Portretrecht  

IEF 12503

Schuilnaam prostitutie-onderzoeksjournaliste mag worden onthuld

Vzr. Rechtbank Amsterdam 8 maart 2013, LJN BZ5860 (eiseres tegen De Volkskrant B.V.)

Als randvermelding. [eiseres] is schrijfster en onderzoeksjournaliste. Zij heeft ondermeer een veertiendelige serie geschreven voor de dagbladen Het Parool en Het Algemeen Dagblad over vrouwenhandel en (gedwongen) prostitutie. De serie is nadien door haar bewerkt en gepubliceerd als boek onder de titel ‘[titel]. [eiseres] heeft zich bij deze publicaties bediend van de schuilnaam [Patricia Perquin]. Deze publicaties hebben ertoe geleid dat [eiseres] door de Gemeente Amsterdam is betrokken bij het te voeren prostitutiebeleid.

Het voorgenomen artikel van De Volkskrant had in grote lijnen de volgende inhoud:
-  de echte naam van [schuilnaam] werd bekend gemaakt;
-  betwijfeld werd of [eiseres] zich daadwerkelijk heeft bevonden in de kringen waarin zij zich volgens haar publicaties onder de schuilnaam [schuilnaam] heeft bevonden;
-  er werden nadere (privacy-gevoelige) bijzonderheden over de persoon [eiseres] vermeld.

De voorzieningenrechter komt na een afweging van de belangen tot de conclusie dat de vrijheid van meningsuiting van gedaagde hier zwaarder weegt dan het belang van eiseres bij bescherming van haar persoonlijke levenssfeer en het belang dat haar schuilnaam niet wordt onthuld vanwege het hieraan mogelijk verbonden gevaar.

4.8.  Ten aanzien van het door [eiseres] gestelde gevaar dat zou ontstaan als haar identiteit bekend zou worden heeft ook een voortgezet debat plaatsgevonden. De Volkskrant heeft nogmaals uitdrukkelijk de vraag aan de orde gesteld of [eiseres] wel daadwerkelijk moet vrezen voor negatieve consequenties als haar ware identiteit bekend wordt. [eiseres] heeft zich daartoe beroepen op een ontvangen bedreiging en heeft gesteld dat zij zaken heeft onthuld waarvan men in prostitutiekringen liever niet heeft dat deze bekend worden, zoals het feit dat vrouwen gedwongen worden dubbele shifts te werken. De Volkskrant wijst erop dat de bron van de gestelde bedreiging uiteindelijk steeds [eiseres] zelf is. Van enig nader bewijs is geen sprake. De voorzieningenrechter stelt vast dat niet kan worden uitgesloten dat de gestelde bedreiging heeft plaats gevonden, maar dat daarvoor geen concreet bewijs aanwezig is. Verder speelt een rol dat [eiseres] in haar hoedanigheid van [schuilnaam] is geïnterviewd voor de radio (op Radio 1 bij ‘[programma]’, een radioprogramma van de omroep PowNed) en dat haar stem daarbij niet is vervormd. Weliswaar acht de voorzieningenrechter denkbaar dat zij zich daarbij niet gerealiseerd heeft dat die uitzending ook op internet beschikbaar zou blijven, maar dat neemt niet weg dat zij door het enkele meewerken aan dit programma reeds risico’s heeft genomen en niet het maximale heeft gedaan om de ware identiteit van [schuilnaam] geheim te houden. Ook deze omstandigheid geeft grond te twijfelen aan het gestelde risico dat [eiseres] zou lopen bij het bekend worden van haar ware identiteit. Al met al is niet aannemelijk geworden dat de onthulling van de ware identiteit van [eiseres] een concreet en onmiddellijk gevaar in het leven zou roepen, dat zodanig zwaarwegend is dat dit aan de publicatie over een zaak van maatschappelijk gewicht in de weg zou staan.

4.9.  Het voorafgaande leidt tot de conclusie dat de vrijheid van meningsuiting van de Volkskrant hier zwaarder weegt dan het belang van [eiseres] bij bescherming van haar persoonlijke levenssfeer en het belang dat haar schuilnaam niet wordt onthuld vanwege het hieraan mogelijk verbonden gevaar.

Op andere blogs:
Mediaforum (Geen verbod op onthulling pseudoniem prostitutie-onderzoeksjournaliste)
NVJ (Schuilnaam prostitutie-onderzoeksjournaliste mag worden onthuld)

IEF 12369

Keverweekend 'Beautiful Budel' is geen handelsnaam

Rechtbank Zeeland- West-Brabant, locatie Breda, 22 februari 2013, LJN BZ2038 (Kever-Club tegen Stichting Beautiful Budel)
Domeinnaam. Handelsnaam. Geen auteursrechten op website. Portretrecht komt niet toe aan vereniging.

Sinds 1984 organiseert KCN een internationaal Keverweekend voor bezitters en liefhebbers van luchtgekoelde motorvoertuigen van het merk Volkswagen, sinds 2003 onder de naam ‘Beautiful Budel’. Gedaagde en de mensen achter de stichting maakten deel uit van het team dat dit evenement in het verleden voor KCN organiseerde. Op de door de Stichting gebouwde website beautifulbudel.nl maakt de stichting thans reclame voor een Keverweekend dat in september 2013 in Budel moet gaan plaatsvinden. Volgens KCN handelt de stichting onrechtmatig jegens haar omdat het gebruik van de aanduiding Beautiful Budel op de website en in de domeinnaam inbreuk maakt op de handelsnaamrechten, auteursrechten en portretrechten van KCN en dat de stichting onrechtmatig aanhaakt bij de bekendheid van KCN en haar internationaal Keverweekend.

De naam 'Beautiful Budel' wordt meestal in combinatie met ‘internationaal keverweekend’ gebruikt en maar in een enkel geval apart zonder vergezeld te gaan van andere bewoordingen. Dat laatste gebruik is te gering om te kunnen oordelen dat KCN onder de naam ‘Beautiful Budel’ als handelsnaam naar buiten treedt. Het beroep van KCN op een handelsnaamrecht faalt.

Zonder nadere onderbouwing kan de website www.beautifulbudel.nl niet als een auteursrechtelijk beschermd werk worden aangemerkt. De Kever Club Nederland heeft geen portretrecht van haar bestuursleden en medewerkers. Portretrecht is een persoonlijkheidsrecht van elke individuele medewerker of bestuurslid van KCN, waar de vereniging geen beroep op kan doen.

Op de website waar in voorgaande jaren het internationaal Keverweekend van KCN werd aangekondigd, wordt nu promotie gemaakt voor het Keverweekend van de stichting. Dat kan verwarrend zijn voor de belangstellenden voor het internationaal Keverweekend van KCN. Niet aannemelijk is dan dat dit aanhaken bij het voormalige evenement van KCN in Budel voor KCN schade oplevert vanwege verwarring of onvoldoende bekendheid van haar evenement. De voorzieningenrechter zal daarom geen voorlopige voorziening treffen.

2.6. De voorzieningenrechter staat echter, indien sprake is van het voeren van een onderneming in de zin van artikel 1 Hnw, vervolgens voor de vraag of KCN op voor derden kenbare wijze naar buiten is getreden met de aanduiding ‘Beautiful Budel’ als handelsnaam van haar ‘onderneming’, zijnde het internationaal Keverweekend. (...) Naar het oordeel van de voorzieningenrechter volgt uit voormelde toegangskaarten e.a. niet, althans onvoldoende, dat KCN onder de naam ‘Beautiful Budel’ als handelsnaam voor de activiteit internationaal Keverweekend naar buiten treedt. De naam wordt meestal in combinatie met ‘internationaal keverweekend’ gebruikt en maar in een enkel geval apart zonder vergezeld te gaan van andere bewoordingen. Dat laatste gebruik is te gering om te kunnen oordelen dat KCN (ook) onder de naam ‘Beautiful Budel’ als handelsnaam naar buiten treedt. Het beroep van KCN op een handelsnaamrecht faalt.

2.8.De website achter deze domeinnaam beautifulbudel.nl is gebouwd door [gedaagde sub 2]. KCN claimt het auteursrecht op deze website. Alleen op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst in de zin van artikel 10 Auteurswet (Aw) kan auteursrecht rusten. Een (handels)naam is geen werk van letterkunde, wetenschap of kunst. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het niet uitgesloten dat de vormgeving van een webpagina als een werk in de van artikel 10 Aw aangemerkt kan worden, terwijl broncodes ook een werk in de zin van de Aw kunnen opleveren, maar zonder een nadere onderbouwing welke elementen maken dat van een werk in de zin van de Aw sprake is kan de voorzieningenrechter de getoonde pagina’s van de website www.beautifulbudel.nl niet als een auteursrechtelijk beschermd werk aanmerken. Verder is niet gebleken dat het ontwerp van de webpagina’s door [gedaagde sub 2] tot stand is gebracht in opdracht of onder toezicht van KCN.

2.9. [gedaagde sub 2] stelt zijn website thans ter beschikking van de stichting ten behoeve van de promotie van het keverweekend dat de stichting in de maand september in Budel wil laten plaatsvinden onder de naam ‘The VW Aircooled Festival’. Op de website kunnen foto’s van het internationaal Keverweekend Budel 2011 van KCN worden bekeken. Op enkele van die foto’s staat een medewerker of bestuurslid van KCN afgebeeld. Portretrecht is een persoonlijkheidsrecht van elke individuele medewerker of bestuurslid van KCN, waar de vereniging geen beroep op kan doen. Er is gesteld noch gebleken dat KCN door elke van die medewerkers gemachtigd is om namens elke van die medewerkers in rechte op te treden tegen [gedaagde sub 2] en de stichting.

Op andere blogs:
DomJur
Novagraaf

IEF 12329

Van portretrecht is geen sprake nu de beelden zijn 'gewiped'

Vzr. Rechtbank Amsterdam 8 februari 2013, LJN BZ4253 (eiser tegen Noordkaap t.v. Producties B.V. en SBS Broadcasting)

Uitspraak ingezonden door Josine van den Berg en Jasper Klopper, Klos Morel Vos & Schaap.

Portretrecht. Verborgen camera. Vrijheid van meningsuiting. Bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Noordkaap c.s. maakt het programma "Undercover in Nederland". Het programma heeft als doel het aan de kaak stellen van misstanden aan de hand van voorbeelden. Met de verborgen camera zijn opnames gemaakt van eiser voor een uitzending waarin aandacht wordt besteed aan 'acquisitiefraude'. Noordkaap c.s. heeft medegedeeld dat het gezicht van eiser wordt 'gewiped', hetgeen betekent geheel onherkenbaar gemaakt. Eiser stelt dat hij geld kwam ophalen in het kader van een vriendendienst en onverwachts is geconfronteerd met een camera. Hij heeft iedere betrokkenheid bij acquisitiefraude ontkend. Eiser vreest dat de uitzending er toe zal leiden dat hij met dit onderwerp in verband zal worden gebracht en beroept zich op zijn portretrecht. De voorzieningenrechter constateert dat het stemgeluid en de lichaamsbouw van eiser niet dusdanig karakteristiek zijn dat eiser door de uitzending zal worden herkend.

Nu Noordkaap c.s. heeft toegezegd het gezicht van eiser in de uitzending slechts volledig 'gewiped' te tonen. Nu er geen overeenstemming is met gelaatstrekken, is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake van een portret in de zin van artikel 21 Auteurswet en kan eiser zich om die reden niet op zijn portretrecht beroepen: associatie is niet genoeg.

Tegenover het recht op vrijheid van meningsuiting, staat het recht van eiser op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van de eer en goede naam. De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat het belang van Noordkaap c.s. op uitzending van de beelden en de gemaakte geluidopnamen zwaarder moet wegen dan de daartegenover staande belangen van eiser. De voorzieningenrechter weigert de gevraagde voorziening.

4.5. [eiser] verzet zich bovendien tegen de publicatie van een niet met zijn toestemming vervaardigd portret. Voor wat dit verweer betreft is van belang dat Noordkaap c.s. heeft toegezegd dat het gezicht van [eiser] in de tijdens de uitzending te vertonen beelden volledig is ‘gewiped’. Nu er geen overeenstemming is met gelaatstrekken, is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake van een portret in de zin van artikel 21 Auteurswet en kan [eiser] zich om die reden niet op zijn portretrecht beroepen: associatie is niet genoeg.

4.7. De opnamen van [eiser] zijn deels gemaakt met de verborgen camera. Op zichzelf kan het gebruik maken van een dergelijke methode en het vervolgens uitzenden van de opgenomen beelden, ook in het geval dat niet direct sprake is van een herkenbaar portret, aangemerkt worden als een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen. Het gebruik van een verborgen camera kan in beginsel slechts bij uitzondering gerechtvaardigd zijn, waarbij alle omstandigheden van het geval een rol spelen, waaronder de omstandigheid of er een andere weg openstaat om een ernstige misstand aan het licht te brengen of een zaak van maatschappelijk belang scherper te belichten. De misstand die hier aan de orde is betreft acquisitiefraude. De gang van zaken tijdens het gesprek dat [eiser] met vertegenwoordigers van het door hem bezochte bedrijf had, waarbij met name het feit dat [eiser] zich voorstelt als iemand van een incassobureau van belang is, geeft een goede weergave van de gang van zaken bij dergelijke handelspraktijken en is daarom, zoals Noordkaap c.s. terecht heeft aangevoerd, illustratief voor het aan de kaak stellen van een dergelijk misstand. Voldoende aannemelijk is dat Noordkaap c.s. dit materiaal zonder het gebruik van de verborgen camera niet zou hebben verkregen.

4.8. [eiser] stelt verder dat er behalve beeld- ook geluidsopnamen van hem zijn gemaakt en dat die (in combinatie met de vertoning van de beelden) tot herkenning kunnen leiden. Noordkaap c.s. heeft in dit verband opgemerkt dat het gaat om geluidsopnamen van slechte kwaliteit die, zoals de voorzieningenrechter ook heeft kunnen constateren, in de uitzending door middel van ondertiteling (beter) verstaanbaar worden gemaakt. De voorzieningenrechter heeft voorts kunnen constateren dat [eiser] niet een zodanig karakteristiek stemgeluid heeft dat hij op grond van het uitzenden van de geluidsopnamen zal worden herkend, ook niet in combinatie met het beeldmateriaal (gewiped). [eiser] heeft nog gesteld dat SBS contact heeft opgenomen met zijn zus en dat zij informatie over de op handen zijnde uitzending aan anderen heeft doorgespeeld, die daar op hun beurt [eiser] mee confronteren. Zo is hem al een paar keer gevraagd ‘Wanneer hij op tv komt’. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het feit dat zijn zus anderen heeft geïnformeerd er wel toe zou kunnen leiden dat enkele goede bekenden van [eiser] hem in de uitzending herkennen. Dit zal dan echter uitsluitend gaan om personen die zo goed met [eiser] bekend zijn dat zij, nu zij er rekening mee houden dat hij in de uitzending te zien zal zijn, hem hoe dan ook zullen herkennen, ongeacht het feit of zijn stem nu wel of niet is vervormd. Dit nog afgezien van het feit dat de keus van de zus van [eiser] om anderen in te lichten niet aan Noordkaap c.s. valt toe te rekenen. Dit alles afwegende is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van Noordkaap c.s. op uitzending van de beelden (gewiped) en de gemaakte geluidsopnamen zwaarder moet wegen dan de daartegenover staande belangen van [eiser].

4.9. De stelling van [eiser] dat voor het door Noordkaap c.s. aan de orde te stellen thema niet noodzakelijk is dat beeld- en geluidsmateriaal van hem wordt gebruikt leidt niet tot een ander oordeel. De noodzakelijkheidstoets van artikel 10 EVRM ziet niet op de vraag of de opnamen noodzakelijk zijn voor het onder de aandacht brengen van de misstand, maar op de vraag of het noodzakelijk is om het recht op vrijheid van meningsuiting te beperken. Het negatieve antwoord daarop is reeds in de hiervoor toegepaste belangenafweging gevonden.

Lees de uitspraak hier: zaaknr. C/13/534867KG ZA, LJN BZ4253

Op andere blogs:
Hoogenraad & Haak (Undercover in Nederland mag gewoon uitzenden)

IEF 12029

Nu zijn herkenbaarheid sterk is verminderd

Vzr. Rechtbank Amsterdam 15 november 2012, LJN BY3668 (eiser tegen PowNed) 

Als randvermelding. Onrechtmatige daadsactie. Portretrecht. Eiser vordert omroepvereniging Powned te verbieden het televisieprogramma Powlitie van 16 november 2012 uit te zenden, voor zover daarin beelden van hem te zien zijn. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam wijst de vordering af. Het recht van Powned op vrijheid van meningsuiting, met name het recht om de maatschappelijke misstand van internetfraude aan de kaak te stellen, weegt in dit geval zwaarder dan het recht van eiser op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer, met name nu Powned heeft toegezegd eiser alleen onherkenbaar af te beelden en hem alleen bij zijn voornaam en de eerste letter van zijn achternaam aan te duiden.

4.14. Powned heeft in de uitzending van Powlitie van 9 november 2012 een aankondiging van de uitzending van 16 november 2012 opgenomen waarin beelden van eiser te zien zijn. Deze beelden zijn “geblurd”, zodat het gezicht van eiser onherkenbaar is. Powned heeft toegezegd dat in de uitzending van 16 november 2012 eiser evenmin herkenbaar in beeld zal komen omdat ook dan alle van hem gemaakte opnamen “geblurd” zullen worden. Ook zal niet zijn volledige naam worden genoemd, maar alleen zijn voornaam en de eerste letter van zijn achternaam. Zijn stem zal wel (onvervormd) te horen zijn.

4.16. De voorzieningenrechter oordeelt dat door het onherkenbaar maken van het gezicht van eiser en door het slechts gedeeltelijk noemen van zijn naam aanzienlijk aan het privacybelang van eiser tegemoet wordt gekomen.

Conclusie
4.17. De voorzieningenrechter komt tot het voorlopig oordeel dat een afweging van de genoemde omstandigheden, met inachtneming van de onder 4.14 genoemde toezeggingen, tot de conclusie moet leiden dat de vrijheid van meningsuiting aan de kant van Powned in dit geval zwaarder dient te wegen dan het recht op privacy van eiser. De misstand die aan de orde wordt gesteld, is voldoende ernstig om aan de activiteiten van eiser in een programma als Powlitie aandacht te besteden. Dat er geen grond is in de feiten voor de beschuldiging van oplichting is niet aannemelijk geworden. Om deze reden kan het subsidiair gevorderde niet worden toegewezen. Of de overvaltactiek gerechtvaardigd was om TV-opnamen te maken zou weliswaar de vraag zijn als eiser daarbij herkenbaar in beeld zou zijn gebracht en met naam en toenaam zou worden genoemd, maar nu op beide punten zijn herkenbaarheid sterk is verminderd is er in ieder geval onvoldoende grond de uitzending bij voorbaat te verbieden. De gevraagde voorzieningen zullen daarom moeten worden afgewezen, met veroordeling van eiser in de kosten en in de nakosten.

Op andere blogs:
Mediareport (Geen verbod op uitzending PowLitie)

IEF 11974

Entertainend karakter onvoldoende grond voor verbod

Rechtbank Amsterdam 7 november 2012, LJN BY2573 (Van den Hurk tegen RTL)

Portretrecht. Onrechtmatige daad. Omroep RTL mag het programma "Praten met de Doden" uitzenden (maar doet dat niet, aldus een persbericht). Eiser had een uitzendverbod gevraagd van het programma "Praten met de Doden". In het programma, waarin de presentator contact zegt te leggen met overleden personen, zou aandacht worden besteed aan de in 1995 om het leven gebrachte dochter van eiser. De rechter vindt het echter niet zonder meer ongepast om aandacht te besteden aan een overleden persoon in een entertainend televisieprogramma. Ook is er geen sprake van schending van de privacy van de vader, omdat zijn mogelijke betrokkenheid bij de dood van het meisje geen onderwerp is in de uitzending. Dat de uitzending voor de vader mogelijk pijnlijk is, vindt de rechter geen reden voor een verbod: zware psychische en/of andere schade is niet bij voorbaat aannemelijk geworden. De vader heeft bovendien ook zelf de publiciteit gezocht.  De rechter deed uitspraak nadat de beide partijen zelf geen overeenstemming konden bereiken tijdens een eerdere rechtszitting. De vader moet de kosten van het geding van meer dan duizend euro betalen.

4.2. Toewijzing van de vorderingen van [eiser], inhoudend een verbod voor RTL om (een deel van) een televisieprogramma uit te zenden, zou een beperking vormen van het in artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde grondrecht op de uitingsvrijheid. Uitgangspunt is dat ook uitingen in de sfeer van ‘ínfotainment’, zoals RTL zelf de voorgenomen uitzending van [eiser] kwalificeert, de bescherming van artikel 10 EVRM genieten. De enkele omstandigheid dat de uitzending een entertainend karakter heeft en mogelijk geen andere algemene belangen dient, is dan ook onvoldoende grond voor een verbod.

4.4.  Partijen zijn het er niet over eens of [eiser] de biologische vader is van [persoon 1] – [eiser] stelt van wel en RTL betwist dat – maar het staat in ieder geval vast dat hij in juridisch opzicht de vader is van [persoon 1] en daarmee een nabestaande. Voorts is hij als verdachte aangemerkt in het strafrechtelijk onderzoek naar haar overlijden. Onder deze omstandigheden kan worden aangenomen dat uitingen omtrent (het overlijden van) [persoon 1], zeker als daarbij [eiser] zelf wordt betrokken, de persoonlijke levenssfeer van [eiser] raken. Daarnaast kan [eiser] als nabestaande van [persoon 1] in de zin van artikel 21 van de Auteurswet, indien hij daarbij een redelijk belang heeft, zich tegen de openbaarmaking van het portret van [persoon 1] verzetten. Dit is echter geen absoluut recht op grond waarvan [eiser] zich tegen iedere verspreiding van het portret van [persoon 1] zou kunnen verzetten. Anders dan [eiser] kennelijk meent, zal ook in dit verband de onder 4.3 genoemde belangenafweging moeten plaatsvinden.

4.10.  [eiser] heeft verder gesteld dat de voorgenomen uitzending onrechtmatig is, omdat RTL wijlen zijn dochter misbruikt voor een respectloos showprogramma. [eiser] heeft echter niet aan de hand van de ter zitting vertoonde uitzending nader gemotiveerd waarom en op welke punten dat dan volgens hem het geval is. In de uitzending ligt het accent op het verdriet en de gevoelens van schuld en onmacht van de daarin aan het woord komende familieleden en op de bijdrage die [presentator] heeft geleverd aan de verwerking daarvan. Dat het ondersteunen van de uitzending met beelden van [persoon 1] of die beelden zelf, respectloos zouden zijn en daarom onrechtmatig, heeft [eiser] niet nader onderbouwd. Een deel van het beeldmateriaal is bovendien al eerder – en voor zover het haar foto betreft veelvuldig – in de publiciteit geweest, laatstelijk nog in april 2011. Een redelijk belang van [eiser] om zich tegen de (hernieuwde) openbaarmaking daarvan te verzetten, ontbreekt dan ook.

Ook de omstandigheid dat de werkwijze van [presentator] niet onomstreden is, aangezien hij claimt contact te kunnen leggen met overleden personen, maakt de uitzending op zichzelf niet onrechtmatig. Hetzelfde geldt voor het feit dat wellicht niet iedereen en in ieder geval niet [eiser] de uitzending kan waarderen.

4.11.  Dat elke confrontatie met/herinnering aan de dood van [persoon 1] pijnlijk zal kunnen zijn voor [eiser] is ook geen grond om de uitzending te verbieden. Voorshands heeft [eiser] niet aannemelijk gemaakt dat uitzending van het programma zal leiden tot zodanig zware psychische en/of andere schade aan zijn kant dat van uitzending moet worden afgezien. Op dit punt is voorts van belang dat het [eiser] zelf is geweest die (extra) publiciteit heeft gezocht in verband met het programma van [presentator], zoals RTL terecht heeft aangevoerd en [eiser] niet heeft betwist. Het valt RTL niet aan te rekenen als het publiek in verband met de voorgenomen uitzending mogelijk wederom een link legt tussen de dood van [persoon 1] en [eiser] als mogelijke verdachte, wat voor [eiser] kwetsend zou kunnen zijn. RTL heeft immers daaraan in de voorgenomen uitzending geen enkele aandacht besteed.

4.12.  Al met al leiden de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden tot het oordeel dat niet is voldaan aan het onder 4.3 genoemde criterium op grond waarvan een beperking van de vrijheid van RTL om het programma uit te zenden gerechtvaardigd zou zijn. Eenzelfde belangenafweging leidt tot het oordeel dat van het portret van [persoon 1] gebruik kan worden gemaakt. Van enig onrechtmatig handelen door RTL jegens [eiser] is vooralsnog geen sprake. Ook de omstandigheid dat SBS mogelijk haar licentie op haar beelden zal intrekken wegens het ontbreken van toestemming van [eiser] – wat daarvan ook zij – maakt het handelen van RTL jegens [eiser] niet onrechtmatig.

Op andere blogs:
Mediareport (Entertainment programma over overleden personen niet per definitie onrechtmatig)

IEF 11933

Vastlegging door een zelfontspanner waar ook fotograaf op staat

Ktr. Amsterdam 24 oktober 2012, LJN BY0834 (eiser tegen KRO)

Uitspraak mede ingezonden door Michiel Ellens, Teurlings & Ellens.

Auteursrecht. Portretrecht. Schadevergoeding. Alomvattende (licentie)vergoeding voor website KRO en Uitzending Gemist. De omstandigheid dat voor de uiteindelijke vastlegging door hem een zelfontspanner is ingesteld, maakt daarom niet dat de foto niet zijn persoonlijk stempel draagt. Artikel 16a Auteurswet. Er bestaat ook in dit geval geen grond voor toekenning van de gevorderde additionele vergoeding van 300%. Aantasting persoonlijkheidsrecht door weggeretoucheerde middelste persoon op de foto, is geen nadeel aan eer en goede naam van eiser als maker. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat, nu het belang van de KRO bij openbaarmaking zwaarder weegt dan het privacybelang van [eiser] (art. 21 Aw), de beperking in dit geval niet noodzakelijk is.

Rechtspraak.nl: De KRO heeft zonder toestemming van de fotograaf twee van zijn foto’s (waaronder één foto gemaakt met de zelfontspanner waar ook de fotograaf zelf op staat) gebruikt in een reportage over de liquidatiedossiers en heeft nagelaten de naam van de fotograaf daarbij te vermelden. De foto met de zelfontspanner is aan te merken als een beschermd werk in de zin van de Auteurswet. Wegens de inbreuk op zijn auteursrechten heeft de fotograaf schade geleden.

Voor het begroten van de schade is aangeknoopt bij de vergoeding die de fotograaf bedongen zou kunnen hebben als hem vooraf toestemming zou zijn gevraagd. De kantonrechter begroot de schade voor beide foto’s in totaal op € 1.800,-, welk bedrag lager is dan de fotograaf had gevorderd, onder meer omdat de kantonrechter geen aanleiding ziet de vergoeding te verdrievoudigen op grond van de algemene voorwaarden van de Fotografen Federatie. De KRO wordt ook op straffe van een dwangsom geboden het gebruik van de foto’s te staken. De gevorderde schadevergoeding wegens de inbreuk op het portretrecht van de fotograaf wordt afgewezen.

6.  Niet in geschil is dat [eiser] auteursrechthebbende is van de foto van [C] en dat deze foto zonder zijn toestemming is gebruikt in de reportage. Vast staat dan ook dat de KRO inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [eiser]. De werkelijke schade van [eiser] als gevolg van de auteursrechtinbreuk is niet exact vast te stellen en zal daarom moeten worden begroot.

Artikel 16a Auteurswet
14.  De KRO heeft tenslotte nog een beroep gedaan op artikel 16a van de Auteurswet. Daartoe heeft de KRO aangevoerd dat de foto noodzakelijk was om een gedegen reportage te maken en de bron indertijd niet bekend was, althans dat [eiser] bij de terbeschikkingstelling niet had laten weten auteursrechten op de foto te hebben. De kantonrechter verwerpt dit beroep omdat in dit geval geen sprake is van het weergeven van een actuele gebeurtenis. Bovendien is geen sprake van een situatie waarin van de KRO (of de producent) niet verlangd mocht worden dat zij vooraf toestemming had gevraagd voor de weergave in de reportage, temeer niet nu de producent zelf contact had gezocht met [eiser] voor een foto.

15.  Uit het voorgaande vloeit voort dat de KRO inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [eiser] door de foto zonder zijn toestemming en zonder naamsvermelding te gebruiken in de reportage.

Portretrecht:
24. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] zich niet met succes op de artikelen 19 en 20 van de Auteurswet kan beroepen. [eiser] heeft immers zelf gesteld dat hij de foto zelf met de zelfontspanner heeft gemaakt, zodat geen sprake is van een in opdracht gemaakt portret.

Portretrecht artikel 21
26. (...) De kantonrechter is dan ook van oordeel dat, nu het belang van de KRO bij openbaarmaking zwaarder weegt dan het privacybelang van [eiser], de beperking in dit geval niet noodzakelijk is. De gevorderde schadevergoeding wegens inbreuk op zijn portretrecht zal daarom worden afgewezen.

Staken gebruik
27.  Voor zover de KRO tegen de vordering tot, kort gezegd, het staken van het gebruik van de foto’s, een beroep heeft gedaan op artikel 10 EVRM, wordt dit beroep verworpen. Anders dan hiervoor ten aanzien van het portretrecht is overwogen is in geval van inbreuk op het auteursrecht alleen in zeer uitzonderlijke gevallen plaats voor een geslaagd beroep op artikel 10 lid 2 EVRM. De wetgever heeft binnen de Auteurswet immers al een afweging gemaakt tussen vrije toegang tot informatie enerzijds en bescherming van informatie anderzijds. Alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden, die hier niet zijn gesteld of gebleken, kan aanleiding worden gevonden voor het verleggen van de reeds in de Auteurswet verdisconteerde grenzen met een beroep op buiten het auteursrecht zelf gelegen correcties, zoals de informatievrijheid.

28.  Voor zover de KRO als verweer heeft gevoerd dat [eiser] geen belang heeft bij het gevorderde verbod omdat de KRO de reportage begin mei 2012 geheel heeft geblokkeerd en heeft besloten deze geblokkeerd te houden, wordt dit verweer eveneens verworpen. Nu is geoordeeld dat de KRO inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van [eiser] en [eiser] terecht heeft gesteld dat de reportage in de toekomst weer actueel kan worden, kan niet worden geoordeeld dat hij geen belang bij zijn vordering heeft. De vordering van [eiser] tot het staken van het gebruik van die foto’s is dan ook toewijsbaar als na te melden. De gevorderde boete zal worden toegewezen in die zin dat aan het gebod een dwangsom wordt verbonden. Deze dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als hierna in het dictum vermeld.

Wettelijke handelsrente
29.  De gevorderde wettelijke handelsrente op grond van artikel 119a BW is niet toewijsbaar. De daar bedoelde rente is alleen van toepassing op de niet-nakoming van betalingsverplichtingen voortvloeiende uit handelsovereenkomsten. Een vordering strekkende tot schadevergoeding wegens auteursrechtinbreuk is niet als zodanig te beschouwen en valt daarom onder het gewone regime van artikel 6:119 BW. Daarom zal alleen de wettelijke rente worden toegewezen. Ten aanzien van de gevorderde ingangsdatum heeft de KRO aangevoerd dat uitgegaan moet worden van de datum van de dagvaarding, aangezien de vertraging die is opgetreden tussen de briefwisseling en tussen de laatste reactie van de KRO en de dagvaarding aan [eiser] is te wijten. Nu [eiser] hierop niet meer heeft gereageerd, zal de kantonrechter de wettelijke rente toewijzen vanaf de datum van de dagvaarding, derhalve 17 april 2012.

Op andere blogs:
Internetrechtspraak (Sector kanton Rechtbank Amsterdam 24 oktober 2012 (KRO Reporter))

IEF 11892

Rechtbank gebiedt ondertekening IE-exploitatiecontract

Rechtbank Arnhem 3 oktober 2012, LJN BY0532 (8Ball Music tegen Lubix Europe B.V.)

Exploitatie van IE-rechten, waaronder portretrechten. Contractenrecht. 8ball Music B.V. houdt zich onder meer bezig met de exploitatie van intellectuele eigendomsrechten van uitvoerende kunstenaars met wie zij een exclusieve exploitatieovereenkomst op het gebied van onder andere optredens, ‘merchandising’, ‘sponsoring’ en ‘endorsement’ heeft gesloten. Lubix Europe B.V. voert een groothandel in consumentelektronica, waaronder mobiele telefoonaccessoires als een ‘bluetooth headset’.

Op grond van een overeenkomst is Lubix Europe B.V. aan 8ball Music B.V. een vergoeding verschuldigd voor het gebruik van onder meer de portret-, handelsnaam en merkrechten aangaande de betrokkene. Enkele wensen van Lubix:

• Bekendmaking deal in de Media, bladen etc, etc
• Het is de bedoeling dat [betrokkene1] bij het ontwerpproces nauw betrokken gaat worden, zowel voor de unit zelf evenals de verpakking. Hierdoor wordt het echt zijn ding met zijn Identiteit. Het vaker dragen is dan minder een kwestie daar het echt iets van hem is
• Wij hebben begrepen dat [betrokkene1] nauw betrokken gaat worden in “ The Voice 2” het zou helemaal top zijn als hij zijn “Beetle” om heeft

Vraag of tussen 8Ball Music en Lubix Europe een overeenkomst tot stand is gekomen op 1 augustus 2011, met betrekking tot het herontwerpen door een bekende zanger van een "Lubix Beetle Bluetooth Headset". Rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Overeenstemming over essentialia van de overeenkomst, eventuele openstaande punten zijn van ondergeschikte betekenis, partijen hebben gedeeltelijk uitvoering gegeven aan wat is overeengekomen en tevens verder onderhandeld over deopenstaande punten. Vordering tot betaling factuur toegewezen. De rechtbank gebiedt Lubix Europe B.V. om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot ondertekening van de laatste schriftelijke uitwerking van de overeenkomst.

 

4.8.  Op basis van bovengenoemde mailwisseling mocht 8ball Music B.V. erop vertrouwen dat omtrent de daarin genoemde onderwerpen overeenstemming was bereikt. Lubix Europe B.V. heeft weliswaar aangevoerd dat zij nog mondelinge voorbehouden heeft gemaakt, waarmee zij klaarblijkelijk doelt op de onderwerpen die in voormelde emails aan de orde zijn gekomen. Zij heeft deze stelling echter niet nader onderbouwd. Dat had wel van haar mogen worden verwacht, gelet op de betwisting daarvan door 8ball Music B.V. Lubix Europe B.V. heeft ter comparitie haar verweer slechts herhaald, zonder nadere concretisering. Dat betekent dat niet als vaststaand kan worden aangenomen dat er nog mondelinge voorbehouden zijn gemaakt ten aanzien van de onderwerpen die staan opgesomd in de e-mails van 20 juli 2011 en 28 juli 2011.


5.1.  veroordeelt Lubix Europe B.V. om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan 8ball Music B.V. te betalen een bedrag van € 59.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het bedrag van € 59.500,00 met ingang van 1 oktober 2011 tot de dag van volledige betaling,


5.2.  gebiedt Lubix Europe B.V. om de door haar aangegane verplichtingen uit de overeenkomst van 1 augustus 2011 volledig en tijdig na te komen, met de aantekening dat zij gekweten is van de betaling van € 59.500,00 indien zij tijdig aan de beslissing onder 5.1. heeft voldaan,

5.3.  gebiedt Lubix Europe B.V. om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot ondertekening van de laatste schriftelijke uitwerking van de overeenkomst van 1 augustus 2011, zoals aan Lubix Europe B.V. per e-mail verstuurd op 5 oktober 2011, met de aantekening dat de looptijd van de overeenkomst van 1 augustus 2011 aanvangt per 1 oktober 2011, de eerste betalingstermijn verschuldigd is per 1 oktober 2011 en de tweede betalingstermijn verschuldigd is per 1 april 2012,

IEF 11865

Parodie in verkiezingscampagnefolder maakt inbreuk

Rechtbank van eerste aanleg te Gent 11 oktober 2012, zaaknr.: AR: 12/620/C (Pieter Aspe en tweede eiser tegen politieke organisatie Groen Dwars)

Uitspraak ingezonden door Yves Vandendriessche, Crivits & Persyn.

Auteursrecht. Parodie. De omstreden verkiezingscampagnefolder betreft de afbeelding van misdaadauteur Pieter Aspe in spiegelbeeld afgedrukt en bewerkt met een koffer waarop "geen idee" staat. Het portretrecht is geschonden van eerste eiser en de auteursrechten zijn geschonden van de tweede eiser: de fotograaf. De eisers vorderen de staking ervan. GroenDwars beroept zich op het recht op de uitzonderingen van de parodie of karikatuur. 

De rechter bespreekt uitgebreid dit parodie-verweer, maar gaat hierin niet mee. De vorderingen worden toegewezen. De inbreuken op het auteurs- en portretrecht dienen Groendwars te staken en gestaakt te houden, onder verbeurte van een dwangsom van 5.000 euro per inbreuk per dag.

Auteursrechtinbreuk
(...) Om van die uitzondering te kunnen genieten. dienen een aantal cumulatieve voorwaarden, die de rechtspraak heeft ontwikkeld, vervuld te zijn.Die voorwaarden zijn:

1) Een parodie moet zelf een origineel werk zijn;
2) De parodie moet een ironisch of humoristisch karakter hebben;
3) De parodie moet ene element van kritiek op het originele werk bevatten of moet enig contrast met het originele werk oproepen;
4) De parodie mag niet meer vormelementen overnemen uit het originele werk dan strikt noodzakelijk is om de parodie te creëren;
5) De parodie mag niet aanleiding geven tot verwarring met het oorspronkelijke werk;

(...) De eerste en de vijfde voorwaarden zijn in casu niet vervuld.

(...) Immers bestaat tussen de originele foto en de slaafse copie (alleen in spiegelbeeld afgedrukt) ervan (eerste voorwaarde is niet vervuld) in de campagnefolder van verweerders, wel mogelijkheid van verwarring (vijfde voorwaarde is niet vervuld.

Portretrecht inbreuk:
3. (...) In zoverre verweerders menen zich op de parodie of de karikatuur te kunnen beroepen, dient te worden gesteld dat zulks ontercht is, nu die slechts uitzonderingen zouden kunnen uitmaken op het auteursrecht, doch niet op het portretrecht van eerste eiser (J. CORBET, Auteursrecht, APR, 19992, nr. 190 e.v.).

Elkeen heeft het recht zich te verzetten tegen het gebruik van zijn afbeelding wanneer een persoonlijke levenssfeer erdoor wordt geschonden. Daartoe volstaat, zoals in casu het geval is, een identificatie met instellingen of overtuigingen die strijdig zijn met de eigen levensopvatting(J. CORBET, Auteursrecht, APR, 1992, nr. 199 e.v.).

IEF 11843

Heimelijk gemaakte opnamen Peter R. de Vries verboden

Hoge Raad 5 oktober 2012, LJN BW9230 (ENDEMOL NEDERLAND B.V., SBS BROADCASTING B.V., Peter R. DE Vries tegen verweerder)

In navolging van IEF 9453. Mediarecht, vrijheid van meningsuiting, persoonlijke levensfeer, portretrecht.

Verweerder is overgeplaatst naar een tbs-kliniek. In het televisieprogramma Peter R. de Vries, zijn er door een jeugdvriend van verweerder heimelijk opnamen zijn gemaakt tijdens bezoeken in de tbs-kliniek waarin verweerder op dat moment verbleef. De advocaat van verweerder heeft Endemol en SBS gesommeerd het heimelijk van verweerder gemaakte beeldmateriaal af te geven en de beoogde televisie-uitzendingen te annuleren. Endemol en SBS hebben geweigerd aan deze sommatie gevolg te geven. De Hoge Raad oordeelt dat de persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan het recht op vrijheid van meningsuiting.  Er komt een verbod op de uitzending.

In een deelvonnis heeft de voorzieningenrechter, gelet op een aantal door Endemol en SBS ter terechtzitting gedane toezeggingen, de gevraagde voorzieningen geweigerd voor zover deze erop waren gericht aan laatstgenoemden te verbieden de voorgenomen uitzending van 4 april 2010 doorgang te doen vinden.

In haar later uitgesproken eindvonnis heeft de voorzieningenrechter, voor zover in cassatie nog van belang, Endemol en SBS verboden zonder voorafgaande toestemming van [verweerder] (enig deel van) de opnamen uit te zenden of anderszins te openbaren. Zeer kort samengevat overwoog de voorzieningenrechter daartoe dat de hiervoor in 3.2.1 vermelde zwaarwegende belangen van partijen tegen elkaar moeten worden afgewogen met inachtneming van alle relevante omstandigheden van het geval. In dit licht kan enerzijds Endemol en SBS niet het recht worden ontzegd de uitlatingen die [verweerder] heeft gedaan en die zijn te horen op de heimelijk gemaakte opnamen, letterlijk te citeren, maar bestaat anderzijds voldoende aanleiding de door [verweerder] gevraagde voorziening, gericht op een verbod tot het uitzenden van de opnamen zelf, toe te wijzen. Aan dit verbod werd een dwangsom verbonden van € 15.000,-- per overtreding.

3.2.5.2 Bij een botsing tussen enerzijds het recht op vrijheid van meningsuiting en anderzijds het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, moet het antwoord op de vraag welk van deze beide rechten in het concrete geval zwaarder weegt, worden gevonden door een afweging van alle terzake dienende omstandigheden van het geval. Daarbij komt aan de positie van de pers bijzondere betekenis toe gelet op enerzijds de taak van de pers om informatie en ideeën van publiek belang te verspreiden en om zijn vitale rol van publieke waakhond te spelen, en anderzijds gelet op het recht van het publiek informatie en ideeën te ontvangen. Bij genoemde afweging geldt niet als uitgangspunt dat voorrang toekomt aan het door

art. 7 Gw en art. 10 EVRM gewaarborgde recht op vrijheid van meningsuiting. Voor de door art. 8 EVRM beschermde rechten geldt hetzelfde. De toetsing dient in één keer te geschieden waarbij het oordeel dat een van beide rechten, gelet op alle terzake dienende omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht, meebrengt dat de inbreuk op het andere recht voldoet aan de noodzakelijkheidstoets van art. 10 lid 2 EVRM, dan wel art. 8 lid 2 EVRM. Indien gebruik wordt gemaakt van herkenbare beelden is in het kader van deze afweging niet van belang of, naast de schending van de persoonlijke levenssfeer, tevens schending van het portretrecht aan de vordering ten grondslag wordt gelegd (rov. 3.1).

3.4 Ook voor zover de onderdelen I en II aanvoeren dat het hof ten onrechte niet afzonderlijk heeft onderzocht of de onderhavige beperking van de uitingsvrijheid van Endemol, SBS en De Vries - en dus van de persvrijheid - noodzakelijk is in een democratische samenleving en proportioneel is ten opzichte van het daarmee gediende doel, falen zij. Zoals het hof in zijn hiervoor in 3.2.5.2 aangehaalde overweging heeft vooropgesteld, gaat het in deze zaak om een botsing van het recht op vrijheid van meningsuiting, de persvrijheid daaronder begrepen, met het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Het oordeel dat het laatstgenoemde recht in het concrete geval zwaarder weegt dan het eerstgenoemde, houdt tevens in dat naar het oordeel van het hof de inbreuk op de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid die door het opgelegde verbod wordt gemaakt, voldoet aan de noodzakelijkheidstoets van art. 10 lid 2 EVRM. Hetzelfde geldt voor de proportionaliteitstoets die ingevolge deze bepaling moet worden verricht.


3.5 Voor zover de onderdelen I en II erover klagen dat het hof onvoldoende heeft gemotiveerd dat de onderhavige verboden noodzakelijk en proportioneel waren in het licht van andere, minder vergaande, alternatieven om aan de belangen van [verweerder] tegemoet te komen, voldoen zij niet aan de aan een middel van cassatie te stellen eisen omdat zij niet de vindplaatsen in de processtukken in de feitelijke instanties vermelden waarin concrete en minder vergaande alternatieven als hier bedoeld, worden genoemd en toegelicht. Overigens is de motiveringsplicht van de rechter die over de feiten oordeelt, afhankelijk van hetgeen de procespartijen hebben aangevoerd. Indien de rechter na afweging van alle terzake dienende omstandigheden van oordeel is dat het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in het concrete geval zwaarder weegt dan het recht op vrijheid van meningsuiting, zodat het gevraagde verbod in beginsel toewijsbaar is, hoeft hij niet ambtshalve een onderzoek te verrichten - en daarvan in zijn motivering verantwoording af te leggen - naar mogelijk minder vergaande beperkingen van het recht op vrijheid van meningsuiting die nog voldoende tegemoet komen aan de rechten en belangen van de eisende partij. Voor het overige heeft te gelden dat het oordeel van het hof berust op waarderingen van feitelijke aard die in cassatie niet op juistheid kunnen worden onderzocht.


De Hoge Raad:

verwerpt het beroep en veroordeelt Endemol, SBS en De Vries in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.

IEF 11824

TROS maakt geen inbreuk op portretrecht

Vzr. Rechtbank Amsterdam 18 september 2012, LJN BY2651, KG ZA 12-1254 SR/TF (familie tegen TROS)

Uitspraak ingezonden door Bertil van Kaam & Remco Klöters, Van Kaam advocaten.

In't kort: Mediarecht, portretrecht, suggestieve vragen in interview leidt niet tot inbreuk privacy, inbreuk portretrecht afgewezen.

Tros heeft in het kader van het televisieprogramma "Tros Opgelicht?!" een familiebedrijf gefilmd en geïnterviewd met suggestieve vragen, volgens het familiebedrijf is daarmee inbreuk gemaakt op het portretrecht en het privacy recht. Er is geen inbreuk gemaakt op het recht van privacy en het portretrecht, omdat er voldoende mogelijkheid is gegeven op een (kernachtig) weerwoord en om zich aan verdere opnames te onttrekken aan de kant van de familie. De inbreuk is niet dermate ernstig dat niet tot uitzending mag worden overgegaan.

4.7. De familie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat sprake was overvaljournalistiek en dat zij zich niet aan de opnamen hebben kunnen onttrekken en geen weerwoord hebben kunnen voeren. Dit vormt een ernstige inbreuk op de privacy, aldus de familie. Hiervan kan worden gezegd dat de confrontatie met leden van de familie tijdens de bespreking in de "loods" voor de familie weliswaar onverhoeds was, maar dat daar tegenover staat dat zij op dat moment in gesprek waren met gedupeerden, dat zij zich op dat gesprek hadden voorbereid, dat er een agenda was waaruit kon worden afgeleid dat er kritische vragen zouden worden gesteld en dat [eiser 1] zich daar op had voorbereid door een hand-out te maken. Dit volgt onder meer uit de onder 2.7 bij de feiten vermelde e-mailwisseling tussen de familie en [G]. Voorts kon de familie verwachten dat er tijdens het gesprek bij de gedupeerden emoties zouden loskomen. De aanpak van Tros lag in die lijn. Er werden kritische en suggestieve vragen gesteld en daarmee was meteen de toon gezet. Dat [eiser 1] na de onverhoedse confrontatie emotioneel werd en heeft geprobeerd de interviewer te slaan en de cameraploeg heeft uitgemaakt voor "losers" doet niet zodanig afbreuk aan haar privacy dat uitzending van die beelden onrechtmatig is. Daar komt bij dat de beelden de gevolgde methode van Tros laten zien en de kijker de uitbarsting van [eiser 1], die herhaaldelijk aangaf geen oplichter te zijn, in verband met die methode kan brengen. Ook ten aanzien van de andere familieleden die werden geconfronteerd met kritische vragen en daarmee enigszins in het nauw werden gedreven, geldt niet dat er sprake is van een onrechtmatige inbreuk op hun privacy. Immers na de uitbarsting ontstond er een gesprek tussen de interviewer en verschillende familieleden, in welk gesprek de familieleden benadrukten dat zij geen oplichters zijn, het mis is gelopen met de investeringen, zij daarvan zelf ook de dupe zijn en zij het verschrikkelijk vinden dat de investeerders zijn benadeeld. Ook maakt [eiser 1] excuses voor haar emotionele uitbarsting. Onder deze omstandigheden ontstaat uiteindelijk een redelijk evenwichtig beeld, waarin het standpunt van de familie naar voren komt. Daarmee is de kern van het weerwoord gegeven. Anders dan de familie heeft betoogd kan zij niet van Tros verwachten dat Tros in het programma tot in detail uitlegt hoe volgens de familie in het bedrijf de ontwikkelingen, die uiteindelijk tot een faillissement hebben geleid, zijn gegaan. De nadruk in het programma ligt immers op het risico van particulier investeren boven de € 50.000,00 en op het geven van vertrouwen.
Het korte vraaggesprek met [eiser 6], de [functie], van het familiebedrijf kan ook niet als onrechtmatig worden beschouwd.
[eiser 6] heeft immers al snel met verwijzing naar de curator en zonder inhoudelijk op de beschuldigingen te reageren het pand verlaten en is weggereden. Overigens had ook de familie voor die opstelling kunnen kiezen en had zij - in tegenstelling tot hetgeen zij heeft gesteld - in die zin dus wel de mogelijkheid zich aan verdere opnamen te onttrekken. Ook het gebruik van de naam [eiser 6] in het programma is niet als ongerechtvaardigd aan te merken. Het familiebedrijf werd immers gevoerd onder die naam en in dat geval bestaat er minder noodzaak het gebruik van de naam te mijden.

4.8. Tot slot heeft de familie nog een beroep gedaan op haar portretrecht. [eiser 2], [eiser 3], [eiser 1] en [eiser 6] zijn herkenbaar in beeld gebracht. Een geportretteerde kan zich verzetten tegen openbaarmaking indien hij of zij daartoe een redelijk belang heeft. Dat kan het geval zijn als met het tonen van de opnamen en te vérgaande inbreuk wordt gemaakt op het recht van privacy. Ook hier spelen weer de hiervoor genoemde omstandigheden van het geval een rol en dient een belangenafweging plaats te vinden. Zoals ook de hiervoor vermelde belangenafweging niet tot de conclusie heeft geleid dat de inbreuk dermate ernstig is dat niet tot uitzending mag worden overgegaan, geldt dat ook voor de gestelde inbreuk op het portretrecht. De gefilmde familieleden zijn weliswaar herkenbaar in beeld gebracht, maar zij hebben ook uitgebreid hun weerwoord kunnen doen. Zoals gezegd is daarmee een redelijk evenwichtig beeld ontstaan over waar het in het item over gaat. Hierdoor is uitzending van de beelden naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet onrechtmatig.