DOSSIERS
Alle dossiers

Publicaties & Noten  

IEF 7967

Een eigenzinnige implementatie van een gebrekkige richtlijn

Remy ChavannesRemy Chavannes, Brinkhof: Wetsvoorstel Audiovisuele Mediadiensten: een eigenzinnige implementatie van een gebrekkige richtlijn. (Gepubliceerd in Mediaforum 2009-5).
 
Artikel over de implementatiewet Audiovisuele mediadiensten. Overzicht en analyse van de belangrijkste wijzigingen en discussiepunten. O.a. over de versoepeling van reclame- en sponsorregels voor  commerciële omroepdiensten de regulering van on-demand diensten en de nieuwstoegang tot belangrijke gebeurtenissen, de flitsenregeling (zie o.a. IEF 7904 en 2e Kamer, woensdag 3 juni 2009), die, kort gezegd, alleen toegang tot beeldmateriaal geeft, maar voor gebruik naar het auteursrecht verwijst.

“In de Nota naar aanleiding van het verslag verduidelijkt de minister de verhouding tussen de nieuwe flitsenregeling in de Mediawet en de bestaande nieuwsexceptie van artikel 16a  Auteurswet. Kort gezegd geeft artikel 16a Aw wel het recht onder bepaalde omstandigheden beeldmateriaal van een andere omroep uit te zenden zonder inbreuk te maken op het auteursrecht, maar niet het recht op toegang tot het (originele, hoogwaardige) signaal. De meerwaarde van de flitsenregeling is dus gelegen in keuze en kwaliteit, aldus de minister. 

Daarmee blijft echter onduidelijk in hoeverre de flitsenregeling ook een zelfstandige beperking van het auteursrecht behelst. Uit de considerans en de literatuur lijkt te volgen dat de flitsenregeling niet beoogt het auteursrecht op de sportuitzending te beperken en een omroeporganisatie dus geen ruimere openbaarmakingsrechten geeft dan zij al heeft op basis van een licentie of een auteursrechtelijke beperking zoals de nieuwsexceptie of het citaatrecht. Tegelijkertijd rechtvaardigt de minister de keuze voor een maximum van 90 seconden door te stellen dat het toestaan van langere flitsen ‘een onaanvaardbaar grote inbreuk zou maken op de (vaak duur verworven) exclusieve uitzendrechten.’”

Lees het volledige artikel hier.

IEF 7966

Opnieuw over openbaarmaking en hotels

Anja Kroeze, Buma/Stemra: Opnieuw over openbaarmaking en hotels.. Korte analyse van C-136/09, Verzoek om een prejudiciële beslissing (10 april 2009) in een zaak aangespannen door de Griekse Collectieve beheersorganisatie voor Auteurs en Theatrale en Audiovisuele werken tegen Divani Akropolis (hotel en toeristische branche).
 
Ook deze zaak gaat, net als het arrest SGAE/Rafael Hoteles SA (7 december 2006, C-306/05) over het kunnen ontvangen door hotelgasten van televisiesignalen in hun hotelkamer en de vraag of dit een openbaarmaking oplevert van de hotelhouder, maar niettemin worden er prejudiciele vragen aan het Hof van Justitie van de EG gesteld.
 
In het arrest SGAE/Rafael Hoteles SA wordt, aldus de Griekse rechter, aangegeven dat het begrip "mededeling aan het publiek" autonoom en op eenvormige wijze moet worden uitgelegd. De Griekse rechter vervolgt dat het Hof van Justitie van de EG de opvatting van de hand wees dat iedere rechtsorde autonoom de definitie moet vaststellen van het begrip "publiek' waaraan richtlijn 2001/29 refereert, zonder echter dit begrip te definieren. Het Hof stelde vast, volgens de Griekse rechter, dat de mededeling van een werk door middel van televisietoestellen die in de kamers van een hotel zijn geïnstalleerd, een mededeling is die door een andere organisatie van wederdoorgifte dan de oorspronkelijke organisatie wordt gedaan en geschiedt ten behoeve van een ander publiek dat het door de oorspronkelijke mededeling van het werk beoogde publiek, dat wil zeggen een nieuw publiek. Hotelgasten die elkaar snel opvolgen vormen een nieuw publiek.
 
In deze Griekse zaak zijn de feiten op één punt in elk geval anders. De Griekse rechter geeft aan dat als er geen arrest bestaat waarin dezelfde rechtsvraag al is opgelost of wanneer het bestaande arrest aanleiding geeft tot twijfel over de beantwoording van de gerezen vraag, hij, indien noodzakelijk, deze vraag aan het Hof van Justitie van de EG moet voorleggen. In dit geval is dat volgens de Griekse rechter zo omdat het in deze zaak louter zou gaan om het ter beschikking stellen van technische/fysieke faciliteiten door de hotelhouder. De feiten in SGAE/Rafael Hoteles SA waren op dat punt anders, zodat de Griekse rechter voldoende redenen ziet om prejudiciële vragen te stellen.

Wat “mededeling aan het publiek” inhoudt, is nog lang niet uitgekristalliseerd en zal waarschijnlijk nog voor veel jurisprudentie (van het Hof van Justitie van de EG) zorgen. Voor wat betreft het begrip “publiek” kan ook nog worden verwezen naar een eerdere toelichting op de richtlijn 2001/29/EC waaruit blijkt dat de interpretatie van de notie “publiek” is overgelaten aan de lidstaten. Dit is nadien nogmaals bevestigd door de Europese Commissie in het Commission Staff Working Paper, on the review of the EC Legal framework in the field of copyright and related rights, 19 juli 2004,  par. 3.3. Daarin staat met zoveel woorden dat uitleg van het begrip 'publiek' wordt overgelaten aan de nationale staten en kan worden ingevuld aan de hand van nationale wetgeving en jurisprudentie. Volgens de Europese Commissie zou er dus geen sprake zijn van harmonisatie van het begrip 'publiek'.
 
Lees het verzoek hier.

IEF 7923

Komend auteurscontractenrecht

Herman Cohen Jehoram (Emeritus hoogleraar Recht van de Intellectuele Eigendom UvA): Komend auteurscontractenrecht. Eerder verschenen in IER 2008/6,p. 303-308.

“Op dringend verzoek van de vaste commissie voor Justitie van de Tweede Kamer heeft de minister van Justitie deze Kamer toegezegd nu spoedig met een wetsvoorstel te zullen komen ter regeling van het auteurscontractenrecht.  Een en ander ten vervolge op eerdere publicaties van een in opdracht van het ministerie in 2004 verricht onderzoek van het Instiutut voor Informatierecht ‘Auteurscontractenrecht: naar een wettelijke regeling?’ en het in 2008 gepubliceerde advies hierover van de Commissie Auteursrecht uit 2006. Een voorontwerp van wet zal dit najaar worden afgerond en begin 2009 in openbare consultatie worden gegeven.

De auteur van dit artikel bespreekt de teksten in kwestie en houdt herhaaldelijk een pleidooi voor oplossingen die eigenlijk al gegeven waren in het Voorontwerp voor een Titel 7.8 van het Nieuw Burgerlijk Wetboek ‘Uitgave van werken’ uit 1972.

(…) Terecht heeft de Nederlandse regering besloten een aantal bepalingen in de wetgeving op te nemen ter regeling van contracten tussen auteurs en hun exploitanten. Een eerste aanzet hiertoe is gegeven in een onderzoeksrapport uitgebracht door het Amsterdamse Instituut voor Informatierecht, dat een groot aantal voorstellen bevatte. Het betrof een voorkeursbehandeling van de auteur (in dubio pro auctore), specificeringsplicht, afschaffing van de artikelen 2 Auteurswet en artikel 9 Wet op de naburige rechten (overdracht van rechten), beperkte werkingssfeer van de regeling, recht op een billijke vergoeding van de auteur, een disproportionaliteitsregel, verduidelijking van artikel 45 d Auteurswet (filmrecht), rekenschapsplicht van de exploitant, recht op herroeping van het contract wegens non-usus, bilaterale standaardcontracten, internationaal privaatrecht en verruimde bevoegdheden tot handhaving in rechte door de exploitant.

De Commissie Auteursrecht heeft uitgebreide kritiek geuit op vele van de gedane voorstellen en deze geamendeerd. Op enkele punten lijkt de kritiek te ver te zijn gegaan. Betoogd wordt dat een verrassend aantal voorstellen reeds adequate formulering heeft gevonden in het uit 1972 stammende voorstel tot regeling van het uitgavecontract in het Nieuw BW Boek 7.

De Commissie Auteursrecht heeft harerzijds nog een aantal voorstellen gedaan met betrekking tot ongeoorloofde contractsbepalingen die niet boven alle kritiek verheven zijn.

Noch het IVIR-rapport noch het advies van de Commissie Auteursrecht heeft voorstellen gedaan om een einde te maken aan de regelmatige praktijk van de Nederlandse Mededingingsautoriteit om tariefs- en tariefadviesbepalingen in collectieve contracten tussen verenigingen van auteurs enerzijds en van exploitanten anderzijds in strijd te verklaren met het mededingingsrecht. Hiermede zijn uiterst nuttige tariefafspraken die nog het meeste weg hebben van collectieve loonafspraken in cao’s onmogelijk gemaakt. De regering heeft nu aangekondigd toch de Europese Commissie ter zake nader te raadplegen.

Een mogelijke regeling van het auteurscontractenrecht is nu van vele kanten belicht en de tijd lijkt rijp om tot wetgeving over te gaan."

Lees het gehele artikel hier.

IEF 7922

Opdrachtgeversauteursrecht

Prof.mr.dr. D.J.G.Visser, Klos Morel Vos & Schaap, Rijksuniversiteit Leiden:  Opdrachtgeversauteursrecht. Annotatie bij Gerechtshof Amsterdam, 3 februari 2009, IEF 7581, LJN: BH2939, Voortman Kantoormeubelen B.V. tegen HS Design B.V. Gepubliceerd in AMI 2009/3.

"Het auteursrecht op een in opdracht gemaakt werk komt van rechtswege toe aan de opdrachtgever. Dat is een regel waarvan we dachten dat die niet bestond in het Nederlandse auteursrecht. Sinds kort is echter duidelijk dat die regel in Nederland wél bestaat, en wel ten aanzien van het auteursrecht met betrekking tot ‘elk op industriële of ambachtelijke wijze vervaardigd voorwerp, met inbegrip van onder meer […] verpakkingen, uitvoering, grafische symbolen en typografische lettertypen’, indien dat voorwerp in opdracht of op bestelling is ontworpen en voor zover dat voorwerp bestemd is om door de opdrachtgever op industriële schaal te worden vervaardigd en verhandeld.

(…) Voor alle denkbare vormgeving (inclusief ‘verpakkingen, uitvoering, grafische symbolen en typografische lettertypen’) die wél wordt ontworpen met het oog op vervaardiging ‘op industriële schaal’ en verhandeling ervan door de opdrachtgever, geldt evenwel dat de opdrachtgever de auteursrechthebbende is (behoudens andersluidend beding). Dit zal voor de beroepsorganisaties BNO en Pictoright ongetwijfeld aanleiding zijn om te benadrukken dat een dergelijk andersluidend beding door de ontwerper moet worden overeengekomen. Maar voor al die situaties waarin één en ander niet duidelijk anders is overeengekomen, geldt nu de duidelijke regel dat bij – door de opdrachtgever – op industriële schaal te vervaardigen en te verhandelen vormgeving het daarop rustende auteursrecht toekomt aan de opdrachtgever. En dat is misschien wel zo praktisch6 (al zullen de BNO en Pictoright daar ongetwijfeld anders over denken)."

Lees de gehele noot hier of hier (AMI-online.nl).

IEF 7921

INTEL en verwatering. Economisch gedrag en juridisch bewijs

Antoon QuaedvliegProf. mr. A.A. Quaedvlieg, Klos Morel Vos & Schaap, Radboud Universiteit Nijmegen: INTEL en verwatering. Economisch gedrag en juridisch bewijs. Annotatie bij HvJ EG, 27 november 2008, zaak C-252/07, IEF 7327, Intel Corporation Inc. tegen CPM United Kingdom Ltd. Deze noot zal ter publicatie worden aangeboden aan het Bijblad bij de Industriële Eigendom

“De geciteerde overwegingen veroorzaakten een schokeffect, zeker nadat de Haagse rechter kort daarop toonde die eisen naar de letter te lezen, een uitleg die, blijkens een recente beslissing van de rechtbank Leeuwarden, school maakt. Bewijs van verwatering wordt in die lezing echter zó moeilijk dat het nauwelijks meer rond te krijgen is. Economisch gedrag is op de eerste plaats koopgedrag. Het koopgedrag van consumenten wordt echter door een onontwarbare kluwen van potentiële variabelen bepaald. Het bewijs van het causaal verband is daarom gedoemd te falen. Het is onmogelijk om aan te tonen dat “het economische gedrag van de gemiddelde consument (…) is gewijzigd als gevolg van het gebruik van het jongere merk” en de daaruit voortgevloeide verwatering; er kunnen in iedere gegeven situatie nog tal van andere oorzaken zijn. Bij de gegeven onmogelijkheid van bewijs kan de actie tegen verwatering de facto uit het arsenaal van de merkhouder geschrapt moeten worden.

De bovenstaande strikte lezing van het arrest komt echter neer op een eis van economisch bewijs. Zij gaat, simpel gezegd, uit van de veronderstelling dat een economische gedragsverandering met cijfers (omzet, verkoopaantallen of anderszins) moet worden onderbouwd en dat de variaties in die cijfers herleidbaar moeten zijn op (het uitzonderlijk diffuse gegeven van) de verwatering van het onderscheidend vermogen. Deze noot bestrijdt die lezing. Een economisch bewijs van een gedragswijziging bij de consument wordt door INTEL niet opgelegd. Rechtsoverweging 77 moet gelezen worden in haar verband met de overige tekst van het arrest, die anders leert; ook de strekking van het arrest is er niet te verenigen met een eis van economisch bewijs. INTEL eist niet meer dan ouderwets juridisch bewijs, en eist dat zelfs expliciet. Het leert echter wel dat het verwateringsgevaar een bepaald economisch realiteitsgehalte moet hebben.”

Lees de volledige noot hier.

IEF 7916

Berendsen Blogt

Kees BerendsenKees Berendsen, Croon Davidovich: Hoe vrij is de fotograaf?

“Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft onlangs een uitspraak gedaan die volgens Rémy Chavannes op nu.nl en NRC grote gevolgen heeft voor de Nederlandse media. Die gevolgen zijn er, zeker. Maar zijn ze zo groot als Chavannes stelt? Corien Prins en Remco Nehmelman plaatsten - in het NRC - ook al hun kanttekeningen daarbij.

De uitspraak [Chamber judgment Reklos and Davourlis v. Greece 15.01.09, lees de uitspraak hier - IEF] gaat – kort gezegd - over de vraag of iemand recht heeft op zijn eigen afbeelding als zodanig. 'Ja' zegt het EHRM. De eigen afbeelding maakt deel uit van het recht op privacy conform artikel 8 van het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens. De zaak betrof het portret van een baby gemaakt door een fotograaf met instemming van het ziekenhuis waar de baby verbleef, maar zonder toestemming van de ouders. (…)  Moet de fotograaf anders gezegd op grond van deze uitspraak telkens als hij een foto wil (openbaar)maken toestemming vragen.

Mijn stelling is anders dan die van Chavannes, dat dat niet het geval is. Het EHRM geeft in zijn uitspraak in de eerste plaats duidelijk aan dat het haar oordeel baseert op een afweging in deze specifieke zaak. Het zegt in overweging 41: 'In this connection it should be noted that the applicant's son (de baby), not being a public or newsworthy figure, did not fall within a category which in certain circumstances may justify, on public-interest grounds, the recording of a person's image without his knowledge or consent'.

Lees het hele commentaar hier (IE-IDEE, weblog Kees Berendsen, met reactie Frank Heideman).

IEF 7908

De uiterlijke vorm dicht te benaderen

Bas Kist, ShieldmarkZacco:  Echt, net echt of bijna namaak. Rondleiding door de supermarkt als het museum van bijna-namaak. Over de strijd tussen A-merken en huismerken (NRC 13 mei 2009)

“De aanleiding voor deze guided tour zijn de opmerkingen van de Vice President Legal Affairs van merkartikelenfabrikant Sara Lee, Hans Voorberg, die vorige maand tijdens een congres over merken stelde dat de positie van het A-merk door de Nederlandse supermarkten op verschillende manieren wordt ondergraven.

(…) We beginnen onze tour in de Snack Room van het museum. Aan uwrechterhand ziet u meteen al een pronkstuk uit de collectie: de Temptations Sweet Chili chips. Dit is recent werk van de huismerkdesigners en ik kan u zeggen dat het een ongekend succes is. De combinatie van de naam, kleurstelling en ingrediënten roept bij al onze bezoekers meteen de gedachte op aan de grote inspiratiebron, de Sensations Sweet Chili chips van Lay’s. En zoals bij veel topstukken in dit museum roept het meteen vragen op als: is het namaak, of bijna-namaak, of origineel? Het gaat hier om zo subtiel gemaakte verschillen dat het de vraag is of hier in juridische zin sprake is van namaak.

Als we hier de hoek om gaan komen we in de Sauzen & Soepen Sectie van het museum. Hier maakt u kennis met een ander staaltje raffinement van de in-house-ontwerpers. Zij laten zich niet alleen door het design van de verpakkingen van A-merken inspireren, ze kijken ook goed naar de vorm. Aan uw linkerhand ziet u hoe de designers er in geslaagd zijn de uiterlijke vorm van de bekende Heinz-ketchupfles heel dicht te benaderen. En wat vindt u van deze, hier op rechts? Dat is de populaire Kop Soep, de poedersoep van het museum. Zonder twijfel geïnspireerd op het Amerk Cup a Soup. Een gedurfd meesterwerkje, met die herkenbare P zo groot op de verpakking.”

Lees het artikel hier.

IEF 7887

Noten van Koelman

Kamiel Koelman, Van Diepen Van der Kroef: Noot bij HvJ EG, 11 december 2008, zaak C 52/07, IEF 7396, Kanal 5 Ltd & TV 4 AB tegen Föreningen Svenska Tonsättares Internationella Musikbyrå (STIM) upa.  Deze noot is eerder gepubliceerd in AMI 2009, p. 57-61.

De verwijzende Zweedse rechter vraagt het HvJEG onder meer of de Zweedse Buma (STIM) misbruik maakt van haar machtspositie, als ze een aandeel opeist van de inkomsten van een televisiezender, terwijl een duidelijk verband ontbreekt tussen die inkomsten en de prestatie van de collectieve beheersorganisatie (CBO).

(…) De moraal van het verhaal: een omroep die haar administratie zo opzet dat per programma wordt bijgehouden wat het muziekgebruik is, wat de kijkcijfers zijn en wat de inkomsten uit de bijbehorende reclameblokken zijn, kan een valide argument hebben om minder aan een CBO af te dragen. Voorwaarde daarvoor is uiteraard wel dat uit die administratie blijkt dat programma’s waarin veel muziek wordt gebruikt, relatief juist weinig opleveren. Het voor de hand liggende tegenargument van de CBO zal echter zijn dat in het huidige tarief met dit gegeven al rekening is gehouden: de huidige royalty zou hoger zijn geweest, als het uitgangspunt was geweest dat muziek bij álle programma’s belangrijk is. En indien alleen nog wordt geheven op inkomsten gegenereerd in verband met programma’s waarin muziek is gebruikt, moet de vergoeding daarvoor omhoog. Wanneer de CBO het goed speelt, kunnen de totale inkomsten zelfs omhooggaan. Hier wreekt zich het feit dat de waarde van door een CBO met een machtspositie beheerd gebruik, in absolute zin niet is vast te stellen.Het is daarom onmogelijk om te bepalen of zo’n claim van een CBO terecht is, of onterecht.

Lees de volledige noot hier.

Kamiel Koelman, Van Diepen Van der Kroef: Noot bij Vzr. Rechtbank Haarlem 19 augustus 2008, IEF 7001, The Performing Right Society Limited tegen Vereniging Buma. Deze noot is eerder gepubliceerd in AMI 2008, p. 184-189.

Hoe het ook zij, PRS vordert dat Buma wordt verboden om nog langer buiten Nederland licenties aan te bieden voor online gebruik van het PRS-repertoire (…)

Indien straks bijvoorbeeld de Nederlandse kabelexploitanten de muziekrechten voor Engels en Amerikaans repertoire niet meer bij Buma kunnen kopen, gaan er tientallen miljoenen euro’s niet langer door de vingers van de Nederlandse organisatie. Geen wonder dat de strijd hard en bitter is. Of muziekgebruikers op zo’n scenario zitten te wachten is nog maar de vraag. Een Nederlandse kabelexploitant die zorgeloos muziek wil gebruiken moet straks wellicht met tenminste twee organisaties een overeenkomst aangaan. Indien andere organisaties eveneens de rechten in eigen hand houden, kunnen het er nog veel meer worden. Hiertegenover staat dat nog valt te bezien of de (potentiële) concurrentie – de intentie is immers in beginsel dat een kabelaar straks bij meerdere Buma’s terecht kan – de prijs omlaag zal drijven.

Lees de gehele noot hier.

IEF 7886

Auteursrecht op afroep?

Lex Bruinhof, Wieringa Advocaten  Auteursrecht op afroep? Kort commentaar bij Rechtbank Alkmaar, 8 april 2009, IEF 7812 (Stichting Baas In Eigen Huis tegen Vero Sales B.V.).

“Laten we eens kijken of we dit begrijpelijk kunnen maken. (Daarbij vergeet ik maar even de vraag of het de Rechtbank wel was toegestaan om de vordering van de Stichting zodanig om te smeden dat ontvankelijkheid en toewijzing mogelijk waren....). De Rechtbank zegt dus: niet ontvankelijk is de Stichting als zij vordert dat één op één overnemen van de objectgegevens van iedere makelaar die zich bij haar meldt of heeft gemeld met bezwaar tegen plaatsing op Zuka wordt verboden. Maar wel ontvankelijk is zij als ze vordert dat dergelijk één op één overnemen wordt verboden ten aanzien van iedereen die zich bij Zuka meldt met dat bezwaar. En als er dan tóch geplaatst blijft worden, dan is Zuka niettemin aan de Stichting de dwangsommen verschuldigd.

Maar… auteursrecht is toch auteursrecht? Of je nou wel of niet vertegenwoordigd wordt door de Stichting en of je nou wel of niet bezwaar hebt tegen plaatsing op Zuka? De Rechtbank lijkt hier een soort impliciete licentie te vooronderstellen, die aan Zuka is gegeven door alle makelaars die niet tevoren aan Zuka hebben opgegeven dat ze bezwaar hebben tegen plaatsing. Je zou dus kunnen redeneren dat je als makelaar alleen maar auteursrechtelijk beschermd wordt als je bij Zuka hebt gemeld dat je je auteursrecht daadwerkelijk gerespecteerd wilt zien. Ik ken een mooi proefschrift met de titel “auteursrecht op maat”. Dit lijkt bij eerste lezing nog een stapje verder te gaan: “auteursrecht op afroep”. Moeten we het echt zo zien?

Nee hoor, zo is het niet. Natuurlijk houdt iedereen gewoon zijn auteursrecht. En een makelaar die niet expliciet tegen Zuka gezegd heeft dat ze alleen het Jaap-quotum mogen plaatsen kan dus toch nog gewoon een procedure tegen Zuka beginnen wegens auteursrechtinbreuk. Alleen: Zuka is in dat geval niet de dwangsom aan de Stichting verschuldigd. Verder blijft alles bij het oude.

En in die zin is dit wel een inventieve, pragmatische uitspraak. De Stichting heeft toch iets binnengesleept. Stichting plus achterban hebben een extra wapen: direct door de Stichting opeisbare dwangsommen bij overtreding van het Jaap-quotum ten aanzien van de achterban. En het auteursrecht op huizenfoto’s en omschrijvingen is weer eens bevestigd. Volledig, als absoluut recht en -bij goede lezing van de uitspraak- allerminst op afroep."

Lees hier meer.

IEF 7883

Wurgcontracten doorstaan

Margriet Koedooder, De Vos & Partners: Wie beroemd wil gaan moet wurgcontracten doorstaan.

Wat hebben Paul Pott, Susan Boyle en Harry met elkaar gemeen? Zij zijn allen acteurs in de producties van een Britse Simon: Simon Cowell of Simon Fuller, al naar gelang de talentenshow waar het om gaat.
 
(…) Dat kan hij, Simon Fuller, realiseren doordat de talenten die meedoen aan de shows allen hetzelfde wurgcontract krijgen aangeboden bij de aanvang van de opnamen. Men kan de ondertekening niet weigeren, althans, als men met de show mee wil doen. Het gaat om een ‘take-it-or-leave-it aanbod. Simon Cowell heeft goed naar het Idol format gekeken en laat de talenten die willen optreden in zijn shows al evenzeer een wurgcontract tekenen.

Dankzij deze contracten komen alle talenten die goed genoeg zijn voor commerciële exploitatie van hun talent, onder contract bij hetzij 19 Recording (de maatschappij van Fuller), Syco Records (het bedrijf van Cowell) of een partij met wie de heren een exclusieve afspraak hebben gemaakt. In het geval van Cowell gaat het dan bijvoorbeeld om Sony BMG, waarvan Syco Records een onderdeel is geworden. Maar het gaat zeker niet alleen om inkomsten uit platenroyalties. Het format van American Idol wordt bijv. geschat een waarde te hebben van 2,5 miljard dollar, bestaande uit inkomsten van sponsors, merchandising, telefooninkomsten, muziekverkopen, uitzendrechten en advertentieinkomsten. En in alle inkomstenstromen delen de heren gezellig mee. Zie hier het ultieme ‘360 graden’ model dat tegenwoordig ook door ‘majors’ wordt gepropagandeerd. De producenten van de formats en alle andere zakelijke betrokkenen hebben het dus goed voor elkaar. Maar hoe zit het dan met de artiesten?

Lees hier meer (weblog Margiet Koedooder).