Modellenrecht  

IEF 5442

Ex parte sfeerhaarden

safhrd.gif(Ex Parte) beschikking van de Voorzieningenrechter Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 januari 2008, KG 08/0022, Safretti B.V. tegen Van der Meulen en Wolters

Wel gemeld, nog niet samengevat. Ex parte verzoek op basis van gemeenschapsmodel, toegewezen.

Safretti verhandelt onder meer stalen kleinmeubelen, waaronder diverse soorten sfeerhaarden. Zij heeft voor haar sfeerhaard(en) Riviere LE LG een gemeenschapsmodel gedeponeerd. Wolters en Van der Meulen zouden handelen volgens het verzoekschrift via E-bay en de website www.kaminton24.de in sfeerhaarden, waardoor sprake zou zijn van modelrechtinbreuk en slaafse nabootsing. De onherstelbare schade van Safretti zou erin bestaan dat de inbreukmakende haarden nog altijd worden aangeboden en dat Van der Meulen en Wolters zouden hebben aangegeven voornemens te zijn de inbreukmakende haarden en de handel daarin te verplaatsen naar Duitsland, waardoor het risico bestaat dat de producten alsnog ergens in Europa in het verkeer worden gebracht en aan het zich van Safretti onttrokken worden. Tot op de dag van het verzoek is de website nog steeds actief en zijn op E-bay nog steeds inbreukmakende producten te koop.

De Rechtbank “beveelt Van der Meulen en Wolters, ieder afzonderlijk, onmiddellijk na betekening van deze beschikking ieder verkopen, aanbieden (waaronder begrepen via Internet), distribueren, exporteren of anderszins naar de lidstaten van de Europese Gemeenschap (doen) vervoeren, importeren, marketen, of anderszins in het verkeer brengen van op Gemeenschapsmodel nummer 000646385-0001 inbreukmakende sfeerhaarden, te staken en gestaakt te houden”

Lees de beschikking hier.

IEF 5438

Frezen met grote frezen

fre.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 9 januari 2008, KG ZA 07-1257, Diamantgereedschap Nederland B.V. tegen Talen en Delasco

Technisch/utilitair bepaalde sleuvenslijpmachine. Met technisch/utilitair bepaalde ingrepen kan men zich in het modelrecht (en ook in het auteursrecht) niet onderscheiden van de markt. Het leerstuk van de slaafse nabootsing hanteert geen andere maatstaven. Afbeeldingen in het vonnis.

Diamantgereedschap Nederland ontwikkelt en verhandelt producten voor de voorbewerking van vloeren, onder meer een apparaat voor het infrezen van sleuven in bestaande vloeren, ten behoeve van vloerverwarming (Floormill). Delasco heeft in opdracht van Talen een Floormill aangepast, omdat deze niet goed functioneerde. De machine is verstevigd, er is een softstarter aangebracht en thermische beveiliging. Delasco heeft voorts in opdracht van Talen een geheel nieuwe 220 volts machine, twee grijze sleuvenslijpmachines voor 380 volt en drie losse frames gemaakt. Een van de machines is door Talen uitgeleend aan een producent, die deze ter aankleding van zijn stand op de Internationale Bouwbeurs heeft geplaatst.

Diamantgereedschap vordert onder meer een verbod op het freesapparaat – met nevenvorderingen – op grond van een NIG en slaafse nabootsing.

“4.4. Een sleufslijpmachine is een specifiek soort gereedschapmachine en moet worden aangemerkt als een technisch/utilitair product. Dergelijke producten kunnen weliswaar een eigen karakter hebben, doordat constructeurs daarvan te maken hebben met deels tegenstrijdige technische eisen en daarbij keuzes moeten maken die tot op zekere hoogte een subjectief karakter dragen. Dat neemt niet weg dat in zeer overwegende mate het ontwerp voor sleufslijpmachines technisch is bepaald. Anders gezegd: de vormgeving van de sleufslijpmachine vloeit vrijwel uitsluitend voort uit de wens of noodzaak zekere technische effecten te bewerkstelligen. Daar dienen tevens onder te worden begrepen wettelijke beveiligingseisen en zaken als gebruiksvriendelijkheid en arbeidsergonomie bij het gebruik.

4.5. Diamantgereedschap heeft in deze procedure een aantal afbeeldingen van op de markt zijn de sleuvenslijpmachines overgelegd welke ook naar opvatting van de voorzieningenrechter alle een geheel verschillende gedaante hebben. In zoverre is de Floormill in nieuw van gedaante. Dit brengt evenwel niet met zich mee dat daardoor de Floormill zich – in modelrechtelijke zin – onderscheidt van de rest van de markt. De overgelegde afbeeldingen illustreren slechts dat de constructeurs van sleuvenslijpmachines bij voortduring technisch bepaalde keuzes maken en dat die keuzes tot verschillende uitkomst kunnen leiden.

4.6. Diamantgereedschap geeft zelf aan waarom de Floormill anders is dan de rest van de markt. Bij de Floormill is gekozen voor een opengewerkt achthoekig smal frame dat van binnen is opengewerkt. Door het smalle open frame kan worden gekeken. Deze keuze voor een open frame ziet de voorzieningenrechter inderdaad niet terug op de rest van de markt maar dient wel als technisch/utilitair te worden begrepen omdat daardoor zicht op het werkgebied wordt verkregen. De smalheid van het frame is evenzo technisch bepaald, omdat dit bijdraagt aan de wendbaarheid en het mogelijk maakt tot dicht bij muurvlakken te werken, en komt ook terug bij alle andere machines op de markt.

4.7. Met technisch/utilitair bepaalde ingrepen kan men zich in het modelrecht (en ook in het auteursrecht) niet onderscheiden van de markt. Het leerstuk van de slaafse nabootsing hanteert geen andere maatstaven.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5433

Ter kennis brengen

Kamerstuk, 30 952, nr. 9, Tweede Kamer. Ter kennisname voorgelegde verdragen; Brief minister ter kennisgeving van twee verdragen. Brief van de minister van Buitenlandse Zaken.

"Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Den Haag, 17 januari 2008,

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen moge ik u hierbij de volgende twee verdragen ter kennis brengen:

– de op 10 oktober 2007 te ’s-Gravenhage totstandgekomen zetelovereenkomst voor de Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen) (Trb. 2007, 202) (...).

Ingevolge artikel 7, onderdeel a, van genoemde Rijkswet behoefden deze verdragen niet de goedkeuring van de Staten-Generaal. De minister van Buitenlandse Zaken, M. J. M. Verhagen

Lees de brief hier.

IEF 5381

Eerst even voor jezelf lezen

1- GvEA, 16 januari 2008, 16 January 2008, zaak T-112/06, Inter-Ikea Systems BV, established in Delft (Netherlands), represented by J. Gulliksson and J. Olsson, lawyers tegen OHIM

Merkenrecht, nietigheidsprocedure. Woord/beeldmerk IKEA tegen word/beeldmerk ‘idea’. “84 Second, while there is settled case-law that the greater the distinctiveness of the earlier mark, the greater the likelihood of confusion (Case T-85/02 Díaz v OHIM – GranjasCastelló(CASTILLO) [2003] ECR II-4835, paragraph 44; see also, by analogy, SABEL, paragraph 25 above, paragraph 24), it must be made clear that a likelihood of confusion presupposes that the marks in question are identical or similar. Thus, although for the purposes of assessing whether there is sufficient similarity between the signs or between the goods and services to give rise to a likelihood of confusion, account must be taken of the fact that a mark is well known or has a reputation, that fact has no bearing on the assessment of the likelihood of confusion where the marks at issue are globally different (see, to that effect, HUBERT, paragraph 48 above, paragraph 65; see also, to that effect and by analogy, Canon, paragraph 23 above, paragraph 19).”

Lees het arrest hier.

2- Rechtbank ‘s-Gravenhage, 16 januari 2008, HA ZA 07-81, Carbonell tegen Van Veldhuizen B.V.

Merken-/handelsnaamrecht. "4.15. Conclusie van het voorgaande is dat de vorderingen eveneens kunnen worden toegewezen, voor zover deze erop zien Van Veldhuisen c.s. te bevelen het gebruik te staken en gestaakt te houden van handelsnamen welke bestaan uit de afkorting AMC, dan wel de afkorting AMC bevatten (waaronder tevens de genoemde domeinnamen zijn te verstaan), alsmede het gebruik te staken en gestaakt te houden van het dienstmerk AMC, dan wel te verbieden enige naam waarvan de afkorting AMC deel uitmaakt te gaan voeren."

Lees het vonnis hier.

3- Vzr. Rechtbank Arnhem, 15 januari 2008, LJN: BC1837, The Pipes And Drums Of The Royal British Legion, Netherlands.

Embleemrecht. "4.3.  Het verweer van [gedaagde] dat het uniform en de drum weliswaar door
The Pipes and Drums in bruikleen zijn gegeven maar dat die eigendom zijn van RBL en/of RBL Amsterdam omdat die spullen zijn aangekocht met gelden die verkregen zijn door gebruik te maken van de naam en het merk van RBL slaagt niet. Het valt niet in te zien hoe RBL en/of RBL Amsterdam op grond van het handelsnaam- en merkrecht de eigendom kan verwerven van zaken waarop haar naam, merktekens en embleem staat."

Lees het vonnis hier.

4- Rechtbank ‘s-Gravenhage, 16 januari 2008, HA ZA 07-1473, Aloys Wobben tegen Vestas Wind Systems A/S c.s.

Octrooirecht. “ 4.14. Op grond van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat alle conclusies van EP 564 en EP 691 tenminste gedeeltelijk niet nieuw zijn of niet worden gedekt door de oorspronkelijke aanvrage en in zoverre vernietigbaar zijn. Wobben heeft niet gesteld dat de octrooien in gewijzigde vorm in stand gelaten kunnen worden bij vernietiging op deze gronden. Voor zover hij dat wel heeft bedoeld te stellen, had het op zijn weg gelegen een voorstel voor gewijzigde conclusies te formuleren. Dat heeft Wobben echter nagelaten, ook nadat Vestas hem daar onder meer bij pleidooi uitdrukkelijk op had gewezen. Wobben heeft zelfs in het geheel niet gereageerd op het expliciete verzoek van Vestas aan de rechtbank om, in verband met de afwezigheid van voorstellen voor alternatieve conclusies, de octrooien volledig te vernietigen. Gelet hierop zal de rechtbank, overeenkomstig dat verzoek handelen en de octrooien volledig vernietigen.”  (Proceskosten  € 175.000,00).

Lees het vonnis hier.

5- Rechtbank ‘s-Gravenhage, 16 januari 2008, HA ZA 07-1794, Stichting De Thuiskopie tegen Gedaagde.

Auteursrecht. “4.3. Anders dan gedaagde heeft betoogd, toont de door hem overgelegde factuur niet aan dat de thuiskopievergoeding door Le Group, althans door de fabrikant of importeur, is betaald. De op de factuur afzonderlijk in rekening gebrachte “ copyright heffing ” suggereert enkel dat dit het geval. Dat acht de rechtbank onvoldoende (…).”

Lees het vonnis hier.

6- Rechtbank ’s-Gravenhage, sector bestuursrecht, AWB 06/6520 OCT95, inzake het geding tussenAHP Manufacturing B.V., en het Het Bureau voor de Industriële Eigendom, tevens handelende onder de naam Octrooicentrum Nederland.

Octrooirecht. “1.6. Na afloop van de zitting is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat aanleiding bestaat het onderzoek te heropenen teneinde prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitievan de Europese Gemeenschappen te Luxemburg.” (zie ook IEF 5346)

Lees het vonnis hier.

7- Vzr. Rechtbank Arnhem, 10 januari 2008, KG ZA 07-798, D-Sign Denemarkn B.V. tegen StiosSV B.V.

Auteursrecht. “1.1. verbiedt StudioSV om, na betekening van dit vonnis, op de wijze zoals zij op haar website  (in elk geval) van 26 november 2007 tot en met 14 december 2007 heeft gedaan, in het bijzonder door onder de kop ‘De originele -sinds 1976- Trollbeads’ en het tussenkopje ‘Trollbeads is unique jewellery’  de geschiedenis van het merk Trollbeads weer te geven met informatie over en foto’s van de ontwerpers van de Trollbeads (onder vermelding van de tekst ‘Meet the Trollbeads designers, click here’), of anderszins in Nederland bij het publiek de indruk te wekken dat zij behoort tot het distributienet van D-sign Denemarken c.s. althans dat zij een bijzondere commerciële band heeft met D-sign Denemarken c.s.”

Lees het vonnis hier.

8- Rechtbank Maastricht, 7 januari 2008, KG ZA 07-471, Autorent Europa Service Francise B.V. tegen Autorent 4 You c.s.( met dank aan Meta Kuyvenhoven, Versteeg Wigman Sprey).

Handelsnaamrecht. "3.5.3 Gelet op hiervoor in rechtsoverweging 3.5 genoemde grote overeenkomst/geringe afwijking tassen de handelsnamen/tekens Autorent en Autorent4You en het opereren van beide ondernemingen binnen dezelfde markt en binnen dezelfde sectoren en in dezelfde plaats is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat sprake is van verwarring- danwel associatiegevaar bij tenminste een deel van het relevante publiek van partijen, in die zin dat dit publiek zal aannemen dat de diensten dezelfde herkomst hebben (directe verwarring), dan wel dat tussen de ondernemingen van partijen enig verband aanwezig is (indirecte verwarring)."

Lees het vonnis hier.

9- (Ex Parte) beschikking van de voorzieningenrechter Rechtbank ’S-Gravenhage, 9 januari 2008, KG 08/0022, Safretti B.V. tegen Van der Meulen en Wolters.

“Beveelt Van der Meulen en Wolters, ieder afzonderlijk, onmiddellijk na betekening van deze beschikking ieder verkopen, aanbieden (waaronder begrepen via Internet), distribueren, exporteren of anderszins naar de lidstaten van de Europese Gemeenschap (doen) vervoeren, importeren, marketen, of anderszins in het verkeer brengen van op Gemeenschapsmodel nummer 000646385-0001 inbreukmakende sfeerhaarden, te staken en gestaakt te houden.”

Lees de beschikking hier.

IEF 5377

Gevlochten artikelen

rmh.gifRechtbank Utrecht, 21 december 2007, KG ZA 07-1091, Riviera Maison tegen Hoogendam International V.O.F. c.s. (met dank aan Milica Antic, De Vos & Partners).

Wel gemeld, nog niet samengevat. Kort vonnis over bijna identieke rieten producten, voorshandse onduidelijkheid over maker werk en ontwerper ongeregistreerd gemeenschapsmodel. Oorspronkelijkheid, eigen karakter en onderscheidend vermogen worden (in korte formulering) niet aangenomen. Inkopen is geen ontlenen. 

Riviera Maison (RM) brengt al enige tijd een aantal rieten manden en gevlochten rieten artikelen op de markt en maakt i.c. bezwaar tegen de verhandeling van een tiental rieten producten door gedaagde. Partijen betrekken de producten van verschillende ondernemingen uit Indonesië.

Met betrekking tot het auteursrecht stelt de voorzieningenrechter dat het voorshands onduidelijk is wie als maker van de producten moet worden aangemerkt en “bovendien is geen van de producten die inzet vormen van het onderhavige geding zodanig oorspronkelijk van karakter dat deze als werk in de zin van de Auteurswet kan worden aangemerkt.” Ook modelrechtelijk (ongeregistreerd Gemeenschapsmodel)  staat onvoldoende vast wie ontwerper moet worden aangemerkt en “ten slotte missen de producten in kwestie een eigen karakter”.

Ook een beroep op slaafse nabootsing wordt verworpen. “Hoogendam c.s. hebben hun producten immers niet ontleend aan de producten van Riviera Maison. Hoogendam c.s. hebben deze producten slechts ingekocht bij Uman. Bovendien moeten de producten in kwestie een aanmerkelijk onderscheidend vermogen hebben vooraleer er sprake kan zijn van slaafse nabootsing. Dit onderscheidend vermogen wordt evenmin aanwezig geacht.”

De vorderingen worden afgewezen en RM wordt veroordeeld in de volledige proceskosten (€ 1067,00).

Lees het vonnis hier. Afbeelding links RM, rechts Hoogendam.

IEF 5334

Eerst even voor jezelf lezen

Vakantieperiode is voorbij, uitgebreidere samenvatting gaan weer volgen.

1- Gerechtshof Amsterdam, 25 oktober 2007, LJN: BC1420, Dicom Art Invest B.V. c.s. Iag Group B.V.

Samenvatting rechtspraak.nl: “Garantstelling voor nakoming van financiële verplichtingen die voortvloeien uit een transactie waarbij intellectuele eigendomsrechten zijn overgedragen. De eigendomsrechten zelf staan niet ter discussie. Geding strekt niet tot handhaving daarvan. Handhavingsrichtlijn en het bepaalde in artikel 1019h RV zijn niet van toepassing.”  

Lees het arrest hier.

2- Gerechtshof Amsterdam, 13 december 2007, M-Media B.V. tegen Taminiau Televison B.V.(met dank aan Diederik Donk, Intellectueel Eigendom Advocaten).

Narrowcasting, een vaststellingsovereenkomst en onbetaalde facturen. “4.11. (…) De in art. 6:94 BW opgenomen maatstaf dat voor matiging slechts reden kan zijn indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, brengt mee dat de rechter pas als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt, van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken. Daarbij zal de rechter niet alleenmoeten letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen (NJ 2007, 262).”

Lees het arrest hier.

3- Rechtbank Amsterdam, 19 december 2007, LJN: BC1301, A. tegen ARMADA PRODUCTIONS B.V.

Samenvatting rechtspraak.nl: Auteursrecht, bestaan en overdracht van het recht op het format van de Flodderfilms en de Flodder TV-serie Art. 2 Aw Gedaagde heeft van de curator uit de boedel van FFF de auteursrechten op de Flodderfilms en –TV serie overgenomen. Eiser stelt dat daarin niet is begrepen het recht op het format van de Flodderfilms en -TV-serie, omdat dat recht nooit aan FFF is overgedragen en wenst een verbod op het vervaardigen van nieuwe afleveringen. Gedaagde betwist primair het bestaan van een format en stelt subsidiair dat de formatrechten in de overdracht door FFF waren begrepen. De rechter is van oordeel dat voor het bestaan van een format niet noodzakelijk is dat dit vooraf schriftelijk is vastgelegd.

Ook indien vanuit één werk later op basis van de in het aanvankelijke werk besloten liggende stramien nieuwe werken worden gemaakt, kan aan dat stramien, mits het voldoende uitgewerkt is en overigens voldoet aan de eis dat het een eigen en oorspronkelijk karakter heeft en het de persoonlijk stempel van de maker draagt, als format auteursrechtelijke bescherming toekomen. Dat is hier het geval. Als eiser het formatrecht heeft overgedragen (ook als dat aan een ander is dan FFF) heeft hij geen actie meer tegen gedaagde op grond van het auteursrecht. Of het formatrecht is overgedragen moet worden beoordeeld op basis van artikel 2 Aw. Gedaagde krijgt een bewijsopdracht.”

Lees het vonnis hier.

4- Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 20 december 2007, LJN: BC1006, Vereniging Zorgverzekeraars Nederland tegen Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie.

Samenvatting rechtspraak.nl: Oneerlijke mededinging, actie apothekers. Ter beoordeling is of gedaagde bij het voeren van de campagne 'Slikt u alles van uw zorgverzekeraar?' onrechtmatig heeft gehandeld jegens eiseressen, meer in het bijzonder of de reclame-uitingen van gedaagde kunnen worden beschouwd als misleidend in de zin van artikel 6:194 BW. Bij die beoordeling geldt als uitgangspunt dat het ingevolge artikel 6:195 BW aan gedaagde is om de juistheid van de in die uitingen vervatte stellingen of suggesties aannemelijk te maken.

Lees het vonnis hier

5- Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 januari 2008, KG ZA 07-1257, Diamantgereedschap Nederland B.V. tegen Delasco.

Diamantgereedschap. “4.7. Met technisch/utilitair bepaalde ingrepen kan men zich in het modelrecht (en ook in het auteursrecht) niet onderscheiden van de markt. Het leerstuk van de slaafse nabootsing hanteert geen andere maatstaven.”

Lees het vonnis hier.

6- Rechtbank Utrecht, 21 december 2007, KG ZA 07-1091, Riviera Maison tegen Hoogendam International V.O.F. c.s.(met dank aan Milica Antic, De Vos & Partners).

Manden en andere gevlochten artikelen. “5.4. Ook een beroep op slaafse nabootsing kan Riviera Maison niet baten. Hoogendam c.s. hebben hun producten immers niet ontleend aan de producten van Riviera Maison. Hoogendam C.S. hebben deze producten slechts ingekocht bij Uman. Bovendien moeten de producten in kwestie een aanmerkelijk onderscheidend vermogen hebben vooraleer er sprake kan zijn van slaafse nabootsing. Dit onderscheidend vermogen wordt evenmin aanwezig geacht.”

Lees het vonnis hier.

7- Rechtbank Groningen, 21 december 2007, KG ZA 07-365, Runner Hardloopcentrum Groningen B.V. tegen Dijk.(met dank aan Margot Span - Köster Advocaten).

Handelsnaamrecht, vervolg op eerder geschil. “4.5. De voorzieningenrechter overweegt dat de kenmerkende of centrale woorden 'Run' en 'Runner' inmiddels, door zowel de toename van de (populariteit van de) hardloopsport als door de internationalisering van die sport, algemeen bekende en algemeen gebruikelijketermen zijn geworden. Daarbij geldt dat het gebruik van Engelse termen in het Nederlandse taalgebruik is toegenomen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5235

Schermen met rechten

snzu.gifVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 10 december 2007, KG ZA 07-1221, Impliva B.V. tegen Senz Umbrellas B.V. c.s.

Over wapperen en paraplu’s die niet kunnen wapperen. Heel toepasselijk wordt in dit geschil in naast ‘wapperen met rechten’ ook de variant ‘schermen met rechten gebruikt’. De vorderingen van eiser Impliva worden afgewezen, het gestelde onrechtmatig handhaven door gedaagde Senz van rechten met betrekking tot de voorgenomen introductie van Impliva's stormparaplu is onvoldoende aannemelijk geworden. Van inbreuk door Impliva lijkt echter voorshands wel sprake. Afbeeldingen in het vonnis.

Gedaagde Senz brengt een asymetrische stormparaplu, een paraplu die bestand is tegen een windstootje, op de markt en beschikt met betrekking tot haar paraplu over een Nederlands octrooi en een Gemeenschapsmodel in twee varianten. Gedaagde Impliva is van plan met een eigen asymetrische paraplu op de markt te komen en heeft daartoe aan Senz een prototype laten zien. Desgevraagd is Senz niet bereid geweest toe te zeggen dat zij zich jegens Impliva niet op haar IE rechten zal beroepen. Impliva beschouwd dit als onrechtmatig “wapperen”, maar de voorzieningenrechter deelt dit standpunt niet.

Uitgangspunt is dat degene die zich beroept op hem toekomende intellectuele eigendomsrechten slechts onder omstandigheden eventueel onrechtmatig zal handelen, bijvoorbeeld indien hij weet, dan wel dient te beseffen, dat een serieuze, niet te verwaarlozen kans bestaat dat deze rechten geen stand zullen houden in rechte. Dat is in deze zaak niet het geval.

Met betrekking tot het octrooi van Senz stelt de voorzieningenrechter, kort gezegd, dat “het debat van partijen in dit kort geding omtrent de geldigheid van NL 225 moet worden gekwalificeerd als rudimentair en onvolledig” en dat daarover in dit kort geding eigenlijk weinig kan worden gezegd. Wel wordt voorshands geoordeeld dat het ter zitting getoonde prototype van de Impliva asymmetrische paraplu geen inbreuk maakt op het octrooi: Impliva's voorgenomen asymmetrische paraplu lijkt een niet-inventieve variant op de stand der techniek.

Dat wil echter niet zeggen dat er zodoende sprake is van onrechtmatig "wapperen" met NL 225 door Senz richting Impliva. In tegenstelling tot wat de eiser stelt is het namelijk onvoldoende duidelijk dat dat dit prototype al eerder bij Senz bekend was, waarbij bovendien bedacht moet worden dat het niet Senz was “die zonder kennis te nemen van het voorgenomen prototype van Impliva's asymmetrische paraplu jegens Impliva is gaan schermen met haar rechten uit NL 225. Het is daarentegen juist Impliva geweest, die, kennelijk zonder voldoende eenduidig bewijsbaar Senz in kennis te hebben gesteld van haar exacte voorgenomen product, vervolgens van Senz is gaan verlangen dat deze, slechts op grond van dit zodoende niet eenduidig aangegeven voornemen om met een asymmetrische paraplu op de markt te zullen komen, zou toezeggen dat zij haar intellectuele eigendomsrechten niet langer jegens Impliva in stelling zou brengen. (4.6)” Grond voor een wapperverbod ontbreekt derhalve.

Met betrekking tot het Gemeenschapsmodel van gedaagde Senz gaat de rechtbank uit van de geldigheid het ingeschreven model. “De enige mogelijkheid om die geldigheid aan te tasten bij de civiele rechter is een reconventionele vordering tot nietigverklaring, die in kort geding niet mogelijk is. De exceptie van ongeldigheid anders dan bij wege van reconventionele vordering is alleen ontvankelijk, indien beroep wordt gedaan op een ouder door gedaagde gehouden nationaal modelrecht. Daarvan is geen sprake. Gelet op deze strikte vereisten en nu niet is gesteld of gebleken dat Impliva een nietigheidsprocedure van de Gemeenschapsmodelrechten van Senz is gestart bij het BHIM in Alicante of daartoe het serieus te nemen voornemen heeft geuit, moet in dit kort geding uit worden gegaan van de geldigheid van de Gemeenschapsmodelrechten waar Senz zich op beroept.” (4.7)

Bovendien is er volgens de voorzieningenrechter geen sprake van dat de Gemeenschapsmodelrechten van Senz in een nietigheidsgeding ten gronde nietig zouden moeten worden verklaard. Van technische bepaaldheid is geen sprake, zo blijkt uit het omveld. Ook kunnen de modellen van Senz als nieuw en oorspronkelijk worden beschouwd. Er weliswaar al eerder asymmetrische paraplu's op de markt – althans in ieder geval één – , maar die zijn duidelijk anders vormgegeven dan de varianten van het Gemeenschapsmodel van Senz.

Ook van het tegen beter weten in of anderszins onrechtmatig inroepen van modelrechten door Senz is derhalve geen sprake. Sterker nog, volgens de voorzieningenrechter maakt het getoonde prototype van Impliva zelfs inbreuk op in ieder geval variant 2 van het Gemeenschapsmodel van Senz.

Mutatis mutandis geldt dezelfde redenering voor het auteursrecht. Er is sprake van een werk met een eigen, oorspronkelijk karakter, dat het persoonlijk stempel van de maker draagt en het ontwerp voor het prototype van Impliva maakt daar inbreuk op, omdat geen sprake is van een voldoende afwijkende totaalindruk. Ook van slaafse nabootsing is geen sprake.

De vorderingen van Impliva worden afgewezen. Geen van beide partijen heeft aanspraak gemaakt op een werkelijke proceskostenveroordeling, zodat de kostenveroordeling wordt begroot volgens het liquidatietarief.

Lees het vonnis hier.

IEF 5217

Eerst even voor jezelf lezen

lifeh.gifVzr. Rechtbank Arnhem, 23 november 2007, KG ZA 07-572, Life Safety Products B.V. tegen Smeba Brandbeveiliging B.V.

“4.8. Het voorgaande maakt dat, voorshands geoordeeld, de Life Hammer van LSP niet kan worden beschouwd als een werk dat een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Dit betekent, voorshands geoordeeld, dat de Life Hammer van LSP geen auteursrechtelijke bescherming geniet. De vraag of LSP wel rechthebbende is op de auteursrechten op de Life Hammer kan daarmee onbesproken blijven.”

Lees het vonnis hier.

legg.gifVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 7 december 2007, KG ZA 07-1378, Bonnie Doon Europe B.V. tegen Angro Hosiery B.V. c.s.

“4.12. De voorzieningenrechter overweegt dat het modelrecht van Bonnie Loon geenszins impliceert dat Bonnie Loon een algeheel monopolie heeft verkregen voor het aanbrengen van kartelrandjes op leggings. Het criterium blijft immers dat inbreukmakend is hetgeen, kort gezegd, dezelfde algemene indruk maakt. Naar voorlopig oordeel maken de leggings met drie kartelrandjes dezelfde algemene indruk als de leggings met vier kartelrandjes. Het is Angro daar kennelijk ook om te doen: aanvankelijk heeft zij het model van Bonnie Doon gewoon nagemaakt door een legging met drie randjes op de markt te brengen; met de huidige vier randjes streeft zij nog steeds dezelfde algemene indruk na, hetgeen zij benadrukt door deze zo te verpakken dat slechts drie van de vier randjes zichtbaar zijn.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5205

Onbeperkt i-deponeren

mvho.gifWebsite BBIE: Minister Maria van der Hoeven van Economische Zaken heeft op 29 november bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE) de digitale dienst i-DEPOT officieel in gebruik gesteld. Met het i-DEPOT kunnen ideeën vroegtijdig, snel en zorgvuldig worden vastgelegd.

Prof. mr. J.H. Spoor ging tijdens zijn speech verder in op de waarde van het i-DEPOT. “De waarde van het i-DEPOT ligt wat mij betreft niet alleen in de mogelijkheid om iets vast te laten leggen. Dat kan al langer. Je kunt bijvoorbeeld ook naar een notaris gaan. De grote vernieuwing zit voor mij in de combinatie van de mogelijkheid om online te deponeren en het systeem van credits. Een soort strippenkaart waarmee je onbeperkt kunt i-deponeren, voor vijf euro of minder per keer. Op die manier kun je ieder idee, concept, format, ontwerp, foto, iedere melodie, tune of slagzin, deponeren voor je ermee de boer op gaat. Een soort idee-backup. En de prijs maakt het mogelijk om het niet bij goede voornemens te laten maar het eenvoudigweg tot een gewoonte te maken. Dat lijkt mij een goed idee.” De heer Spoor besloot zijn speech met de toevoeging: “Wat mij betreft heeft het digitale i-DEPOT alle eigenschappen van het beroemde klassieke idee: het ei van Columbus!”

Lees hier meer.

IEF 5155

Afslankgordels

saunabelt.JPGRechtbank ’s-Gravenhage, 14 november 2007, HA ZA 05-3755, Actervis GMBH & Industex S.L. tegen Tel Sell B.V.

Wel gemeld, nog niet besproken. Merken-, modellen- en auteursrecht. Grensoverschrijdende inbreuk. Sprake van een ernstige, want moedwillige inbreuk. Toewijzing vergaande (neven)vorderingen.

Eiseres Actervis brengt onder de merknaam Velform Sauna Belt een gordel met warmte-elementen op de markt. Gedaagde Tel Sell houdt zich bezig met ‘home shopping’ activiteiten: producten op TV aanbieden en verkopen via telefoon of internet. Tel Sell verkocht al eerder de sauna belts van Actervis c.s., maar in 2005 heeft Tel Sell via het aan haar gelieerde Tel Sell Antilles sauna belts besteld en verkocht die nagenoeg identiek zijn aan de sauna belts van Actervis c.s. (hierna: de Tel Sell Sauna Belts). Actervis c.s. vordert onder meer een grensoverschrijdend inbreukverbod op haar Gemeenschapsmerk- en modelrechten en een verbod op schending van haar auteursrechten in Nederland.

De rechtbank stelt vast dat Tel Sell inbreuk heeft gemaakt op het Gemeenschapsmodel van Actervis c.s. De Tel Sell Sauna Belt is nagenoeg identiek aan het Gemeenschapsmodel van Actervis c.s. en geeft derhalve geen andere algemene indruk. De inbreuk op de merken kan volgens de rechtbank niet worden vastgesteld op grond van artikel 9 lid 1 sub a GMerkVo, respectievelijk 2.20 lid 1 sub a BVIE, aangezien het door Tel Sell gebruikte V Velform- teken  niet identiek is aan het V Velform-merk zoals Actervis dat heeft laten inschrijven. De verschillen tussen beide tekens zijn niet dermate onbeduidend dat gesproken kan worden van een teken dat gelijk is aan het merk. De merkinbreuk wordt dan ook aangenomen op grond van artikel 9 lid 1 sub b GMerkVo en 2.20 lid 1 sub b BVIE.

“4.9. De aanspraak op auteursrechtelijke bescherming met betrekking tot de verpakking is gegrond. De vormgeving van de verpakking, in het bijzonder de keuze van de kleuren, de vlakverdeling en de poses en plaatsing van de figuren op de verpakking, getuigt van een zeker eigen, oorspronkelijk karakter en draagt het persoonlijk stempel van de maker. Niet in geschil is dat Tel Sell deze aspecten van de vormgeving één-op-één zonder toestemming van Actervis c.s. heeft gekopieerd, zodat er wat de verpakking betreft onmiskenbaar sprake is van een onrechtmatige verveelvoudiging in de zin van de Auteurswet.” Ook het promotiemateriaal en de gebruiksaanwijzing zijn letterlijk door Tel Sell gekopieerd. Deze “andere geschriften” worden beschermd op grond van artikel 10 lid 1 onder 1° van de Auteurswet. De vorderingen die specifiek betrekking hebben op het auteursrecht ten aanzien van de sauna belt en de merken worden door de rechtbank afgewezen, omdat Actervis c.s. niet, althans onvoldoende, heeft aangevoerd dat zij een specifiek, van het modellen- en merkenrecht te onderscheiden belang heeft bij het beroep op het auteursrecht met betrekking tot de sauna belt en de merken.

Tel Sell betoogt tevergeefs dat er geen grond is voor het verbod op het gebruik van het Gemeenschapsmodel, respectievelijk de Gemeenschapsmerken, nu zij de verhandeling van de inbreukmakende producten direct zou hebben gestaakt nadat Actervis c.s. beslag had gelegd. De rechtbank merkt op, mede aan de hand van het HvJ EG-arrest Nokia-Wärdell, dat het enkele staken van de verhandeling geen grond kan zijn voor afwijzing van een verbod. “4.16 Daar komt bij dat de overige omstandigheden van het geval het belang van een verbod in deze zaak juist onderstrepen. Ten eerste gaat het naar het oordeel van de rechtbank om een ernstige, want moedwillige inbreuk. Ten tweede heeft Tel Sell die inbreuk niet vrijwillig beëindigd, maar als gevolg van een door Actervis c.s. gelegd beslag. Vervolgens heeft Tel Sell de inbreuk uitdrukkelijk ontkend en betoogd dat Actervis c.s. de “vermeende inbreuk” aan zichzelf te wijten zou hebben. Ten derde bestaat er een reële dreiging van herhaalde inbreuk.(…).” Dat laatste aangezien Tel Sell 12.000 sauna belts heeft besteld bij Tel Sell Antilles, waardoor niet kan worden uitgesloten dat die producten alsnog op de markt komen. De rechtbank wijst het verbod toe voor de gehele Europese Unie.

De flagrante inbreuk door Tel Sell op de rechten van Actervis c.s. heeft vergaande gevolgen.  De rechtbank gaat uitvoerig in op de diverse (neven)vorderingen en wijst deze nagenoeg allemaal toe: Vernietiging van de Tel Sell Sauna Belts, Recall, Rectificatie, Schadevergoeding door winstderving, Schadevergoeding wegens waardevermindering van de rechten van Actervis c.s. en vergoeding van de buitengerechtelijke kosten.

Alle vorderingen in reconventie, waaronder het verbod tot het doen van negatieve uitlatingen over Tel Sell door Actervis c.s., worden afgewezen – de rechtbank vindt de uitlatingen juist en daarom niet onrechtmatig.

Lees het vonnis hier.