DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 9794

Op de korrel genomen persoon niet vogelvrij

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 16 juni 2011, LJN BQ8213 (Boszhard & TROS tegen Omroepvereniging VARA)

Met gelijktijdige dank aan Remco Klöters en Bertil van Kaam, Van Kaam Advocaten.

Portretrecht. Mediarecht, Rechtspraak.nl "In een column in de VARAGIDS wordt eiser geassocieerd met de Bosnisch-Servische generaal Ratko Mladic. Het artikel heeft als kop “[eiser] is Ratko Mladic” en in het artikel staat een fotomontage afgedrukt waarin eiser is gekleed als Mladic. De begeleidende tekst is geschreven als zijnde afkomstig van eiser. De voorzieningenrechter bepaalt dat het artikel onrechtmatig is en is van oordeel dat de uitingen jegens eiser onnodig grievend zijn in relatie tot het door de VARA te dienen belang. De voorzieningenrechter veroordeelt de VARA tot een rectificatie en een dwangsom, en wijst een voorschot op schadevergoeding wegens immateriële schade af. De uitlatingen zijn niet onrechtmatig tegenover de TROS, daarom zullen de vorderingen van de TROS worden afgewezen."

4.3. De VARA stelt met de publicatie geen misstand aan de kaak die anders niet bekend zou zijn geworden. Evenmin is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake van een wezenlijke bijdrage aan het publiek debat over een belangrijke kwestie. De publicatie is bedoeld voor het maken van absurdistische grappen over bekende Nederlanders.

 

4.4.  Vast staat dat [eiser] een publiek figuur is. Dit brengt in beginsel met zich dat hij een grotere tolerantie zal moeten opbrengen ten aanzien van wat over hem wordt geschreven dan iemand die niet, dan wel minder in de publieke belangstelling staat. Het betekent echter niet dat hij zich alles moet laten welgevallen. De VARA stelt dat zij een satirische vergelijking heeft willen maken tussen het wat karakterloze image van [eiser] en een “vechter” als generaal Mladic. Feit is echter dat Mladic bij het publiek niet zozeer bekendheid geniet als krijgsheer, maar als verdachte van ernstige oorlogsmisdaden.

 

In brede lagen van de bevolking leeft het vermoeden dat deze verdenkingen juist zijn en dat de rechter tot een veroordeling van Mladic zal komen. In de publicatie wordt [eiser] bovendien in de mond gelegd dat hij graag als “oorlogsmisdadiger” op de foto wil. Weliswaar wordt hieraan toegevoegd dat [eiser] oorlogsmisdaden “heel erg” vind en hij “zoiets nooit zelf doen” zou, maar dit laat onverlet dat [eiser] ongevraagd in verband wordt gebracht met een persoon die verantwoordelijk wordt gehouden voor de dood van vele duizenden gevangen genomen tegenstanders. Een afweging van de belangen, zoals hiervoor onder 4.2 genoemd, leidt tot het oordeel dat het belang van [eiser] om hiervan verschoond te blijven in dit geval zwaarder weegt dan het aan de vrijheid van meningsuiting ontleende recht van de VARA om satirisch commentaar te geven op gedragingen van bekende Nederlanders. Daarbij is mede van belang dat het artikel weliswaar duidelijk maakt dat [eiser] zich distantieert van de gedragingen waarvan Mladic wordt verdacht en dat de lezer meer in het algemeen de indruk kan krijgen dat het geheel niet serieus is bedoeld, maar dat niet (aanstonds) duidelijk is dat [eiser] zelf op geen enkele wijze bij de totstandkoming van ervan (ook niet bij wijze van grap) betrokken is. Bovendien heeft de VARA geen enkele rechtvaardiging gegeven om nu juist [eiser] met Mladic in verband te brengen. Voorts is niet gesteld of gebleken dat [eiser] zelf als bekende Nederlander een rubriek heeft in de media die door de VARA wordt gepersifleerd. De conclusie moet luiden dat het onder 2.3 omschreven artikel over [eiser] onrechtmatig is.

 

4.5.  Ook ingeval de VARA wordt gevolgd in haar stelling dat het hier gaat om een column kan dit niet leiden tot een ander oordeel. Aan een (satirische) column mogen volgens vaste jurisprudentie niet dezelfde hoge eisen worden gesteld als aan onderzoeksjournalistiek. Aan een auteur komt in een column een grotere mate van vrijheid toe om zijn persoonlijke mening te geven dan in andere journalistieke genres. Ook in een column is de auteur echter gebonden aan grenzen. Deze grenzen kunnen bijvoorbeeld overschreden worden indien de uitingen met het oog op het te dienen belang nodeloos grievend zijn. Daarnaast is sprake van overschrijding van grenzen wanneer columnisten bij het uiten van hun persoonlijke mening kwalificaties bezigen of vergelijkingen treffen waartoe de feiten in redelijkheid geen aanleiding geven. De vrijheid die aan een columnist toekomt geeft hem geen vrijbrief en maakt de door hem op de korrel genomen persoon niet vogelvrij. Zoals uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt is de voorzieningenrechter van oordeel dat de uitingen jegens [eiser] onnodig grievend zijn in relatie tot het door de VARA te dienen belang.

Lees het vonnis hier (link / pdf)

IEF 9767

Ook zonder vergoeding sluikreclame

HvJ EU 9 juni 2011, C-52/10 (Eleftheri Tileorasi AE „Alter Channel” tegen Ypourgos Typou kai Meson Mazikis Enimerosis)

Prejudiciële vragen Symvoulio tis Epikrateias, Griekenland

Reclamerecht. Mediarecht. Voorstellen van esthetische tandheelkundige behandeling tijdens televisie-uitzending. Ontbreken van "met name" in Griekse versie.

Vraag: Dient artikel 1, sub d, van richtlijn [89/552] aldus te worden uitgelegd dat bij ‚sluikreclame’ de verstrekking van een geldelijke of andere vergoeding een noodzakelijk conceptueel bestanddeel vormt van de bedoeling om reclame te maken?

Antwoord: Artikel 1, sub d (...) moet aldus worden uitgelegd dat de bedoeling om sluikreclame te maken ook aanwezig kan zijn indien er geen geldelijke of andere vergoeding tegenover staat.

19. Er zij aan herinnerd dat het begrip „sluikreclame” in deze bepaling betrekking heeft op „het vermelden of vertonen van goederen, diensten, naam, handelsmerk of activiteiten van een producent van goederen of een dienstverlener in programma’s, indien dit door de omroep wordt gedaan met de bedoeling reclame te maken en het publiek kan worden misleid omtrent de aard van deze vermelding c.q. vertoning”.

20. Deze bepaling geeft eveneens aan dat „[d]eze bedoeling [...] met name [wordt] geacht aanwezig te zijn indien tegenover de vermelding c.q. vertoning een geldelijke of andere vergoeding staat”.

21. De bijwoordelijke bepaling „met name”, die ook voorkomt in de Spaanse, de Duitse, de Engelse en de Franse versie van artikel 1, sub d, tweede zin, van richtlijn 89/552, komt echter in de Griekse versie van deze bepaling niet voor.

34. Ofschoon bijgevolg, wanneer een geldelijke of andere vergoeding is betaald, op grond daarvan kan worden geconcludeerd dat de televisieomroep de bedoeling had om reclame te maken, volgt echter uit de formulering van artikel 1, sub d, van richtlijn 89/552 en uit de algemene opzet en de doelstelling van deze richtlijn, dat een dergelijke bedoeling ook bij gebreke van een dergelijke geldelijke of andere vergoeding aanwezig kan zijn.

36. Zo kan niet worden uitgesloten dat volgens de wettelijke regeling van een lidstaat behalve op grond dat een geldelijke of andere vergoeding wordt betaald nog op grond van andere criteria de aanwezigheid van de bedoeling om sluikreclame te maken kan worden vastgesteld.

37. In die omstandigheden moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat artikel 1, sub d, van richtlijn 89/552 aldus moet worden uitgelegd dat de bedoeling om sluikreclame te maken ook aanwezig kan zijn indien er geen geldelijke of andere vergoeding tegenover staat.

Lees het arrest hier (link / pdf).
Televisieomroeprichtlijn nr. 89/552/EEG

IEF 9688

CvdM 22 februari 2011, besluit 24546/2011002047 (toegestane nevenactiviteit licentie aflevering Klokhuis met als thema Diabetes)

Vergroten van betrokkenheid van gebruiker

Gepubliceerd 10 mei 2011. Mediarecht. Licenties. Het in licentie geven van een aflevering Klokhuis met als thema Diabetes aan Bas van Goor Foundation ten behoeve van educatief gebruik. Relatietoets: aannemelijk dat gebruikers zich meer betrokken voelt bij publieke media-instelling. Beeldmerk NTR en Klokhuis in licentiecontract. Marktconform voor niet-commerciële doeleinden en kostendekkend (risico's liggen bij licentienemer). Toegestane nevenactiviteit.

10. Op grond van artikel 3, eerste lid, sub c, van de Beleidsregels nevenactiviteiten 2009, houdt een nevenactiviteit verband met of staat deze ten dienste van de verwezenlijking van de publieke media-opdracht indien de betrokkenheid van gebruikers bij het mediaaanbod of de publieke media-instelling met de nevenactiviteit wordt vergroot. In deze gevallen dient de activiteit op grond van artikel 3, tweede lid, van de Beleidsregels nevenactiviteiten 2009, tevens aantoonbaar inhoudelijk aan te sluiten bij het mediaaanbod of de publieke media-instelling.

11. De onderhavige nevenactiviteit betreft het verkopen of in licentie geven van programma’s, programmaformats of programmafragmenten aan (media)bedrijven.

Daarmee wordt de betrokkenheid van gebruikers bij het media-aanbod of de publieke media-instelling vergroot nu het aannemelijk is dat de nevenactiviteit ertoe kan leiden dat degene die gebruik gaat of blijft maken van het media-aanbod, zich meer dan daarvoor betrokken voelt of gaat voelen bij de publieke media-instelling. De programma’s worden door de licentienemer alleen gebruikt ten behoeve van educatieve doeleinden.

12. Verder sluit de nevenactiviteit inhoudelijk aan bij het media-aanbod of publieke mediainstelling nu het gaat om een uit te zenden programma van de NTR. De licentienemer krijgt pas de beschikking over het materiaal nadat de aflevering door de NTR is uitgezonden. De uitzenddatum is nog niet bekend. In het licentiecontract is voor de licentienemer (Bas van Goor Foundation) de verplichting opgenomen om het (beeld)merk van de NTR en van het Klokhuis bij het programmamateriaal te vermelden, zodat kenbaar is dat het materiaal afkomstig is van de publieke media-instelling.

Lees het besluit hier (link)

IEF 9660

Vzr. Rechtbank Arnhem 13 mei 2011, LJN BQ4381 (Orbus International B.V. c.s. tegen Masaryk Ziekenhuis, Tjechië)

Vordering: publicatieverbod (ondeugdelijk) onderzoek

met gelijktijdige aan Petra de Best en Martin Hemmer, AKD

Mediarecht. Publicatieverbod. Maatschappelijk verkeer.  Wetenschap art. 10 EVRM tegenover commercieel belang. Bevoegdheid Nederlandse rechter.

Fabrikant medische stents maakt bezwaar tegen publicatie en verspreiding onderzoeksresultaten rondom een stent. Conclusie: er is meer onderzoek nodig naar de EPC-stent, tot die tijd gebruik ontraden. Fouten bij het onderzoek, dus conclusies kunnen niet worden ondersteund, strijd met ongeschreven recht (naar wat het maatschappelijk verkeer betaamd). Orbus c.s. heeft belang bij dat veiligheid en betrouwbaarheid van product niet (op ondeugdelijke gronden) ter discussie wordt gesteld. Vorderingen afgewezen, bevoegdheid van de Nederlandse rechter vloeit voort uit locatie van de schade (publicatie) in Nederland.

5.3 (...) Orbus c.s. hebben verder onbetwist gesteld niet alleen dat (de resultaten van) het onderzoek via internet ook in Nederland worden verspreid, maar ook doordat het CCI met het artikel van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in Nederland is verspreid en in het bijzonder in de Radbouduniversiteit voorhanden is. Aldus moet worden geoordeeld dat ook het schadebrengende feit, de, in de visie van Orbus c.s.: onrechtmatige, publicatie, mede in Nederland heeft plaatsgevonden. In zoverre moet worden geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt voorzover het gaat om voorzieningen ter redressering van in Nederland geleden of te duchten schade. Aangezien de beide Nederlandse Orbus vennootschappen in Hoevelaken zijn gevestigd, is de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem relatief bevoegd.

5.8.  Aan de zijde van Orbus c.s. gaat het in de eerste plaats om hun commerciële belang. Zij beroepen er zich op dat sinds de publicatie van het onderzoek van [gedaagde sub 1] c.s. hun verkopen van de Genous-stent zijn gedaald. Naar voor de hand ligt hebben Orbus c.s. (mogelijk zeer aanzienlijke) kosten gemaakt voor de ontwikkeling van de innovatieve Genous-stent, die niet alleen terugverdiend moeten worden maar ook rendement in de vorm van winstgevendheid op moeten leveren. Zij hebben er belang bij dat de veiligheid en de betrouwbaarheid van de Genous-stent niet (op ondeugdelijke gronden) ter discussie wordt gesteld. Meer in het algemeen is er het meer algemene maatschappelijk belang dat het risico op afbreuk van een innovatief product door onvoldoende gefundeerde wetenschappelijke onderzoeken, de bereidheid van producenten tot het maken van hoge ontwikkelingskosten kan doen afnemen, waarmee innovatie onder druk kan komen te staan.

5.16.  De wijze waarop de uit het onderzoek verkregen gegevens zijn geïnterpreteerd en gepresenteerd, is niet vlekkeloos verlopen. Alles tegen elkaar afwegende kan echter niet worden gezegd dat het commerciële belang van Orbus c.s. en het meer algemene belang dat innovatie niet wordt ontmoedigd, beperkingen zoals door hen gevorderd aan het recht van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om de resultaten van hun onderzoek te publiceren op de wijze zoals zij dat, rekening houdend met kritiek van Orbus c.s., hebben gedaan, rechtvaardigen. Niet gezegd kan daarom worden dat [gedaagde sub 1] c.s. onrechtmatig jegens Orbus c.s. hebben gehandeld.

Lees het vonnis hier (link en pdf).

IEF 9533

HR 8 april 2011, LJN BP6165, Pretium Telecom B.V. tegen de TROS

Geen criterium maar een omstandigheid

(met gelijktijdige dank aan Bertil van Kaam, Van Kaam advocaten)

Mediarecht. Uitzending van met verborgen camera opgenomen beeldmateriaal. Dat wat naar journalistieke maatstaven (de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek,) toelaatbaar is, is in het kader van door rechter te verrichten afweging van betrokken belangen en omstandigheden geen rechtens aan te leggen criterium maar een omstandigheid die weliswaar in de regel gewicht in de schaal zal leggen maar niet doorslaggevend behoeft te zijn.

3.3.1 Het hof heeft blijkens rov. 19 van zijn arrest bij de afweging van "het recht op vrijheid van meningsuiting van Tros Radar en het recht op eerbiediging van een goede naam van Pretium", voor het antwoord op de vraag welk van deze rechten in dit geval de doorslag behoort te geven, de in onderling verband te beschouwen omstandigheden in aanmerking genomen. Het hof heeft daarmee de juiste maatstaf aangelegd.

3.3.2 Ook voor de beantwoording van de vraag of het gebruik door een journalist van een verborgen camera in het kader van zijn onderzoek naar een maatschappelijke misstand en het publiceren van het met die camera verkregen beeldmateriaal onrechtmatig is, komt het aan op een afweging van de daarbij betrokken belangen en omstandigheden. Dat naar journalistieke maatstaven, zoals neergelegd in punt 2.1.6 van de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek, het gebruik van verborgen opnameapparatuur in beginsel niet toelaatbaar is en dat de journalist hiervan alleen kan afwijken als hem geen andere weg openstaat om een ernstige misstand aan het licht te brengen of een zaak van maatschappelijk belang scherper te belichten, mits de werkwijze geen onevenredige inbreuk maakt op de privacy en de veiligheid van betrokkenen, is in het kader van de genoemde, door de rechter te verrichten afweging geen rechtens aan te leggen criterium maar een omstandigheid die weliswaar in de regel gewicht in de schaal zal leggen maar niet doorslaggevend behoeft te zijn. Voorzover onderdeel I van een andere opvatting uitgaat faalt het.

Lees het arrest hier. (pdf volgt)

Eerdere berichten hierover, hier (pdf volgt)

IEF 9151

Om haar ongenoegen kenbaar te maken

Vzr. rechtbank Amsterdam, 1 oktober 2010, KG ZA 10-1748, WT/PvV, Eiseres tegen SBS Broadcasting B.V. & Eyeworks B.V. (met dank aan Joep Meddens en Willem Roos, Höcker)

Auteursrecht. Portretrecht. Mediarecht. Proceskosten. Gedaagden SBS/Eyeworks hebben voor het progamma  “De leukste verborgen cameragrap van Nederland” opnames gemaakt van eiseres. Eiseres wordt door haar buren gewezen op een vooraankondiging met de beelden van eiseres, voor de uitzending waarvan zij niet om toestemming is gevraagd (geen quit claim)en maakt bezwaar tegen de (verdere) uitzending.

SBS/Eyeworks zegt toe de beelden niet uit te zenden, maar partijen komen pas zeer kort voor de zitting tot een volledig akkoord, waardoor “de rechtsstrijd beperkt is gebleven tot de vraag of de door eiseres  gevorderde (proces)kosten nodeloos zijn aangewend of veroorzaakt. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat  SBS “bewust het risico heeft genomen dat eiseres zich op het standpunt zou stellen dat zij een redelijk belang heeft om zich tegen (verdere) uitzending van haar portret te verzetten en een advocaat zou inschakelen om haar ongenoegen over die opname en uitzending kenbaar te maken. Het is in beginsel dan ook redelijk dat de kosten die de werkwijze van SBS c.s. voor [eiseres] tot gevolg heeft, voor zover het Nederlands procesrecht in zaken die niet betrekking hebben op industriële eigendom dat mogelijk maakt, worden gedragen door SBS c.s.”

4.3. (…) Nu Eyeworks pas om 14:26 uur, dus na 13:30 uur, heeft toegezegd om de opname van de harde schijf te zullen wissen en er dus voor het tijdstip waarop door de rechtbank was bepaald dat de dagvaardingen dienden te te zijn uitgebracht, er nog geen volledig akkoord tussen partijen was, wordt SBS c.s. niet gevolgd in haar stelling dat de proceskosten door [eiseres] nodeloos zijn gemaakt. Dat, zoals door SBS c.s. gesteld het technisch onmogelijk was om de band met de opname aan [eiseres] af te staan, omdat er ook andere opnamen opstonden, maakt dat niet anders. Eyeworks en SBS zijn immers zelf verantwoordelijk voor de wijze van inrichting van die banden. Dat er ook nog andere informatie op die banden staat is een omstandigheid die voor rekening en risico van SBS c.s. komt. Bovendien wordt niet ingezien waarom SBS c.s. in dat geval dan niet eerder heeft aangeboden om de opname van de harde schijf te wissen. Ook de omstandigheid dat [eiseres] niet direct bij haar eerste sommaties de advocaatkosten heeft gevorderd, vormt geen aanleiding om die kosten daarom voor rekening van [eiseres] te laten. Voldoende aannemelijk is, zoals door [eiseres] gesteld, dat door de korte termijn waarop [eiseres] van de uitzending op de hoogte is geraakt en de daardoor ontstane tijdsdruk, in eerste instantie is vergeten om de vergoeding van de kosten als eis naar voren te brengen. Deze aanvullende eis is in het onderhandelingsverloop voldoende tijdig neergelegd en komt ook niet onredelijk of onjuist voor. SBS c.s. heeft een louter commercieel doel, zijnde de met een amusementsprogramma te  verwerven reclame-inkomsten, zonder haar toestemming gefilmd, bovendien zonder haar nadien over de opname of het tijdstip van uitzending te informeren. Ook heeft SBS c.s. een deel van [eiseres] gemaakte beelden in de vooraankondigingen van dit programma uitgezonden. SBS c.s. heeft aldus bewust het risico genomen dat [eiseres] zich et standpunt zou stellen dat zij een redelijk belang heeft om zich tegen (verdere) uitzending van haar portret te verzetten en een advocaat zou inschakelen om haar ongenoegen over die opname en uitzending kenbaar te maken. Het is in beginsel dan ook redelijk dat de kosten die de werkwijze van SBS c.s. voor [eiseres] tot gevolg heeft, voor zover het Nederlands procesrecht in zaken die niet betrekking hebben op industriële eigendom dat mogelijk maakt, worden gedragen door SBS c.s. In hetgeen SBS c.s. in deze procedure heeft betoogd wordt geen aanleiding gezien om daarvan af te wijken.

Lees het vonnis hier.

IEF 8831

Slechts een toegangsregeling

Vzr. Rechtbank Utrecht, 12 mei 2010, LJN: BM4200, Regionale omroepen (ROOS) tegen Eredivisie C.V.

Auteursrecht. Flitsenregeling. Nieuwsexceptie. Citaatrecht. De (mediarechtelijke) flitsenregeling geeft alleen toegang tot beeldmateriaal en geeft geen recht om dat beeldmateriaal ook uit te zenden; geen van de bestaande auteursrechtelijke excepties is van toepassing. De regionale omroepen hebben niet het recht om flitsen van beeldmateriaal van eredivisiewedstrijden uit te zenden. In citaten:

4.5.  ROOS c.s. stelt zich, met een beroep op het in punt 2.7. deels weergegeven
artikel 5.4 Mediawet 2008, op het standpunt dat Eredivisie C.V. c.s. verplicht is om haar desgevraagd flitsen van beeldmateriaal van eredivisiewedstrijden te verstrekken.

4.9.  Het is voorts de vraag of de regionale omroepen de flitsen van het door hen verkregen beeldmateriaal van de eredivisiewedstrijden, zonder daarvoor de toestemming te hebben van de houder(s) van het auteursrecht en het naburige recht, mogen uitzenden.

4.21.  Uit het voorgaande (4.18. tot en met 4.20.), in onderlinge samenhang bezien, kan worden opgemaakt dat de omstandigheid dat een omroeporganisatie met een beroep op artikel 5.4 Mediawet 2008 van een andere omroeporganisatie kan verlangen dat zij haar flitsen van beeldmateriaal verstrekt nog niet betekent dat deze omroeporganisatie ook gerechtigd is om deze flitsen uit te zenden. Het is aannemelijk dat daarvoor is vereist dat
de rechten van de oorspronkelijke auteursrechthebbende en de rechthebbende op het naburige recht zich daartegen niet verzetten. Artikel 5.4 Mediawet 2008 behelst derhalve naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter slechts een toegangsregeling en niet ook een gebruiksrecht. Dit hoeft niet te betekenen dat artikel 5.4 Mediawet 2008 een zinloze bepaling is. De meerwaarde van de in dit artikel neergelegde flitsenregeling is zoals kan worden opgemaakt uit Nota naar aanleiding van het verslag van 6 mei 2009 en het
e-mailbericht van een ambtenaar van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (mevrouw [A]) van 27 januari 2010 gelegen in de keuze en kwaliteit van de flitsen van het beeldmateriaal.

4.22.  ROOS c.s. kan gezien het voorgaande op voorhand dan ook niet worden gevolgd in haar – door Eredivisie C.V. c.s. betwiste – stelling dat artikel 5.4 Mediawet 2008 moet worden aangemerkt als een wettelijke beperking op het auteursrecht en het naburige recht.

Nieuwsberichten: 4.25.  Artikel 15 Aw en artikel 10 sub a WNR beogen aan persmedia toe te staan berichten over actuele onderwerpen zonder toestemming en vergoedingsvrij over te nemen uit andere persmedia. Deze artikelen stellen onder meer als vereiste dat het overnemen geschiedt in een radio- of televisieprogramma of ander medium dat “een zelfde functie vervult” als het medium waaruit wordt overgenomen.

4.26.  De regionale omroepen wensen in haar nieuwsuitzendingen flitsen van het door Eredivisie Media & Marketing als omroeporganisatie uitgezonden beeldmateriaal van eredivisiewedstrijden uit te zenden. Eredivisie Media & Marketing zendt op de website “www.eredivisie.nl” en het televisiekanaal “Eredivisie Live” de eredivisiewedstrijden integraal en live uit. Deze uitzendingen hebben hoofdzakelijk de bedoeling om kijkers te amuseren en te entertainen en kunnen dan ook niet worden aangemerkt als “nieuwsuitzendingen”. Er wordt dan ook niet voldaan aan het in artikel 15 Aw en artikel 10 sub a WNR neergelegde vereiste dat het overnemen geschiedt in een radio- of televisieprogramma of ander medium dat een zelfde functie vervult als uit het medium waaruit wordt overgenomen. Reeds om deze reden kan niet worden geconcludeerd dat sprake is van de wettelijke beperking zoals is neergelegd in artikel 15 Aw en artikel 10 sub a WNR.

Citaatrecht. 4.28.  Op grond van artikel 15a Aw en artikel 10 sub b WNR geldt dat als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst en het naburige recht niet wordt beschouwd het citeren uit een eerder rechtmatig openbaar gemaakt werk in een aankondiging, beoordeling, polemiek, wetenschappelijke verhandeling of voor een uiting met een vergelijkbaar doel.

4.29.  Het beschermde werk waaruit de regionale omroepen willen citeren betreft de “reportage(s)” van de eredivisiewedstrijd(en). Het is onvoldoende aannemelijk dat de regionale omroepen deze beeldcitaten zullen uitzenden in de context van een aankondiging, beoordeling, polemiek of wetenschappelijke verhandeling of een soortgelijk doel. Het is namelijk voldoende gebleken dat de regionale omroepen deze beeldcitaten in haar “nieuwsuitzendingen” willen uitzenden en dat deze beeldcitaten dienen ter ondersteuning van informatie over bijvoorbeeld i) doelpunten die zijn gemaakt, ii) laakbare overtredingen die zijn gemaakt, iii) de kwaliteit van de scheidsrechter, en iv) rellen en spreekkoren, als die er zijn geweest. De beeldcitaten worden dan ook niet gebruikt om het beschermde werk “de reportage(s)” van de eredivisiewedstrijd(en) aan te kondigen, te beoordelen of anderszins aan de orde te stellen. Van “citeren” in de zin van bovengenoemde artikelen is dan ook geen sprake.

Reportage-execeptie: 4.31.  Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd een korte opname, weergave en mededeling ervan in het openbaar in een foto-, film-, radio- of televisiereportage voor zover zulks voor het behoorlijk weergeven van de actuele gebeurtenis welke het onderwerp van de reportage uitmaakt, gerechtvaardigd is en mits voor zover redelijkerwijs mogelijk, de bron, waaronder de naam van de maker, duidelijk wordt vermeld (Artikel 16a Auteurswet). Artikel 10 sub d WNR kent voor de naburige rechten een gelijkluidende bepaling.

4.32.  Deze zogenaamde “reportage-execeptie” dient ertoe om media in staat te stellen opnamen te maken van een actuele gebeurtenis. Er dient daarbij een onderscheid te worden gemaakt tussen het beschermde werk (in dit geval de beeldreportage(s) van de eredivisiewedstrijd(en)) en het onderwerp van het beschermde werk (in dit geval de eredivisiewedstrijd(en) zelf). De gebeurtenissen tijdens de eredivisiewedstrijd(en) zijn nieuws, niet de reportage(s) van deze wedstrijd(en). Er is daarom geen sprake van dat de door ROOS c.s. gewenste uitzending van flitsen (zoal als reportage in de genoemde wettelijke zin aan te merken) een korte opname, weergave of mededeling van het beschermde werk (de van de wedstrijden gemaakte beeldreportage) inhouden. Het overnemen van (een deel) van de reportage(s) van de eredivisiewedstrijd(en) valt dan ook niet onder de reikwijdte van de reportage-exceptie. Het voorgaande leidt ertoe dat er ook geen sprake is van de wettelijke beperking zoals is neergelegd in artikel 16a Aw en artikel 10 sub d WNR.

4.33.  De slotsom is dat het vooralsnog onvoldoende aannemelijk is dat de regionale omroepen zonder de toestemming van de rechthebbenden op het auteurs- en naburige recht van de reportage(s) van de eredivisiewedstrijd(en) gerechtigd zijn om flitsen van deze reportage(s) uit te zenden. Dit brengt mee dat – zonder nadere toelichting, die ontbreekt – niet valt in te zien dat de regionale omroepen een rechtens te respecteren belang hebben bij het verkrijgen van flitsen van beeldmateriaal; het is immers gezien het voorgaande aannemelijk dat zij dit beeldmateriaal toch niet mogen uitzenden. De vorderingen van ROOS c.s. zullen dan ook worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8687

Een portret van de hoofdpersoon

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 19 maart 2010, LJN: BL8075, Eiseres c.s. tegen De Auteur en Uitgeverij Prometheus. 

Portretrecht. Mediarecht. Vorderingen van Nina B. tot rectificatie van de over haar verschenen biografie afgewezen. Nina Brink kan zich niet kan verzetten tegen het gebruik van haar portret op de cover. Nina Brink is een bekende persoon en op de cover van een biografie, ook wanneer die niet is geautoriseerd, staat nagenoeg altijd een portret van de hoofdpersoon. Hierbij is in aanmerking genomen dat de desbetreffende foto van Nina Brink eerder is gepubliceerd op de voorpagina van De Volkskrant, op de dag van de beursgang van World Online. 

Betreffende de inhoud heeft de auteur van de biografie, binnen de beperkingen van het kort geding, vooralsnog aannemelijk gemaakt over voldoende bronnenmateriaal te beschikken om de beschuldigingen te kunnen onderbouwen. Een en ander moet verder worden uitgezocht in de bodemprocedure. Een passage in het boek over de dochter van Nina Brink is wel als onrechtmatig aangemerkt.

4.17.  Eisers vorderen tot slot een verbod het desbetreffende portret van [eiseres] te gebruiken op de cover van het boek en ten behoeve van promotionele activiteiten rondom het boek. Ter zitting hebben zij hun vordering beperkt (zie 3.2) in die zin dat alleen de foto van [eiseres] die thans op de cover staat dient te worden verboden. Eisers hebben echter nagelaten te onderbouwen waarom nu juist deze foto dient te worden verboden, terwijl niet in debat is dat het gedaagden wel is toegestaan een ander portret van [eiseres] op de cover te plaatsen. Dit staat reeds aan toewijzing van deze vordering in de weg. Overigens kan niet worden gezegd dat [eiseres] een redelijk belang heeft als bedoeld in artikel 21 Auteurswet om zich te verzetten tegen openbaarmaking van het desbetreffende portret. [eiseres] kan als een ‘public figure’ worden aangemerkt. Op een biografie – ook wanneer die ongeautoriseerd is – is een portret van de hoofdpersoon gebruikelijk en functioneel. De desbetreffende foto heeft bovendien in het verleden op de voorpagina gestaan van De Volkskrant en niet weersproken is dat die krant in een oplage van 300.000 stuks is verspreid. Tot slot kan niet worden gezegd dat [eiseres] in dit geval beschikt over “verzilverbare populariteit” op grond waarvan zij zich tegen gebruikmaking van haar portret op het boek zou kunnen verzetten. Met het portret op de cover van het boek wordt in eerste instantie beoogd onmiddellijk aan te geven over wie het boek gaat.

Lees het vonnis hier op rechtspraak.nl (met gelijktijdige dank aan Matthijs Kaaks, Boekx en Arnout Groen, Klos Morel Vos & Schaap).

IEF 8654

Het uitblijven van de vervolgopdracht

Gerechtshof Amsterdam, 2 maart 2010, zaaknr. 200.015.797/01, Proctor Media Projects B.V.  tegen Dullaert & Dumas Film & TV Producties B.V. (met dank aan Marcel de Zwaan, Bremer & De Zwaan).

Mediarecht. Scenario-opdracht. Hof stelt Proctor alsnog in het gelijk in geschil over schade na uitblijven vervolgopdracht.

Proctor ontwikkelt in opdracht een scenario voor de kindertelevisieserie Spetter, geproduceerd door D&D voor het Dolfinarium Harderwijk. D&D deed een aan Proctor verleend right of first refusal (de mogelijkheid om af te zien van het schrijven van scenario’s voor vervolgseries) niet gestand, omdat het Dolfinarium niet tevreden zou zijn geweest met de kwaliteit van de scripts. De Rechtbank Amsterdam (7 mei 2008, niet gepubliceerd) wees de vorderingen van Proctor aanvankelijk af, bij gebreke van een causaal verband tussen de schade en de  niet gestand gedane optie.

Het Hof vat de verplichtingen van de producent jegens de scenarioschrijver ruimer op. Proctor had redelijkerwijs kunnen begrijpen dat het in beginsel de vervolgopdracht zou worden verstrekt en de producent had de scenarioschrijver over de bezwaren, het Dolfinarium was aanvankelijk wel tevreden,  moeten informeren en de scenarist in de gelegenheid stellen die bezwaren weg te nemen en producent had met de opdrachtgever de bezwaren nader moeten onderzoeken. Causaal verband tussen de toerekenbare niet nakoming van deze verplichtingen en de door Proctor geleden schade wordt wel aanwezig geacht.

Lees het arrest hier.

IEF 8083

Spinoza en de grenzen aan de bescherming van een bekend merk

Quirijn Meijnen, Van der Steenhoven: Spinoza en de grenzen aan de bescherming van een bekend merk.

Op 8 mei 2009 is in Amsterdam een kunstmanifestatie rond de filosoof Baruch Spinoza (1632-1677) begonnen. (…) Onderdeel van de Spinozamanifestatie is het “WatSpinoza?” project van web 2.0 bureau Mediamatic (…)  een postercampagne, met teksten geïnspireerd op Spinoza en geschreven door Dirk van Weelden, de publieke discussie tussen en met Amsterdammers aanwakkeren. Dit door in het openbaar controversiële en spannende vragen te stellen. Een van de posters die tot nadenken doet stemmen is een poster met de tekst “waarom is een hond schoppen een misdrijf maar een koe opeten niet?”. Onderaan de poster is een afbeelding van Ronald Mc Donald, een mascotte van fastfoodketen McDonalds te zien.

McDonalds’s stuurde al een sommatiebrief naar Mediamatic met het verzoek de“Ronald Mc Donald” poster niet meer te gebruiken. De poster is nog overal in Amsterdam te zien en het lijkt erop dat McDonalds er geen rechtszaak van maakt. De vraag is of een rechtszaak kans van slagen gehad zou hebben. Overigens geheel los van de vraag of het voeren van een rechtszaak – die voor McDonalds alleen maar negatieve publiciteit zou hebben opgeleverd – verstandig zou zijn.

Lees hier verder (Endymion, overpeinzingen over intellectueel eigendoms- & mediarecht).