DOSSIERS
Alle dossiers

Publicaties & Noten  

IEF 11224

Er is iets merkwaardigs aan het “Norma/NL Kabel”-arrest

Met commentaar in't kort van Erik de Vos, Kracht advocatuur.

Op 10 april 2012 [IEF voer er een schok door rechtenbeherend Nederland: het Haagse hofoordeelde dat de omroepen niet meer zelfstandig uitzenden, maar dat het de kabel-exploitanten zijn die de ‘primaire openbaarmaking’ (in opdracht van de omroepen) verrichten. De kabelaars zijn derhalve ook geen vergoeding meer verschuldigd voor ‘her-uitzenden’, hetgeen de (voorheen) rechthebbenden miljoenen scheelt.

De kwestie was als volgt. Norma is een collectieve beheersorganisatie (CBO) die op grond van art. 14a Wet Naburige Rechten (“WNR”) voor uitvoerende kunstenaars vergoedingen claimt van partijen die ‘heruitzenden’. Vroeger zonden de omroepen zelf (via de zendmasten van destijds Nozema) hun signalen via de ether uit, waarna die signalen door de kabelaars met antennes werden opgepikt en aan hun abonnees werden doorgegeven. In die situatie was er sprake van een duidelijke ‘primaire’ openbaarmaking door de omroepen en een ‘secundaire’ openbaarmaking door de kabelaars.

Na de zogenaamde ‘switch-off’ op 11 december 2006 zijn de omroepen er toe overgegaan om hun programma’s via de ‘Media Gateway’ aan de kabelaars ter uitzending beschikbaar te stellen. Kort samengevat, oordeelt het hof nu dat voor een openbaarmaking noodzakelijk is dat er sprake is van ‘een mededeling aan het publiek’. Het via de ‘Media Gateway’ aan de kabelaars beschikbaar stellen van de programma’s ter uitzending geldt niet als zo’n mededeling, aangezien de Media Gateway alleen voor de kabelaars toegankelijk is en niet voor het publiek. Daarmee valt het doek voor de aanspraken van Norma op grond van de WNR, en in haar kielzog voor alle CBO’s die een vergoeding van de kabelaars vragen voor ‘secundaire’ openbaarmaking.

Maar er is iets merkwaardigs aan het “Norma/NL Kabel”-arrest. Dat ligt niet aan de conclusie van het hof (‘als de omroepen niet meer uitzenden, kunnen de kabelaars niet meer her-uitzenden’), maar aan de wijze waarop het hof aan twee mijns inziens cruciale factoren voorbijgaat. Het eerste pijnpunt is het openbaar maken door de omroepen zelf, het tweede is de doorgifte door de kabelaars aan hun abonnees.

De manier waarop Norma haar stellingen en argumenten heeft onderbouwd, is niet zonder meer terug te vinden in het arrest. Het is mogelijk dat Norma alles wat ik hieronder ga zeggen zelf ook al had bedacht, maar dat het hof daar niet expliciet op in is gegaan. Bovendien ben ik er vanuit gegaan dat de kabelaars in Nederland allemaal aangesloten zijn op die Media Gateway. Dat leek me het geval aangezien naast de kabel-exploitanten Ziggo, Delta Comfort en UPC, ook de belangenvereniging NL Kabel voor de rechter stond. Ook stellen de kabelaars zelf dat er geen sprake meer van is dat een kabelaar signalen oppikt via antennes en dan heruitzendt.

En nu de problematische kanten van het arrest. Eerst die andere openbaarmaking door de omroepen zelf. Het hof (r.o. 4.2) oordeelt dat openbaarmakingshandelingen door de omroepen bij de distributie van programma’s waarbij de kabel geen rol speelt niet relevant zijn “aangezien het er in dit verband om gaat of aanlevering aan de kabel een openbaarmaking oplevert.” Het hof gaat er daarbij kennelijk vanuit dat de uitzending via de kabel c.q. via de kabelaars de eerste openbaarmaking is, tenzij er in die keten een eerdere openbaarmaking was. Alle andere openbaarmakingen (via de satelliet (CanalDigitaal), de digitale ether (Digitenne) en internet etc.) zijn – zo interpreteer ik het hof – per definitie latere openbaarmakingen, die in deze procedure niet aan de orde waren.

De vraag is of het hof daarbij voorbij is gegaan aan de algemene, ongecodeerde, vrije beschikbaarheid van (in ieder geval) de Nederlandse zenders 1, 2 en 3; te ontvangen door iedereen met een eenvoudige antenne. Die zogenaamde ‘free to air’-uitzending vindt eveneens plaats onder verantwoordelijkheid van de omroepen. De omroepen leveren het signaal aan bij KPN, die het doorvoert naar haar zendmasten en in opdracht van de omroepen uitzendt als digitaal signaal via de ether. KPN maakt hierbij niet zelfstandig openbaar, maar is gewoon het doorgeefluik.

Het spreekt vanzelf dat de omroepen niet twee keer, gelijktijdig maar via verschillende wegen, een eerste openbaarmaking kunnen verzorgen. Als de openbaarmaking via de kabel nu (zoals het hof oordeelt) de eerste uitzending is, dan moet de ‘free to air’-uitzending de heruitzending zijn. Wellicht zijn het in dat geval de omroepen zèlf die een vergoeding verschuldigd zijn aan Norma en aan alle overige heruitzending-claimanten. Maar het is ook mogelijk dat die ‘free to air’-uitzending wel degelijk als de primaire uitzending moet worden gezien, waarna de kabelaars (ongeacht hoe ze aan hun signaal komen) nog steeds ‘heruitzenden’.

De andere kwestie betreft de vreemde situatie dat de kabelaars niet alleen doorgeven namens de omroepen aan een ongedifferentieerd publiek, maar dat zij ook televisie aanbieden aan hun abonnees. De website van (bijvoorbeeld) UPC leert dat om via de kabel televisie te kunnen ontvangen er (ten minste) een abonnement nodig is à raison van € 17,50. Als dit de eerste openbaarmaking van de drie Nederlandse zenders is, hoe verhoudt dit zich dan tot de verplichting voor Nederlandse omroepen ex art. 2.1 lid 3 Mediawet 2008 om hun programma-aanbod slechts beschikbaar te stellen tegen de kosten van “aanschaf en gebruik van technische voorzieningen die de ontvangst mogelijk maken”? Dat onder dat laatste ook een abonnement bij een kabelaar valt, is moeilijk verdedigbaar.

Als de Nederlandse zenders wèl ook vrijelijk via de kabel voor iedereen beschikbaar zijn, dringt de vergelijking zich op met het vonnis van de Amsterdamse voorzieningenrechter in de zaak tussen een aantal CBO’s en Digitenne (Vrz. Rb. Amsterdam, 25 november 2010, “Cedar/Digitenne”, [IEF 9244, red.]). In die zaak werd Digitenne gedaagd omdat zij een nieuwe openbaarmaking zou verrichten. Digitenne verdedigde zich met de stelling dat de Nederlandse zenders 1, 2 en 3 te ontvangen waren voor wie het maar beliefde, ook zonder de ‘smartcard’ van Digitenne. De rechtbank stelde (r.o. 5.11) dat die vrije openbaarmaking er niet toe doet, maar dat de relevante vraag is of er een doorgifte plaatsvindt op een wijze die aan Digitenne valt toe te rekenen. Van belang daarbij was onder meer dat Digitenne abonnees wierf met een pakket via haar te ontvangen kanalen waar ook Nederland 1, 2 en 3 in was opgenomen. Dit oordeel van de voorzieningenrechter lijkt mij juist, zeker ook met in gedachten het arrest van het HvJ EU inzake “Rafael Hoteles” (Hvj EU 7 december 2006, C-306/05, “SGAE/Rafael Hoteles” [IEF 3022, red.). Waarom zou voor de kabelaars nu iets anders gelden dan voor Digitenne of hotel-eigenaren?

Samengevat, lijkt mij dat het hof twee belangrijke kwesties over het hoofd heeft gezien. Echter, zoals gezegd, kan ik in het arrest niet teruglezen of Norma deze stellingen heeft betrokken. Het is mogelijk dat in het partijdebat Norma de vergoeding die zij verlangde van de de kabelaars geheel afhankelijk heeft gemaakt van de band met de omroepen, met als gevolg dat zij nu rechteloos achter is gebleven.

Erik E. de Vos
Afbeelding: gelinkt van advocatie.nl

IEF 11215

Overzichtsartikel verslagen TPB zitting

Vanwege de grote interesse, hieronder enkele verslagen van de zitting van afgelopen donderdag van de Stichting BREIN tegen UPC e.a. over de blokkering van de website van The Pirate Bay.

Stichting BREIN: verslag zitting to block or not to block, verslag zitting BREIN / UPC, KPN, Tele2 en T-Mobile mbt blokkering toegang tot The Pirate Bay
De zitting betrof dan ook een herhaling van zetten, extra langdurig doordat de ISP's vertegenwoordigd door drie advocatenkantoren met elk meerdere advocaten tenminste drie keer min of meer hetzelfde verhaal hielden. Zij zijn allen fel gekant tegen de van hen verlangde blokkering van toegang tot The Pirate Bay. De door hen verwoordde angst is dat van hen verlangd zal worden dat zij ook allerlei andere onrechtmatige en strafbare sites blokkeren, hetgeen in menig andere EU lidstaat al gemeengoed is. Overigens blokkeren ook Nederlandse access providers al volop zoals met name spam.

Webwereld: verslag: BREIN vs. KPN, UPC, Tele2, T-Mobile
Zo bleek dat de rechtbank had geblunderd met statistieken van filesharende Ziggo- en XS4ALL-abonnees. Ook is het causale verband tussen het delen van bestanden met een torrentclient en bezoek aan de Pirate Bay onduidelijk. Vooraanstaande juristen kwamen met meer fundamentele juridische kritiek op de proppen.

PCM Web: Brein overweegt zwaardere maatregelen tegen providers
Uit een onderzoek van de UVA zou ook blijken dat blokkade van de populaire site weinig effect sorteert. Joris van Manen, advocaat van Brein, zegt als de blokkade van The Pirate Bay niet werkt, er zwaardere maatregelen zullen worden overwogen. Van Manen vermeldt niet wat de maatregelen zouden kunnen zijn. De providers waren unaniem van mening dat ze niet de aangewezen partij zijn om auteursrechtinbreuk te voorkomen.

Tweakers: Providers: blokkade The Pirate Bay is zinloos
Hij noemt The Pirate Bay de 'grootste auteursrechtinbreuk in de geschiedenis van de mensheid'. Volgens UPC staat echter allerminst vast dat de blokkade auteursrechtinbreuk heeft helpen te voorkomen.

IEF 11213

Niet het internet, maar het auteursrecht is het probleem

Een bijdrage van de Piratenpartij in reactie op SOS Internet  [IEF 11206].

Het internet is een netwerk gebaseerd op het principe dat men van ieder willekeurig punt naar een ander willekeurig punt verbonden, en ook doorverbonden, kan worden. Dat het destructief voor het netwerk is om in een dergelijk netwerk de route naar een eindbestemming te verbieden is evident, zoals Steunfonds Open en Stabiel internet (SoS) recentelijk ook aangaf in een artikel in de Volkskrant van donderdag j.l. [ook ingezonden IEF 11206].

Het jagen op een eindbestemming in dit netwerk is eveneens onbegonnen werk, maar het staat stichting BREIN natuurlijk wel vrij om te doen. Wel dient hierbij de notitie gemaakt te worden, dat deze eindpunten zich dan dus verplaatsen naar het buitenland, naar gebieden waar BREIN en haar internationale zusterorganisaties geen jurisdictie hebben. Deze landen krijgen vervolgens de innovatie die deze platformen met zich meebrengen. De westerse wereld schiet zichzelf hiermee gerechtelijk in de voet.

Dit is een breder probleem wat zich onder het gehele zogenaamde ‘intellectueel eigendom’ voordoet. De wetgever geeft met deze wetten een monopoliepositie uit handen die bij de rechter afgedwongen kan worden. Evenwel voorziet deze wet er niet in dat deze monopoliepositie misbruikt kan worden. Of we kijken naar BREIN, die met deze wet in de hand de digitale markt neerschutterd, of de patentoorlogen van telefoonproducenten. Deze rechten zijn geworden tot een wapen om de dominante marktpositie via de rechter af te dwingen.

Het beeld van massale verliezen door ‘piraterij’, dat door BREIN wordt geschetst, is dan ook apert onjuist. Vele onderzoeken hebben al uitgewezen dat piraterij geen schade toebrengt aan de culturele markt als geheel. Mensen hebben een bepaald budget voor culturele uitgaven, en de vraag is slechts waar dit geld aan uitgegeven wordt. Een tussenpersonen-industrie die haar plaats in de waardeketen slechts bij de rechter kan opeisen heeft geen bestaansrecht. Eens te meer omdat ze daarmee een deel van dat culturele budget op eist, wat nu dus niet naar artiesten zelf gaat. De gemiddelde artiest is er sinds het begin van al dat downloaden dan ook immens, en aantoonbaar, op vooruit gegaan.

Het idee van de ‘digitale flitspaal’, zoals geopperd door SoS internet, brengt verder ernstige risico’s met zich mee. Dit is een zeer verregaande vorm van controle. Deze controle schendt de privacy van de gebruikers, daar het geen openbare snelweg controleert maar de in beginsel private communicatie tussen mensen. Ook criminaliseert het de gebruiker, er ontstaat een omgekeerde bewijslast. Omdat u mogelijk wat upload wat onder het huidig auteursrecht niet mag, wordt alles op voorhand gecontroleerd. Dit is natuurlijk ontoelaatbaar, dit is big brother ten voeten uit!

Uit de woorden van stichting BREIN van in het proces tegen de overige providers valt op te maken dat zij ook dit soort ingrepen niet zal schuwen, zo ze ermee weg komt. Ook betekend dit dat ze de individuele gebruikers op deze wijze zouden willen aanpakken. Hiermee komen ze terug op een eerdere belofte dat het niet ging om de individuele gebruiker, maar om de grote aanbieders. Een individuele aanpak met draconische boetes als gevolg kan dus binnenkort ook in Nederland werkelijkheid worden. Het ‘sluitstuk’ van BREIN’s aanpak was providers TPB af te laten sluiten, en is nu volgens BREIN nog slechts het begin.

De oplossing van SoS negeert daarmee dat het afdwingen van auteursrechten in de digitale omgeving niet slechts snijdt met iedere notie van netwerkneutraliteit, maar nog veel belangrijker, met een grote greep uit de fundamentele mensenrechten. Dit opdat een overbodige industrie de wetten van de vrije markt kan overleven met een corporatistische repressie die zijn weerga niet kent. Het echte probleem ligt niet bij het downloaden, of onze burgerrechten, maar bij het huidige auteursrecht. Het huidige auteursrecht is een opgelapt relikwie uit 1912 en niet meer van deze tijd. De enige oplossing voor de huidige situatie is een radicale hervorming van het auteursrecht, waarin het delen en creëren van kennis en cultuur wordt gestimuleerd en niet wordt belemmerd.

MVG,

Piratenpartij Nederland

IEF 11208

Opening Speech of EPO President Benoît Battistelli

Opening Speech of EPO President Benoît Battistelli, International Patent Forum 2012, 18th April 2012, London, United Kingdom.

Inhoudsopgave:
I. Introduction
II. The EPO: Recent developments
A. Strategic orientations
B. Enhancing quality
C. Enhancing efficiency
III. The EPO and the Unitary Patent
IV. Conclusion

(...) However, owing to the lack of agreement among member states on the location of the central patent court, the signing ceremony for the unitary patent system, scheduled for December 2011 in Warsaw, was cancelled.

Being a French President of a European Organisation based in Münich and addressing a qualified audience in London, you will easily understand that I will stay silent on this issue.

But I would like to give a warning anyway: whatever will be the decision on the location of the Court, please take it quickly. A great deal of energy has been engaged to obtain the current result which is positive or at least acceptable for a lot of us. Of course, it is always possible to improve but the better is the enemy of the good.

Earlier this year, the European Parliament already postponed its First Reading and the vote on the creation of the new system to an "indefinite time" in the future. Substantive misgivings are still being voiced in some quarters about the European Patent Court and the litigation arrangements, which are a fundamental element of the proposed system.

In my opinion, it is a mistake to believe that a general agreement is now reached and we can afford endless discussion on the last remaining issues.

(...)
My personal conviction is that we must move forward to the completion of the European patent system, with a unitary patent and a centralised, specialised patent court.

This, in my view, is an economic imperative. With Europe's fragmented market in innovation and IP, we are at risk of losing out to the world's other superpowers. It is time that we set aside our differences. We must focus on our needs as Europeans, and re-shape the European patent system accordingly.

IEF 11206

Geen IP-blokkades maar digitale flitspalen (opinie)

Een bijdrage van SOS Internet.

SOS Internet vindt dat de rechter geen blokkade van The Pirate Bay moet opleggen aan KPN, Tele2, UPC en T-Mobile. Een blokkade helpt niet. Een "digitale flitspaal" voor auteursrechtenschenders wel.

Een digitale flitspaal is een veel betere oplossing tegen het uploaden van films dan het blokkeren van The Pirate Bay. De initiatiefnemers van Steunfonds Open en Stabiel Internet roepen op de blokkade donderdag in de rechtszaal niet uit te breiden naar alle grote ISPs.

Ad-hoc blokkades
Sinds 1 februari moeten de Internetproviders Ziggo en XS4ALL van de rechter The Pirate Bay blokkeren en heeft de stichting BREIN een carte-blanche om de blokkadelijst aan te vullen in een, naar het zich inmiddels laat aanzien, eindeloos kat-en-muis spel [red. IEF 10763].

Zulke ad-hoc blokkades bij de providers zijn erg riskant voor het stabiel functioneren van Internet. In Denemarken bestaat al enige tijd zo'n blokkadesysteem. Eind februari werd op de verkeerde knop gedrukt en gingen er 8000 sites uit de lucht, waaronder zoekmachines, sociale netwerken en belangrijke publieke informatiebronnen. Straks zitten wij; de gebruikers, bedrijven en de BV Nederland met de brokken.

Een blokkade helpt niet tegen auteursrechtinbreuk met filesharing-programma's. BREIN stelde van wel en de rechter gaf BREIN het voordeel van de twijfel. De effectiviteit was in Nederland niet aantoonbaar voordat deze blokkade in werking trad. Met een nu herhaalde meting wel. Afgelopen vrijdag is door de Universiteit van Amsterdam bekend gemaakt dat er geen significante daling is gevonden door de blokkades bij Ziggo en XS4ALL. Blokkeren blijkt inderdaad nutteloos.

Aanpakken bij de bron
BREIN wil deze blokkade uitbreiden naar alle grote ISPs en voert op 19 april een Kort Geding. Een belangrijk argument van BREIN is dat een blokkade bij de Internetproviders het laatste redmiddel is voor auteursrechthebbenden en daarmee proportioneel.

Dit verrast. Werkelijk iedereen is het erover eens dat blokkeren (of beter nog, verwijderen) bij de bron de beste maatregel is. Maar met het blokkeren van The Pirate Bay wordt auteursrechtinbreuk niet verminderd, want de verwijsindex die ze tonen is zelf niet de bron van de inbreuk. En er bestaan wel degelijk andere doelgerichte alternatieven.

Bij het gebruik van fileshare-software wordt de daadwerkelijk inbreuk gepleegd door de eindgebruikers zelf: zij zijn het zelf die via hun upload het materiaal aanbieden. Stoppen van auteursrechtinbreuk is alleen mogelijk als eindgebruikers meewerken. Óf vrijwillig, door alleen gebruik te maken van legale diensten, òf onvrijwillig, door bestraft te worden voor gebruik van niet-legale alternatieven. We snappen natuurlijk best dat tot nu toe zowel politici als auteursrechthebbenden er niet happig op zijn hun kiezers en klanten aan te pakken. Maar dat is echt het enige dat werkelijk effect heeft. Ons collectieve struisvogelgedrag moet stoppen in het belang van een open en stabiel internet!

Het aanpakken bij de bron kan: we schetsen een aantal mogelijkheden uit vele. Door te combineren wordt het nog doelgerichter.

De digitale flitspaal
UvA onderzoekers hebben meet-software vrij beschikbaar gesteld die met grote regelmaat "foto's" kan maken van de situatie rond uitwisselingsverkeer op het Nederlandse internet. De software kijkt alleen naar degenen die daadwerkelijk betrokken zijn bij uploaden en vermijdt daarmee overige internetters onder constante bewaking te zetten. Dit kan goed gebruikt worden om "veelplegers" op te sporen, zonder ongewenste neveneffecten op privacy en communicatievrijheid.

Daarmee is in feite een "Digitale Flitspaal" ontstaan. Zoals boetes voor snelheidsovertredingen op de deurmat belanden via de Kentekenregistratie zouden ook boetes voor uploaders uitgedeeld kunnen worden. Iedere internetverbinding heeft namelijk zijn eigen "kenteken", het Internetadres. Internetproviders zijn wettelijk verplicht die te registreren bij het CIOT, een centrale overheidsdatabank die de Internetadressen koppelt aan naam, adres en woonplaatsgegevens. Daarmee is in analogie met de "wet Mulder" voor snelheidsovertredingen een transparant en controleerbaar boete-incassosysteem op te zetten voor auteursrechtinbreuk.

Downloadheffing
Daarnaast kan een systeem opgezet worden, waarbij een gebruiker die veelvuldig auteursrechtinbreuk pleegt eerst een waarschuwing krijgt per e-mail, voordat daadwerkelijk tot individuele (boete)heffing overgegaan wordt. Vergelijk het met de waarschuwingen voor flitspalen op een TomTom. De internetprovider vervult hierbij zijn normale rol van doorgeefluik, waarbij hij als extra voorziening de identiteit van zijn klanten afschermt.

Tot slot kan de invoering van een downloadheffing overwogen worden. Oftewel: legalisatie van digitaal kopiëren op beperkte schaal in huiselijke kring, als uitbreiding van de thuis-kopieerheffing. Een bedrag, afhankelijk van de aard en capaciteit van de internetverbinding, zoals wegenbelasting. Het totaalbedrag wordt vervolgens op de gebruikelijke wijze via auteursrechtenorganisaties verdeeld onder de rechthebbenden.

Riskante neveneffecten
De nu opgeëiste blokkades als "last resort" bestempelen gaat veel te ver: het blijkt niet effectief, er zijn riskante neveneffecten en er zijn betere alternatieven. Maar ook het downloadverbod van Staatssecretaris Teeven sneuvelde in de Tweede Kamer. Stagnatie en onnodige juridische clashes domineren. Steunfonds Open en Stabiel Internet zal daarom een publiek debat organiseren waarin alle betrokkenen, internetproviders, auteursrechthebbenden, maar nu ook de gebruikers, bedrijven, politiek en overheid samen tot een afgewogen en beheersbaar systeem kunnen komen, dat maximaal recht doet aan alle belangen.

Marleen Stikker, Jasper Koolhaas, Simon Hania en Hendrik Rood zijn initiatiefnemers van het SOS Internet.

IEF 11192

Kroniek van de Intellectuele Eigendom 2011

D.J.G. Visser 'Kroniek van de Intellectuele Eigendom', NJB 13 april 2012, afl. 15 p. 1041-1049.

Filteren, blokkeren en afsluiten. Uploaden en downloaden. Afvullen, navullen en hervullen. Tablet-computers, bh’s met extra bandjes en altijd weer die spijkerbroeken en die kinderstoelen. Sleutelwoorden, kleuterfoto’s, flippo’s en de geïnformeerde gebruiker. Het merkenrecht is al volledig Europees. Het auteursrecht zit in een Europese stroomversnelling. Het modellenrecht kreeg zijn eerste uitspraken van het Europese Hof. In het octrooirecht discussieert men over de vestigingsplaats van een gemeenschappelijk octrooigerecht en over eerlijk, redelijk en niet-discriminerend licentiëren. De geschriftenbescherming lijkt nu echt verleden tijd.

Lees de gehele publicatie hier (directe pdf-link).

IEF 11196

SEKAM en VEVAM sluiten akkoord over splitsing

Uit't persbericht: De collectieve beheerorganisaties SEKAM en VEVAM hebben overeenstemming bereikt over volledige splitsing van beide organisaties en beëindiging van samenwerking binnen het Servicebureau Filmrechten. SEKAM behartigt de auteursrechtelijke belangen van onafhankelijke film en televisieproducenten, en VEVAM behartigt auteursrechtelijke belangen van regisseurs.

Beide organisaties kennen een lange historie van nauwe samenwerking. VEVAM vertegenwoordigde oorspronkelijk niet alleen de regisseurs maar ook de producenten en de scenaristen van film en televisiewerken.

Eind 2009 kwamen beide partijen al overeen dat SEKAM de vertegenwoordiging van de producenten overnam en VEVAM werd omgevormd tot een regisseursorganisatie met ingang van 1 april 2010. Het akkoord dat nu is gesloten en 16 april 2012 zijn beslag zal krijgen, leidt er toe dat ook de financiële banden tussen beide organisaties definitief zijn gesplitst.

Het van oudsher gezamenlijke Servicebureau Filmrechten komt in handen van SEKAM en zal zich voortaan uitsluitend bezighouden met de incasso en verdeling van auteursrechtelijke vergoedingen voor de Nederlandse producenten.

Om de splitsing voor de aangeslotenen en leden zo goed mogelijk te begeleiden zijn het Servicebureau Filmrechten (020-3303663) en VEVAM (020-6248844) beschikbaar voor het beantwoorden van vragen

IEF 11188

Bekrachtiging lijst van"probleemvluchten"

Hof Arnhem 10 april 2012, LJN BW2994 (Transavia Airlines C.V. tegen EUClaim B.V.)

Uitspraak ingezonden door Milica Antic, SOLV.

In navolging van RB 1135. In een kort geding tussen luchtvaartmaatschappij Transavia en EUclaim biedt diensten en verkoopt documenten aan waarmee passagiers claims kunnen indienen op grond van EU en nationale wet- en regelgeving, inzake misleiding en onrechtmatig handelen. De voorzieningenrechter oordeelt dat EUclaim niet misleidt of onrechtmatig handelt en wijst de vorderingen af. In hoger beroep bekrachtigt het hof het tussen partijen gewezen vonnis.

3.17. EUclaim vermeldt nergens op haar website dat de vluchten op de lijst van Transavia-vluchten gegarandeerd recht op compensatie geven. De mededeling dat deze vluchten "volgens EUclaim voldoen aan de EG verorderdening 261/2004" is in dit opzicht niet misleidend. Blijkens de woorden "volgens EUclaim" gaat het om de visie van EUclaim zelf, terwijl de mededeling dat de bewuste vluchten aan de Verordening "voldoen" aldus is te verstaan dat zij beantwoorden aan het in de Verordening besloten liggende criterium dat zij zijn geannuleerd of minimaal drie uur zijn vertraagd. Daarmee vallen die vluchten onder het werkingsbereik van de Verordening en geven zij in beginsel -behoudens het geval dat door de luchtvaartmaatschappij wordt aangetoond dat van buitengewone omstandigheden sprake is- recht op compensatie. Om dezelfde reden is ook het gebruik van het woord "probleemvluchten" niet misleidend (welk woord op de aangepaste website overigens niet meer voorkomt).

3.18. De naast de lijst van Transavia-vluchten geplaatste tekst dat "(d)eze vluchten zijn gecontroleerd op overmachtssituaties" is op zichzelf geschikt om een verkeerd beel op te roepen. De overige informatie op de website corrigeert dit beeld echter in voldoende mate. De navolgende teksten op de site maken de passagier die overweegt een claim in te dienen, voldoende duidelijk dat de door EUclaim toegepaste controle op overmacht geen 100% zekerheid geeft en dat compensatie niet zonder meer gegarandeerd is.

3.23. Voor zover Transavia wil betogen dat EUclaim tevens misleidt door op haar website te verzwijgen dat diverse kantonrechters de claimprocedures tegen de luchtvaartmaatschappijen momenteel aanhouden in afwachting van uitspraken van hogerhand over de rechtsgeldigheid van het Sturgeon-arrest, wordt ook dit betoog gepasseerd. EUclaim kan niet worden verweten zich bij de aanbieding van haar diensten te baseren op de uitleg die het HvJ EU in het Sturgeon-arrest aan de Verordening heeft gegeven. Weliswaar is discussie ontstaan over de verenigbaarheid van dit arrest van het EU-recht en het Verdrag van Montreal en zijn in dit kader prejudiciële vragen aan het HvJ EU voorgelegd, maar tot op heden is het Sturgeon-arrest leidend. Van de passagier noch van degene die hem bijstaat mag worden verwacht het indienen van een claim uit te stellen totdat omtrent dit juridisch dispuut uitsluitsel zal zijn verkregen.

Lees het arrest hier (grosse zaaknr. 200.097.503, LJN BW2994)

IEF 11187

Handhaving van auteursrechten is essentieel voor muziekcultuur

M. de Vries, ‘Handhaving van auteursrechten is essentieel voor muziekcultuur’, IE-Forum nr. 11187.

Een bijdrage in de eerdere discussie op IE-Forum: hier.

“Auteursrechten, de inkomsten van auteurs die daaruit voortvloeien en een gezonde en diverse muziekcultuur hangen nauw met elkaar samen. Om een creatieve bijdrage te kunnen leveren aan die cultuur is het noodzakelijk dat componisten en tekstdichters hun auteursrechten kunnen verzilveren. Een goede bescherming van auteursrechten kan uitsluitend bestaan wanneer er een beschermingssysteem bestaat waarin de voornoemde elementen aanwezig zijn. Daarom is een totaalbenadering in de bescherming en handhaving van auteursrechten essentieel voor het behoud van de culturele diversiteit.”

‘Het auteursrecht is het uitsluitend recht van den maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen, bij de wet gesteld.’ Zo luidt artikel 1 van de Auteurswet. Artikel 1 vormt de basis voor het auteursrecht dat componisten, schrijvers van liedteksten, en uitgevers hebben.

 

Door het auteursrecht kunnen auteurs hun muziek verkopen, daarmee krijgen auteurs geld voor het componeren en schrijven van muziek. Het is essentieel voor het behoud en de ontwikkeling van de Nederlandse en Europese culturele diversiteit dat auteurs geld kunnen verdienen met muziek componeren en schrijven. Daardoor kunnen auteurs steeds maar weer nieuwe liedjes maken waar wij dan met z’n allen naar kunnen luisteren. Het is dus belangrijk voor het behoud van de diversiteit in de muziek dat het auteursrechtensysteem wordt gehandhaafd waarmee de inkomsten van auteurs worden geborgd.

Door de innovatie in geluidsdragers en de onbegrensde mogelijkheden welke het internet ons lijkt te bieden voor het online verspreiden van muziek, blijft het vraagstuk actueel hoe de exploitatie en handhaving van auteursrechten zo effectief mogelijk georganiseerd kan worden. In de afgelopen decennia heeft het ‘auteursrecht’ zich een zeer flexibel en toepasbaar recht getoond. Gesteld kan worden dat ondanks de technologische ontwikkelingen het auteursrecht de tand des tijds met glans heeft doorstaan. Het auteursrecht heeft met name zijn waarde en legitimiteit bewezen door de techniek onafhankelijke  toepasbaarheid ervan.  Dat wil zeggen dat ondanks de wijze waarop muziek aan het publiek ter beschikking wordt gesteld, per cd, dvd, ‘streaming’ of download, het auteursrecht van componisten en tekstschrijvers gehandhaafd is gebleven. Auteurs en rechthebbenden zijn nog steeds in staat om op basis van artikel 1 van de Auteurswet inkomsten uit hun werken te genereren, opdat zij met het componeren en schrijven van muziek een bijdrage kunnen leveren aan het culturele erfgoed.

Sinds 1913 behartigt Buma/Stemra de collectieve belangen van de bij haar aangesloten muziekauteurs, tekstdichters en muziekuitgevers. Buma/Stemra doet dat door toepassing van een innovatief en ‘high tech’ systeem waarmee voor muziekgebruik ten behoeve van haar auteurs, tekstdichters en uitgevers geld wordt geïnd. Zo kunnen auteurs zich toewijden aan het maken van muziek terwijl Buma/Stemra zorgdraagt voor de exploitatie. Een dergelijk systeem wordt overal ter wereld toegepast. Auteursrechten van muziekmakers en tekstschrijvers worden overal ter wereld collectief gehandhaafd en beheerd door specifiek voor dat doel opgerichte organisaties. De kracht van een dergelijk collectief systeem is dat tegen relatief lage kosten de auteursrechten kunnen worden geëxploiteerd voor de auteurs. In die collectiviteit ontstaat een vaste waarde voor muziek. Dit zorgt voor een eerlijke vergoeding voor auteurs en uitgevers voor het gebruik van hun muziek.

Om de auteursrechten van de auteurs goed te kunnen beschermen is het noodzakelijk dat een actief handhavingsbeleid wordt gevoerd.  Het kan niet zo zijn dat muziekgebruikers muziek uit illegale bron kunnen downloaden zonder dat de makers van de muziek daarvoor geld ontvangen. Wanneer ik bijvoorbeeld een drankje bestel in een café en deze gebruik, word ik geacht daarvoor te betalen. Waarom zou het voor het muziekgebruik anders zijn? Het verschil in beide producten is natuurlijk evident. Voor het drankje geldt bijvoorbeeld dat het als vast product niet via de digitale lijnen van het internet gedistribueerd kan worden, bij muziek kan dat wel. Daarom geldt voor muziek, anders dan voor vaste producten, dat een vrij laagdrempelige manier bestaat om muziek gratis op internet aan te bieden, zonder dat daarvoor toestemming is gegeven door de rechthebbenden. Een additioneel probleem daarbij is dat het voor de consument verwarrend is of bij downloaden sprake is van illegaal of legaal aangeboden content. De visie van de Nederlandse rechter en de overheid op het downloaden van gegevens uit illegale bron werkt hieraan helaas niet mee. Gesteld kan worden, nu de onrechtmatigheid van downloaden uit illegale bron nog niet kan worden vastgesteld, dat in ieder geval de onrechtvaardigheid ervan zonder verdere uitleg duidelijk is. Daarmee wordt bedoeld dat het gratis verkrijgen van muziek zonder dat de maker daarvoor geld ontvangt als onrechtvaardig kan worden aangemerkt. Deze onrechtvaardigheid lijkt te worden opgeheven door te schermen met de thuiskopieheffing. Een dergelijke heffing op geluidsdragers alleen lijkt nog het meest op een extra belasting op auto’s voor de keren dat door rood gereden wordt, terwijl het natuurlijk in het belang van de goede rechtsorde is om niet door rood te rijden. Om de auteursrecht van componisten en tekstdichters efficiënt en effectief te kunnen beschermen horen de heffing op geluidsdragers en een wettelijk verbod op het downloaden van illegale content naast elkaar te bestaan. Op dit moment bestaan geen Europa brede afspraken over het downloaden van muziek, afkomstig uit illegale bron.

Europa / ACTA

Gelukkig wordt het belang van auteursrechten en een goed functionerend handhavingssysteem voor het belang van de Europese interne markt door de Europese Commissie onderschreven. Inzake de ontwikkeling van de digitale markt is een proces gaande waarin de Europese Commissie voorstellen indient voor een Europees systeem voor het licentiëren van auteursrechten, voor een kaderrichtlijn voor collectief beheer en voor een herziening van de richtlijn handhaving Intellectuele Eigendomsrechten. Dergelijke Europese initiatieven zijn er op gericht om de internationale exploitatie en bescherming van auteursrechten efficiënter en effectiever te maken.

Een degelijk Europees systeem ziet zowel op het beschermen van de auteursrechten als op het creëren van kansen voor culturele ontwikkeling. Met deze initiatieven wordt het belang van vertrouwen in het auteursrecht en een goed handhaafbaar systeem nog meer bevestigd. Dat het inrichten van een dergelijk systeem niet zonder horten of stoten gaat moge duidelijk zijn. Ter illustratie van dat grillige proces kan bijvoorbeeld de totstandkoming van het ACTA verdrag worden genoemd.

Het ‘Anti Counterfeiting Trade Agreement (ACTA)’ verdrag is het verdrag dat valt onder de zogenaamde ‘vrije handelsovereenkomsten’; de overeenkomsten die de EU sluit met staten die geen lid zijn van de Europese Unie. Het ACTA verdrag voorziet in de civiele en strafrechtelijke handhaving van de intellectueel eigendomsrechten, waaronder het auteursrecht. Uit het verdrag volgt expliciet dat civielrechtelijke en strafrechtelijke procedures van toepassing zijn op digitale inbreuken op IE rechten. Of het ACTA Verdrag er uiteindelijk zal komen hangt af het Europees Parlement. Daar wordt de inhoud van het verdrag goed- of afgekeurd.

Jurisprudentie

Uit de navolgende greep uit de jurisprudentie blijkt dat het auteursrecht een modern en goed handhaafbaar recht is. Uit deze uitspraken blijkt duidelijk hoe de Nederlandse rechters ten voordele van de rechthebbenden oordelen over inbreuken op het auteursrecht. In de zaak van BREIN tegen Ziggo en XS4ALL oordeelde de Rechtbank in Den Haag[1] dat de twee internetproviders de toegang tot ‘The Pirate Bay’ moesten sluiten. De Rechtbank Amsterdam[2] oordeelde in het kort geding tussen Buma/Stemra en Target Media dat totdat de overeenkomst gesloten was aangaande het afdragen van rechten voor gebruik, Target Media geen beltonen online mocht aanbieden. In kort geding tussen Stemra en Chinaworld verbood de Rechtbank Haarlem[3] Chinaworld, om zogenaamde ‘rechtenvrije’ muziek’ aan te bieden aan Chinese restaurants, omdat de door ‘Chinaworld’ aangeboden muziek deel uitmaakt van het Stemra repertoire. In de procedure van Stemra tegen Putumayo oordeelde de Rechtbank Amsterdam[4] dat Putumayo het nog aan Stemra verschuldigde bedrag voor de mechanische reproductierechten moest betalen en dat zonder toestemming van Stemra geen beeld- en/of geluiddragers mogen worden verhandeld. De Rechtbank ’s-Hertogenbosch[5] oordeelde dat schoolvoorstellingen door leerlingen, muziek gespeeld tijdens schoolfeesten etc. niet onder de onderwijsexceptie vallen en verbood de in het geding betrokken scholen om muziekwerken behorende tot het Buma repertoire openbaar te maken, zonder toestemming van Buma. In de zaak tussen Buma en Van Rijswick verbood de Rechtbank Roermond[6] Van Rijswick om zonder voorafgaande toestemming van Buma evenementen te organiseren waarbij enig muziekwerk behorende tot het Buma repertoire ten gehore zal worden gebracht.

Met deze uitspraken wordt nog maar eens de goede handhaafbaarheid van auteursrechten in de online en offline omgeving nog eens bevestigd. Wie beweert dat handhaving op auteursrechten zinloos zou zijn, doet daarmee het auteursrecht onvoldoende recht. Gelet op de voornoemde jurisprudentie is handhaving goed mogelijk, en zinvol. 

Conclusie

Het is belangrijk om aan te geven dat handhaving alleen niet tot een effectief auteursrechtensysteem zou kunnen leiden. Er moet voortdurend een balans bestaan tussen het optreden tegen illegaal muziekaanbod aan de ene kant, en het faciliteren van legale innovatieve (online) initiatieven om muziek aan de andere kant. Met een dergelijk duaal model wordt een muziekmarkt gecreëerd waar aanbieden met toestemming wordt beloond en het aanbieden zonder toestemming, oftewel fraude wordt bestraft. Door de inspanningen van Buma/Stemra en BREIN[7] gezamenlijk worden de belangen van de auteurs vanuit beide invalshoeken behartigd. Uit de werkelijkheid van de praktijk blijkt dat rechterlijke uitspraken niet altijd leiden tot het gewenste resultaat. Daarmee wordt bedoeld dat het terugdringen van aanbieders die muziek aanbieden zonder toestemming van de auteur efficiënter kan. Dit heeft met name te maken met het illegale muziekaanbod op internet. Op dit moment ontbreekt nog een wereldwijde dan wel Europese standaard welke het online illegale aanbod van muziek verbiedt. Aan de effectiviteit van het huidige auteursrechtensysteem wordt dan ook voortdurend in nationaal en Europees verband gewerkt.

Auteursrechten vormen de  grondslag van het verdienmodel van componisten, tekstschrijvers en uitgevers daarmee vormen de auteursrechten de basis voor de muziekcultuur. Een dergelijke basis verdient het om beschermd te worden.

 



[1] Rechtbank 's-Gravenhage 11 januari 2012, LJN BV0549, IEF 10763.

[2] KGV Rechtbank Amsterdam 26 juli 2011, IEF 10127.

[3] KGV Rechtbank Haarlem 6 juni 2008, 145802 / KG ZA 08-244, IEF 11245 (Stemra/Chinaworld)..

[4] Rechtbank Amsterdam, 28 juli 2010, 442866 / HA ZE 09-3600, IEF 11246 (Stemra/Putamayo).

[5] Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 16 mei 2007, 137758 / HA ZA 06-272, IEF 4015

[6] Rechtbank Roermond, 3 november 2004, 60831 / HA ZA 04-298, IEF 11244 (Buma/Van Rijswick)

[7] Stichting BREIN (Bescherming Rechten Entertainment Industrie Nederland) bestrijdt Intellectueel Eigendomsfraude namens auteurs, uitvoerende kunstenaars, uitgevers, producenten en distributeurs van muziek, film, video, boeken, games en interactieve software. BREIN speurt naar on- en offline inbreuk en misbruik, neemt civiele actie en levert informatie en expertise voor strafrechtelijke actie door de autoriteiten.

Deze discussie is gestart naar aanleiding van een interview met professor Hugenholtz in het Amsterdams Balie Bulletin.

IEF 11186

Hof negeert ten onrechte gebruiksvoorwaarden website

Een bijdrage van Hendrik Struik, CMS Derks Star Busmann.

Wie zijn landgoed openstelt voor het publiek kan daarbij een aantal gebruiksvoorwaarden bedingen, en aan wandelaars die zich daar niet aan houden kan de toegang worden ontzegd, zonodig met behulp van de rechter. Dat het met het eigendomsrecht van onroerend goed zo werkt vinden we normaal.

Dat het met ‘Opengesteld Intellectueel Eigendom’ in beginsel net zo werkt wordt echter niet altijd als vanzelfsprekend ervaren. Zo hoeft volgens het Hof Arnhem de firma PR Aviation, die graag wil rondwandelen in de gegevensverzameling van Ryanair, zich niets aan te trekken van de aldaar geldende gebruiksvoorwaarden. Het gaat om Hof Arnhem 13 maart 2012, LJN BW0096 (PR Aviation / Ryanair Ltd.), zie ook IEF 11064.

 

De zaak gaat niet over het zg. sui generis databankenrecht maar over de auteursrechtelijke bescherming van gegevensverzamelingen. De vraag of de databank van Ryanair wel auteursrechtelijk beschermd is laat het hof trouwens liggen (r.o. 4.16) omdat het oordeelt dat, ook al zou er auteursrechtelijke bescherming zijn, de werkwijze van PR dan geoorloofd is op grond van art. 24a Auteurswet, dat de implementatie vormt van (deels) art. 6 en art. 15 van de Databanken Richtlijn (‘Db.Rl.’). Art. 24a lid 1 bepaalt dat niet als inbreuk wordt beschouwd de verveelvoudiging door de rechtmatige gebruiker van de databank welke “noodzakelijk is om toegang te verkrijgen tot en normaal gebruik te maken van” de databank.

Het hof geeft een uitvoerige onderbouwing van zijn oordeel dat PR inderdaad als rechtmatige gebruiker van de Ryanair-databank kan worden beschouwd (r.o. 4.19), en kwalificeert vervolgens in een paar korte overwegingen PR’s werkwijze als noodzakelijk voor toegang (r.o. 4.21) en als een normaal gebruik van Ryanair’s databank (r.o. 4.22). Bij deze drie beoordelingen wil het hof uitdrukkelijk geen gewicht toekennen aan de Gebruiksvoorwaarden die Ryanair voor haar website hanteert (en waarmee de websitegebruiker telkens middels een muisklik moet instemmen voordat hij een zoekvraag kan stellen), waarin uitdrukkelijk vermeld staat dat de website uitsluitend mag worden gebruikt voor particuliere en niet-commerciële doeleinden en dat het middels een geautomatiseerd systeem gegevens onttrekken voor commerciële doeleinden verboden is tenzij men daartoe een schriftelijke licentieovereenkomst met Ryanair heeft afgesloten (zie r.o. 3.3 en 3.4).

Bij deze beoordelingen valt op dat het hof bij zijn toepassing van art. 24a Aw niet doet aan richtlijnconforme interpretatie; men leest in het arrest althans niet dat het hof zich de vraag stelt of zijn interpretatie van art. 24a lid 1 Aw strookt met de bedoeling en strekking van de eraan ten grondslag liggende richtlijnbepaling art. 6 lid 1 Db.Rl.

Art 6 lid 1 Db.Rl. verwoordt in (voor zover hier van belang ) letterlijk dezelfde woorden als art. 24a lid 1 Aw de bevoegdheid voor de rechtmatige gebruiker tot het verrichten van de handelingen die noodzakelijk zijn om toegang te verkrijgen tot en normaal gebruik te maken van de databank. Wat onder dit ‘normaal gebruik’ moet worden verstaan, blijkt uit § 34 van de Considerans van de richtlijn. Daar wordt overwogen dat

…wanneer de rechthebbende erin heeft toegestemd een kopie van de databank aan een gebruiker ter beschikking te stellen, hetzij via een on line dienst, hetzij via een andere vorm van verspreiding, die rechtmatige gebruiker zich toegang moet kunnen verschaffen tot de databank en deze moet kunnen gebruiken in overeenstemming met de doeleinden en de gebruikswijzen die zijn vastgesteld in de licentieovereenkomst met de rechthebbende,...

Hieruit volgt dat de richtlijngever voor het bepalen van wat ‘normaal gebruik’ is, juist wèl van belang acht voor welke doeleinden en gebruikswijzen de rechthebbende toestemming (licentie) heeft willen geven.

Het hof verwerpt echter het beroep van Ryanair op haar beperkende gebruiksvoorwaarden (waarbij het hof er dus wel vanuitgaat dat die voorwaarden op zichzelf door de gebruiker zijn aanvaard).

Het hof schuift de relevantie van die voorwaarden drie keer terzijde:

  • in r.o. 4.19, waar het hof overweegt dat, om een achttal redenen, het handelen van PR in strijd met de gebruiksvoorwaarden van Ryanair niet afdoet aan haar status als ‘rechtmatige gebruiker’,
  • in r.o. 4.20, waar het hof oordeelt dat de beperkende gebruiksvoorwaarden op grond van art. 24a lid 3 Aw nietig zijn,
  • en in r.o. 4.22, waar het hof oordeelt dat het gebruik van PR valt onder “het eigenlijke doel” van het beschikbaar maken van de gegevens door Ryanair via haar website, wat ook nog wordt onderbouwd met de wat zoetsappige overweging dat PR aan Ryanair door haar gebruik van de gegevens ook klanten bezorgt.

Het hof heeft niet onderkend dat volgens de richtlijn voor het antwoord op de vraag Wat is ‘normaal gebruik’ van een publiekelijk beschikbare gegevensverzameling, primair maatgevend is welke doeleinden en gebruikswijzen de rechthebbende blijkens zijn licentiecontracten voor ogen heeft gehad. In zoverre spoort het ‘normaal gebruik’ voor databanken overigens met het ‘gebruik voor beoogde doel’ voor computerprogrammatuur; vgl. Softwarerichtlijn art. 5.1 en Struik/Van Schelven/Hoorneman, Softwarerecht, Deventer 2010,ww § 7.11.

Wanneer nu de publieke beschikbaarstelling steeds gebeurt onder de voorwaarde dat, kort gezegd, elk gebruik van de website in orde is zolang het niet geschiedt voor commerciële doelen, valt niet in te zien - althans legt het hof niet uit - waarom zo’n voorwaarde nietig zou zijn in de zin van art. 24a lid 3. Zo’n voorwaarde belet immers voor bezoekers de toegang en het gebruik van de databank niet.

Uit de logische samenhang tussen art. 6.1 en art. 15 Db.Rl. volgt, dat de nietigheidssanctie van art. 24a lid 3 alleen maar in beeld komt wanneer de rechthebbende middels zijn contractuele voorwaarden de toegestane handelingen zó beperkt zou formuleren dat wat er overblijft geen normaal gebruik van een databank kan heten.

Dat de richtlijngever het aan de auteursrechthebbende overlaat om – mits boven het ‘wettelijk minimum’ - middels toegangsvoorwaarden te bepalen wat voor soort gebruik hij de gebruikers van zijn publiek toegankelijke databank toestaat en daarbij het meerdere voor te behouden aan zijn toestemming (waaraan hij - uiteraard ook financiële - voorwaarden kan verbinden), is een bevoegdheid die mijns inziens in overeenstemming is met de specific subject matter van het auteursrecht en de daarvoor gegeven exploitatierechten.

Hendrik Struik