Merkenrecht  

IEF 4072

Wilde Whiskeys

whisk.gifRechtbank Amsterdam, 30 mei 2007, HA ZA 05-2461. Austin Nichols & Co. Inc. tegen Stichting Lodestar (met dank aan Charles Gielen, NautaDutilh).

Tweede whiskeyzaak van vandaag, Wild Turkey tegen Wild Geese, het Beneluxdeeltje van een wereldwijde procedure tussen beide merken. Vonnis over belanghebbenden bij vragen verval merk, normaal gebruik, gebruik door derde, heilung in internationale procedures, overeenstemming & nietigheid en dagvaardingen & central attacks.  

Austin Nichols maakt op grond van haar whiskeymerk Wild Turkey (Benelux woord- en beeldmerk) bezwaar tegen het Beneluxmerk Wild Geese van Stichting Lodestar. Austin vordert dat het merk, dat al is ingeschreven in 1999, nietig dan wel vervallen wordt verklaard. Aangezien het merk tevens de basisregistratie is voor een internationale merkregistratie van het teken Wild Geese, zou daarmee ook de gehele internationale registratie vervallen; een zogenaamde central attack. Gezien de leeftijd van het merk houdt de rechtbank bij de beoordeling de artikelen uit de BMW aan.

De rechtbank oordeelt allereerst dat Austin wel kan worden aangemerkt als belanghebbende bij de vervallenverklaring. Niet is gebleken dat er bijzondere omstandigheden zijn die in verhouding tot Lodestar onbehoorlijk handelen zou opleveren. De afgebroken onderhandelingen van Lodestar met een met een concerngenoot van Austin  kunnen niet als zodanig worden aangemerkt.

Ten aanzien van de gestelde non-usus stelt de rechtbank dat de bewijslast moet worden omgedraaid:

“4.8. (…) Gelet op de vanaf 2001 daterende procedures waarin Austin Nichols zich wereldwijd verzet tegen het gebruik van het teken WILD GEESE, kan beginnend of hernieuwd gebruik van het merk drie maanden voorafgaand aan de vordering tot vervallenverklaring (de dagvaarding) krachtens artikel 14C lid 1 BMW het verval van het merk WILD GEESE niet herstellen, omdat het ervoor moet worden gehouden dat Lodestar toen al kennis had van de mogelijkheid dat een vervallenverklaring ook in de Benelux kon en zou worden ingesteld.

4.9. Alhoewel in beginsel de bewijslast terzake de non-usus op Austin Nichols rust, die zich immers op de rechtsgevolgen van de non-usus beroept, zal de rechtbank gelet op de bewijstechnische problemen die een dergelijke (negatieve) bewijsopdracht voor Austin Nichols met zich brengt, gebruik makend van haar in artikel 5 lid 2 aanhef en onder a BMW toegekende bevoegdheid, Lodestar belasten met het bewijs van het normale gebruik van haar merk in de Benelux in de relevante periode.

4.10. (…) Tussen partijen is verder niet in geschil dat ook van normaal gebruik sprake kan zijn indien het merkgebruik heeft plaatsgevonden in het kader van (voldoende) promotionele activiteiten die erop gericht zijn afzet voor het merk te vinden in de Benelux.

De bewijsstukken van Lodestar, o.a. over het gebruik van het merk door een derde op beurzen, acht de rechtbank vooralsnog echter onvoldoende. Van een geldige reden voor non-usus is geen sprake.”

“4.15. Gelet op het vorenstaande heeft Lodestar het bewijs dat zij haar merk WILD GEESE in de relevante periode normaal heeft gebruikt in de Benelux nog niet geleverd. De rechtbank zal Lodestar toelaten tot het leveren van (nader) bewijs dat zij in de relevante periode haar merk normaal heeft gebruikt in de zin van de BMW.

4.16. Met Austin Nichols is de rechtbank van oordeel dat, indien het merk WILD GEESE voor vervallenverklaring wegens non-usus in aanmerking komt en Lodestar dus niet in vorenbedoeld bewijs slaagt, door Lodestar onvoldoende feiten en omstandigheden zijn gesteld om van een geldige reden voor dit niet-gebruik in de zin van artikel 5 lid 2 sub a BMW uit te kunnen gaan.

De omstandigheid dat de onderhandelingen met Irish Distillers lang hebben geduurd en mogelijk door Irish Distillers onnodig zijn vertraagd, is onvoldoende om van een geldige reden uit te kunnen gaan. Deze omstandigheid, die meebracht dat Lodestar nog niet daadwerkelijk met whiskey op de markt kon komen, behoort wel degelijk tot haar ondernemersrisico, onder meer omdat zij op voorhand ermee bekend was dat het op de markt brengen van whiskey uitsluitend mogelijk was via Irish Ditillers ofwel via Cooley’s. Daarbij komt dat zij in 2002 een overeenkomst met Cooley’s heeft gesloten en toen nog ruim de tijd had om haar merk normaal in de Benelux te gaan gebruiken. Voorts is niet komen vast te staan dat het aan Austin Nichols is toe te rekenen dat aan Lodestar meermaals de toegang is ontzegt tot de belangrijkste internationale (sterke) drank beurs te Cannes.”

De nietigverklaring  op grond van verwarringsgevaar is niet toewijsbaar, omdat de merken onvoldoende overeenstemmen. Ook de central attack faalt. De uiteindelijk juiste dagvaarding is net te laat betekent:

“4.28. Pas op 4 juli 2005, na het verstrijken van de hier relevante termijn van vijf jaar is Austin Nichols overgegaan tot juiste betekening van de dagvaarding aan het adres van de bestuurder volgens het Haags Betekeningsverdrag. Het staat vast dat de toen verzonden dagvaarding wel door de bestuurder van Lodestar is ontvangen, dit wordt immers door Lodestar erkend. Deze dagvaarding van 4juli 2005 moet dan ook worden geacht de basis te vormen van deze procedure.

4.29. Gelet op het vorenstaande kan niet worden geconcludeerd dat betekening van de dagvaarding vóór 21juni 2005 heeft plaatsgevonden, zodat ervan moet worden uitgegaan dat Austin Nichols de rechtsvordering tot nietig dan wel vervallenverklaring niet binnen de hier relevante periode van vijfhaar heeft ingesteld.”

Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden om Lodestar in de gelegheid te stellen om gebruik aan te tonen.

Lees het vonnis hier.

IEF 4071

Ondertussen in het koninkrijk

jwbl.gifHoge Raad, 1 juni 2007, LJN: BA3525. Diageo Brands B.V. tegen Esperamos N.V. C.S.

Antillenzaak. Vordering op grond van merkinbreuk en o.d. tot verbod verkoop van flessen whisky waarvan identificatienummers zijn verwijderd afgewezen. In de aangehechte conclusie  van Verkade, zoals altijd weer het lezen waard, wordt met betrekking tot uitputting en parallelimport ook vrij uitvoerig ingegaan de Benelux/EU-situatie.

In deze Antilliaanse (kortgeding-)zaak verzet merkhouder Diageo zich tegen de verhandeling door de supermarktondernemingen Esperamos c.s. van 'Johnnie Walker' en 'Black Label' whisky's, waarbij controletekens op de achterzijde van de etiketten 'weggelaserd' zijn.

Het GEA heeft de - op Diageo's Nederlands-Antilliaanse merkrechten en op 'onrechtmatige daad' gebaseerde - vorderingen afgewezen. Het hof heeft het vonnis van het GEA bevestigd.
In cassatie bestrijdt Diageo 's hofs vonnis over vrijwel de volle breedte. De Hoge Raad verwerpt het beroep.

“3.5 Onderdeel III onder A betoogt dat het hof is uitgegaan van een onvolledig en daarom onjuist uitgangspunt ten aanzien van de wezenlijke functie van het merk, omdat ook het belang van reclame en goodwill in aanmerking moet worden genomen. Het onderdeel faalt omdat het hof bij de beantwoording van de hem voorgelegde vraag terecht is uitgegaan van de herkomstgarantie als wezenlijke functie van het merk.

3.6 Onderdeel IV (…) Het onderdeel ziet voorts eraan voorbij dat het hof heeft aannemelijk geacht dat de identificatienummers (vrijwel) uitsluitend zijn aangebracht met het doel parallelimport tegen te gaan en dat, nu deze parallelimport is toegestaan, het verwijderen van de nummers in dit verband niet onrechtmatig is. In het oordeel van het hof ligt besloten dat het de stellingen van Diageo met betrekking tot mogelijke andere belangen die door de verwijdering van deze nummers zouden zijn geschonden, heeft verworpen.

Ten slotte kunnen ook de klachten die inhouden dat het hof heeft miskend dat de nummers een legitiem middel vormen om wanprestatie van de leden van de verkooporganisatie op te sporen, niet tot cassatie leiden, omdat de stellingen van Diageo onvoldoende feiten inhouden waaruit zou kunnen volgen dat Esperamos c.s. de hier bedoelde wanprestatie hebben uitgelokt dan wel onrechtmatig van eventuele wanprestatie hebben geprofiteerd, zodat het hof op deze stellingen niet behoefde in te gaan.”

Lees het arrest hier.

IEF 4068

Forumshoppen in China

Danny Friedmann (student IVIR en editor IP Dragon): How to work within China’s IPR enforcement system for trademark and design rights. (Eerder gepubliceerd in BMM Bulletin 2007-1, p.8-12).

“However, on the ground the enforcement is still inadequate, due to a lack of transparency, lack of a rule of law, lack of an independent judiciary, lack of a uniform application of law widespread corruption and local protectionism1, and lack of expertise in and respect for IPR. Within such a difficult environment one should tread carefully. Which enforcement approaches should one take in what situation? The administrative, criminal and civil enforcement routes, relevant to trademark and design rights will be navigated below. Besides, the controversial implementations of some TRIPs provisions will be explored, to shed light on possible enforcement challenges.”

Lees het gehele artikel hier

IEF 4067

Omspringen

Rechtbank Haarlem, 30 mei 2007, KG ZA 07-194. Keune Haircosmetics Export B.V. tegen B. c.s (met dank aan Nanda Ruyters AKD Prinsen Van Wijmen). 

Merkenrecht. Onachtzaam omspringen met belangen bij overdracht na opzegging samenwerking. Voorschot op schadevergoeding matigt de proceskostenveroordeling.

Eiserers Keune, een haarverzorgingsproducent, en gedaagde B. hadden tot 2003 een distributieovereenkomt. In het kader van de samenwerking heeft B. een aantal merken van Keune in Turkije laten registeren op naam van Nova. Nadat de overeenkomt door B. is opgezegd, komen partijen overeen dat de merkregistraties zullen worden overgedragen aan Keune. B. maakt echter bezwaar tegen de wijze waarop dat volgens Keune zou moeten gebeuren, waarbij B.  zich beroept op het Turkse recht. Onder andere op grond van een verklaring van twee Turkse advocaten oordeelt de rechter dat dat bezwaar ongegrond is. De merken moeten worden overgedragen op de wijze die Keune heeft aangegeven. Nova mag de merken ondertussen niet aan derden overdragen.

Daarnaast stelt de rechter dat B.  “zo onachtzaam is omgesprongen met de belangen van Keune, dat dit tegen de achtergrond van de rechtsverhouding die tussen partijen bestond jegens Keune onrechtmatig is. Aannemelijk is dat Keune hierdoor schade heeft geleden. Het gevorderde voorschot op schadevergoeding zal worden toegewezen op € 10.000,-.“

Voor de proceskosten verwijst de rechter nog naar de Handhavingsrichtlijn. De kosten worden gematigd, mede met het oog op het genoemde voorschot, tot € 10.000,-.

Lees het vonnis hier.

IEF 4062

Overeenstemmende leeuwen

klw.gifRechtbank Zwolle-Lelystad , 29 11 2006, gepubliceerd 16 mei 2007, LJN: BA0523. Megagifts B.V. Dimensio Verpakkingen B.V.

Aardige zaak over de verbintenisrechtelijke gevolgen van een door de douane tegengehouden partij in opdracht gefabriceerde voetballen met daarop afgedrukt een leeuwenkop die een met het logo van de KNVB overeenstemmend teken zou zijn. Opdrachtgever is aansprakelijk.

Gedaagde Dimensio heeft Megagifts in maart 2006 opdracht gegeven tot het leveren en bedrukken van 1.500 oranje voetballen voor een reclamecampagne in verband met het WK in Duitsland. De ballen zouden bedrukt worden met een door Dimensio aangeleverde tekst en afbeelding. De afbeelding betrof de kop van een leeuw. Megagifts heeft een leverancier in Pakistan opdracht gegeven om de voetballen te fabriceren en te bedrukken.

De partij ballen wordt echter op luchthaven Schiphol door de douane tegengehouden, omdat mogelijk sprake zou zijn van inbreuk op de merkrechten van de KNVB. De leeuwenkop zou een met het logo van de KNVB overeenstemmend teken zijn. De KNVB laat Megagifts weten dat de import van de voetballen onrechtmatig zou zijn op grond van artikel 13A van de Benelux-Merkenwet. Megagifts heeft ingestemd met vernietiging van de ballen en de kosten van de vernietiging bedrag betaald.

Megagifts heeft vervolgens Dimensio voor de opdracht voor het leveren en bedrukken van de voetballen een bedrag van € 5.615,00 in rekening gebracht. Dimensio weigert de factuur te voldoen en betwist dat zij is tekortgeschoten. Volgens haar lag het op de weg van Megagifts, als deskundige partij, om te controleren of Dimensio rechthebbende was op het logo. De rechtbank is het daar niet mee eens.

“4.8.  Dimensio heeft Megagifts een opdracht verstrekt die er op neerkwam dat Megagifts bij de uitvoering van die opdracht inbreuk maakte op het merkenrecht van een derde en aldus onrechtmatig handelde jegens die derde. Aan de door Dimensio verstrekte opdracht was derhalve inherent dat Megagifts bij de uitvoering ervan in de problemen zou kunnen geraken en daardoor schade zou kunnen lijden. De opdrachtgever die een dergelijke opdracht verstrekt handelt onzorgvuldig en in strijd met een uit de overeenkomst voortvloeiende nevenverplichting om zijn contractspartij geen schade toe te brengen. Aldus is ook Dimensio tekortgeschoten in een op haar rustende verplichting. Die tekortkoming komt, gelet op het karakter van de overeenkomst waarbij Megagifts niet betrokken was bij het ontwerp, voor rekening van Dimensio. In dit kader is van belang dat Dimensio voor het ontwerp de hulp van een professionele derde, een ontwerpbureau, heeft ingeschakeld.

4.9.  Door de toerekenbare tekortkoming van Dimensio is Megagifts tekortgeschoten in haar verplichting tot levering, in verband waarmee de overeenkomst vervolgens (terecht) ontbonden is. De toerekenbare tekortkoming van Megagifts vormt aldus een grond voor de ontbinding in de zin van artikel 6: 277 lid 1 BW.

4.10.  Megagifts heeft aanspraak op vergoeding van de schade die het gevolg is van het feit dat geen wederzijdse nakoming maar ontbinding van de overeenkomst heeft plaatsgevonden. Wanneer wederzijdse nakoming zou hebben plaatsgevonden, zou Megagifts aanspraak hebben kunnen maken op de overeengekomen prijs. Door de ontbinding heeft zij geen aanspraak op de overeengekomen prijs. Haar schade bestaat dan ook uit de overeengekomen prijs. De rechtbank overweegt daarbij dat gesteld noch gebleken is dat Megagifts door de ontbinding van de overeenkomst kosten heeft bespaard. Op het moment van de overeenkomst waren de voetballen al vervaardigd en bedrukt en gereed om geleverd te worden.

4.11.  Nu sprake is van schadevergoeding, en niet van nakoming, kan Megagifts geen aanspraak maken op de BTW over de overeengekomen prijs. De BTW vormt geen schadepost.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4061

Anti-Vandaal-Coating

grc.gifRechtbank Roermond, 16 mei 2007, KG ZA 07-73. APP All Remove B.V. tegen Rema Groep Venray B.V., h.o.d.n. AZS Nederland Regio Zuid-Oost en Royal Floor Care B.V., h.o.d.n. Stone International. Eisers (door tussenkomst) in incident: Polysaccharide Industries AB en PSS Interservice AG (met dank aan Jos van der Wijst, Bogaerts en Groenen Advocaten)  

Misleidende mededelingen over anti-grafitticoatings. Geen nietigheid ingeroepen binnen vijf jaar na vervallen merkinschrijving ergo geen beroep meer op kwade trouw. Geen werkelijke proceskostenveroordeling nu dagvaarding voor 1 mei 2007 is uitgebracht.

Eiser in incident Polysaccharide Industries (hierna: PSI) geeft de exclusieve Europese distributierechten op het product PSS20 (een coating waarmee gebouwen kunnen worden beschermd tegen o.a. graffiti) aan PSS Interservice AG (hierna: PSSI). Deze verleent de rechten voor de Benelux weer aan eiser (in conventie) APP All Remove (hierna: APP). De overeenkomst tussen PSSI en PSS wordt echter beëindigd, en daarmee verliest ook APP haar exclusieve distributierechten voor de Benelux. Deze rechten worden door PSSI gegeven aan gedaagde (in conventie) AZS.

Eerder had PSI het woordmerk PSS 20 al geregistreerd, welk merk echter inmiddels is vervallen. APP heeft voor de Benelux het woordmerk Anti-Vandaal-Coating “PSS 20” geregistreerd. Dit merk is nog wel geldig.

APP vordert, kort gezegd, dat AZS en Stone International wordt verboden uitlatingen te doen, waarbij onjuistheden of onwaarheden over haar worden verspreid. Zij doelt hiermee op de vermelding van referentieprojecten op de website van AZS, waarbij de indruk zou worden gewekt dat AZS deze projecten heeft uitgevoerd, terwijl deze in werkelijkheid zijn verricht door APP. Verder vordert APP het staken en gestaakt houden van het gebruik van (delen van) de merknaam en/of handelsnaam Anti-Vandaal-Coating PSS 20 door AZS. Zij doelt hiermee in wezen enkel op het gebruik van de naam PSS 20 door AZS.

In reconventie vorderen, kort gezegd, AZS en Stone International een verbod op het onrechtmatig inroepen van het merk Anti-Vandaal-Coating PSS 20 door APP. Het depot van APP zou te kwader trouw zijn verricht.

De rechtbank oordeelt dat met de geplaatste referentielijsten, alsmede een met e-mail die door AZS aan klanten is gestuurd, inderdaad onjuiste voorstellingen zijn gewekt bij de gemiddelde lezer, welke onrechtmatig moeten worden geacht jegens APP.

Voor wat betreft de vordering in reconventie oordeelt de rechtbank: “Iedere belanghebbende kan de nietigheid van de inschrijving van een merk, waarvan het depot te kwader trouw is verricht, inroepen binnen een termijn van vijf jaar (…). Nu de genoemde termijn ongebruikt is verstreken, is er sprake van een geldige inschrijving van het merk Anti-Vandaal-Coating PSS 20. (…) Aan het inroepen van een depot wegens te kwader trouw is door de Benelux-wetgever de beperking gesteld dat dit binnen een bepaalde periode dient te geschieden. Daarmee is niet verenigbaar dat dezelfde gedragingen die binnen die periode kwader trouw zouden hebben opgeleverd, na het verstrijken van die periode naar nationaal recht als onrechtmatige daad zouden kunnen worden aangemerkt met hetzelfde feitelijke gevolg, te weten dat de merkhouder de bescherming van het merk niet kan inroepen. Dat zou aan de beperking haar betekenis ontnemen.”

“Het gebruik van een merk dat door het verstrijken van de termijn niet meer kan worden nietig verklaard, kan wel nog worden verboden wegens strijd met andere rechten. Dergelijke rechten zijn gesteld noch gebleken.”

Aangezien APP een volledige proceskostenveroordeling heeft gevorderd, wordt het vonnis afgesloten met een niet-richtlijnconforme overweging: “Deze titel is evenwel van toepassing op procedures waarin de dagvaarding na 1 mei 1007 is uitgebracht. Nu in de onderhavige procedure de dagvaarding op 16 april 2007 is uitgebracht, zal de vordering tot een volledige kostenveroordeling worden afgewezen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4060

Eerst even voor jezelf lezen

1- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 06-2381. G-Sus Wholesale And Design B.V. tegen Low Land Fashion International B.V.

Low Land heeft inbreuk gemaakt op het aan G-Sus toekomende auteursrecht met betrekking tot de ‘Rubber Boot’ jas. Geen verbod, wel schadevergoeding etc. Beslissing aangehouden.

Lees het vonnis hier.

2- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 02-2947. Koninklijke Philips Electronics N.V. Furness Logistics Moerdijk B.V., Mega Data Gmbh, Princo Digital Disc GmbH & Princo Switserland Ag.

Octrooizaak. Beslissing aangehouden wegens tussentijds te appelleren.

Lees het vonnis hier.

3- Rechtbank Roermond, 16 mei 2007, KG ZA 07-73. App All Remove B.V. tegen Rema Groep Venray B.V. c.s. (met dank aan Jos van der Wijst, Bogaerts en Groenen Advocaten)

Misleidende mededelingen over anti-grafitticoatings. Geen nietigheid ingeroepen binnen vijf jaar na merkinschrijving ergo geen beroep meer op kwade trouw. Geen werkelijke proceskostenveroordeling nu dagvaarding voor 1 mei 2007 is uitgebracht.

Lees het vonnis hier.

4-  Rechtbank Amsterdam, 24 mei 2007, KG ZA OdC/LW. TBlox B.V. tegen Market4Care Nederland B.V. (met dank aan Nanda Ruyters, AKD Prinsen Van Wijmen) 

Executiegeschil in auteursrechtgeschil. Geen dwangsommen verbeurd.

Lees het vonnis hier.

5- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, KG ZA 07-252. Fort Vale Engineering Limited tegen Pelican Worldwide B.V.

EP ventiel-samenstelsel. Geen inbreuk, rechtbank wijst vorderingen af en veroordeelt eiser in de kosten van de procedure ten bedrage van € 63.108,80.

Lees het vonnis hier.

IEF 4056

Om het lichaam te bedekken

Dept.jpgRechtbank Arnhem, 25 mei 2007, KG ZA 07-181. Dept B.V. en Thomas Johannes Maria Netten tegen Intres B.V. (met dank aan Dirk Straathof, Brinkhof).

Woordmerk DEPT beschikt niet of nauwelijks over onderscheidend vermogen en is niet ingeburgerd. Zwaartepunt ligt bij visuele gelijkenis. Geen handelsnaaminbreuk of onrechtmatig aanhaken. Moeders kopen kinderkleding.

Eisers zijn respectievelijk licentienemer en houder van het woordbeeldmerk DEPT, geregistreerd voor klasse 25: kledingstukken. Gedaagde, Intres, is houder van het (jongere) woordmerk GS DEPT. Dept verkoop onder de naam DEPT dameskleding. Intres brengt als retail service organisatie kinderkleding op de markt onder de naam GS DEPT, hetgeen volgens Dept inbreuk maakt op haar merk- en handelsnaamrechten. Bovendien zou Intres onrechtmatig aanhaken bij het succes van DEPT.

Soortgelijkheid waren

Intres bestrijdt dat de waren waarvoor DEPT is geregistreerd is (dameskleding) niet-soortgelijk zijn aan die waarvoor het merk GS DEPT is geregistreerd (kinderkleding). De rechtbank is van mening dat de waren niet concurrerend, niet complementair en voor elkaar niet relevant zijn, maar toch "in enige mate soortgelijk zijn","omdat dameskleding en kinderkleding worden gebruikt om het lichaam te bedekken" en omdat "De bestemming - het doelpunbliek- vrouwen resp. ouders, voor een groot deel overlappend is, omdat kinderkleding in het algemeen door vmoeders wordt gekocht."

Overeenstemming tekens

Ter zitting is gebleken dat het woord “dept” (Engelse afkorting voor: “departement store”) in zwang is geraakt als opdruk van kleding. Voordat Dept in 1997 haar beeldmerk DEPT registreerde, was er  echter al een aantal kledingmerken ingeschreven met daarin het woord “dept” en bovendien heeft Intres een groot aantal voorbeelden getoond, waarin het woord “dept” als opdruk (...) is geplaatst, of als label, zonder dat hieraan een merk ten grondslag ligt. Dit betekent dat het woord “dept” als woord voor kleding niet of nauwelijks onderscheidend vermogen heeft. Tevens is er onvoldoende intensief gebruik van het woord DEPT gemaakt om te kunnen spreken van verkregen onderscheidend vermogen door inburgering.

“Fonetisch en begripsmatig is er gelijkenis tussen met woord “dept” in merk ten teken, maar dat weegt niet zwaar in de totaalindruk, omdat hiervoor is overwogen dat aan dit woord niet of nauwelijks onderscheidend vermogen toekomt. Het zwaartepunt ligt daarom bij de toets naar de mate van visuele gelijkenis. Die gelijkenis is er onvoldoende, omdat het woordbeeldmerk DEPT in de grafische vorm zoals ingeschreven, zo afwijkt van het teken GS DEPT, geschreven in de voor de inschrijving gebruikte neutrale letter, dat het in aanmerking komende publiek, gegevens de beperkte makte van soortgelijkheid van de waren, niet in verwarring wordt gebracht omtrent de herkomst van de verschillende waren. (...) Een en ander leidt tot de conclusie dat Intres geen merkinbreuk heeft gepleegd op het woordbeeldmerk DEPT.”

Handelsnaam

DEPT is beschrijvend en "op kleding reeds gemeengoed", waardoor het gebruik van het woord in de handelsnaam (thans) geen beschermende werking (meer) biedt. Onrechtmatig aanhaken wordt niet aangenomen, waarbij de rechtbank wederom verwijst naar het gemis aan onderscheidend vermogen van het woord DEPT.

Lees het vonnis hier.

IEF 4051

Verwarring te duchten

1977.gifVerkiezingsmerkenrecht met alle elementen van het reguliere merkenrecht; ouder inschrijvingen, onderscheidend vermogen, overeenstemming, eigennamen, freihaltebedürfnis en verwarringsgevaar.

“Staatscourant 23 mei 2007, nr. 97: “Het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft in zijn vergadering van 14 mei 2007 besloten het verzoek tot opneming van de aanduiding ‘Ons Fortuin Punt NL’ in het register van aanduidingen ten behoeve van de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal af te wijzen op grond van het feit dat de aanduiding in hoofdzaak overeenstemt met een reeds geregistreerde aanduiding van een andere politieke groepering en daardoor op grond van artikel G 1, vierde lid, onder b, van de Kieswet verwarring te duchten is.”

Lees de gehele afwijzing hier.

IEF 4034

Waar Frans wordt gesproken

lved.gifGerechtshof ’s-Gravenhage, beschikking van 10 mei 2005, LJN: BA5728, Verzoeker tegen het BBIE.

Merkenrecht. Bovemij-beschikking. Vervolg op eerdere beschikking waarin verzoeker in de gelegenheid is gesteld nader bewijs te leveren van inburgering in zowel het Nederlandstalige- als het Franstalige gebied van de Benelux. Verzoeker slaagt daar niet in.

Verzoeker heeft zich erop beroepen dat het teken LE VIN EN DIRECT onderscheidend vermogen heeft gekregen door inburgering. In zijn beschikking van 9 november 2006 verwijst het hof naar HvJ EG 7 september 2006, Bovemij Verzekeringen NV, en overweegt:

“dat het beroep op inburgering alleen kan slagen als vast komt te staan dat het teken behalve in het Nederlandstalige gebied van de Benelux ook onderscheidend vermogen heeft verkregen in het gebied van de Benelux waar Frans wordt gesproken / de officiële taal is.”

“(…) Het hof is van oordeel dat het door verzoeker overgelegde materiaal onvoldoende is om aan te nemen dat het teken in zowel het Nederlandstalige- als het Franstalige gebied van de Benelux door een aanzienlijk deel van het in aanmerking komende publiek zal worden opgevat als bestemd ter onderscheiding van de waren en diensten als afkomstig van één bepaalde onderneming. Ook de nader overgelegde producties zijn immers in het Nederlands opgesteld en richten zich uitsluitend op het Nederlandstalige publiek.”(8)

De slotsom is dat het verzoek van verzoeker zal worden afgewezen.

Lees de beschikking hier.