Merkenrecht  

IEF 18701

Geen verwarringsgevaar ten aanzien van diensten gericht tot professioneel publiek

Gerecht EU (voorheen GvEA) 20 sep 2019, IEF 18701; ECLI:EU:T:2019:642 (The Logistical Approach tegen EUIPO), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-verwarringsgevaar-ten-aanzien-van-diensten-gericht-tot-professioneel-publiek

Gerecht EU 20 september 2019, IEF 18701, IEFbe 2950; ECLI:EU:T:2019:642 (The Logistical Approach tegen EUIPO) Naar aanleiding van de weigering van het verzoek door het EUIPO op grond van een vermeend ouder merk waardoor verwarringsgevaar is ontstaan, is verzoekster - The Logistical Approach - in oppositie gegaan. Betwist wordt de beoordeling van de kamer van beroep van het EUIPO inzake het relevante publiek, de vergelijking van diensten, de vergelijking van tekens en het bestaan van verwarringsgevaar. Er is wel sprake van verwarringsgevaar voor wat betreft de diensten die betrekking hebben op het brede relevante publiek. Echter er bestaat geen verwarringsgevaar ten aanzien van de diensten die gericht zijn tot het professionele publiek.

Aangezien de kamer van beroep, zoals het EUIPO betoogt, in de punten 56 en 57 van de bestreden beslissing heeft geoordeeld dat het verwarringsgevaar evenzeer bestond voor de diensten die zich zowel tot vaklui als tot het grote publiek richten, als voor de diensten die zich uitsluitend tot vaklui richten, kon zij inderdaad om redenen van proceseconomie de identificatie van de gemiddelde consument voor elke betrokken dienst achterwege laten.

28      Deze benadering is echter slechts verenigbaar met de beginselen die met name uit de in de punten 18 en 23 hierboven aangehaalde rechtspraak blijken wanneer de kamer van beroep geen blijk geeft van een onjuiste opvatting door te oordelen dat het verwarringsgevaar zowel bestaat voor de diensten die zich richten tot een publiek dat bestaat uit het grote publiek met een gemiddeld aandachtsniveau én het professionele publiek met een hoog aandachtsniveau, als voor de diensten die zich uitsluitend richten tot het professionele publiek.

29      Indien het in punt 28 hierboven bedoelde oordeel van de kamer van beroep daarentegen onjuist is omdat enkel voor één van de betrokken publieken verwarringsgevaar bestaat, moet de onderhavige grief van verzoekster daarentegen worden aanvaard en moet de bestreden beslissing op die grond worden vernietigd. De relevantie van de onderhavige grief hangt dus ervan af of het oordeel van de kamer van beroep in de punten 56 en 57 van de bestreden beslissing gegrond is, hetgeen hieronder zal worden onderzocht.

30      In casu heeft de kamer van beroep in de punten 25 tot en met 32 van de bestreden beslissing geoordeeld dat de betrokken diensten dezelfde waren. Verzoekster betwist deze vaststellingen. In dit stadium moet echter om redenen van proceseconomie worden uitgegaan van de hypothese dat de door de conflicterende merken aangeduide diensten dezelfde zijn. Bij de beoordeling van het bestaan van verwarringsgevaar moet worden nagegaan of, uitgaande van deze premisse, de kamer van beroep terecht heeft geoordeeld dat verwarringsgevaar bestond (zie de punten 65 tot en met 70 hieronder).

[…]

65      In casu vertonen de betrokken tekens een geringe mate van overeenstemming op visueel, fonetisch en begripsmatig vlak (zie de punten 49, 56 en 61 hierboven). Een van de factoren waarmee bij de beoordeling van het verwarringsgevaar rekening moet worden gehouden, is met name het aandachtsniveau van het relevante publiek voor de betrokken diensten. In casu heeft de kamer van beroep geoordeeld dat een deel van de diensten zich uitsluitend richtte tot het professionele publiek dat blijk geeft van een hoog aandachtsniveau en de tijd neemt om de conflicterende merken te bestuderen.

66      In de veronderstelling dat de betrokken diensten dezelfde zijn, zoals de kamer van beroep heeft geoordeeld (zie punt 30 hierboven), en rekening houdend met het normale onderscheidend vermogen van het oudere merk (zie punt 64 hierboven), had de kamer van beroep het bestaan van verwarringsgevaar moeten uitsluiten, althans voor de diensten die zich uitsluitend richtten tot het professionele publiek, dat blijk zal geven van een hoog aandachtsniveau. Wegens het hoge aandachtsniveau bij de keuze van de betrokken diensten en gelet op de geringe mate van overeenstemming van de betrokken tekens, met name wegens hun verschillende structuren, hetgeen niet aan de aandacht van een bijzonder omzichtig en oplettend publiek zal ontsnappen, kan er immers geen sprake zijn van verwarringsgevaar met betrekking tot de commerciële herkomst van deze diensten.

67      Dienaangaande moet worden opgemerkt dat, anders dan de kamer van beroep in punt 57 van de bestreden beslissing heeft gesteld, de omstandigheid dat vaklui slechts zelden de mogelijkheid hebben om de verschillende merken rechtstreeks met elkaar te vergelijken, maar moeten afgaan op het onvolmaakte beeld dat hun van die merken is bijgebleven, niet tot de conclusie kan leiden dat het beeld van de betrokken merken in casu grotendeels wordt bepaald door hun gemeenschappelijke element „idea”.

68      Hoewel het element „idea” deel uitmaakt van een van de dominerende bestanddelen van het aangevraagde merk en het onderscheidende bestanddeel is van het oudere merk, zal het door de vaklui immers niet worden beschouwd als het enige element aan de hand waarvan de betrokken merken kunnen worden geïdentificeerd.

69      Bijgevolg dient het onderhavige middel te worden aanvaard voor zover het ziet op de diensten van het aangevraagde merk die zich uitsluitend richten tot een professioneel publiek.

IEF 18692

HvJ EU: kwade trouw bij verwarringsgevaar hangt af van omstandigheden geval

HvJ EU 12 sep 2019, IEF 18692; ECLI:EU:C:2019:724 (Koton tegen EUIPO), https://ie-forum.nl/artikelen/hvj-eu-kwade-trouw-bij-verwarringsgevaar-hangt-af-van-omstandigheden-geval

HVJ EU 12 september 2019, IEF 18692; IEFbe 2947; ECLI:EU:C:2019:724 (Koton tegen EUIPO) Nadal Esteban heeft bij het EUIPO een aanvraag ingediend voor een teken als Uniemerk, voor waren en diensten van de klassen 25, 35 en 39 (kledingstukken, reclame en transport). Rekwirante, een onderneming die kledingstukken, schoeisel en accessoires produceert en verkoopt, heeft oppositie ingesteld op grond van kwade trouw in verband met oudere merken. Ongeacht het feit dat de tekens overeenstemmen en interveniënt kennis had van de oudere merken van rekwirante, zijn volgens het EUIPO de diensten waarvoor de twee merken zijn ingeschreven in te hoge mate verschillend om van kwade trouw te kunnen spreken. Wat zijn de criteria op grond waarvan kan worden bepaald of sprake is van kwade trouw in een situatie waarin verwarringsgevaar bestaat? Kwade trouw moet worden beoordeeld in het licht van alle omstandigheden van het geval. Daarnaast moeten de volgende criteria in acht worden genomen: (i) de vraag of de aanvrager wist dat verwarringsgevaar bestaat, (ii) de commerciële logica achter de indiening van de aanvraag tot inschrijving, en (iii) chronologie van de gebeurtenissen die de inschrijving hebben gekenmerkt. 

IEF 18696

Uitspraak ingezonden door Léon Dijkman, HOYNG ROKH MONEGIER.

Verwarringsgevaar tussen RAWBLUE en RAW

Hof Den Haag 11 jun 2019, IEF 18696; (G-Star Raw tegen Topstreetwear), https://ie-forum.nl/artikelen/verwarringsgevaar-tussen-rawblue-en-raw

Hof Den Haag 11 juni 2019, IEF 18696; (G-Star Raw tegen Topstreetwear) G-Star maakt deel uit van het G-Star RAW-concern en is houdster van een aantal woordmerkrechten. TM25 is houdster van verschillende beeldmerkrechten van G-Star RAW. Centraal staat de vraag of geïntimeerden inbreuk hebben gemaakt op de merkrechten van G-Star en TM25 door het gebruik van het RAWBLUE-teken door Topstreetwear. Het gaat hierbij zowel om het gebruik van het merk RAW alleen als in combinatie met andere tekens, zoals G-STAR. Gezien het feit dat de door Topstreetwear gebruikte RAW BLUE-tekens en de RAW-woordmerken zijn ingeschreven voor gelijke waren en overeenstemmen, en mede gelet op het feit dat de merken onderscheidend vermogen hebben, is sprake van verwarringsgevaar en dus een inbreuk op de merkrechten van G-Star. Tevens is er door het RAWBLUE-teken inbreuk gemaakt op het beeldmerk waarvan TM25 houdster is.
In 2010 oordeelde het Oberlandesgericht Düsseldorf nog dat er geen sprake was van verwarringsgevaar (r.o. 1.13). Het OLG kwam tot deze beslissing op basis van een beoordeling van het onderscheidend vermogen van G-Stars RAW-merk op 23 januari 2006, het zgn. Kollisionszeitpunkt. Het onderscheidend vermogen van een merk is evenwel geen constante grootheid en kan met name in de tijd variëren (r.o. 14). Daarom moet onderscheidend vermogen en verwarringsgevaar ex nunc (opnieuw) worden beoordeeld. Het beginsel van Unietrouw staat daaraan niet in de weg.

IEF 18694

Conclusie AG over exclusieve bevoegdheid rechtbanken voor Gemeenschapsmodel

HvJ EU 18 sep 2019, IEF 18694; ECLI:EU:C:2019:760 (Spin Master tegen High5), https://ie-forum.nl/artikelen/conclusie-ag-over-exclusieve-bevoegdheid-rechtbanken-voor-gemeenschapsmodel

Conclusie AG HvJ EU 18 september 2019, IEF 18694; IEFbe 2946; ECLI:EU:C:2019:760 (Spin Master tegen High5) Spin Master is een Canadese onderneming in speelgoedproducten. Onder het merk 'Bunchems' verhandelt zij gekleurde speelballetjes (klittenballetjes) die aan elkaar klitten, waardoor allerlei vormen en figuren kunnen worden gemaakt. Op 16 januari 2015 is op haar naam een Gemeenschapsmodel voor deze speelballetjes geregistreerd. High5 verhandelt onder de naam 'Linkeez' eveneens gekleurde klittenballetjes. Spin Master heeft bij de voorzieningenrechter van rechtbank Amsterdam [IEF 16516] een vordering ingesteld tot vaststelling van voorlopige en beschermende maatregelen wegens inbreuk op haar geregistreerde Gemeenschapsmodel. Zij verzocht om High5 te verbieden de producten in Nederland te koop aan te bieden. High5 voerde aan dat alleen de rechtbank Den Haag bevoegd was om van het geschil kennis te nemen en dat de rechtbank Amsterdam dus niet bevoegd was. De prejudiciële vraag [IEF 18077] luidt of de exclusieve bevoegdheid van de (gespecialiseerde) rechtbanken voor het Gemeenschapsmodel om kennis te nemen van bepaalde vorderingen ter zake van inbreuken en geldigheid, zoals bedoeld in de artikelen 80 en 81 van verordening nr. 6/2002, zich al dan niet uitstrekt tot de in artikel 90 van die verordening bedoelde voorlopige en beschermende maatregelen?

IEF 18688

Merkinbreuk door verkoop van namaak

Rechtbank Den Haag 3 apr 2019, IEF 18688; ECLI:RBDHA:2019:9555 (Luxottica tegen Alex), https://ie-forum.nl/artikelen/merkinbreuk-door-verkoop-van-namaak

Rechtbank Den Haag 3 april 2019, IEF 18688; ECLI:RBDHA:2019:9555 (Luxottica tegen Alex) Luxottica is houdster van onder andere het beeldmerk en woordmerk van Ray-Ban. Gedaagde heeft onder de naam “Alex“ advertenties voor zonnebrillen op Marktplaats geplaatst. Tot deze advertenties hoort ook een advertentie waarin gedaagde een zonnebril van het merk Ray-Ban te koop aanbiedt. Uit het onderzoek van een testaankoop door ACP in het belang van Luxottica blijkt dat de kenmerken en kwaliteit van de door gedaagde te koop aangeboden bril niet overeenstemt met de brillen van het merk Ray-Ban. De rechtbank oordeelt dat Luxottica recht heeft om staking van iedere inbreuk op de merken te eisen en wijst de vordering toe.

IEF 18689

HvJ EU: onderscheidend vermogen teken hangt af van alle feiten en omstandigheden

HvJ EU 12 sep 2019, IEF 18689; ECLI:EU:C:2019:725 (AS tegen Deutsches Patent- und Markenamt), https://ie-forum.nl/artikelen/hvj-eu-onderscheidend-vermogen-teken-hangt-af-van-alle-feiten-en-omstandigheden

HvJ EU 12 september 2019, IEF 18689, IEFbe 2944; ECLI:EU:C:2019:725 (AS tegen Deutsches Patent- und Markenamt) AS verzocht het DPMA om inschrijving van het “#darferdas?“ als merk voor waren, waaronder kledingstukken, schoeisel en hoofddeksels. Het DPMA stelde dat het teken in kwestie onderscheidend vermogen zou missen. De verwijzende rechter overweegt dat de eis van het onderscheidend vermogen niet inhoudt dat het teken in elk denkbaar gebruik als merk te beschouwen is, maar dat er significante en evidente mogelijkheden bestaan om dat teken zo te gebruiken dat het door het publiek zonder moeite als merk kan worden opgevat. Aangezien twijfels bestaan, vroeg de verwijzende rechter om toetsing van de juistheid van deze overwegingen. Slechts als er geen andere aanwijzingen zijn, moet de vraag of er sprake is van onderscheidend vermogen van een teken, worden beantwoord in het licht van de gebruiksvormen die gelet op de gewoonten van de betrokken economische sector, in de praktijk significant kunnen zijn. In eerste plaats moet echter worden gekeken naar alle relevante feiten en omstandigheden, waaronder ook alle waarschijnlijke gebruiksvormen van het teken begrepen.

IEF 18682

Merkinbreuk worst met salam-logo onvoldoende aannemelijk

Rechtbank Den Haag 30 aug 2019, IEF 18682; ECLI:NL:RBDHA:2019:9072 (Salam-logo), https://ie-forum.nl/artikelen/merkinbreuk-worst-met-salam-logo-onvoldoende-aannemelijk

Vzr. Rechtbank Den Haag 30 augustus 2019, IEF 18682; ECLI:NL:RBDHA:2019:9072 (Salam-logo) Uniemerkenrecht en auteursrecht. Eiser ontdekte in de zomer van 2018 dat in winkels in Catalonië worst met het SALAM-logo werd verkocht, terwijl hij met die winkels geen connectie had. Naast het SALAM-logo was er op de worst een sticker geplakt met een andere naam. Gedaagde maakt voldoende aannemelijk dat eiser wel al op de hoogte was van de verkoop. Spoedeisend belang kan niet worden aangenomen. Merkinbreuk wordt niet voldoende geconcretiseerd. Er wordt niet toegelicht waarom het merk en de door gedaagde gebruikte tekens overeenstemmen. De vorderingen worden afgewezen.

IEF 18667

Aanvraag tot inschrijving Benelux-merk Beauty Award te kwader trouw

Rechtbank Den Haag 24 jul 2019, IEF 18667; (Riberg tegen BTP), https://ie-forum.nl/artikelen/aanvraag-tot-inschrijving-benelux-merk-beauty-award-te-kwader-trouw

Rechtbank Den Haag 24 juli 2019, IEF 18667 ECLI:NL:RBDHA:2019:7524 (Riberg tegen BTP) Intellectueel Eigendom. Riberg staat aan het hoofd van een groep vennootschappen die vakbladen uitgeven. BTP is een belangenvereniging gericht op de schoonheidsbranche. Het geschil betreft Benelux-merk Beauty Award, een logo, een handelsnaam en een domeinnaam na het faillissement van één van twee partijen die het logo, de handelsnaam en de domeinnaam samen gebruikten. Logo en domeinnaam zijn geen vermogensbestanddelen die in de faillissementsboedel vallen. Het aandeel van failliet in de handelsnaam valt wel in de faillissementsboedel. Bij gebreke van de in dit geval contractueel vereiste toestemming van de gewezen samenwerkingspartner voor verkoop ervan, ontbrak een geldige titel voor overdracht ervan in het kader van de doorstart van de failliet. Aanvraag tot inschrijving van het Benelux-merk Beauty Award door niet-failliete samenwerkingspartner na het faillissement is te kwader trouw gedaan, omdat het de aanvrager op grond van de nog geldende contractuele bepalingen met de failliet niet vrijstond die aanvraag eigenmachtig in eigen naam te doen.

IEF 18663

Uitspraak ingezonden door Lars Bakers en Marissa Brinks, BINGH Advocaten.

Inbreuk merkenrecht door nieuw te introduceren bed op vakbeurs

Rechtbank Midden-Nederland 27 aug 2019, IEF 18663; (Timeless Reborn), https://ie-forum.nl/artikelen/inbreuk-merkenrecht-door-nieuw-te-introduceren-bed-op-vakbeurs

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 27 augustus 2019, IEF 18663 (Timeless Reborn) Beschikking. Bevel op grond van artikel 1019e Rv tot het staken en gestaakt houden van een (dreigende) inbreuk op de merkenrechten van verzoekers, het introduceren van de TIMELESS Reborn op de vakbeurs te Baarn. Recor en A. maken inbreuk op de excusieve merkrechten van B. met betrekking tot het merk TIMELESS voor boxsprings en matrassen en het merk COMBISPRING voor matrassen, door zonder toestemming gebruik te maken van de aanduidingen TIMELESS en COMBISPRING voor een nieuw te introduceren bed van Recor.

IEF 18660

VZW Max maakt inbreuk op merk Omroep MAX

Belgische gerechten 20 dec 2018, IEF 18660; (Omroep MAX tegen VZW MAX), https://ie-forum.nl/artikelen/vzw-max-maakt-inbreuk-op-merk-omroep-max

Voorzitter van de Nederlandstalige Ondernemingsrechtbank Brussel 20 december 2018, IEF18660, IEFbe 2935 (Omroepvereniging MAX/ VZW MAX) Merkenrecht. Omroepvereniging Max is een Nederlandse publieke omroep op het gebied van radio en televisie. De uitzendingen van Omroep Max worden ook in België uitgezonden. Omroep Max opereert onder de naam “Omroep MAX”, dan wel gewoon “MAX”. Ook de programma’s verwijzen naar de naam. VZW Max is een radiostation die onder de naam Max radio-uitzendingen aanbood. Omroep Max vordert staking van het gebruik door VZW Max met betrekking tot radio-uitzendingen van het teken “MAX”, waardoor sprake is van schending van de merkenrechten in de zin van art. 2.20.1.a BVIE. De vordering wordt toegewezen. Er is sprake van schending van de merkenrechten.