Portretrecht  

IEF 11743

Hyperlinken naaktfoto's Playboy onder omstandigheden niet toegestaan

Rechtbank Amsterdam 12 september 2012, LJN BX7043 (Sanoma Media, Playboy en Britt Dekker tegen GeenStijl Media) - persbericht

Uitspraak ingezonden door Christiaan Alberdingk Thijm en Vita Zwaan, SOLV.

Auteursrecht. Hyperlinken naar naaktfoto's Playboy niet toegestaan. Interventie, nieuw publiek, winstoogmerk. Beroep op artikel 10 EVRM verworpen. Portretrecht.

Op 27 oktober 2011 stond op Geenstijl.nl een bericht over het uitlekken van de foto's onder de kop "uitgelekt! Naaktfoto's Britt Dekker", de lezer wordt door middel van een hyperlink doorgeleid naar een zip-bestand op een Australische website Filefactory.com. Op 7 en 17 november werden nogmaals hyperlinks naar de fotoreportage toegevoegd. De foto's werden in het decembernummer 2011 gepubliceerd.

Voor openbaarmaking is van belang of er sprake is van een interventie, een (nieuw) publiek en winstoogmerk.

4.11 (...) Zonder die interventie zou het publiek geen toegang tot de fotoreportage hebben gehad. Zowel uit de kop (Fucking uitgelekt) als uit de tekst van het bericht op Geenstijl.nl op 27 oktober 2011 (En dan nu het linkje met pics waar u op zat te wachten. Wie het eerste fapt, die het eerst komt. HIERRR.) is af te leiden dat GeenStijl een dergelijke interventie ook beoogde.

Zelfs al zou vast komen te staan dat de tip afkomstig is van een IP-adres dat toebehoort aan Sanoma dan kan dit verweer niet baten. Dit is voor Geenstijl immers geen vrijbrief om tot openbaarmaking over te gaan. Er is sprake van een nieuw publiek, aangezien deze fotoreportage op een paar foto's na nog niet was gepubliceerd of op andere wijze was ontsloten. Door het plaatsen van de hyperlink kon een vrij grote en onbepaalde kring van personen kennis nemen van de fotoreportage. Door het plaatsen van de hyperlink heeft GeenStijl onmiskenbaar bedoeld om bezoekers naar de website te trekken en vast groep bezoekers te houden. Het plaatsen van de hyperlink door GeenStijl dient dan ook een winstoogmerk

Dat Dekker zelf met een twitterbericht de aandacht op de inmiddels op een Mexicaanse website te vinden fotoreportage heeft gevestigd, doet niets af aan de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Het wordt GeenStijl verboden inbreuk te maken op de auteursrechten van Sanoma door zonder toestemming fotomateriaal te plaatsen en de fotoreportage via hyperlinks te openbaren.

Interventie
4.21. In geval van inbreuk op auteursrecht is alleen in zeer uitzonderlijke gevallen voor een geslaagd beroep op artikel 10 lid 2 EVRM. De wetgever heeft binnen de Auteurswet immers al een afweging gemaakt tussen vrije toegang tot informatie enerzijds en bescherming van informatie anderzijds. Om tegemoet te komen aan het informatierecht heeft de wetgever in de Auteurswet allerlei uitzonderingen op het auteursrecht opgenomen, bijvoorbeeld het citaatrecht, de parodie-exceptie en de onderwijsexceptie. Alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden kan aanleiding worden gevonden voor het verleggen van de reeds in de Auteurswet verdisconteerde grenzen met een beroep op buiten het auteursrecht zelf gelegen correcties, zoals de informatievrijheid. GeenStijl heeft onvoldoende gesteld om te kunnen aannemen dat in dit geval van zeer uitzonderlijke omstandigheden sprake is.

Portretrecht
4.29 Het stond GeenStijl in beginsel vrij om via GeenStijl.nl het bericht te publiceren dat de fotoreportage van Dekker reeds vóór publicatie in Playboy was uitgelekt. GeenStijl heeft onvoldoende gesteld om duidelijk te maken dat het daarbij noodzakelijk was om via de hyperlink, de gehele fotoreportage toegankelijk te maken. GeenStijl heeft aangevoerd dat haar berichtgeving over het uitlekken van de fotoreportage voor bezoekers van GeenStijl.nl verifieerbaar moet zijn en dat daarin de rechtvaardiging voor openbaarmaking van de gehele fotoreportage is te vinden. (...) Het betoog van GeenStijl, hierop neerkomend dat zij door middel van de hyperlink de juistheid van het bericht heeft willen aantonen, is bovendien niet op één lijn te stellen met de tekst van het bericht waarin de hyperlink was opgenomen. (...) Uit die tekst blijkt niet dat GeenStijl met de hyperlink bewijs wilde leveren voor de juistheid van het bericht, maar veeleer dat zij door het toegankelijk maken van de gehele fotoreportage via de hyperlink de bezoekers van Geenstijl.nl entertainment heeft willen bieden.

Tegen deze achtergrond bezien dient de weging van de wederzijdse belangen daarom in het voordeel van Dekker uit te vallen. Daaruit volgt dat de openbaarmaking door GeenStijl een schending van het portretrecht van Dekker oplevert.

4.30. Dat Dekker zelf met een twitterbericht de aandacht op de inmiddels op een Mexicaanse website te vinden fotoreportage heeft gevestigd, doet aan het voorgaande niets af. Voor zover GeenStijl daarmee betoogt dat er sprake is van eigen schuld aan de zijde van Dekker, zal dat bij de beoordeling van de schade aan de orde kunnen komen.

Lees het afschrift hier zaaknr. 507119 / HA ZA 11-2896, LJN BX7043

Op andere blogs:
1709blog (Linking to infringing material is an infringement of copyright in the Netherlands)
BREIN (Linken naar ongeautoriseerd bestand kan openbaarmaking zijn)
Charlotte's Law (Auteursrecht, portretrecht en openbaarmaking door hyperlink)
DeGierStam&weblogs (Playboy tegen GeenStijl)
DirkzwagerIEIT (Rechter verbiedt hyperlink naar Playboy foto's op grond van auteursrecht)
Future of Copyright (Dutch Court: hyperlinks on website can constitute copyright infringement)
IntellectueelEigendomsrecht.nl (Stijl of Geen Stijl; geen inbreuk door hyperlinken)
IusMentis (GeenStijl schendt auteursrecht door te linken naar Britt-Playboyfoto’s)
Jurel (GeenStijl vs. Sanoma: gelekt bloot in de goot (en het internet er achteraan))
Kennedy Van der Laan (Rechtbank: “link Geenstijl naar Playboyfoto’s Britt Dekker is auteursrechtinbreuk”)
Nederlands Octrooibureau (Playboy/Geenstijl: linken naar cloud is openbaarmaking)
NJD (GeenStijl mocht Playboy naaktfoto’s Britt Dekker niet publiceren)
MediaReport (Rechtbank: “link Geenstijl naar Playboyfoto’s Britt Dekker is auteursrechtinbreuk”)
PCWorld (Linking to infringing material can violate copyright, says Dutch court)
SOLV (Sanoma wint Playboy-zaak van GeenStijl)
Vlaamse Nieuwsmedia (Nederlandse rechtspraak: hyperlink in specifieke omstandigheden auteursrechtelijke inbreuk)

IEF 11636

Tonen van portret imam in PVV-film 'Fitna'

Tonen van portret imam in PVV-film ‘Fitna’ geen portretrechtinbreuk

Bijdrage van Reindert van der Zaal, Kennedy Van der Laan.

Zie ook IEF 11627.

Niemand zal de in 2008 door de PVV uitgebrachte film ‘Fitna’ zijn ontgaan. Dat geldt helemaal voor Imam Fawaz Jneid, wiens portret te zien is in deze film.

In Fitna worden onder meer beelden getoond van de 9/11 aanslagen en van de moord op Van Gogh. Kort na het tonen van deze terroristische aanslagen wordt in de film een fragment weergegeven van een interview van Netwerk, waarin de imam aan het woord komt. De imam meent dat met het laten zien van dit fragment inbreuk wordt gemaakt op zijn portretrecht, omdat hij daarmee ten onrechte wordt opgevoerd als boegbeeld van islamitisch extremisme in Nederland, en eist onder meer een schadevergoeding van Eur. 55.000,- van de PVV.

De rechtbank is in eerste aanleg wegens formeel-juridische redenen niet aan een inhoudelijke beoordeling toegekomen. Het Gerechtshof Amsterdam gaat wel inhoudelijk op de zaak in.

Zoals gebruikelijk in dergelijke portretrechtkwesties bekijkt het Hof of -in dit geval- de imam een redelijk belang heeft zich tegen de publicatie van zijn portret te verzetten, waarbij dit belang wordt afgewogen tegen het grondrecht van de PVV op vrijheid van meningsuiting. Het hof stelt voorop dat het fragment uit Netwerk onverknipt en integraal is vertoond en dat de imam zelf de publiciteit heeft opgezocht met het interview. De imam wist dus dat de beelden en uitlatingen bij het grote publiek bekend zouden worden en heeft hiervoor ook toestemming gegeven. Daar staat echter tegenover dat de toestemming alleen zag op uitzending van het fragment door Netwerk.

Van belang is daarom of het fragment in een zodanige context wordt geplaatst dat daarmee goede naam van de imam als geestelijk leider en in en buiten zijn geloofsgemeenschap wordt aangetast. Het Hof overweegt dat er een duidelijke ‘caesuur’ (knip in de film) is gemaakt tussen de aanslagen enerzijds (deel 1 van de film) en de islamisering in Nederland en de bijbehorende spanningsvelden anderzijds, zoals de discussie over eerwraak (deel 2 van de film). Aangezien het betreffende fragment duidelijk deel uitmaakt van het tweede deel van Fitna, oordeelt het Hof dat de kijker geen verbinding zal leggen tussen de imam en de terroristische aanslagen. Verder wordt de imam met de plaatsing van het fragment direct na een passage over eerwraak ook niet in zijn eer en goede naam geschaad, gelet op de zeer controversiële uitspraken die hij hierover zelf publiekelijk heeft gedaan.

Het Hof bekrachtigt vervolgens het vonnis van de rechtbank en stelt de imam daarmee in het ongelijk, waarmee ook de schadeclaim van Eur. 55.000,- van tafel is.

Vanuit portretrechtelijk perspectief is nog interessant om op te merken dat hier wordt bevestigd dat, als toestemming wordt gegeven voor publicatie van een portret, het vervolgens moeilijk is om een derde, met een beroep op het portretrecht, te verbieden dit portret in een identieke (of vergelijkbare) context te publiceren. Hetzelfde was aan de orde in de zaak Stichting Maroc vs. Schuld, waarvan een bespreking hier te vinden is.

IEF 11627

In schadelijke context ten tonele gebracht?

Gerechtshof 's-Gravenhage 31 juli 2012, LJN BX2991 (Eiser tegen Stichting Vrienden van de Partij Voor de Vrijheid)

In navolging van IEF 10023.

Portretrecht. Eiser is werkzaam als imam in de Haagse islamitische moskee As-Sunna en vordert € 55.000 schadevergoeding vanwege vermeende inbreuk op zijn portretrecht in de film Fitna van Geert Wilders. In de film is een fragment te zien van een interview dat eiser heeft gegeven aan het actualiteitenprogramma Netwerk en dat door Netwerk op 9 oktober 2007 met zijn toestemming is uitgezonden op televisie. De rechtbank wijst in eerste aanleg de vorderingen van eiser af, omdat onvoldoende is gesteld dat door de Stichting inbreuk is gemaakt ofwel jegens hem onrechtmatig is gehandeld.

Het hof oordeelt dat de stellingen van eiser dat hij in Fitna in een voor hem schadelijke context ten tonele is gebracht en daardoor in zijn goede naam is aangetast feitelijke grondslag missen. Nu eiser zich zelf met contoversiële uitspraken in het publieke debat heeft begeven is zijn belang op zichzelf van onvoldoende gewicht om Stichting PVV haar recht te ontzeggen om één van die controversiële uitspraken te gebruiken in haar bijdrage aan het publieke debat. Het hof komt tot de slotsom dat de vordering niet toewijsbaar is.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 27 juli 2011 en veroordeelt eiser in de proceskosten.

24. Nu [appellant] zich zelf met controversiële uitspraken in het publieke debat heeft begeven is - gezien de in rov. 9 neergelegde uitgangspunten - zijn onder 22 omschreven belang op zichzelf beschouwd van onvoldoende gewicht om Stichting PVV het haar door artikel 10 lid 1 EVRM gewaarborgde recht te ontzeggen om één van die controversiële uitspraken te gebruiken in haar bijdrage aan het publieke debat. In aanmerking nemende dat dit niet is gedaan in een voor [appellant] schadelijke context (zie rov. 20), [appellant] niet voldoende heeft onderbouwd dat hij daarvan anderszins nadelige gevolgen van voldoende betekenis heeft ondervonden (zie rov. 21) en zijn strikte privé-sfeer daardoor niet is getroffen (zie rov. 11), moet [appellant] zich dat laten welgevallen, zoals Stichting PVV onder 49 van de conclusie van antwoord heeft opgemerkt.

25. Het voorgaande voert tot de slotsom dat de door [appellant] aan zijn vordering ten grondslag gelegde schendingen van zijn persoonlijkheidsrechten hetzij niet zijn komen vast te staan (zie de rovv. 11, 20 en 21), hetzij door de vrijheid van meningsuiting van Stichting PVV worden gerechtvaardigd (zie rov. 24). Die vordering is dan ook niet toewijsbaar.

IEF 11453

Noemen van de naam die anoniem moest blijven

Vzr. Rechtbank Amsterdam 18 juni 2012, LJN BW8616 (SBS Broadcasting/Endemol tegen B en C)

Illustratie gelinkt peterrdevries.nl

Executiegeschil na IEF 11332. Rechtspraak.nl: Het eenmalig noemen van de naam van een persoon die anoniem moest blijven, levert geen overtreding op van het verbod dat het Gerechtshof aan eiser had opgelegd. Het verbod van het Gerechtshof heeft tot doel de privacy van de twee personen te beschermen tegen herkenning door het algemene publiek. Die bescherming is met de eenmalige vermelding van een andere naam dan de fictieve naam niet geschonden. Eiser hoeft de dwangsom niet te betalen.

5.5. In een executiegeschil als het onderhavige, waarbij het erom gaat of dwangsommen zijn verbeurd omdat een verbod geheel of gedeeltelijk is overtreden, dient de rechter zich ertoe te beperken de ter uitvoering van het veroordelend vonnis verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Daarbij dient de rechter het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te nemen in die zin dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel. Het standpunt van [C] en [B], dat elke feitelijke overtreding van een verbod waaraan een dwangsom is verbonden, zonder uitzondering tot gevolg heeft dat die dwangsom daarmee ook is verbeurd, vindt geen steun in het recht. Voorts heeft bij de beoordeling van de vraag of dwangsommen zijn verbeurd als uitgangspunt te gelden dat een vonnis of arrest te goeder trouw moet worden nageleefd.

5.7. De voorzieningenrechter overweegt dat [A] c.s. naar aanleiding van het arrest van het hof de in de oorspronkelijk montage ter aanduiding van [C] en [B] gebruikte namen [X] en [Y] heeft gewijzigd in de fictieve namen Jack ([C]) en Michael ([B]). Gelet op de - onbetwiste - inspanningen die [A] c.s. zich heeft getroost aan de door het hof gestelde voorwaarden te voldoen - waarmee ook aanzienlijke kosten gemoeid zijn geweest - is voorshands voldoende aannemelijk dat het feit dat [C] in de Uitzending toch nog éénmaal met [X] is aangeduid, berust op een vergissing. Alhoewel ook een vergissing wel eens tot verbeurte van een dwangsom kan leiden, wordt in deze zaak geoordeeld dat dit niet het geval is. Immers, de dwangsom is opgelegd ter bescherming van de privacy van [C] en [B], dat wil zeggen tegen herkenning door het algemene publiek (kijkers die hen niet kennen). Door [C] per abuis éénmaal aan te duiden met [X], is onvoldoende aannemelijk dat het algemene publiek daarmee op de hoogte is geraakt van de identiteit van [C] of [B], althans dat zij deze hebben kunnen herleiden. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het algemene publiek niet weet dat Jack een fictieve naam is en veeleer zal denken dat [A] c.s. Jack bedoelt als [X] wordt gezegd. Dat voorts een bekende van [C] hem heeft herkend, zoals uit berichten op zijn facebookpagina kan worden afgeleid (zie 2.11), is voor verbeurte van de dwangsom niet van belang. Het betreft hier immers niet een kijker die [C] niet kent. Daar komt nog bij dat uit deze berichten valt af te leiden dat deze persoon [C] heeft herkend aan zijn stem, en niet aan het feit dat hij eenmaal is aangeduid met zijn (tweede) voornaam. Het hof heeft niet als voorwaarde voor uitzending gesteld dat de stemmen van [C] en [B] vervormd moeten worden.

De voorzieningenrechter

in conventie
7.1. gebiedt [C] en [B], ieder voor zich, om zich na betekening van dit vonnis met onmiddellijke ingang te onthouden van ieder vorm van aanzegging, executie of incassering van dwangsommen op grond van het dictum van het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 22 mei 2012 (zaaknummer 200.105.903/01) voor zover dit betrekking heeft op het één keer niet vervangen van de naam [X] door Jack zoals vermeld in het proces-verbaal van constatering van 29 mei 2012, totdat anders wordt beslist.

IEF 11418

Loverboys-uitspraak: afstand van rechten die IE hem biedt

Vzr. Rechtbank Amsterdam 12 juni 2012, KG ZA 12-716 SR/MRSB (X tegen Endemol en BNN)

Uitspraak ingezonden door Jacqueline Schaap, Klos Morel Vos & Schaap.


Mediarecht. (Geen) portretrecht. IE-Rechten van derde partij doen er niet toe vanwege onvoorwaardelijke Quitclaim.

Via het BNN-programma Loverboys heeft Nobel een poging gedaan zijn verbroken relatie nieuw leven in te blazen. Nobel heeft ten opzichte van Endemol een "Quit claim" betekend en onvoorwaardelijk toestemming voor uitzending gegeven. X (voormalig vriendin van Nobel), verzet zich tegen gebruik van gemaakte beelden in haar salon en de uitzending van het Programma voor zover hierbij aandacht aan de relatie tussen haar en Nobel wordt besteed. In de uitzending wordt X niet bij naam genoemd en wordt ze niet in beeld gebracht (geen portretrecht) om inbreuk op de persoonlijke levenssfeer te compenseren. De kans dat X naar aanleiding van de uitzending door het algemene publiek, dat wil zeggen mensen die haar nog niet kennen, zal worden herkend wordt zeer gering geacht, ook omdat X geen enkele vorm van bekendheid geniet.

Uit de toezeggingen van Endemol niet de beelden uit te zenden die zijn gemaakt in haar salon, kan niet worden afgeleid dat in het geheel het item niet zal worden uitgezonden. Endemol heeft een commercieel belang en een belang om zich te kunnen uitlaten over onderwerpen die voor haar kijkers interessant zijn, ook als het gaat om entertainmentachtige onderwerpen. Er kan van Endemol niet meer worden gevergd dan zij reeds ter bescherming van de privacy van X heeft gedaan. Er komt geen gewicht toe aan de omstandigheid dat Nobel inmiddels niet langer wenst dat het item wordt uitgezonden. Door de Quitclaim heeft zij afstand gedaan van rechten die het intellectuele eigendomsrecht hem biedt.

4.11. (...) Nobel heeft immers door ondertekening van de Quitclaim aan Endemol c.s. zijn onvoorwaardelijk toestemming gegeven het item uit te zenden en daarbij afstand gedaan van de rechten die het intellectuele eigendomsrecht hem biedt. Niet gebleken is ddat Endemol c.s. Nobel in redelijkheid niet meer aan deze toestemming kan houden. Dat Nobel heeft ondervonden dat zijn lijmpoging een averechts effect teweeg heeft gebracht is daarvoor in elk geval onvoldoende. het gegven dat thans zowel X als Nobel erop tegen zijn dat het item door Endemol c.s. wordt uitgezonden, kan derhalve rechtens niet leiden tot een verdere beperking van de rechten van Endemol c.s. dan die welke ziij zichzelf reeds heeft opgelegd.

Zie de gewraakte uitzending hier, item vanaf 21e minuut.
(er is een reconstructietechniek toegepast voor het compenseren van de beelden die niet zouden worden getoond)

Ook besproken op
MediaReport (BNN Loverboys en het belang van Endemol zich uit te laten over entertainmentachtige onderwerpen)

IEF 11403

Naamsvermelding op logo niet praktisch

Vzr. Rechtbank Amsterdam 5 juni 2012, KG ZA 12-445 HJ/MB (Han Lans Amsterdam B.V. tegen Monta Street GmbH c.s.)

Uitspraak ingezonden door Bjorn Schipper, Bousie Advocaten. In navolging van IEF 9828 (Rb Haarlem) Lans tegen Monta en gelijktijdig behandeld met  IEF 11402 (Wasi Malik tegen Monta Street)

Auteursrecht op foto die is verwerkt tot logo. Toestemming door betaling. Naamsvermelding op logo niet praktisch.

Wasi is een straatvoetballer die zich beroepsmatig met deze sport bezighoudt. Monta heeft met een Wasi een promotieovereenkomst gesloten. In dit kader heeft fotograaf Han Lans een fotoshoot gedaan. Er wordt  staking van gebruik van de auteursrechtelijk beschermde foto als silhouet in een logo gevorderd.

Het is zonder meer aannemelijk dat Lans aan toestemming voor het gebruik van zijn foto voor het vervaardigen van het logo de voorwaarden zou hebben verbonden dat daarvoor een vergoeding zou zijn betaald. Hetgeen Monta c.s. hebben aangevoerd is onvoldoende om tot een tegengestelde conclusie te komen. Dit betekent dat voorshands kan worden aangenomen dat het inbreukmakend, onrechtmatige karakter aan het gebruik zou komen te ontvallen, als aan Lans c.s. een passende vergoeding zou worden betaald.

Persoonlijkheidsrechten zijn niet geschonden, in citaat:

4.10. Dat de persoonlijkheidsrechten van Lans door de bewerking van de foto zijn geschonden is niet aannemelijk geworden. Lans c.s. heeft niet nader toegelicht en/of gemotiveerd dat het logo een verminking of andere aantasting van zijn werk betreft. Dat zou mogelijk anders kunnen zijn als de foto waarvan het silhouet is overgetrokken  bij het publiek bekend was. Dat is echter voorshands niet komen vast te staan. Monta heeft immers verklaard zich niet te herinneren dat zij deze specifieke foto eerder op de website heeft gepubliceerd, en Lans heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Aannemelijk is dat de foto de laatste jaren niet op enige website van Monta c.s. te zien is geweest. Ook de omstandigheid dat de naam van Lans niet bij het logo is vermeld, kan Lans c.s. Monta c.s. niet tegenwerpen. Zoals in het vonnis van 25 mei 2011 is overwogen is gesteld noch gebleken dat Lans c.s.in een eerde stadium (voor het uitbrengen van de dagvaarding) aanspraak op vermelding van zijn nam heeft gemaakt bij de publicaties van foto's uit de fotoshoot op de website van Monta. Daar komt nog bij dat de naamsvermelding in het logo praktisch gezin niet haalbaar zou zijn, zoals  Monta c.s. terecht heeft aangevoerd, aangezien het logo op kleding is aangebracht en het daarbij in een aantal gevallen, met name als het logo gestikt is, gaat om een klein logo (van enkele centimeters), waarbij het silhouet grofmazig is aangebracht.

Op andere blogs:
Intellectueeleigendomsrecht.nl
(Verveelvoudiging door een nieuw oorspronkelijk werk)
MediaReport (Van foto naar logo: Hoe zit het met portret- en auteursrecht)

IEF 11402

Silhouet overgetrokken van een foto

Vzr. Rechtbank Amsterdam 5 juni 2012, KG ZA 12-446 HJ/MB (Wasi Malik tegen Monta Street GmbH c.s.)

Uitspraak ingezonden door Bjorn Schipper, Bousie Advocaten.
In navolging van IEF 9828 (Rb Haarlem) en gelijktijdig behandeld met  IEF 11403 (Han Lans tegen Monta)

Portretrecht. Herkenbaarheid van een silhouet overgetrokken van een foto en verwerkt tot logo.

Wasi is een straatvoetballer die zich beroepsmatig met deze sport bezighoudt. Hij figureert regelmatig als (foto)model. Monta heeft met een Wasi een promotieovereenkomst gesloten: Monta zal zich inspannen het imago van Wasi Malik te bevorderen en daartoe draagt Malik zijn imagorecht exclusief over aan Monta. Fotograaf Han Lans (zie de gelijktijdig behandelde zaak, IEF 11403) heeft een fotoshoot gedaan.

Na de beëeindiging van de samenwerking tussen Monta en Wasi is Wasi's silhouet gebruikt als label/artwork voor de kinderlijn.

Nu de gestalte van de silhouet als geheel en de lichaamshouding van de figuur op het logo niet zodanig specifiek voor Wasi zijn dat hij alleen daaraan herkenbaar zou zijn, wordt de vordering gebaseerd op het portretrecht afgewezen. Het zou anders kunnen zijn als de foto waarvan het silhouet is overgetrokken bij het publiek bekend was, dat is echter niet gesteld of gebleken. De resultaten van de in het geding gebrachte marktonderzoeken leiden niet tot een andere conclusie. De uitkomsten zijn dermate tegenstrijdig dat niet aan één van die onderzoeken in dit kort geding een doorslaggevende betekenis kan worden toegekend.

Op andere blogs:
Dirkzwagerieit (Beroep portretrechten straatvoetballer zonder succes)
Intellectueeleigendomsrecht.nl
(Verveelvoudiging door een nieuw oorspronkelijk werk)
MediaReport (Van foto naar logo: Hoe zit het met portret- en auteursrecht)

IEF 11357

Aantasting persoonlijke levenssfeer in de context

Vzr. Rechtbank Rotterdam 8 mei 2012, LJN BW6551 (eiser tegen gedaagden)

Op de website hebben gedaagden een artikel geplaatst 'Pas op voor Marc vd S!! [Noemt zich inmiddelx Marco vd S]' en deze voorzien van een foto van eiser.

Eiser heeft geen spoedeisend belang bij de verwijdering van het artikel, immers is het artikel uit 2008 (inmiddels vier jaar geleden). Het is niet aannemelijk dat het artikel thans als één van de eerste zoekresultaten wordt weergegeven als men via Google zoekt op de naam van eiser.

De bij het artikel geplaatste foto betreft een zonder opdracht vervaardigd portret in de zin van artikel 21 Auteurswet. Binnen dit kort geding is voldoende aannemelijk geworden dat een redelijk belang van [eiser] zich tegen de publicatie van de Foto bij het Artikel verzet, nu eiser zeer herkenbaar op de foto staat in de context van een artikel waarin zijn persoonlijke levenssfeer wordt aangetast; er worden immers gedetailleerde en niet vleiende mededelingen omtrent zijn wijze van zakendoen gedaan. Nu eiser een redelijk belang heeft bij verwijdering van de foto zal dit gedeelte van de vordering worden toegewezen.

Onder I gevorderde:
[eiser] heeft hiermee naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende gesteld en aannemelijk gemaakt om een spoedeisend belang bij het onder I gevorderde, dat door [gedaagden]. wordt betwist, aan te kunnen nemen. Daarbij is in de eerste plaats van belang dat het Artikel al bijna vier jaar geleden op het internet is geplaatst. Voorts betwisten [gedaagden]. en is ook niet aannemelijk dat dit Artikel thans als één van de eerste zoekresultaten wordt weergegeven als men - via Google - zoekt op de naam [eiser], dan wel [eiser]. Ook op de website van [W] springt het Artikel niet snel in het oog. Dat het Artikel te vinden is bij enig nader zoeken is wel aannemelijk, maar dat is, tegen de achtergrond van de omstandigheid dat dit al jaren het geval is, van onvoldoende gewicht, zelfs als in aanmerking wordt genomen dat de verwijzing naar "[eiser]" van december 2011 dateert.

(...)

Onder deze omstandigheden valt niet in te zien dat sprake is van een spoedeisend belang van [eiser] bij de in dit kort geding onder I gevorderde voorziening tot verwijdering van het Artikel van de website van [W]. Dit leidt tot de conclusie, dat het onder I gevorderde reeds bij gebrek aan spoedeisend belang dient te worden afgewezen.


Onder III gevorderde (portretrecht)

 Tussen partijen is niet in geschil dat de bij het Artikel geplaatste Foto een zonder opdracht vervaardigd portret in de zin van artikel 21 Auteurswet (Aw) betreft en dat [eiser] geen toestemming heeft verleend aan [gedaagden]. om de Foto bij het Artikel of elders op de website van [W] te plaatsen. [eiser] komt mitsdien in beginsel het recht toe om deze publicatie van deze Foto - op grond van het hem toekomend portretrecht in de zin van artikel 21 Aw - te (doen) verbieden, reeds op grond van het enkele feit dat de Foto zonder zijn toestemming bij het Artikel is geplaatst.


Dit recht kan [eiser] alleen ontzegd worden indien geoordeeld moet worden dat hij geen redelijk belang heeft bij een verzet tegen openbaarmaking. Binnen dit kort geding is voldoende aannemelijk geworden dat een redelijk belang van [eiser] zich tegen de publicatie van de Foto bij het Artikel verzet, nu [eiser] zeer herkenbaar op de foto staat in de context van een artikel waarin zijn persoonlijke levenssfeer wordt aangetast; er worden immers gedetailleerde en niet vleiende mededelingen omtrent zijn wijze van zakendoen gedaan. Uit het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer vloeit voort dat indien de openbaarmaking van een portret inbreuk maakt op dit recht, in beginsel sprake is van een redelijk belang van de geportretteerde als bedoeld in artikel 21 van de Auteurswet dat zich tegen die openbaarmaking verzet (HR 1 juli 1988, NJ 1988, 1000). Dat de belangen van [gedaagden]. bij plaatsing en handhaving in deze zwaarder wegen dan het belang van [eiser] bij verwijdering van de Foto bij het Artikel is niet aannemelijk geworden. Weliswaar is sprake van een zeker belang van [gedaagden]. (zie hierna onder 5.9) bij het verstrekken van informatie, maar niet aannemelijk is geworden dat daartoe de Foto noodzakelijk zou zijn; daarbij is in aanmerking genomen dat de aard van de waarschuwing niet meebrengt dat voor het algemene publiek, dat [eiser] van de Foto zonder meer zal herkennen, zodanige herkenning zinvol, laat staan nodig is. [gedaagden]. hebben op dat punt ook niets concreets gesteld.

Dictum

 veroordeelt [gedaagden]. hoofdelijk om binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis, de het bij het Artikel (zie 2.5) geplaatste Foto van [eiser] van de website [W] te verwijderen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,00 per dag voor elke dag dat daaraan niet is voldaan met een maximum van € 2.500,00 aan te verbeuren dwangsommen;

Op andere blogs:
SOLV (Geslaagd beroep op portretrecht, vier jaar na dato)

IEF 11332

Gebruik van beelden in de huidige maatschappij

Hof Amsterdam 22 mei 2012, LJN BW6242 (Peter R. de Vries tegen X en Y)

illustratie gelinkt peterrdevries.nl

Uitspraak ingezonden door Jacqueline Schaap, Klos Morel Vos & Schaap.

 In navolging van IEF 11195, waarin is bepaald dat er geen auteursrecht rust op heimelijke opnamen omdat het creatieve keuze ontbeert. Vzr. media-element: Voorzover het gaat om de verkoop van de door hen gemaakte opnamen aan SBS is dat een misstand die niet ernstig genoeg is om het uitzenden van de door SBS met verborgen camera gemaakte beelden te rechtvaardigen.

Het Hof Amsterdam kent ook geen auteursrecht toe aan de opnamen op de USB-stick. In de huidige maatschappij wordt een groot belang gehecht aan het gebruik van beelden naast of in plaats van het geschreven of gesproken woord. SBS mag daarom, onder zekere beperkingen, onrechtmatig verkregen opnamen uitzenden die een jongeman heimelijk heeft gemaakt van gesprekken met een opdrachtgever voor huurmoord en die zij zelf heimelijk heeft gemaakt van gesprekken met die jongeman.

Geen auteursrecht op de opnamen op de USB-stick
2.5.3 In dit geval is [ X ] op 24 januari 2012 voor een tweede gesprek naar [ Z ] gegaan. Hij had -zo heeft het hof begrepen- in een pen verborgen opnameapparatuur bij zich die hij tevoren had aangezet. Bij dat gesprek is [ X ] er grotendeels in geslaagd de in de pen verborgen camera op [ Z ] gericht te houden en daarmee vrij duidelijke beelden te maken, terwijl ook de geluidsopnamen van dat gesprek redelijk verstaanbaar zijn, zo heeft het hof na kennisneming van de opnamen kunnen constateren.

Dat alles is echter niet voldoende om de opnamen op de USB-stick aan te merken als een werk. [ X ] heeft weliswaar, in overleg met [ Y ], keuzen gemaakt zoals het al dan niet gebruiken van de pencamera, het aanzetten van de camera en het richten van de camera, maar dat is onvoldoende om te kunnen aanvaarden dat het hier gaat om een intellectuele schepping die de persoonlijkheid van [ X ] (en [ Y ]) weerspiegelt. Het gaat hier niet om keuzen in de vorenbedoelde zin waarmee een maker aan zijn werk een “persoonlijke noot” kan geven, doch om louter technisch noodzakelijke handelingen teneinde de door hen, om wat voor reden dan ook, verlangde beelden te kunnen verkrijgen. Ook in de stelling dat met betrekking tot de op de geluidsband van de USB-stick staande stem van [ X ] sprake is van “creatieve teksten van de maker” (zie memorie van antwoord sub 70) kan het hof [ X ] niet volgen.

Matter of public interest
2.7.2 (...) De Vries c.s. hebben kennis gekregen niet alleen van de zeldzaam laconieke wijze waarop een opdrachtgever spreekt over huurmoorden maar ook van het daarmee verbonden feit dat twee jonge mannen de daarvan niet zonder eigen risico gemaakte beelden tegen betaling wensen te slijten. Niet valt in te zien dat De Vries c.s. deze laatste informatie ook hadden kunnen verkrijgen zonder gebruik te maken van verborgen camera’s. De wijze waarop [ X ] en [ Y ] deze opnamen te gelde wilden maken betreft een ‘matter of public interest’. Het is de taak van de pers in een vrije en democratische samenleving om dit ter kennis van het publiek te brengen.

Beelden in de huidige maatschappij - beperking
2.8.3 (...) in de huidige maatschappij een groot belang wordt gehecht aan het gebruik van beelden naast of in plaats van het geschreven of gesproken woord. Het hof ziet in dit geval geen aanleiding het gebruik van de beelden te verbieden. Wel dienen [ X ] en [ Y ] daarbij zo veel mogelijk tegen herkenning te worden beschermd. Het gaat de makers van het televisieprogramma niet om hen persoonlijk, maar om de algemene notie dat jonge mannen in staat zijn zich in te laten met riskante ondernemingen teneinde financieel voordeel te verkrijgen. Van De Vries c.s kan daarom worden verlangd dat zij de gezichten van [ X ] en [ Y ] onherkenbaar maken evenals de romp van [ X ] omdat hij op de beelden gekleed is in een opvallende [ kleur ] jas.

Op andere blogs:
Mediareport (Peter R de Vries mag beelden huurmoord toch uitzenden)
SOLV blog (Peter R. de Vries mag programma over huurmoord toch uitzenden)

IEF 11309

Zwaarlijvige getatoeëerde man in ‘volle glorie’ gefotografeerd

Hof Amsterdam 15 mei 2012, LJN BW5768 (Appellant tegen Uitgeverij Bas)

Portretrecht. In navolging van IEF 10568. In het boek ´Platter & Dikker´, een confronterend boek over onder meer exhibitionisme en obesitas in de huidige samenleving, wordt een zwaarlijvige getatoeëerde man gefotografeerd in ‘volle glorie’ op de openbare weg. De vraag of deze persoon een voldoende redelijk belang heeft om zich tegen de publicatie van deze foto te verzetten, wordt geplaatst tegenover het belang van de makers van het boek. 

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. Het belang van de makers van het boek om, mede aan de hand van die foto, het tijdsbeeld te illustreren (artikel 10 EVRM) weegt in dit geval zwaarder dan het hier tegenover ingeroepen belang bij bescherming van de persoonlijke levenssfeer, het portretrecht (21 Aw) en de bescherming van eer en goede naam (artikel 8 EVRM).

In citaten:

4.3. [ Appellant ] beroept zich op een redelijk belang als bedoeld in art. 21 Auteurswet (Aw) om zich tegen openbaarmaking van zijn portret te verzetten, te weten de bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer c.q. zijn eer en goede naam. Hij wijst op de uitermate negatieve teneur van het boek dat blijkens de hierboven geciteerde tekst op de achterkant gaat “over heb- en vraatzucht, over hufterigheid, agressie, consumentisme en exhibitionisme”, wat volgens [ Appellant ] ook blijkt uit andere foto’s die in het boek zijn opgenomen. Hij wenst daarmee niet geassocieerd te worden. Naar zijn zeggen gaat [ Appellant ], die ooit de zwaarste man van Nederland is geweest, als geen ander gebukt onder zijn eigen zwaarlijvigheid en wordt hij met de publicatie in het boek publiekelijk te schande gezet en belachelijk gemaakt, waardoor hij geestelijke en lichamelijke schade alsook vermogensschade lijdt.

4.7. [ Appellant ] heeft zijn bezwaren echter ook en met name gericht tegen de context waarin zijn portret is gepubliceerd, te weten die van een confronterend boek over heb- en vraatzucht, hufterigheid, agressie, consumentisme en exhibitionisme. Het hof deelt het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat aan [ Appellant ] kan worden toegegeven dat de combinatie van het essay van Hofland, de tekst op de achterkant van het boek en een aantal van de foto’s in het boek enerzijds en de publicatie van zijn foto in het boek anderzijds niet positief voor hem is. Zijn verzet tegen de publicatie is dan ook met name gebaseerd op zijn belang bij bescherming van zijn persoonlijke integriteit en reputatie (eer en goede naam) die hij door de publicatie aangetast acht. Dit belang dient zoals gezegd (als onderdeel van de persoonlijke levenssfeer als bedoeld in art. 8 EVRM resp. als beperking van de uitingsvrijheid als bedoeld in art. 10 lid 2 EVRM) te worden afgewogen tegen het belang van vrije meningsuiting waarop [ Geïntimeerden ] zich heeft beroepen.

4.8. Bij deze afweging wordt acht geslagen op het volgende.

In het boek “Platter & dikker” wordt op confronterende wijze in woord en beeld een actueel tijdsbeeld geschetst. Om dit tijdsbeeld goed te kunnen schetsen is het publiceren van portretfoto’s bijna onvermijdelijk. Niet is weersproken dat Hofland is uitgeroepen tot journalist van de twintigste eeuw en in 2011 de P.C. Hooftprijs kreeg voor zijn complete oeuvre. In zijn essay schrijft hij als volgt over tatoeages (blz. 15): “Kijk op internet of ’s zomers in de stad naar de lopende schilderijen. Is het een nieuwe vorm van exhibitionisme? Nee, het is gewoon geworden, een sociaal aanvaarde norm van lichamelijk perfectionisme.” Voorts wordt door hem (op blz. 6 t/m 11) het fenomeen beschreven dat sinds tientallen jaren op het westelijk halfrond steeds meer dikke mensen rondlopen. Een citaat (blz. 7): “In 2008 leed meer dan de helft van de bevolking van de Europese Unie in meerdere of mindere mate aan obesitas, een verdubbeling sinds 1988. In Nederland is veertig procent te dik, tien procent uitgesproken lijder aan obesitas, en anderhalf procent aan morbide obesitas wat ik vertaal als wanstaltig vet.” De naam van [ Appellant ] wordt in het boek niet genoemd. De tekst van het essay is niet rechtstreeks naar hem te herleiden. Hij wordt op de in het geding zijnde foto getoond zoals hij zichzelf openlijk aan het publiek vertoont in de publieke ruimte. Ook hierbij wordt zijn naam niet genoemd.


4.9. Onder deze omstandigheden is geen sprake van onrechtmatige aantasting van de eer en goede naam van [ Appellant ]. Dat wordt niet anders door de omstandigheid dat in het boek ook foto’s en beschrijvingen voorkomen van personen en situaties waarmee [ Appellant ] niet geassocieerd wil worden. De vrijheid van meningsuiting van [ Geïntimeerden ] weegt hier zwaarder dan het door [ Appellant ] ingeroepen belang bij verzet tegen deze publicatie van zijn portret. Het hof merkt in dit verband op dat het - bij het voorkomen van de publicatie van een foto betrokken - belang van degene die zich op een voor het publiek vrij toegankelijke plaats op een opvallende wijze manifesteert (en er kennelijk geen bezwaar tegen heeft om op die wijze gezien en gefotografeerd te worden) over het algemeen niet zal opwegen tegen het belang van diegene die de foto wil gebruiken ter illustratie van een aan die wijze van manifestatie gewijde beschouwing, ook indien deze beschouwing kritisch van aard is. De voorzieningenrechter heeft een juiste afweging van de in het geding zijnde belangen gemaakt en grief 1 komt hier tevergeefs tegen op.

4.12. Grief 3 bestrijdt tevergeefs de overweging van de voorzieningenrechter dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [ Appellant ] schadelijke gevolgen ondervindt door reacties vanuit zijn omgeving. Nu de openbaarmaking van het onderhavige portret niet onrechtmatig is geoordeeld en aan [ Appellant ] geen beroep toekomt op een redelijk belang om zich tegen de publicatie te verzetten, is de beweerde gevolgschade en aansprakelijkheid van [ Geïntimeerden ] te dier zake niet meer aan de orde, nog daargelaten dat de schade en de causaliteit door [ Geïntimeerden ] gemotiveerd zijn weersproken en door [ Appellant ] onvoldoende zijn onderbouwd.

Op andere blogs:
SOLV
(Portretrecht 'zwaar' de pineut)