen van Street One.

4.32 Uit het voorgaande volgt dat [A] zonder recht of toestemming van Street One gebruik heeft gemaakt van de merk- en handelsnaam STREET ONE door het registreren van de domeinnaam en voor de door hem gelanceerde website. Voor de webshop geldt bovendien dat [A] niet heeft bestreden dat zijn activiteiten dienaangaande niet voldoen aan de daaraan door Street One gestelde en aan hem kenbaar gemaakte eisen.
Ook in dit opzicht is [A] dus toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomsten. Dat Street One niet meteen heeft geageerd tegen de registratie van de domeinnaam door [A], maakt het voorgaande niet anders, net zo min als het voorkomen van de naam Street One in domeinnamen van andere franchisenemers, die kleding van Street One zouden verkopen via webshops. Of deze stellingen van [A] juist zijn kan dus in het midden blijven.

De rechtbank
in conventie
5.1.wijst de vordering af;

in reconventie
5.2 verklaart voor recht dat de POS-overeenkomsten op 7 november 2011 buitengerechtelijk zijn ontbonden;

5.3 veroordeelt [A] tot betaling van schadevergoeding aan Street One op te maken bij staat en te vereffenen bij wet;

Op andere blogs:
DomJur 2012-909 (Street One – Street-One Modehandel B.V.)
Sprout (Webwinkel beginnen met de naam van je franchisegever? Eerst even kijken of dat wel mag!)
Internetrechtspraak (Rechtbank 's-Gravenhage 19 september 2012 (Street One))

IEF 11950

Het bestanddeel 'advies' niet meer voeren

Vzr. Rechtbank Almelo 2 oktober 2012, LJN BY1638 (Twentaccount Advies B.V. tegen vof Twent Account Bedrijfs- en Fiscaal Advies)

Handelsnaamrecht. In de ontbindingsovereenkomst van de maatschap is bepaald: “Beide partijen blijven het recht houden de naam Twentaccount en de slogan “de mensen achter de cijfers” te voeren. Nadat de samenwerking in de maatschap Twentaccount was beëindigd, is [N] – conform de ontbindingsovereenkomst – verder gegaan met Twentaccount Advies B.V. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben – eveneens conform de ontbindingsovereenkomst – een start gemaakt met de v.o.f. Twentaccount Accountants en Fiscalisten.

Onder het eerste gedachtestreepje vordert Twentaccount Advies – kort gezegd – dat gedaagden hun handelsnaam zodanig moeten wijzigen dat daarin het bestanddeel ‘advies’ niet meer voorkomt.

De voorzieningenrechter beveelt gedaagden hoofdelijk om binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis de handelsnaam Twentaccount Bedrijfs & Fiscaal advies zodanig te wijzigen dat het bestanddeel “advies”daarin niet meer wordt gevoerd en bepaalt dat dit bevel geldt voor iedere openbare uiting (waaronder briefpapier, website enz.); en  verbiedt gedaagden hoofdelijk om vanaf de 31ste dag na betekening van dit vonnis in hun handelsnaam de term “advies” te bezigen.

4.2.  Niet in geschil is dat het wijzigen van de handelsnaam door gedaagden an sich niet in strijd is met artikel 6 van de ontbindingsovereenkomst. Twentaccount Advies heeft zich echter op het standpunt gesteld dat het gedaagden op grond van artikel 6 van de ontbindingsovereenkomst verboden is om het bestanddeel “advies” in hun handelsnaam te gebruiken. Gedaagden hebben aangevoerd dat dit artikel zo niet kan worden uitgelegd.

4.12.  Ten aanzien van de (uiterst subsidiaire) stelling van gedaagden dat het gevorderde onder het eerste gedachtestreepje in de dagvaarding dient te worden afgewezen omdat geen toegevoegde waarde heeft ten opzichte van het onder het tweede gedachtestreepje gevorderde, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Onder het eerste gedachtestreepje vordert Twentaccount Advies – kort gezegd – dat gedaagden hun handelsnaam zodanig moeten wijzigen dat daarin het bestanddeel ‘advies’ niet meer voorkomt. De vordering tot wijziging van de handelsnaam is iets anders dan de vordering dat gedaagden de handelsnaam niet meer mogen bezigen. Dit laatste kan immers ook zonder de handelsnaam bij de kamer van koophandel te laten wijzigen.

IEF 11934

Zinspeling op de handelsnaam van klager

RCC 19 oktober 2012, dossiernr. 2012/00852 (Hans Anders tegen Beter Horen)

Hans Anders TV Commercial - Oost Indisch doof.

Handelsnaam/merkgebruik in reclame. Reclamerecht. Ongeoorloofde vergelijkende reclame. De bestreden reclame-uiting komt voor in een televisiecommercial van Hans Anders, waarin een man voor een winkel staat waar een oranjekleurige poster hangt met de afbeelding van een hoortoestel en de tekst “gratis hoortest”. De man zegt, op verontwaardigde toon: “Ik wil gewoon niet te veel betalen voor een goed hoortoestel. Maar volgens mij zijn ze hier (de man wijst op de winkel achter zich) zelf Oost-Indisch doof. Beter horen kost nou eenmaal geld, zeggen ze.”

De gemiddelde consument zal begrijpen dat het onderdeel van de commercial, waarin de man een afkeurend gebaar maakt naar de winkel achter hem en zegt “Ik wil gewoon niet te veel betalen voor een goed hoortoestel. Maar volgens mij zijn ze hier zelf Oost-Indisch doof. Beter horen kost nou eenmaal geld, zeggen ze”, humoristisch en niet serieus is bedoeld, en dat met een knipoog een verwijzing wordt gemaakt naar ‘Hollandse krenterigheid’. Niet kan worden geoordeeld dat Hans Anders zich hierdoor kleinerend uitlaat over Beter Horen of de goede naam van Beter Horen schaadt.

Voor zover al wordt geoordeeld dat in de commercial sprake is van een verwijzing naar of zinspeling op de handelsnaam van klager, dan betreft dit een speelse verwijzing die toelaatbaar is.

Beter Horen voert echter ook zodanig geprijsde hoortoestellen in het assortiment dat bijbetaling niet nodig is. Door de onjuiste presentatie in de commercial krijgt de consument een verkeerd beeld. Hans Anders verweert zich door te stellen dat met een knipoog een verwijzing wordt gemaakt naar ‘Hollandse krenterigheid’. Niet kan worden geoordeeld dat Hans Anders zich hierdoor kleinerend uitlaat over Beter Horen of de goede naam van Beter Horen schaadt. De Commissie vindt dat de uiting gepaard gaat met onjuiste informatie. De Commissie beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

3. Op grond van het voorgaande is sprake van vergelijkende reclame in de zin van artikel 13 NRC. Vergelijkende reclame is, wat de vergelijking betreft, geoorloofd indien aan de in artikel 13 NRC (onder a t/m h) genoemde voorwaarden is voldaan. De eerste voorwaarde luidt dat de vergelijking niet misleidend is in de zin van de NRC. Naar het oordeel van de Commissie wordt aan deze voorwaarde niet voldaan.

In de commercial wordt gesuggereerd dat voor hoortoestellen bij Beter Horen en andere concurrenten altijd geld betaald moet worden, terwijl bepaalde hoortoestellen bij Hans Anders voor 0 euro verkrijgbaar zijn. Vast staat dat met de in de commercial aangeboden “nul euro hoortoestellen” wordt gedoeld op de hoortoestellen waarvan de aanschafprijs niet boven de (tot 1 januari 2013 geldende) vergoedingslimieten van de Rzv uitkomen, zodat de (verzekerde) consument geen eigen bijdrage hoeft te betalen. Als onweersproken is echter komen vast te staan dat ook Beter Horen en andere concurrenten zodanig geprijsde hoortoestellen in het assortiment voert dat deze onder de vergoedingslimiet van de Rzv vallen en bijbetaling dus niet nodig is.

Op andere blogs:
DirkzwagerIEIT (TV-Spot Hans Anders: "Beter horen kost nou eenmaal geld" in strijd met reclamecode)

IEF 11912

Noot bij Vzr. Rechtbank Amsterdam Torture musea

O.H.J. Schmutzer, Noot bij Vzr. Rechtbank Torture musea (IEF 1832), IE-Forum IEF 11912.

Een bijdrage van Olav Schmutzer, Certa Legal advocaten.

Op 4 oktober jl. heeft de Voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam vonnis gewezen in de zaak Kinderdagverblijf Bambini B.V. / Aquaris B.V. Ik plaats graag een noot bij deze uitspraak (IEF 11832).
(...)
Twee kanttekeningen van mijn kant.

De eerste betreft het beschrijvende karakter van de handelsnamen. In het vonnis lijkt de merkenrechtspraak als uitgangspunt te worden genomen. Een fenomeen dat men, mijns inziens onterecht, vaker ziet indien geoordeeld moet worden over een beschrijvende handelsnaam. Niet de bescherming tegen verwarringsgevaar lijkt dan voorop te staan, maar het Freihaltebedürfnis op grond waarvan bepaalde aanduidingen in het algemeen belang voor iedereen vrij beschikbaar moeten blijven.
(...)
De tweede kanttekening ziet op de waardering van de handelsnamen die door Aquaris worden gebruikt. Aquaris heeft de naam MUSEUM OF MEDIEVAL TORTURE INSTRUMENTS als handelsnaam ingeschreven. Deze ingeschreven naam lijkt beslissend te zijn in het oordeel van de Voorzieningenrechter, getuige de laatste zinnen van r.o. 4.4. Op haar gevel staat echter de verkorte naam MEDIEVAL TORTURE. Aquaris voerde aan daar goede redenen voor te hebben, maar dat maakt het feit niet anders.

Artikel is ingekort, lees de gehele bijdrage hier.

IEF 11889

Wijziging handelsregister tijdig doorgeven

Kantonrechter Rechtbank Haarlem 3 oktober 2012, LJN BY0507 (Asbest Partners Brabant B.V. tegen Zon Uitzendorganisatie voorheen h.o.d.n. Asbest Partners Nederland)

Handelsnaamwetzaak. Verweerder had voor de mondelinge behandeling al wijziging aangebracht. Verzoek is daarom afgewezen, maar er is wel een kostenveroordeling uitgesproken.

Asbest Partners houdt zich bezig met sanering en overig afvalbeheer. Zon Uitzendorganisatie voert vanaf 12 januari 2012 (inschrijving in handelsregister) de handelsnaam Asbest Partners Nederland. Asbest parnters voert aan dat  Zon Uitzendorganisatie een handelsnaam die in strijd is met artikel 5 van de Handelsnaamwet (Hnw). Zon Uitzendorganisatie heeft op 18 juli 2012 al aan het verzoek voldaan door de handelsnaam “Asbest Partners Nederland” uit het Handelsregister te laten verwijderen (legt een uittreksel als bewijs over). Zon Uitzendorganisatie had de proceskosten kunnen voorkomen door Asbest Partners Brabant tijdig van de wijziging in het Handelsregister op de hoogte te brengen. Zon wordt veroordeeld tot betaling van de redelijke en evenredige gerechtskosten (1019h Rv)

 

5.  De kantonrechter is van oordeel dat de handelsnaam “Asbest Partners Nederland” in te geringe mate afwijkt van de handelsnaam Asbest Partners Brabant en dat van die geringe afwijking, in verband met de aard van de beide ondernemingen, bij het publiek verwarring tussen de beide ondernemingen te duchten is. Hieraan doet niet af dat Asbest Partners Brabant in Veghel en Zon Uitzendorganisatie in Haarlem is gevestigd, omdat onweersproken is dat Asbest Partners Brabant via het internet in geheel Nederland actief is.

6.  Gelet op de inhoud van de brief van Zon Uitzendorganisatie van 7 juni 2012 stond Asbest Partners Brabant geen andere weg open dan het indienen van het onderhavige verzoek.

7.  Zon Uitzendorganisatie had de proceskosten kunnen voorkomen door Asbest Partners Brabant tijdig van de wijziging in het Handelsregister op de hoogte te brengen. Zon Uitzendorganisatie stelt dat zij dit bij brief aan de gemachtigde van Asbest Partners Brabant heeft gedaan, maar daarvan is geen bewijs overgelegd. De kantonrechter kan er dus niet van uitgaan dat die kennisgeving inderdaad is gedaan. Om die reden kan niet worden gezegd dat de zitting ten onrechte is gehouden.

8.  Gelet op het vorenstaande zal Zon Uitzendorganisatie de kosten van de procedure moeten dragen. Zij had dit kunnen voorkomen door zich in een eerder stadium goed op de hoogte te stellen van de mogelijkheden om de gewenste handelsnaam te gaan gebruiken. In dat verband heeft Zon Uitzendorganisatie aangevoerd dat zij is afgegaan op de mededeling van de kamer van koophandel dat de naam gebruikt kon worden. Zon Uitzendorganisatie ziet daarbij echter over het hoofd, dat het feit dat de naam niet gebruikt was, niet wegnam dat de handelsnaam, zoals hierboven al is overwogen, op verboden wijze in te geringe mate afwijkt van de handelsnaam Asbest Partners Brabant.
Op andere blogs:
Internetrechtspraak (Sector kanton Rechtbank Haarlem 3 oktober 2012 (Asbest partners))


IEF 11884

Geen "verbondenheid" die verder gaat dan complementariteit

Rechtbank 's-Hertogenbosch 3 oktober 2012, HA ZA 11-931 (DEAC Nederland tegen COFFENCO, voorheen Coffema)

Uitspraak ingezonden door Aron Das Gupta en Elsje de Bie, VMW Taxand.

Merkenrecht. Soortgelijkheid, verbondenheid. Handelsnaamrecht. Bodemprocedure na IEF 9528, waarin werd overwogen: Dat alles neemt echter niet weg dat de waren van partijen wel zodanig met elkaar verbonden zijn. dat deze naar het oordeel van de rechter kunnen worden aangemerkt als soortgelijk.

De rechtbank stelt vast dat er geen soortgelijkheid bestaat tussen de als generieke koffie aan te merken waar van DEAC en de voor vele koffiemerken geschikte koffiemachines en geeft hiervoor drie gronden, hieronder in citaat 4.3.2.

De stelling van DEAC dat met het gebruik van het merk COFFEMA door Coffenco ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit de reputatie en de exclusiviteit van CAFEMA wordt verworpen nu iedere onderbouwing ontbreekt. DEAC voert ook dat een reëel gevaar bestaat dat de aantrekkingskracht van CAFEMA (voor kwaliteitskoffie) verminderd als onder het merk COFFEMA schoonmaakartikelen voor koffiemachines wordt verkocht. De vorderingen worden afgewezen en DEAC wordt veroordeeld in de proceskosten ad €30.000.

Verbondenheid
4.3.2. Het argument van DEAC dat haar koffie in hoge mate verbonden is met de koffiemachines van Coffenco, omdat die machines specifiek bedoeld zijn voor het bereiden van het type koffie dat zij verkoopt faalt op drie gronden:
a. het mist feitelijke grondslag inzoverre dat zij zowel espresso- als "gewone" koffiemachines verhandelt. (...)
b. "Verbondenheid" die verder gaat dan complementariteit is geen criterium dat in de rechtspraak een rol speelt
c. Consumenten (i.c. de professionele gebruikers) moeten het gebruikelijk en normaal vinden deze waren samen te gebruik en vereist dat zij het normaal vinden dat de waren onder hetzelfde merk op de markt worden gebruikt (Vgl. voor deze maatstaf: GvEA EG, 11 juni 2007, T-150/04, Tosca Blu). Daarvan is geen sprake.

4.3.3. Voor de volledigheid merkt de rechtbank nog op dat het bijzondere geval dat koffie wordt aangeboden in een bijzondere vorm (zoals "pads") ten gebruike in een bijzonder daarop afgestemde machine, zich hier niet voordoet.
Merkenrecht 2.20 lid 1 sub c BVIE
4.5.2. De stelling van DEAC dat met het gebruik van het merk COFFEMA door Coffenco ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit de reputatie en de exclusiviteit van CAFEMA wordt verworpen nu iedere onderbouwing daarvoor ontbreekt.
DEAR voert voorts aan dat, nu zij onder het merk CAFEMA kwaliteitskoffie verkoopt aan de horecabranche en Coffenco onder het merk COFFEMA schoonmaakartikelen voor koffiemachines wil verkopen aan dezelfde horecabranche, een reëel gevaar bestaat dat de aantrekkingskracht voor het merk CAFEMA vermindert waardoor er afbreuk wordt gedaan aan de reputatie van CAFEMA.
De rechtbank is van oordeel dat het merk COFFEMA geen afbreuk doet aan de reputatie van DEAC's CAFEMA. Onbetwitst heeft Coffenco gesteld dat DEAC ook zelf reinigingsmiddelen verkoopt. Dat DEAC zelf het teken COFFEMA kleiner op de flacons vermeldt doet daaraan niet af...
4.5.3. Daarmee is op twee punten niet voldaan aan de eisen die artikel 2.20 lid 1 sub c BVIE voor bescherming stelt en faalt de vorderingen van DEAC ook op deze grondslag.
Handelsnaam
4.7. Voor zover DEAC haar vorderingen mede heeft gebaseerd op artikel 5a Hnw of artikel 6:162 BW stranden zij eveneens.
4.[7].2. De strekking van artikel 5a Hnw is om het gebruik te verbieden van een handelsnaam in strijd met een beter merkenrecht van een ander. Maar waar in de voorgaande alinea concluderend werd vastgesteld dat het gebruik van COFFEMA geen merkinbreuk oplevert, geldt voor het gebruik van datzelfde teken als handelsnaam hetzelfde.

Op andere blogs:
Chiever (Coffema wint zaak van Cafema)

IEF 11862

Gescheiden door een spatie in de broncode

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 10 oktober 20012, zaaknr. 425773 / KG ZA 12-902 (GreenGraffiti tegen Janssens h.o.d.n. Graffitinetwerk)

Merkenrecht. Beschrijvend gebruik in metatags en all tags. Handelsnaamrecht.

GreenGraffiti verzorgt (buiten)reclamecampagnes en is actief in onder meer Nederland, Duitsland, Italië, Bulgarije en Finland. Zij brengt  tijdelijke reclameboodschappen aan via Reverse graffiti, middels het schoonspuiten van een stuk straat of muur dat gedeeltelijk is afgedekt door een mal. Zij is houdster van woordmerk en beeldmerk met woordelement GREENGRAFFITI. Janssens drijft een eenmanszaak via een website graffitinetwerk.nl die ook via green-graffiti.nl en green-graffiti.com is te bereiken. Ook in de broncode zijn de (beschrijvende) woorden GREEN en GRAFFITI opgenomen.

Over de geldigheid Gemeenschapsmerk: Kennelijk oordeelde het OHIM dat het merk niet uit beschrijvende woorden bestaat, althans dat het merk in zijn geheel bezien (mede omdat het aan elkaar is geschreven) de drempel (net) haalde. De bewijzen die GreenGraffiti heeft overgelegd om inburgering aan te tonen overtuigen voorshands onvoldoende om een ruimere beschermingsomvang aan te nemen.

Uit de overgelegde voorbeelden blijkt naar voorlopig oordeel dat het gebruik van de keywords in zijn website en in andere teksten als beschrijvend is aan te merken, nu het om aanduidingen van activiteiten van Janssens gaat en hij ook steeds een spatie aanbrengt tussen beide woorden. Ook het gebruik als metatag en alt tag is voorshands als beschrijvend aan te merken, nu hij ook hier een spatie aanbrengt en de woorden onderdeel uitmaken van een verzameling keywords.

Wel is er sprake van inbreuk op het merkenrecht GREENGRAFFITI door de domeinnamen green-graffiti.nl en green-graffiti.com te gebruiken.

Merkenrecht
4.11. Uit de overgelegde voorbeelden blijkt naar voorlopig oordeel dat dit gebruik in zijn website en in andere teksten als beschrijvend is aan te merken, nu het om aanduidingen van activiteiten van Janssens gaat en hij ook steeds een spatie aanbrengt tussen beide woorden. Ook het gebruik als metatag en alt tag is voorshands als beschrijvend aan te merken, nu hij ook hier een spatie aanbrengt en de woorden onderdeel uitmaken van een verzameling keywords. Dergelijke keywords bestaan in het algemeen uit woorden of teksten waarvan de eigenaar van de website vindt dat deze van belang zijn om bezoekers te trekken. Dat belang kan op zichzelf worden gezocht in het refereren naar het merk van een ander (omdat een alternatief wordt aangeboden) maar even goed in aanduiding van de aard van de aangeboden dienst. In beide gevallen echter is er een loyaliteitsverplichting richting merkhouder GreenGraffiti (artikel 12 sub b GMVo respectievelijk de jurisprudentie van het HvJ EU inzake Google France/Louis Vuitton Malletier ea, 23 maart 2010, C-236-238/08). Voor wat betreft de website graffitinetwork.nl heeft GreenGraffiti niet gesteld dat die loyaliteitsverplichting zou zijn geschonden en valt zulks ook anderszins niet in te zien nu (als gezegd) de woorden op beschrijvende manier worden gebruikt en steeds met een spatie worden gescheiden. Voor zover het gevraagde verbod dit gebruik tracht te verbieden moet het derhalve worden afgewezen.

4.12. Voor wat betreft de websites green-graffiti.com en green-graffiti.nl stelt GreenGraffiti echter dat onvoldoende duidelijk wordt gemaakt van wie deze afkomstig zijn en wie de dienst uiteindelijk aanbiedt. Naar voorlopig oordeel heeft Janssens op de website (zoals die is overgelegd) inderdaad niet voldoende duidelijk aangegeven dat de informatie van hem afkomstig is en niet van GreenGraffiti. Er is geen duidelijke bedrijfsnaam of -logo zichtbaar, zoals wel het geval is op de website graffitinetwork.nl. Bovendien wordt op de pagina met contactinformatie geen bedrijfsnaam genoemd. In zoverre zou een bezoeker derhalve in verwarring kunnen komen over wie verantwoordelijk is voor de website en kunnen denken dat dit GreenGraffiti is. Die verwarring heeft zich kennelijk ook al concreet voorgedaan, getuige de als productie 11 door GreenGraffiti overgelegde emailcorrespondentie van een bezoekster van de website. Minst genomen wordt het de internetgebruiker (te) moeilijk gemaakt dit uit te vinden. Aan het voorgaande wordt onvoldoende afgedaan door het gebruik van een emailadres eindigend op “@graffitinetwork.nl” op de pagina met contactinformatie en een tamelijk onopvallende copyright notice “©Graffitinetwerk” onderaan de pagina. Gelet hierop kan van Janssens worden verwacht dat hij, als hij een domeinnaam bestaande uit de beschrijvende elementen “green” en “graffiti” wil gebruiken, ter voorkoming van verwarring en aldus aantasting van de herkomstaanduidingsfunctie van het merk van GreenGraffiti, duidelijk maakt dat hij of zijn onderneming verantwoordelijk is voor de website en hij geen commerciële band heeft met GreenGraffiti. Nu de website zoals die tot voor kort toegankelijk was die duidelijkheid niet verschaft, was voorshands sprake van inbreuk op de merkrechten van GreenGraffiti. Gelet op deze inbreuk en bij gebreke aan een afdoende onthoudingsverklaring, zal Janssens dan ook worden verboden onder de domeinnamen www.green-graffiti.nl en www.green-graffiti.com een website aan te bieden waarop niet duidelijk is aangegeven dat deze wordt geëxploiteerd door een andere aanbieder dan GreenGraffiti.

4.13. Voor zover GreenGraffiti nog heeft bedoeld te stellen dat het gebruik in een domeinnaam geen beschrijvend gebruik is, verwerpt de voorzieningenrechter dat betoog. Het in aanmerking te nemen publiek zal immers een domeinnaam niet zonder meer als merkgebruik (of handelsnaamgebruik) bestempelen. Er zijn ook vele domeinnamen die verwijzen naar de op die website aangeboden producten of diensten. Producten of diensten die met twee woorden worden omschreven, worden in de regel aan elkaar geschreven omdat domeinnamen nu eenmaal geen spaties kunnen bevatten. Door het gebruik van een koppelteken heeft Janssens zelfs nog meer afstand van het merk genomen en heeft hij in zoverre, los van de inhoud van de achterliggende website die enigszins dient te worden aangepast zoals hiervoor overwogen, aan de op hem rustende loyaliteitsverplichting voldaan.

Inbreuk handelsnaam
4.16. Gebruik in beschrijvende zin kan immers ook krachtens het handelsnaamrecht niet worden verboden. In het licht hiervan en van het reeds te geven (beperkte) verbod op basis van het merkenrecht, valt niet in te zien welk (spoedeisend) belang GreenGraffiti heeft bij haar vorderingen voor zover gebaseerd op haar handelsnaamrechten.

Conclusie
4.18. Het merkinbreukverbod zal worden toegewezen doch slechts voor zover Janssens onvoldoende duidelijk maakt dat de aangeboden diensten op de websites niet van GreenGraffiti afkomstig zijn, zoals ten processe bedoeld. Het gebruik van de domeinnamen op zich zal niet worden verboden. Evenmin ziet de voorzieningenrechter alsdan aanleiding de gevorderde overdracht van die domeinnamen toe te wijzen, nog daargelaten dat GreenGraffiti niet heeft toegelicht waarom haar belang bij deze vordering – mede in het licht van het ‘op wit zetten’ van de website – voldoende spoedeisend zou zijn om een voorlopige voorziening te rechtvaardigen.

4.19. De aan het verbod te verbinden dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden.

4.20. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat beide partijen zijn te beschouwen als deels in het ongelijk gesteld. Enerzijds wordt een deel van de vorderingen van GreenGraffiti toegewezen, anderzijds slaagt Janssens in een aanzienlijk deel van zijn verweer. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt.