Merkenrecht  

IEF 18791

Prejudiciële vragen over termijn bij vervallenverklaring Uniemerk

HvJ EU 6 jun 2019, IEF 18791; (Husqvarna tegen Lidl E-Commerce), https://ie-forum.nl/artikelen/prejudici-le-vragen-over-termijn-bij-vervallenverklaring-uniemerk

HvJ EU 6 juni 2019, IEF 18791, IEFbe 2981; C-607/19 (Husqvarna tegen Lidl E-Commerce) Via MinBuza Husqvarna produceert gereedschappen voor tuinonderhoud. Zij is houdster van het merk dat in de kleuren oranje-grijs-lichtgrijs is aangevraagd voor de waar ´Bewässerungsspritze´. Het door Husqvarna verkochte sproeitoestel komt overeen met het litigieuze merk. Verweerster, een vennootschap van het Lidl-concern, bood in haar online-winkel een spiraalslang-set aan. Husqvarna beweert dat hierdoor inbreuk is gemaakt op haar merkrecht en heeft staking, alsmede schadevergoeding en vergoeding van de aanmaningskosten, gevorderd. Verweerster heeft daarentegen in reconventie doorhaling van het litigieuze merk geëist omdat het merk volgens haar is vervallen doordat het minmaal vijf jaar niet is gebruikt. Nadat de vorderingen van Husqvarna in hoger beroep werden afgewezen en de reconventionele vorderingen werden toegewezen, is een procedure bij de Duitse Bundesgerichtshof gestart. Deze verwijzende rechter wenst nog meer duidelijk over de uitleg en betekenis van het Unierecht in deze zaak ten aanzien van de berekening van het termijn voor vervallenverklaring van het merk, alsmede de vraag wat het doorslaggevende tijdstip is.

IEF 18786

Uitspraak ingezonden door  Diederik Stols en Charlotte Hangx, Boekx.

Geen bescherming tegen oneerlijke handelspraktijk wegens ontbreken merkinschrijving

Rechtbank Den Haag 29 okt 2019, IEF 18786; ECLI:NL:RBDHA:2019:11621 (TT Shopping tegen Verzendshop), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-bescherming-tegen-oneerlijke-handelspraktijk-wegens-ontbreken-merkinschrijving

Vzr. Rechtbank Den Haag 29 oktober 2019, IEF 18786; ECLI:NL:RBDHA:2019:11621 (TT Shopping tegen Verzendshop) Kort geding. OnTel is een Amerikaanse onderneming die zich bezig houdt met het ontwikkelen en distribueren van innovatieve consumentenproducten, waaronder de luchtkoeler ´Arctic Air´. Distributeur OmniChannel heeft van OnTel de exclusieve distributierechten verkregen om de Arctic Air in Nederland op de markt te brengen en te promoten via TV en internet. OmniChannel is de moedermaatschappij van TT Shopping en JML. Gedaagde, Verzendshop, heeft via bol.com een product op de markt gebracht onder de naam ´Air Cooler´. Volgens TT Shopping is door Verzendshop inbreuk gemaakt op de IE-rechten die rusten op de Arctic Air en heeft Verzendshop tevens onrechtmatig gehandeld. Verzendshop heeft dit niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist. Daarnaast is ambtshalve overwogen dat de vordering van TT Shopping is gebaseerd op de productnaam Arctic AIr en dat Verzendshop daardoor de schijn wekt dat beide producten dezelfde herkomst zouden hebben. De bescherming geldt echter slechts ingeval van algemene bekendheid of van een merkinschrijving. Dit is in casu noch gesteld noch gebleken. Binnen de Benelux is weliswaar bescherming op grond van oneerlijke handelspraktijk mogelijk, echter is daarvoor vereist dat het merk is ingeschreven.

IEF 18785

Geen merkenrecht puzzelkubus op grond van technisch doel

Gerecht EU (voorheen GvEA) 24 okt 2019, IEF 18785; ECLI:EU:T:2019:765 (Rubik's Brand tegen EUIPO), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-merkenrecht-puzzelkubus-op-grond-van-technisch-doel

Gerecht EU 24 oktober 2019, IEF 18785, IEFbe 2978; ECLI:EU:T:2019:765 (Rubik's Brand tegen EUIPO) Na een verwerping van een verzoek tot nietigverklaring van de merkinschrijving van de Rubik's kubus en verwerping door het Hof, heeft het Gerecht de twee beschikkingen opgeheven, omdat ook de kenmerken die van buiten niet zichtbaar zijn in aanmerking hadden moeten worden genomen bij de beantwoording van de vraag of de inschrijving op grond van de technische functionaliteit moet worden afgewezen. Het EUIPO kwam in een nieuwe beslissing tot de conclusie dat de vorm niet als Uniemerk had mogen worden ingeschreven, omdat elk van de essentiële kenmerken van de vorm noodzakelijk zijn om het technisch effect te verwezenlijken. Het technische effect wordt bereikt doordat de rijen met kleine, verschillend gekleurde dobbelstenen, welke samen een grote dobbelsteen vormen, verticaal en horizontaal kunnen worden gedraaid totdat elke kant van de grote dubbelsteen dezelfde kleur heeft. Het bestreden merk is daarmee in strijd met Unierecht, omdat de essentiële kenmerken allemaal een technische functie dienen. Het Gerecht heeft dat in deze zaak bevestigd en geoordeeld dat het doel van het spel inhoudt een driedimensionale puzzel in vorm van een dubbelsteen met verschillend gekleurde kanten weer te reproduceren. Dit doel word gefaciliteerd door de technische kenmerken.

IEF 18782

Uitspraak ingezonden door Pascal van Boxtel, LXA The Law Firm.

Rechtbank onbevoegd in zaak merkinbreuk Hoggan Scientific

Rechtbank Den Haag 23 okt 2019, IEF 18782; ECLI:NL:RBDHA:2019:11055 (Hoggan Scientific tegen Mustec), https://ie-forum.nl/artikelen/rechtbank-onbevoegd-in-zaak-merkinbreuk-hoggan-scientific

Rechtbank Den Haag 23 oktober 2019, IEF 18782, LS&R 1746; ECLI:NL:RBDHA:2019:11055 (Hoggan Scientific tegen Mustec) Hoggan Scientific houdt zich bezig met de ontwikkeling van medische en ergonomische apparatuur en is ontwikkelaar van de zogenaamde FET-systemen, waarmee spierkracht kan worden gemeten. Hoggan Scientific heeft de producten onder de namen MicroFET, ErgoPAK en ErgoFET op de markt gebracht. Biometrics, waarvan Mustec eigenaar is, was eerst distributeur van de MicroFET-producten van Hoggan Scientific. Mustec heeft enkele jaren later een productlijn onder de naam BioFET op de markt gebracht, die soortgelijk is aan de MicroFET-producten. Mustec heeft volgens Hoggan Scientific te kwader trouw merken laten registreren waarvan Mustec wist dat die overeenstemmen met de merken van Hoggan Scientific. Daarnaast zou Mustec onrechtmatig jegens Hoggan Scientific hebben gehandeld door gebruik te maken van het netwerk van Hoggan Scientific. In deze zaak is de rechtbank echter onbevoegd om van de vorderingen met betrekking tot de vernietiging van de merken kennis te nemen.

4.1. Bij conclusie van antwoord in het incident, tevens inhoudende akte vermindering eis, heeft Hoggan Scientific haar vordering tot nietigverklaring van het Uniemerk BioFET (vordering sub IV) — naar de rechtbank aanneemt naar aanleiding van het terechte betoog van Mustec dat het niet mogelijk is om een dergelijk vordering in conventie bij de rechtbank in te stellen — ingetrokken. Die eisvermindering heeft gevolgen voor de competentie, in die zin dat de rechtbank haar bevoegdheid uitsluitend zal toetsen ten aanzien van de resterende vorderingen. Ook wanneer de vordering niet zou zijn ingetrokken, zou de rechtbank geen bevoegdheid hebben kunnen ontlenen aan vordering IV nu in de systematiek van de UMVo een dergelijke vordering expliciet is voorbehouden aan het EUIPO. 

4.2. Wat betreft de vorderingen tot nietigverklaring van de Beneluxmerken, stelt de rechtbank voorop dat zij haar bevoegdheid dient vast te stellen aan de hand van het BVIE, dat voor die bevoegdheid een lex specialis vormt ten opzichte van de Brussel 1-bis-Vo5 en de bepalingen inzake rechtsmacht in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)6. Art. 4.6 BVIE bepaalt, voor zover hier van belang, in lid 1 dat de rechter van de woonplaats van de gedaagde of van de plaats waarde in liet geding zijnde verbintenis is ontstaan, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd, bevoegd is. 

4.3. Nu Mustec gevestigd is in Almere, is uitsluitend de rechtbank Midden-Nederland - en niet de rechtbank Den Haag — relatief bevoegd om van de vorderingen van Hoggan Scientific kennis te nemen. Aan ‘de plaats waarde verbintenis is ontstaan of moet worden uitgevoerd’ kan geen bevoegdheid worden ontleend, omdat de vorderingen betrekking hebben op nietigverklaringen van de Beneluxmerken, zodat geen sprake is van een verbintenis in dit arrondissement. 

4.4. Hoggan Scientific vordert in de hoofdzaak verder een verklaring voor recht dat Mustec onrechtmatig heeft gehandeld (vordering V, zie 2.1). Uit de toelichting in de dagvaarding leidt de rechtbank af dat de grondslag voor het onrechtmatig handelen gelegen is in het doen van misleidende mededelingen in de zin van art. 6:194 BW, onder meer op de website van Mustec. Hoggan Scientiftc heeft aangevoerd dat dit onrechtmatig handelen mede is gericht op bedrijven in het arrondissement Den Haag. Den Haag is derhalve mede aan te merken als de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen, zodat de rechtbank Den Haag, op de voet van art. 7 lid 2 Brussel 1-bis-Vo, respectievelijk art. 102 Rv, (mede) internationaal en relatief bevoegd is om van die vordering kennis te nemen. De rechtbank zal de gehele zaak echter verwijzen naar de rechtbank Midden-Nederland, die eveneens bevoegd is ten aanzien van vordering V als de rechter van de woonplaats van gedaagde (art. 99 Rv), uit overwegingen van proces- economie, die meebrengen dat het de voorkeur verdient dat één rechtbank over alle vorderingen oordeelt, temeer nu alle vorderingen samenhangen, reeds omdat zij spelen tussen dezelfde partijen en deels betrekking hebben op dezelfde feiten, en in zoverre verknocht zijn. 

4.5. Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de vorderingen van Hoggan Scientific met betrekking tot vernietiging van de Beneluxmerken kennis te nemen. 

IEF 18781

Uitspraak ingezonden door Carja Mastenbroek, Good Law.

Inbreuk op merken Tommy Hilfiger

Rechtbank Den Haag 23 okt 2019, IEF 18781; ECLI:NL:RBDHA:2019:11058 (Tommy Hilfiger tegen Premium), https://ie-forum.nl/artikelen/inbreuk-op-merken-tommy-hilfiger

Rechtbank Den Haag 23 oktober 2019, IEF 18781;ECLI:NL:RBDHA:2019:11058 (Tommy Hilfiger tegen Premium) Tommy Hilfiger is houdster van enkele merken. Premium heeft kleding van Tommy Hilfiger, waarop het merk te zien was, zonder diens toestemming doorverkocht. Volgens Tommy Hilfiger maakt Premium inbreuk op de merkrechten van Tommy Hilfiger. In het onderhavige geval is sprake van een inbreuk op de merkrechten van Tommy Hilfiger en is Premium verplicht de ten gevolge van de merkinbreuk geleden schade te vergoeden. Bevestigd wordt dat het leveren of aanbieden van originele merkgoederen uit de VS aan partijen die in Europa gevestigd zijn, ook ´ex works´ (de ontvangende partij is aansprakelijk) onrechtmatig is en merkinbreuk oplevert. Het ex works-verweer heeft alleen betrekking op de interne verhouding tussen de leverancier en de afnemer met betrekking tot aansprakelijkheid van het transport en niet met betrekking tot inbreuk op de rechten van derden. Voor de positie van de leverancier is het dus niet relevant dat zij ‘ex works’ levert. Het feit dat de afnemers in Europa gevestigd zijn, levert merkinbreuk op, zowel voor wat betreft verkopen als aanbiedingen.

IEF 18766

HvJ EU: Red Bull opnieuw in ongelijk gesteld

HvJ EU 29 jul 2019, IEF 18766; ECLI:C:2019:641 (Red Bull tegen EUIPO/ Marques/ Optimum Mark), https://ie-forum.nl/artikelen/hvj-eu-red-bull-opnieuw-in-ongelijk-gesteld

HvJ EU 29 juli 2019, IEF 18766, IEFbe 2971; ECLI:C:2019:641 (Red Bull tegen EUIPO/ Marques/ Optimum Mark) Red Bull heeft een merkaanvraag ingediend voor de combinatie van twee kleuren voor de energiedranken van Red Bull. De aangevraagde bescherming betreft de kleuren blauw en zilver, waarbij de verhouding ongeveer 50/50 bedraagt. De merken zijn, nadat ze op grond van het door het gebruik ontstaan onderscheidend vermogen werden ingeschreven, op 9 oktober 2013 nietig verklaard door de nietigheidsafdeling van het EUIPO en op verzoek van Optimum Mark. Red Bull heeft hiertegen beroep ingesteld bij de kamer van beroep van het EUIPO. Volgens de kamer van beroep voldeed de grafische voorstelling van de litigieuze merken niet aan de vereisten van nauwkeurigheid en duurzaamheid. De litigieuze merken lieten immers de schikking van twee kleuren volgens tal van verschillende combinaties, met een zeer verschillende totaalindruk, toe. Het Gerecht EU oordeelde dat de kleurenmerkcombinatie van Red Bull nietig is nu het tal van verschillende combinaties toelaat [IEF 17315, IEFbe 2415]. Red Bull wordt opnieuw in het ongelijk gesteld. De eerste vier middelen in hogere voorziening zijn afgewezen: i) schending van de beginselen van gelijke behandeling en evenredigheid in de context van artikel 4 en artikel 7, lid 1, onder a), van verordening nr. 207/2009; ii) schending van artikel 4 en artikel 7, lid 1, onder a), van verordening nr. 207/2009; iii) schending van het vertrouwensbeginsel; iiii) schending van het evenredigheidsbeginsel. Het vijfde middel  -  schending van artikel 134, lid 1, en artikel 135 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht - wordt niet-ontvankelijk verklaard.

IEF 18771

Vraag over artistieke vrijheid als geldige reden gebruik merk

BenGH 13 feb 2019, IEF 18771; (Hennessy tegen Cedric Art), https://ie-forum.nl/artikelen/vraag-over-artistieke-vrijheid-als-geldige-reden-gebruik-merk-1

Benelux Gerechtshof 13 februari 2019, IEF 18771, IEFbe 2972; Zaak A2018/1/8 (Hennessy tegen Cedric Art) Merkenrecht. Hennessy is wereldwijd actief in de productie en verhandeling van verschillende champagnewijnen, waaronder Dom Pérignon en brengt deze champagnewijnen op de markt in kenmerkende buikachtige flessen met lange hals en met de typische aankleding bestaande uit een schildvormig etiket met drie punten. Cédric is kunstenaar. Zijn stijl is popart. Deze kunststroming haalt haar beelden uit de consumptiemaatschappij. De kunstenaar stelt een collectie tentoon op zijn website en biedt deze te koop aan onder de naam Damn Perignon Collection. De zaak wordt aangehouden totdat het Benelux Gerechtshof uitspraak zal hebben gedaan over de prejudiciële vraag die luidt: 'Kan de vrijheid van meningsuiting, en de artistieke vrijheid in het bijzonder, zoals gewaarborgd door artikel 10 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden en artikel 11 van het Handvest van de Grondrechten van de EU, een 'geldige reden' uitmaken in de zin van artikel 2.20.1.d) van het Benelux Verdrag inzake de lntellectuele Eigendom?

IEF 18770

Uitspraak ingezonden door Thijs van Aerde, Houthoff, Luuk Jonker en Robbert Sjoerdsma, Holla Advocaten.

Verzet mogelijk tegen verhandeling pallets?

Hoge Raad 20 sep 2019, IEF 18770; ECLI:NL:PHR:2019:918 (EPAL tegen PHZ), https://ie-forum.nl/artikelen/verzet-mogelijk-tegen-verhandeling-pallets

Hoge Raad 20 september 2019, IEF 18770; ECLI:NL:PHR:2019:918 (EPAL tegen PHZ) Merkenrecht. Vervolg op [IEF 18619] EPAL is houdster van het merk EPAL voor opnieuw te gebruiken pallet. EPAL is met het beheer en de controle op kwaliteit van zogeheten EUR/EPAL-pallets belast. De pallets zijn voorzien van de merken EUR en/of EPAL door middel van een brandmerk op de klos en worden aldus in het economisch verkeer gebracht. Tevens richt EPAL zich op het tegengaan van vervalsing van deze pallets. Ondanks dat PHZ niet over een gebruiksrecht beschikt, heeft zij een aantal pallets verder verhandeld, die waren voorzien van het merk EPAL. Kan EPAL zich als houdster van het gemeenschapsmerk verzetten tegen de verdere verhandeling van tweedehands, van het EPAL-merk voorziene, pallets die zijn gerepareerd door PHZ of door anderen dan EPAL-licentienemers? In het onderhavige zal er allereerst uitleg van het Hof van Justitie in vorm van prejudiciële vragen worden verzocht, alvorens een beslissing te nemen. 

IEF 18768

Verwarring publiek bij woordmerk

Antilliaanse Gerechten 9 okt 2019, IEF 18768; ECLI:NL:OGEAA:2019:666 (Inversiones tegen VBA), https://ie-forum.nl/artikelen/verwarring-publiek-bij-woordmerk

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba 9 oktober 2019, IEF 18768; ECLI:NL:OGEAA:2019:666 (Inversiones tegen VBA) Merkenrecht. Inversiones is een onderneming gestart en heeft een bewijs van registratie van een woordmerk verkregen. Inversiones heeft het woordmerk zowel in Aruba als in veel andere landen laten registreren. Inversiones voert alsnog geen bedrijf of activiteiten anderszins. VBA heeft zich ingeschreven bij de Kamer van Koophandel van Aruba met soortgelijk woordmerk. Inversiones beveelt in deze zaak het gebruik van het aan eiseres toebehorende en uitsluitend door eiseres te gebruiken woordmerk of enig ander teken dat zodanig overeenstemt met dat woordmerk dat daardoor bij het publiek verwarring omtrent de herkomst van de waren en/of diensten zou kunnen ontstaan te staken en gestaakt te houden. Het Gerecht wijst de vordering toe.

IEF 18761

Uitspraak ingezonden door Gino van Roeyen, LAWNCH.

Afspraken uit licentieovereenkomst bepalen mede recht op naam 'Invitria'

Rechtbank Den Haag 16 okt 2019, IEF 18761; ECLI:NL:RBDHA:2019:10913 (Medical Workshop tegen Sharpsight), https://ie-forum.nl/artikelen/afspraken-uit-licentieovereenkomst-bepalen-mede-recht-op-naam-invitria

Rechtbank Den Haag 16 oktober 2019, IEF 18761, LS&R 1745; ECLI:NL:RBDHA:2019:10913 (Medical Workshop tegen Sharpsight) Medical Workshop is een totaalleverancier in oogheelkunde. De heer Gonçalves, bestuurder van Sharpsight, is oogarts en houder van een aantal octrooien waaronder het Europees octrooi EP 2 109 425 B1. Dit octrooi ziet op een hulpmiddel voor het vereenvoudigen van intra-vitreale injecties. Eind 2009 hebben Medical Workshop en Sharpsight een licentieovereenkomst gesloten m.b.t. Invitria, een product voortgekomen uit het octrooi. Medical Workshop is houdster van het Uniewoordmerk INVITRIA. In 2019 heeft Sharpsight het Uniewoordmerk INVITRIA gedeponeerd voor waren en diensten in klasse 10. Na publicatie door het EUIPO heeft Medical Workshop oppositie ingesteld tegen dit depot, waarop nog niet is beslist.
Medical Workshop wil dat Sharpsight ieder gebruik van het merk Invitria staakt en gestaakt houdt. Geoordeeld wordt dat Medical Workshop en Sharpsight redelijkerwijs konden verwachten dat de naam Invitria aan het product verbonden zou blijven. Dit leidt ertoe dat (Sharpsight via Gonçalves, omdat hij de octrooihouder is en hij na afloop van de Licentieovereenkomst als enige recht heeft het product te (doen) produceren en verhandelen, ook het recht heeft de naam Invitria voor het product te gebruiken.