DOSSIERS
Alle dossiers

Publicaties & Noten  

IEF 8077

Elf woorden kunnen genoeg zijn

Lex Bruinhof, Wieringa Advocaten: Elf woorden kunnen genoeg zijn voor een verveelvoudiging. Kort commentaar bij HvJ EG, 16 juli 2009, zaak C-5/08, IEF 8070, Infopaq /Danske Dagblades Forening

"Is er dan geen serieus juridisch nieuws meer te melden? Jawel, wel degelijk. (…) Het Hof houdt het dus voor mogelijk dat een fragment van elf woorden een verveelvoudiging in auteursrechtelijke zin oplevert van een tekst. Dat zal het geval zijn als dat fragment of die fragmenten "een bestanddeel van het werk omvat[ten] dat als dusdanig (sic) uitdrukking geeft aan de eigen intellectuele schepping van de auteur.” Of dat één op één te vertalen is naar ons Nederlandse criterium dat dit bestanddeel "een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt" staat nog niet vast, maar het lijkt er wel op. En of dan in een gegeven geval daadwerkelijk aan dat criterium is voldaan staat ter beoordeling van de rechter die over de feiten oordeelt.

Is het nieuw dat wordt geoordeeld dat een fragment van 11 woorden oorspronkelijk genoeg kan zijn? Naar Nederlands recht niet. De jurisprudentie kent vele voorbeelden van slagzinnen en titels die zelfstandig auteursrechtelijk beschermd zijn geacht. Ik noem als bekendste voorbeeld de songtitel: “Hoe sterk is de eenzame fietser?” (Rb. Amsterdam, 1979). En ik kan mij zo voorstellen dat ook elfwoords-fragmenten uit poëzie al snel oorspronkelijk kunnen zijn.

(…) Ik kom dat in mijn Google resultaten in ieder geval doorgaans niet tegen (maar ik zoek dan ook zelden naar poëzie). Er kan niettemin een keer een "toevalstreffer" bij zitten. En wat dan? Welnu: dan hoeft er nóg geen sprake te zijn van auteursrechtinbreuk. Zoals vaste lezers weten staat de Auteurswet (en ook de Richtlijn) vol met beperkingen op het auteursrecht. Die zijn opgenomen om de scherpe kantjes van het auteursrecht af te slijpen en dit in wezen monopolistische systeem hanteerbaar te houden in de samenleving. De praktijk van de rechterlijke uitspraken in Nederland lijkt met name het citaatrecht met enig buigen en teleologisch interpreteren wel geschikt te kunnen maken voor het “redden” van de zoekmachine. Het Arnhemse Hof bleek in de zaak Zoek Alle Huizen in ieder geval al aardig op weg. En terecht. Zonder zoekmachines zouden we het internet immers wel kunnen opdoeken…"

Lees het volledige commentaar hier.

IEF 8061

Kort aangeduid als niet-verwarringsbescherming

Charles GielenProf. mr. Charles Gielen, NautaDutilh: Noot voor Ars Aequi onder Intel/Intelmark en L'Oreal/Bellure.

"Beide arresten gaan over de bescherming van bekende merken tegen, wat ik nu maar kort aanduid als niet-verwarringsbescherming.

(…) De hier besproken arresten geven na Chevy, Davidoff/Gofkid en adidas/Fitnessworld een aardig totaalbeeld van de niet-verwarringsbescherming. Het gaat dan in het bijzonder om de beoordelingscriteria van het verband tussen merk en teken dat reeds in Chevy en adidas/Fitnessworld  aan de orde was. Verder gaat het om de betekenis van de inbreukcriteria ongerechtvaardigd voordeel trekken uit en afbreuk doen aan onderscheidend vermogen en reputatie en worden er regels gegeven omtrent het bewijs hiervan. In L'Oreal/Bellure wordt dan nog ingegaan op het gebruik van merken in vergelijkingslijsten.

(…) Deze noot is lang uitgevallen, maar het leek goed om beide arresten samen te behandelen, omdat zij een belangrijke stap vormen bij mogelijkheden van de houders van bekende merken om zich te wapenen tegen andere gedragingen dan het veroorzaken van verwarringsgevaar, zoals die zijn gegeven door art. 5 lid 2 Merkenrichtlijn."

Lees de gehele noot hier.

IEF 8023

Parasiet of niet?

NRC Handelsblad, weblog Folkert Jensma: Wanneer is een concurrent een parasiet en wanneer niet? [ HvJ EG L’Oréal/Bellure, IEF 7974]. Met commentaar van NJB-medewerkers Dirk Visser en Tobias Cohen Jehoram.

Mag een fabrikant zijn producten aanprijzen als goedkopere imitaties van met name genoemde duurdere merken? Wanneer is er sprake van ‘parasiterende concurrentie’? Zijn sommige huismerken kielzogvaarders?

"Feitelijk gaat het over de vrijheid om vergelijkende reclame te maken en daarmee dus ook om de vrijheid van concurrentie. Hoeveel respect moet je hebben voor de marketinginvesteringen van een ander. Wanneer gaat dat oorspronkelijke merk verwateren, vervagen of afbrokkelen? En mag je daaraan actief bijdragen door expliciet je imitatieproduct ernaast af te beelden en aan te prijzen. Is het onderscheidende vermogen, de reputatie van een beroemd merk dus ook beschermd? Of mag iedereen zijn pindakaas naast die van Calvé zetten met de mededeling: voor een fractie van de prijs en smaakt net als Calvé?"

Lees hier meer.

IEF 8011

Ofschoon er niets steekhoudends tegenin te brengen lijkt te zijn

Herman Cohen Jehoram (Emeritus hoogleraar Recht van de Intellectuele Eigendom UvA): Nederlandse naburige rechtenorganisaties delven het onderspit in hun proces tegen kabelaars. (Te verschijnen in Auteurs en Media 2009/3, Larcier, Brussel).

Sinds de beroemde kabeltv-arresten van de Hoge Raad uit de eerste helft van de jaren 80 geldt in Nederland dat kabeltv-organisaties moeten betalen voor het secundair doorgeven van werken, die primair door de omroepen zijn uitgezonden. Vanaf de erkenning van de naburige rechten geldt hiervoor hetzelfde. Volgens artikel 14 a lid 1 van de Wet op de Naburige Rechten (WNR) kunnen de rechten ten aanzien van heruitzending (=doorgifte) van uitvoeringen uitsluitend worden uitgeoefend door collectieve rechtenorganisaties.

De Haagse rechtbank heeft nu bij vonnis van 28 januari 2009 (IEF 7522) uitspraak gedaan in een geding, aangespannen door de rechtenorganisaties van uitvoerende kunstenaars Norma en Irda tegen Nederlandse kabelaars, die geweigerd hadden te betalen voor hun doorgifte van door de omroep uitgezonden uitvoeringen, een en ander met beroep op het genoemde artikel 14 a WNR, dat hun de uitsluitende rol terzake van kabeldoorgifte had toegewezen. De kabelaars voerden aan dat de technologie van verdere kabelverspreiding gewijzigd was sinds de kabeltv-arresten van de Hoge Raad. Toen vingen de kabelaars nog primair het omroepsignaal op via een centrale antenne en distribueerden dat secundair aan hun abonnees. Tegenwoordig echter leveren de omroepen hun signaal rechtstreeks aan de kabelaars, die vervolgens met hun gelijktijdige verspreiding van het signaal onder hun abonnees niet meer een secundaire doorgifte realiseren, maar een ‘primaire’ uitzending. De rechtbank volgt dit en beslist dat artikel 14 a WNR alleen voor secundaire doorgifte is geschreven en niet voor ‘primaire’ uitzending door de kabelaars. De wettelijke grondslag van het optreden van Norma en Irda is daarmee vervallen. Norma heeft ten slotte nog gesteld dat zij ook mag optreden in het geval van primaire uitzending door de kabelaars. In de overeenkomst tussen haar en de uitvoerende kunstenaars tot overdracht van rechten is weliswaar vooral sprake van de secundaire rechten, maar de primaire rechten zouden ook onder de overdracht vallen. De rechtbank kan dit laatste echter niet lezen in de overgelegde tekst van de overeenkomst. Daarmee bijten Norma en Irda in het zand.

Tegen het vonnis is hoger beroep ingesteld, ofschoon er niets steekhoudends tegenin te brengen lijkt te zijn.

IEF 8008

Het kandidaatsras zou geen nieuw kweekproduct zijn

Hidde KoenraadHidde Koenraad, Vondst Advocaten: Noot bij GvEA 18 november 2008, zaak T-187/06, IEF 7304, Schräder tegen CPVO. Gepubliceerd in Gazette, nr. 505, 16 juni 2009.

'Het aantal kwekersrechtelijke uitspraken afkomstig van het Gerecht van Eerste Aanleg van de Europese Gemeenschappen (GvEA) is op zijn zachts gezegd schaars. Maar niet alleen om die reden is deze zaak nootwaardig. In dit arrest laat het GvEA zich voor het eerst uit over de vereisten die gelden voor de verlening van communautaire kwekersrechten. Verder staan er een aantal interessante overwegingen in over het beperkte rechterlijke toetsingskader van de gemeenschapsrechter ten aanzien van technisch ingewikkelde beslissingen door overheidsinstanties.

Dit beperkte toetsingskader geldt volgens het GvEA ook voor beslissingen van het Communautair Bureau voor Plantenrassen (CPVO) terzake de beoordeling van de onderscheidbaarheid van plantenrassen, een belangrijke vereiste voor het verkrijgen van kwekersrecht. Ten slotte toont dit arrest de noodzaak aan tot het invoeren van internationale regels voor de controle op de inzending van referentierassen aan onderzoeksinstellingen belast met het DUS onderzoek.'

Lees de gehele noot hier.

IEF 7999

Kroniek van de Intellectuele Eigendom 2008

Prof. mr. D.J.G. Visser, Universiteit Leiden, Klos Morel Vos & Schaap: Kroniek van de Intellectuele Eigendom 2008. NJB 10 april 2009, afl. 14.

En de kroniek van het Nederlandse IE-recht 2008: “Draagt de zogenaamde fatboy, een groot kussen waar je op kunt zitten, liggen of hangen ‘het persoonlijk stempel van de maker’? En geeft een in aardewerk uitgevoerd gedeukt ‘plastic’ bekertje daar blijk van? De vraag wat nu eigenlijk beschermd moet worden kwam ook in deze verslagperiode weer vaak naar voren. Ten aanzien van de merkenrechtelijke beschermingsvereisten blijft het onderscheidend vermogen het belangrijkste vereiste. En in Het octrooirecht werd regelmatig geprocedeerd over zogenoemde abc’s.

‘Om steeds weer van een ander etiketje te voorzien wat in feite dezelfde emotie is, zal het IE- recht niet veel verder brengen’, aldus een ervaren IE-rechter in 2008.2 Ook in 2008 verschenen er weer de nodige nieuwe etiketjes: ‘Bewust vormgeven’ is geen vereiste voor auteursrecht, maar ‘scheppende menselijke arbeid’ wel. Verwatering van bekende merken kan alleen bestreden worden als wordt ‘aangetoond dat het economische gedrag van de gemiddelde consument van de waren of diensten waarvoor het oudere merk is ingeschreven is gewijzigd (...) of dat er een grote kans bestaat dat dit gedrag in de toekomst wijzigt’. In deze kroniek van het recht van de intellectuele eigendom worden de hoofdgebieden van het IE-recht besproken, te weten het auteursrecht, het merkenrecht en het octrooirecht. Aan het slot wordt aandacht besteed aan de procesrechtelijke ontwikkelingen die de IE-advocatuur de afgelopen tijd bezighielden.”

Lees de gehele kroniek hier.

IEF 7998

Intellectuele rechten kroniek 2008

Joris DeeneJoris Deene, Universiteit Gent & Storme, Leroy, Van Parys: Intellectuele rechten kroniek 2008. Nieuw Juridisch Weekblad, nr. 205, 24 juni 2009.

Zeer uitgebreide kroniek van het Belgische IE-recht. Inclusief veel Benelux merken- en modellenrecht dat in Nederland vrijwel onopgemerkt is (wellicht een aardig scriptie-onderwerp: “Het verschil tussen het Belgische en het Nederlandse Beneluxrecht”).

“Er werd in 2008 uitspraak gedaan over de vrijhoudingsbehoefte, gedichten van Sappho, groene kleuren, een kaart van Knokke-Heist, adwords, TV-Vlaanderen en confituurpotten. Opnieuw werd Michael Jackson voor plagiaat veroordeeld. De Deep Ringo maakt geen inbreuk op de Lotis, de zuigfles van Nuby dan weer wel op die van Tefal. De Carlo-kinderstoel is in België geen namaak van de Tripp-Trapstoel, maar daar denkt de Nederlandse rechter dan weer anders over. Makro moet zich onthouden van bepaalde ster-aanbiedingen en internet service providers hebben blijkbaar toch geen algemene opsporingsplicht.”

Lees de volledige kroniek hier.

IEF 7992

Dat de gegevens voor derden ter beschikking komen

‘De volgende editie’. Rapport van de Tijdelijke Commissie Innovatie en Toekomst Pers (Commissie Brinkman)

Bevindingen en aanbevelingen over innovatiemogelijkheden binnen de pers en over de toekomst van nieuws en opinievoorziening in Nederland, toegespitst op de rol van de pers. Kort gezegd: Hoe moet dat nou verder met de journalistiek in Nederland? Meer vrijheid, ruimte voor samenwerking omroepen en uitgevers en meer ondersteuning (de internetheffing)  moeten uitkomst bieden. De meest IE-relevante aanbevelingen:

Programmagegevens:  De commissie vindt het voor de zuiverheid van de samenwerking tussen publieke omroep en pers die ze voorstelt, noodzakelijk dat er een speelveld ontstaat waarin coöperatie op eigen merites en expertises centraal staat. Daarin passen in de ogen van de commissie geen barrières voor productinnovaties binnen de gedrukte media door de publieke omroep. Kranten en weekbladen zien interessante mogelijkheden om op basis van wekelijkse publicatie van programmagegevens productvernieuwing door te voeren. De commissie vindt het ongepast dat zulks niet mogelijk is door een de facto verbod op publicatie door de publieke omroep, zeker waar de gegevens selectief wel aan derden ter beschikking worden gesteld, zoals in het geval van Veronica. De commissie acht het voor de hand liggend dat de publieke omroep zich eerder inspant om haar uitzendschema bij zo veel mogelijk Nederlanders onder de aandacht te brengen, met het oog op haar publieke taak om zo veel mogelijk burgers in Nederland te bedienen, dan ze met verwijzing naar eigen commerciële exploitatie aan derden te onthouden. De commissie verzoekt de overheid te bevorderen dat de gegevens voor derden ter beschikking komen opdat zij daarop productinnovaties kunnen stoelen.

Beeldmateriaal publieke omroep: De commissie adviseert de overheid te bevorderen dat de publieke omroep tegen redelijke condities videomateriaal levert voor de websites van derden die primair gericht zijn op journalistieke informatie. In de praktijk zal het vaak, maar zeker niet exclusief om nieuwsitems gaan. Ook het delen van livebeelden van belangrijke evenementen, zolang rechtenkwesties dat niet in de weg staan, is een optie Een dergelijke activiteit zal in de regel onder het huidige regime als toegestane nevenactiviteit kunnen plaatsvinden. Wanneer verdergaande samenwerking tussen publieke omroep en printuitgevers tot stand komt, verwacht de commissie dat de publieke omroep deze dienst in de samenwerking zal kunnen inbrengen.

Lees het rapport hier. Website commissie hier.

IEF 7988

‘Bellure’ is een bevrijding!

Dirk VisserProf. mr. D.J.G. Visser, Klos Morel Vos en Schaap: ‘Bellure’ is een bevrijding! Noot bij HvJ EG 18 juni 2009, zaak nr. C-487/07 (IEF 7974) L'Oreal/Bellure.

Alsof er een raam is open gezet en er plotseling een stroom frisse lucht de bedompte kamer binnenkomt. Het arrest in de zaak L’Oréal/Bellure wordt in merkenrechtkringen met gejuich ontvangen. Na jaren van vage, innerlijk tegenstrijdige en voor praktijk nauwelijks toepasbare arresten komt het Hof van Justitie der EG nu met een glasheldere uitspraak die naadloos aansluit bij de belangrijkste morele basisemotie van het recht van de intellectuele eigendom: “Gij zult niet zonder eigen investering opzettelijk aanhaken bij en profiteren van de prestatie, de investering of de goodwill van een ander.”

Gielen laat in zijn IER-noot (IEF 7986) weten dat deze beslissing zijns inziens logisch voortvloeit uit eerdere beschikkingen in oppositiezaken en conclusies van AG’s. Dat mag zo zijn, dit arrest is zonder twijfel de belangrijkste uitspraak over en voor bekende merken sinds het Davidoff/Gofkid arrest uit 2003, en misschien wel sinds Puma/Sabel uit 1997. In Davidoff/Gofkid werd immers weliswaar bepaald dat art. 5 lid 2 Rl. ook op gebruik voor soortgelijke waren betrekking had, maar niet hoe de inbreuk-criteria van art. 5 lid 2 Rl. moesten worden geïnterpreteerd.

Reikhalzend werd uitgekeken naar de beslissing over het verwaterings-aspect in de INTEL-zaak, maar die uitspraak bleek nogal een teleurstelling, vanwege het (mogelijk strenge maar in ieder geval moeilijk in de praktijk toe te passen) vereiste van het bewijs van een wijziging in het economisch gedrag van de consument.

Maar nu kan bij de bekende merkhouders de vlag uit: ‘verwatering’ is misschien moeilijk te bewijzen, ‘ongerechtvaardigd voordeel trekken’ is dat niet.

Lees de gehele noot hier.

IEF 7986

Dat hier parasiterende concurrentie wordt veroordeeld

Charles GielenProf. Mr. Charles Gielen, Nautadutilh: Noot voor publicatie van het arrest L'Oreal/Bellure; HvJ EG 18 juni 2009, zaak nr. C-487/07 (IEF 7974) in IER.

Vooraf: gelet op de korte tijd die er lag tussen de uitspraak in deze zaak en het afsluiten van de kopij voor dit nummer, volsta ik met een korte noot die alleen gaat over de vijfde vraag van de Engelse Court of Appeal waarbij ik kort het antwoord op eerste en tweede vraag betrek (betrekking hebbende op art. 5 lid 1 onder 1 en 5 lid 2 Merkenrichtlijn); ik onthoud mij hier nu van commentaar op de antwoorden op de overige vragen.

Met de uitspraak in deze zaak, begint zich een kleurig palet af te tekenen over de bescherming van bekende merken. De Intel-beslissing (zie IER 2009, nr 7/p. 18 m.nt AKS) die volgde op de Chevy-  (IER 1999, p. 267 met mijn noot) en de adidas/Fitness World-zaken (zie IER 2004, p. 53 (m.nt. JK) ging voornamelijk over het criterium afbreuk aan onderscheidend vermogen en reputatie, zij het dat de bewijsregels in de overwegingen 37 tot en met 39 in het algemeen gaan over de inbreuken in de zin van (het met art. 5 lid 2 Richtlijn vergelijkbare) art. 4 lid 4 onder a Richtlijn. Het Hof besliste dat er sprake moet zijn van een ernstig gevaar dat een dergelijke inbreuk zich in de toekomst voordoet en dat slaat dus ook op het ongerechtvaardigd voordeel criterium dat in de onderhavige zaak centraal staat. Verder heeft het Hof zich nog tot nu nog niet met de betekenis van dit criterium ingelaten; dit gebeurde wel al in lagere rechtspraak van het Gerecht van Eerste Aanleg en Kamers van Beroep van het BHIM.

Maar in de TDK-beschikking (het bekende merk voor opnameapparatuur verzette zich tegen TDK voor sportkleding) heeft het Hof al wel een vingerwijzing gegeven; laten we kijken welke. Omdat de zaak (C-197/07, IEF 7558) niet is gepubliceerd,  citeer ik hier eerst wat het Gerecht van Eerste Aanleg had beslist:  "64 The Court would point out that the Board of Appeal is not required to establish actual and present harm to an earlier mark. It must simply have available to it prima facie evidence of a future risk, which is not hypothetical, of unfair advantage ([Case T-67/04 Spa Monopole v OHIM - Spa-Finders Travel Arrangements (SPA-FINDERS) [2005] ECR II-1825], paragraph 40). 65 It must also be noted that the concept of taking unfair advantage of the distinctive character or the repute of the earlier mark must be understood as encompassing instances where there is clear exploitation and free-riding on the coat-tails of a famous mark or an attempt to trade upon its reputation (SPA-FINDERS, paragraph 51)."

Deze overwegingen volgen eigenlijk wat AG Jacobs in zijn conclusie bij de adidas/Fitnessworld-zaak had gesuggereerd: het ongerechtvaardigd voordeel trekken uit het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk moet daarentegen aldus worden uitgelegd dat het gevallen omvat „waarin duidelijk sprake is van exploitatie en meeliften op de bekendheid van een merk of een poging om misbruik te maken van de reputatie ervan."

Lees de gehele noot hier.