Handelsnaamrecht  

IEF 1278

Wijzigingen (2)

Nog even een paar extra documenten, inclusief de begeleidende briefjes, m.b.t de implementatiewetgeving Handhavingsrichtlijn (zie twee berichten hieronder), via de website van Justitie: 

- "Hoi Nicole,  Hierbij, zoals afgesproken, het commentaar van mevrouw Fasseur op het wetsvoorstel IE. Groeten Dorien" (hier)

- "Nicole, Dank voor je reactie. Inmiddels kreeg ik van een lid van de Adviescommissie nog nadere opmerkingen over het voorstel. De Adviescommissie als geheel heeft er niet meer naar kunnen kijken, maar er lijken ook geen bezwaren tegen te bestaan. Daarom neem ik - gezien de tijdsdruk - de vrijheid om dit je op deze wijze informeel toe te sturen. Met vriendelijke groet, Adrienne Hoevers, Nederlandse Orde van Advocaten (hier)

- Nader rapport, Ministerie van Justitie (hier)
- Advies Raad van State, Ministerie van Justitie (hier)
- Advies Raad voor de Rechtspraak, Ministerie van Justitie (hier)
- Advies van Adviescommissie Intellectuele eigendom NOvA o.l.v. Mr W.A. Hoyng (hier)

IEF 1276

Belangrijke en interessante wijzigingen

Op donderdag 24 november jl. is het wetsvoorstel tot implementatie van de Europese richtlijn m.b.t. de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten naar de Tweede Kamer gestuurd. Naar dit wetsvoorstel werd reikhalzend uitgezien omdat de betreffende richtlijn betrekkelijk veel ruimte laat aan de nationale wetgevers.

Brengt het wetsvoorstel interessant nieuws? Ja.

De belangrijkste en interessantste wijzigingen zijn:

a) Er komen uitgebreidere mogelijkheden voor het leggen van bewijsbeslag (art 1019 a-d Rv).
b) Er komt een Einstweilige Verfügung: (een verbod in) kort geding zonder dat de gedaagde wordt gehoord (art. 1019e) (maar dan moet er wel sprake zijn van dreigende onherstelbare schade).
c) Er komt een verruimde mogelijkheid voor veroordeling in proceskosten in IE-zaken (art. 1019h)

Daarnaast wordt het noemen van de voorman en het verschaffen van andere informatie over het distributie-kanaal gecodificeerd (art. 1019f). verder worden er in de Auteurswet, de WNR en Databankenwet enkele wijzigingen ingevoerd ter zake van (kort gezegd) ‘vermoeden van makerschap’ en ten aanzien van beslagmogelijkheden. In Landbouwkwaliteitswet (!?) worden enkele procedures inzake geografische benamingen vastgelegd.

“Uitkristalliseren en naar bevind van zaken handelen”

Het meest fascinerend is op het eerste gezicht het voorgestelde art. 1019h Rv dat ruimere proceskostenveroordelingen in IE-zaken mogelijk maakt. Dit kan heel interessant worden, maar is volledig afhankelijk van hoe de rechterlijke macht dit gaat invullen. In de MvT staat te lezen dat één en ander zich opnieuw moet uitkristalliseren en dat de rechter “naar bevind van zaken [moet] handelen”. Let op: ook eisers/rechthebbenden kunnen in ruimere proceskosten worden veroordeeld.

Artikel 1019h Rv luidt als volgt:

“Voor zover nodig in afwijking van de tweede paragraaf van de twaalfde afdeling van de tweede titel van het eerste Boek en in afwijking van artikel 843a, eerste lid, wordt de in het ongelijk gestelde partij desgevorderd veroordeeld in redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet”.

Memorie van Toelichting:

Artikel 14 van de richtlijn verplicht tot een ruime proceskostenveroordeling van de verliezende partij. In het Nederlandse civiele procesrecht wordt thans uitgegaan van forfaitaire kostenveroordeling, gebaseerd op vaste tarieven (artikel 239 Rv en de Wet tarieven in burgerlijke zaken). Daarnaast voorziet artikel 6:96 BW in schadevergoeding voor de redelijke kosten tot verkrijging van voldoening buiten rechte.

De proceskostenveroordeling zal zich onder het nieuwe regime in intellectuele-eigendomsinbreukzaken opnieuw moeten uitkristalliseren. De rechter zal moeten komen tot een veroordeling in evenredige kosten, te toetsen aan de redelijkheid en billijkheid. Deze billijkheid zal bijvoorbeeld meespelen bij de proceskostenveroordeling van een inbreukmaker te goeder trouw. Beperking van de proceskostenveroordeling tot hetgeen onder het huidige recht gebruikelijk is, ligt dan meer voor de hand dan een volledige kostenveroordeling.

Deze laatste ligt vooral in de rede wanneer het gaat om grootschalige namaak of piraterij. Voor de inbreuken die daartussen liggen, zal de rechter naar verwachting naar bevind van zaken handelen en beoordelen wat redelijke en evenredige kosten zijn die door de verliezende partij dienen te worden gedragen. Door de formulering van de aanhef van het artikel - voor zover nodig in afwijking van de artikelen 237 e.v. - wordt aangegeven dat in situaties waarin de forfaitaire kostenveroordeling meer op zou leveren dan de werkelijk gemaakte kosten, de forfaitaire kostenveroordeling voorgaat.

Prof. mr Dirk J.G. Visser

Voorstel van wet

Memorie van Toelichting

IEF 1267

Nog meer rechtspraak

Gerechtshof Amsterdam, 15 september 2005, LJN: AU6843. Technos B.V tegen [X], handelend onder de naam [X] Telecom. Databankenrecht.

“Immers, al aangenomen dat Technos een databankrecht heeft verkregen met betrekking tot het bestand van de gegevens van de door haar aangebrachte klanten, voordat zij die gegevens aan ICC doorgaf, en zelfs dat zij dit recht behield met betrekking tot het gegevensbestand dat zij bewaarde nadat zij de klanten bij ICC had aangebracht, Technos maakt niet duidelijk hoe dit recht zich nog zou kunnen uitstrekken over het geheel van de van Technos afkomstige gegevens die in het klantenbestand van ICC waren opgenomen. Zelfs als het geheel van de van Technos afkomstige gegevens als aparte databank binnen het klantenbestand van ICC zou kunnen worden onderscheiden, valt nog niet in te zien hoe Technos ten aanzien van die aparte databank als gerechtigde zou kunnen gelden. Technos stelt geen feiten die aanleiding geven tot de gevolgtrekking dat zij als gerechtigde met betrekking tot een zodanige aparte databank kan worden aangemerkt. Ten slotte is er, bij gebreke van toereikende feitelijke stelling, ook geen aanleiding om aan te nemen dat Technos mede-databankgerechtigde, laat staan algeheel databankgerechtigde, is geworden met betrekking tot het gehele klantenbestand van ICC.” Lees arrest hier.

Rechtbank Haarlem, 24 november 2005, LJN: AU6845. KPN Telecom B.V tegen Pretium Telecom B.V. Misleidende vergelijkende reclame door Pretium.

"Bij vonnis van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank te Haarlem d.d. 25 november 2005 zijn wij veroordeeld om u langs deze weg op de hoogte te stellen van het navolgende.

Op vordering van KPN is ons met onmiddellijke ingang verboden om nog langer mede te delen of te suggereren dat u bij Pretium altijd tegen de laagste kosten belt. Dit soort uitingen is misleidend. In werkelijkheid hangt het namelijk in belangrijke mate af van het belgedrag van individuele consumenten of zij bij de ene of bij de andere aanbieder goedkoper uit zijn.

Ook mogen wij niet langer met de Pretium Garantie Voice de suggestie wekken dat Pretium altijd de goedkoopste zou zijn. Dit onder meer omdat wij ten onrechte stelden dat wij u dubbel het verschil zouden uitbetalen wanneer u bij een andere aanbieder lagere telefoonkosten per maand zou hebben gehad, terwijl wij in werkelijkheid in die vergelijking de voordeelregelingen van andere aanbieders, zoals VoordeelNummers en BelPlus van KPN, buiten beschouwing lieten. De rechter heeft geoordeeld dat wij u hiermee hebben misleid.

Pretium Telecom B.V."

Vordering van Pretium tot schorsing van de executie van een eerder vonnis, waarbij het haar werd verboden mededelingen te doen die een absolute prioriteitsclaim inzake kosten inhouden, wordt afgewezen omdat is vastgesteld dat Pretium in strijd met dat eerdere vonnis heeft gehandeld.  Lees vonnis hier.


Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 7 november 2005,  LJN: AU6784. Auto-campingsport deurne B.V. tegen E. Auto/camping/sport v.o.f.

4.3.4. De drie woorden op zichzelf genomen hebben geen specifieke betekenis. Zo kan bij 'auto' gedacht worden aan autoaccessoires, maar ook aan autohandel, speelgoed, verhuur enz. Bij camping zal de eerste gedachte gaan naar een plaats waar gekampeerd kan worden. Bij sport aan een plaats waar gesport kan worden. In alle drie de gevallen zal een winkel zich bedienen van een handelsnaam waarin het woord auto of camping of sport staat in combinatie met het woord artikelen of materialen of iets dergelijks, zoals automaterialen, campingartikelen of sportkleding enz. Zonder deze nadere aanduiding en dan drie woorden tegelijk en dat in een bepaalde volgorde is, zoals ook blijkt uit het handelsregister zodanig uniek dat het gebruik door twee vrijwel naast elkaar gelegen ondernemingen tot verwarring bij het publiek aanleiding kan en zal geven.

4.3.5. Aan vorenstaand geconstateerd verwarringsgevaar kan niet afdoen dat de hier bedoelde (drie) onderdelen van de naam elk voor zich weinig onderscheidend zijn en op zichzelf genomen niet tot zodanige verwarring kunnen leiden, in samenhang met de overige woorden van de handelsnaam, dat in die gevallen anders geoordeeld moet worden.

4.3.6. Van een monopoliseren, dat wil zeggen van een gebruik dat een andere onderneming ongerechtvaardigd belemmerd in het vinden en kunnen gebruiken van een handelsnaam die bij haar activiteiten past, is geen sprake, getuige het feit dat er in Nederland tal van winkels zijn die dezelfde activiteiten ontplooien maar zich niet van hier bedoelde combinatie bedienen.

4.4. De conclusie is dan dat de grieven in het principaal appel slagen en dat [Y.] een handelsnaam voert die in strijd komt met het verbod van artikel 5 Hnw.

4.4.1. [X.] verzoekt [Y.] te bevelen haar handelsnaam zodanig te wijzigen dat daarin niet meer voorkomt het woord/ de woorden 'auto', 'camping', of 'sport' noch woorden/letterverbindingen die daarmee in hoofdzaak overeenstemmen. Dit verzoek gaat te ver. [Y.] kan niet worden verboden om tenminste één van de drie gewraakte woorden in haar naam te voeren, zeker niet in combinatie met andere woorden, zoals de woorden automaterialen, campingartikelen, sportkleding enz. In het verbod ligt de verplichting besloten voor [Y.] om haar handelsnaam te wijzigen.

4.4.2. Het is niet aan het hof om reeds thans specifiek vast te stellen welke nieuwe handelsnaam verboden of toelaatbaar zal zijn. Het is aan [Y.] om eerst zelf een nieuwe naam aan te nemen. Het hof kan hier wel aan toevoegen dat een naam waarin een andere volgorde van de drie gewraakte woorden wordt gebruikt (bijvoorbeeld camping/sport/auto), niet toelaatbaar zal zijn. Dit zal in het algemeen ook het geval kunnen zijn bij het gebruik van twee van de drie woorden met of zonder verdere toevoegingen (bijvoorbeeld camping/sport of '[Y.] automaterialen en sportartikelen'). Daarbij komt dat de gevorderde dwangsom alleen toewijsbaar is ten aanzien van eenduidig bepaalbare handelsnamen. Lees arrest hier.

IEF 1241

Fietsvrienden

Rechtbank Breda,  17 november 2005, KG ZA 05-539.  Dhr. A. Moonen / Le Tour Direct B.V. tegen  Dhr. J. Mauritz. Partijen beroepen zich ieder op de rechten op de domeinnamen met de handelsnaam Le Tour Direct. Samen fietsen, samen zakendoen en samen procederen.

Eiser Moonen heeft diverse malen meegedaan aan de Race Across America (RAAM), een wielertocht waarbij een afstand van 5000 kilometer in één keer non-stop wordt afgelegd.Eind augustus/begin september 2002 hebben Moonen en Mauritz gesproken over het organiseren van een non-stop wielerevenement in Europa onder de naam Le Tour Direct. Goede afspraken over ie-rechten worden niet gemaakt, althans niet op papier gezet. En dan gaat het mis.

Mauritz heeft op 3 september 2002 de domeinnaam www.letourdirect.nl geregistreerd en per 1 september 2004 een commanditaire vennootschap met als handelsnaam, ondermeer “LeTourDirect C.V.” ingeschreven. Moonen is enig aandeelhouder van LTD, sinds 24 december 2003 ingeschreven bij de KvK met als doelomschrijving de verdere belichaming en uitwerking van het Le Tour Direct wielertochtconcept, alsmede de daadwerkelijke organisatie van de Le Tour Direct wielerevenementen. Moonen heeft op 16 december 2004 een zogenaamd format voor een non-stop wielerevenement gedeponeerd bij een notaris. LTD heeft in september 2005 het eerste Le Tour Direct wielerevenement georganiseerd. Mauritz heeft LTD geassisteerd bij de organisatie. Op enig moment begin september 2005 heeft LTD de samenwerking met Mauritz verbroken.

Op grond van een door Mauritz overgelegde e-mail staat vast dat Mauritz aan Moonen terstond mededeling heeft gedaan van de registratie van de domeinnaam door zijn eenmanszaak. Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen leidt de voorzieningenrechter af dat het gedurende de samenwerking tussen partijen kennelijk niet relevant is geweest op wiens naam de onderhavige domeinnamen geregistreerd stonden, omdat partijen er beiden vanuit gingen dat zij op fifty-fiftybasis zouden samenwerken en Mauritz 40% van de aandelen in LTD zou verwerven. De samenwerking is echter in september 2005 gestrand zonder dat Mauritz 40% van de aandelen in LTD heeft verworven. Volgens Moonen is een en ander niet doorgegaan omdat Mauritz geen geld had om de aandelen te kopen. Mauritz is echter van mening dat hij 40% van de aandelen in LTD om niet zou verwerven, omdat hij arbeid, knowhow en de onderhavige domeinnamen zou inbrengen.

Nu partijen hun afspraken omtrent samenwerking niet op schrift hebben gesteld en de voorwaarden waaronder Mauritz 40% van de aandelen in LTD zou verwerven geheel afwijkend invullen, ontbreekt in dit kort geding, waar voor nader onderzoek geen plaats is, voldoende inzicht om het standpunt van een der partijen als meest aannemelijk aan te merken. Dat Mauritz van LTD opdracht zou hebben gehad om de onderhavige domeinnamen op naam van LTD te registreren is door Mauritz betwist en door Moonen niet onderbouwd of aannemelijk gemaakt.

Partijen miskennen verder dat voor rechtsverkrijgend gebruik van een handelsnaam bepalend is dat onder die naam een onderneming feitelijk wordt gedreven en niet de handelsregister-inschrijving. Nu zowel Moonen als Mauritz betogen dat zij als eerste gebruik hebben gemaakt van de handelsnaam Le Tour Direct, zal nader onderzoek noodzakelijk zijn teneinde vast te kunnen stellen wie van partijen deze handelsnaam als eerste heeft gebruikt en wel op zodanige wijze dat sprake was van voor derden kenbaar gebruik. Nader onderzoek zal plaats dienen te hebben in een bodemprocedure waarvan op dit moment de afloop niet met voldoende graad van zekerheid is te voorspellen. Voor toewijzing van de vorderingen op grond van art. 5 van de Handelsnaamwet is dan ook in dit kort geding geen plaats. Lees het doodlopende vonnis hier. Website hier.

IEF 1168

niet commercieel

Rb. Utrecht, sector Kanton 5 oktober 2005, rekestnr. 4233368 (Triade Lelystad - Triade Zeist). We zien ze niet vaak, beschikkingen in handelsnaamzaken.

Triade Lelystad houdt zich sinds 1998 bezig met het bieden van zorg en ondersteuning aan mensen met een handicap, ontwikkelingsachterstand, niet-aangeboren hersenletsel en andere zorgvragen. Zij maakt bezwaar tegen het gebruik van de naam Triade door de in 2004 opgerichte Woonzorgwelzijnwinkel Zeist. Triade Zeist is een onafhankelijk informatie- en adviesloket voor woningzoekenden, ouderen, gehandicapten en chronisch zieken die in Zeist wonen of gaan wonen.

Wie een beschikking verwacht waarin uitgebreid het geografische bereik en overlap daarvan van beide organisaties wordt vergeleken, komt bedrogen uit. De rechter oordeelt namelijk dat een beroep van Triade Lelystad op art. 5 Hnw niet slaagt omdat Triade Zeist niet aangemerkt kan worden als een onderneming in de zin van de Handelsnaamwet:

"Triade Zeist neemt niet op commerciële wijze deel aan het verkeer. Zij is niet meer en niet niet minder dan een winkel waar gratis hulp wordt geboden en advies wordt gegeven aan (vooral) inwoners van Zeist. Anders dan Triade Lelystad kennelijk betoogt is de kantonrechter niet gebleken dat Triade Zeist deze hulp en advies biedt om (in belangrijke mate) de commerciële belangen van haar oprichters te dienen"

Het verzoek van Triade Lelystad wordt dan ook afgewezen.

Lees hier beschikking (met dank aan Till Kolle, Heitmann Von Meding)
IEF 1119

Toch een monopolie verkrijgen

Vers op rechtspraak.nl: Voorzieningenrechter Rechtbank Haarlem, 27 oktober 2005, KG ZA 05-512. De Woonoutlet Alkmaar tegen M. Zanders Beheer. 

“Zanders maakt, door op haar website www.kamersuite.nl het teken outlet te gebruiken, geen inbreuk op de merk- en handelsnaamrechten van De WoonOutlet c.s. De combinatie 'woonoutlet' lijkt letterlijk en begripsmatig genomen niets anders te betekenen dan een winkel waar (af fabriek) restpartijen bestaande uit woonartikelen worden verkocht. Bovendien zou eiser sub 2, door zich op grond van zijn gecombineerde woord-/beeldmerk met succes te kunnen verweren tegen het gebruik door Zanders van het woord woonoutlet uit dat merk, zich in feite beroepen op merkbescherming van niet als merk te deponeren woorden en aldus toch een monopolie verkrijgen ten aanzien van dat 'woord-onderdeel' van haar merk.” Lees vonnis hier.

IEF 1030

Een nul erbij

eBase meldt dat het Rotterdamse communicatiebureau in1 zijn naam heeft gewijzigd en vanaf vandaag verder gaat onder de naam IN10 Communicatie. Reden hiervoor is een handelsnaamconflict met een ander (niet genoemd) Rotterdams bedrijf. Managing Director Xander Zuidgeest van IN10 Communicatie lijkt het erg te vinden: "We voerden de naam in1 pas sinds januari 2004 en hebben daarom gekozen voor een pragmatische aanpak. Een nul erbij en een krachtige aanvulling op onze huisstijl".

IEF 835

Door het oog van de naald

Rechtbank Arnhem, 23 juni 2005, LJN: AU1580, 127481
Microtek stelt dat Beldico niet gesteriliseerde hechtnaalden aan Nederlandse ziekenhuizen heeft verkocht en geleverd. De verpakkingen van deze hechtnaalden waren ten onrechte en zonder toestemming van Microtek voorzien van labels waarop de CE-markering van Microtek en de naam van Microtek als producent stonden vermeld. Beldico heeft aldus onrechtmatig jegens Microtek gehandeld en bovendien inbreuk gemaakt op de handelsnaamrechten van Microtek, aldus Microtek. Nu de hechtnaalden geleverd zijn ter uitvoering van orders van Beldico, zonder dat ze waren gesteriliseerd, vreest Microtek aansprakelijkheidclaims en schade als gevolg van het gebruik van de niet-gesteriliseerde hechtnaalden.

De voorzieningenrechter overweegt dat sprake is van misleidende mededelingen in de zin van art. 6:194 sub f en i BW. Daarbij is niet van belang of Beldico opdracht heeft gegeven aan een derde om de labels van Microtek op de verpakkingen aan te brengen of dat haar op dat punt een verwijt kan worden gemaakt. Voldoende is dat de verpakkingen ten onrechte van labels met de CE-markering en de naam van Microtek  waren voorzien. Voorts is aannemelijk dat de levering schade kan toebrengen aan de reputatie van Microtek, nog daargelaten dat het haar mogelijk blootstelt aan aansprakelijkheidsclaims. De vordering tot rectificatie is in beginsel toewijsbaar, zeker nu vaststaat dat in de recallbrief die Beldico heeft gestuurd naar de betrokken ziekenhuizen, geen melding is gemaakt dat de naam van Microtek ten onrechte als producent op de verpakking stond vermeld. 

De gevorderde staking van inbreuk op de handelsnaamrechten van Microtek wijst de rechtbank af: "Ingevolge artikel 1 van de Handelsnaamwet (Hnw) wordt onder een handelsnaam verstaan de naam waaronder een onderneming wordt gedreven. In het onderhavige geval kan het vermelden van de naam van Microtek op de labels van door Beldico B.V. verkochte hechtnaalden niet worden beschouwd als het drijven van de handelsnaam van Microtek door Beldico B.V., zodat geen sprake is van een geval als bedoeld in artikel 5 Hnw."
Lees hier het vonnis.

IEF 830

Modellenrecht

Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 16 juni 2005 LJN, AU1535, 126253. Elite model management tegen gedaagde h.o.d.n. Visagieschool Elite. Merkenrecht / handelsnaamrecht.

Vooropgesteld wordt dat het woord Elite het meest kenmerkende bestanddeel is zowel in de woord-/beeldmerken van eiseres sub 2 als in de door gedaagde gebruikte namen. Weliswaar stelt gedaagde dat hij zijn modellenbureau niet drijft onder de naam Elite, maar nu dat bureau op hetzelfde adres is gehuisvest als zijn bedrijf Visagieschool Elite, hetzelfde telefoonnummer heeft en de telefoon ook altijd wordt opgenomen met daarbij de vermelding Elite, wordt voorshands geoordeeld dat ten aanzien van het modellenbureau van gedaagde in ieder geval de schijn wordt gewekt dat de naam van dit bureau het bestanddeel Elite in zich draagt.

Mede omdat het merk (en de handelsnaam) van eiser landelijke bekendheid geniet en een sterk onderscheidend vermogen heeft is verwarringsgevaar gegeven. Lees vonnis.

IEF 629

onvoldoende feiten

Gerechtshof Amsterdam, 7 juli 2005. Smiers tegen Endemol. Smiers beschuldigde Endemol van inbreuk op zijn auteursrecht, handelsnaamrecht, merkrecht en 'éénlijnsprestatie-recht' in de vorm van het programma Starmaker. Het hof wijst het hoger beroep af en bevestigt het afwijzende vonnis van de rechtbank:

"Met de rechtbank is het hof van oordeel dat in dit geding onvoldoende feiten zijn gebleken die de slotsom wettigen dat het idee dat Smiers omschrijft als "Het maken en volgen van een amateur van begin tot ster" (...) - daargelaten of dit een origineel idee is en of het Smiers is die dit idee heeft bedacht - op zodanige wijze tot een concept dan wel format of televisieprogramma is uitgewerkt dat het voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt".

Lees vonnis. Als advocaat voor Endemol traden op Adonna Alkema en Dirk Visser van KMVS (voor wie net zo vaak genoemd wilt worden als Klos, Morel, Vos & Schaap: mail uitspraken en berichten, dan gaat het verder vanzelf).