Filter
  • Datum
  • Dossier
  • Instantie
zoeken

Dossiers

 
 
19.956 artikelen gevonden
IEF 11197

Niet volgens de eisen van de Bekendmakingswet

CBB 3 april 2012, LJN BW2472 (A B.V. tegen Minister van EZ, Landbouw en Innovatie)
CBB 3 april 2012, LJN BW2469 (A B.V. tegen Minister van  EZ, Landbouw en Innovatie)

Auteursrecht en NEN-Normen (eerder in deze serie). Op die normen rust auteursrecht en het is niet meer dan redelijk dat de rechthebbende hiervoor een vergoeding vraagt. Aangezien de norm niet kan worden aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift en deze daarom niet volgens de eisen van de Bekendmakingswet bekend hoeven worden gemaakt, volgt verweerder niet appellantes standpunt dat de verwijzing in de Uitvoeringsregeling naar deze norm niet rechtsgeldig is. Het arrest van het Gerechtshof ‘s-Gravenhage (LJN BO4175), hoewel op het daartegen ingestelde cassatieberoep nog niet is beslist, onderstreept het standpunt van verweerder. [IEF 11135]

Dat in een algemeen verbindend voorschrift wordt verwezen naar een NEN-norm, betekent naar het oordeel van het College niet dat die NEN-norm zelf een algemeen verbindend voorschrift vormt in de zin van artikel 89, vierde lid, Grondwet. Dit betekent dat artikel 89 Grondwet en de Bekendmakingswet niet van toepassing zijn op de bekendmaking van de  in Bijlage I bij de Uitvoeringsregeling opgenomen NEN-norm.

5.2.1    Het College stelt vast dat uit artikel 3:42, tweede lid, Wet IB 2001 volgt dat de Uitvoeringsregeling, waarin de energie-investeringen als bedoeld in deze bepaling worden aangewezen en (in Bijlage I) omschreven, een ministeriële regeling is en derhalve als een algemeen verbindend voorschrift in de zin van artikel 89, vierde lid, Grondwet kan worden aangemerkt. Voorts constateert het College dat in artikel 1, onder A, aanhef en sub 1.2.B, van Bijlage I bij de Uitvoeringsregeling voor de wijze van berekenen van de COP van een warmtepomp wordt verwezen naar NEN-EN 14511.

Dat in een algemeen verbindend voorschrift wordt verwezen naar een NEN-norm, betekent naar het oordeel van het College niet dat die NEN-norm zelf een algemeen verbindend voorschrift vormt in de zin van artikel 89, vierde lid, Grondwet. Uit de Memorie van Toelichting bij de Bekendmakingswet (zie Kamerstukken II, 1985/1986, 19 583, nr. 3)kan immers worden afgeleid dat de wetgever voor ogen stond dat algemeen verbindende voorschriften als bedoeld in artikel 89, vierde lid, Grondwet naar buiten werkende, de burgers bindende regels zijn, die uitgaan van een orgaan dat de bevoegdheid daartoe aan de wet in formele zin ontleent, en ook dat door een verwijzing in algemeen verbindende voorschriften naar een ander stuk, zoals bijvoorbeeld normen van particuliere normalisatie-instituten, dat betreffende stuk op zichzelf niet een vanwege het Rijk vastgesteld algemeen verbindend voorschrift wordt.

Het College overweegt voorts dat NEN-normen, waaronder ook NEN-EN 14511, worden vastgesteld door een privaatrechtelijke organisatie, te weten de Stichting Nederlands Normalisatie Instituut (hierna: NNI). Het College heeft in de regelgeving betreffende de energie-investeringsaftrek noch in de wetsgeschiedenis aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat met de verwijzing naar de in (Bijlage I bij) de Uitvoeringsregeling opgenomen norm NEN-EN 14511 is beoogdhet NNI in dit geval aan te wijzen als orgaan dat bevoegd is tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften, dan wel de vaststelling door het NNI van die norm te laten plaatsvinden vanwege het Rijk.

Het College is derhalve van oordeel dat de norm NEN-EN 14511, waarnaar wordt verwezen in Bijlage I bij de Uitvoeringsregeling, niet kan worden aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift in de zin van artikel 89, vierde lid, Grondwet.

Dit betekent dat artikel 89 Grondwet en de Bekendmakingswet niet van toepassing zijn op de bekendmaking van de in Bijlage I bij de Uitvoeringsregeling opgenomen norm NEN-EN 14511. Dit oordeel sluit aan bij de overwegingen van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie de uitspraak van 2 februari 2011, www.rechtspraak.nl, LJN: BP2750) en het Gerechtshof’s-Gravenhage (zie eerdergenoemd arrest van 16 november 2010).

IEF 11196

SEKAM en VEVAM sluiten akkoord over splitsing

Uit't persbericht: De collectieve beheerorganisaties SEKAM en VEVAM hebben overeenstemming bereikt over volledige splitsing van beide organisaties en beëindiging van samenwerking binnen het Servicebureau Filmrechten. SEKAM behartigt de auteursrechtelijke belangen van onafhankelijke film en televisieproducenten, en VEVAM behartigt auteursrechtelijke belangen van regisseurs.

Beide organisaties kennen een lange historie van nauwe samenwerking. VEVAM vertegenwoordigde oorspronkelijk niet alleen de regisseurs maar ook de producenten en de scenaristen van film en televisiewerken.

Eind 2009 kwamen beide partijen al overeen dat SEKAM de vertegenwoordiging van de producenten overnam en VEVAM werd omgevormd tot een regisseursorganisatie met ingang van 1 april 2010. Het akkoord dat nu is gesloten en 16 april 2012 zijn beslag zal krijgen, leidt er toe dat ook de financiële banden tussen beide organisaties definitief zijn gesplitst.

Het van oudsher gezamenlijke Servicebureau Filmrechten komt in handen van SEKAM en zal zich voortaan uitsluitend bezighouden met de incasso en verdeling van auteursrechtelijke vergoedingen voor de Nederlandse producenten.

Om de splitsing voor de aangeslotenen en leden zo goed mogelijk te begeleiden zijn het Servicebureau Filmrechten (020-3303663) en VEVAM (020-6248844) beschikbaar voor het beantwoorden van vragen

IEF 11195

Een heimelijke opname maken is geen creatieve keuze

Vzr. Rechtbank Amsterdam 14 april 2012, LJN BW2460 (eisers tegen SBS Broadcasting/Endemol)

illustratie gelinkt peterrdevries.nl

Geen auteursrecht op heimelijke opnamen omdat het creatieve keuze ontbeert. Een eigenaar van een escortbedrijf wilde een concurrent laten vermoorden en heeft hierover gesprekken gevoerd met Eiser II. Die heeft daarvan met een verborgen camera opnamen gemaakt en deze getoond aan SBS c.s. Eisers zijn door de politie aangehouden, waarbij de USB-stick met de opnamen in eerste instantie op het kantoor van SBS c.s. is achtergebleven. SBS c.s. heeft die opnamen gekopieerd en wil deze uitzenden. Eisers verzetten zich hiertegen op grond van hun auteursrecht en hun eigendomsrecht. De voorzieningenrechter oordeelt dat geen sprake is van een auteursrecht, maar dat wel sprake is van een eigendomsrecht op de USB-stick.

Een journalist mag in beginsel geen gestolen informatie gebruiken en het algemeen belang rechtvaardigt dat in dit geval ook niet. De door Eiser II gemaakte camerabeelden mogen niet worden vertoond, tenzij deze daartoe alsnog toestemming geeft. Wat de van eisers door SBS gemaakte beelden betreft geldt dat het uitgangspunt is dat het gebruik van verborgen opnameapparatuur alleen in bijzondere omstandigheden toelaatbaar is. Het gaat bij de opnamen van de contacten tussen SBS enerzijds over de huurmoord, anderzijds over de mogelijke verkoop van de beelden van de gesprekken daarover. Voor zover over de huurmoord wordt gesproken mogen alleen de stemmen van eisers hoorbaar zijn. Voor zover het gaat om de verkoop van de door hen gemaakte opnamen aan SBS is dat een misstand die niet ernstig genoeg is om het uitzenden van de door SBS met verborgen camera gemaakte beelden te rechtvaardigen.

Vergelijkingstip: Endstra tapes

4.6.  Eiser II heeft aangevoerd dat hij het idee heeft gehad om heimelijke opnamen te maken en dat hij dat heeft uitgevoerd door de daarvoor benodigde apparatuur op de juiste wijze aan te brengen en te bedienen. Dat bedienen hield in dat hij de apparatuur heeft ingeschakeld alvorens hij het gebouw waar de bespreking plaatsvond binnenging. Verder diende hij er voor te zorgen dat hij de apparatuur voldoende gericht hield op zijn gesprekspartner door zijn lichaam in een daarvoor juiste positie te houden. De vraag is of de opname tegen die achtergrond kan worden gezien als een auteursrechtelijk beschermd werk in de voormelde zin.

4.7.  Het idee om van een bepaald gesprek een heimelijke opname te maken is wel een keuze, maar geen creatieve keuze. Een creatieve keuze houdt in dat een werk op verschillende manieren vorm gegeven kan worden en dat uit die verschillende mogelijkheden een keuze wordt gemaakt. Daarom is ook het aanzetten van de opnameapparatuur geen creatieve keuze, omdat dat maar op één manier kan. Wat het richten van de opnameapparatuur op de gesprekspartner betreft is de voorzieningenrechter van oordeel dat het welslagen van de opname weliswaar enige behendigheid vereist van degene die de opnameapparatuur draagt, maar dat dat nog niet als creatieve keuze kan worden aangemerkt.

4.8.  Nu wegens het ontbreken van creatieve keuzes van een auteursrechtelijk werk zoals bedoeld onder 4.5 geen sprake is, kan noch het maken van een kopie van de op de USB-stick van Eiser II, noch de openbaarmaking daarvan een inbreuk maken op een auteursrecht opleveren.

Peterrdevries.nl (Rechter verbiedt gebruik verborgen beelden)
En meer over de Endstra tapes
Hoger beroep is aangekondigd: Het Parool
SOLV (Rechter verbiedt delen uitzending Peter R. de Vries)

IEF 11194

Twee keer Strafrecht

Meervoudige strafkamer Rechtbank Zutphen 10 april 2012, LJN BW1489 (drugshandel en 2 jaar voor vervalste merkproducten)

Strafrecht en IE. Chemicaliën, drugs en vervalste merkproducten. Rechtspraak.nl: Vrijspraak voor de ten laste gelegde overtreding van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën. Niet duidelijk is wat in de reguliere handel en met name bij het bedrijf van verdachte gebruikelijke hoeveelheden zijn en bij welke hoeveelheid verdachte rekening had moeten houden met de mogelijkheid van een verdachte transactie. De rechtbank acht wel bewezen de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet, het voorhanden hebben van middelen vermeld op lijst I van de Opiumwet en het in voorraad hebben en te koop aanbieden van waren die voorzien zijn van de handelsnaam van een ander of het merk waarop een ander recht heeft.

Dictum: Opzettelijk in voorraad hebben en te koop aanbieden van waren die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft, meermalen gepleegd;
(...) * veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaar;

HR 10 april 2012, LJN BV8242 conclusie AG Hofstee (In vereniging kleding met beeldmerken in voorraad hebben in een oude sporthal, de man wenkte ons binnen)

illustratie link businessinsider

Strafrecht en IE, strafoplegging. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de waardering van de factoren die voor de strafoplegging van belang zijn, ook aan de feitenrechter in hoger beroep is voorbehouden en dat diens oordeel daaromtrent geen nadere motivering behoeft, tenzij de opgelegde straf verbazing wekt. De strafmotivering van het Hof is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. De Hoge Raad volgt de conclusie van de AG: De middelen kunnen echter niet tot cassatie leiden. Het arrest wordt zonder motivering ex artikel 81 RO afgedaan.

Anekdotisch: Binnen in het gebouwtje troffen wij, verbalisanten, een oude sporthal met daarin veel dozen. Vervolgens keken wij, verbalisanten, wat er in de dozen zat. Wij, verbalisanten, zagen merkkleding van onder andere "Replay", "Gucci", "Armani"(...) Ik, verbalisant [verbalisant 1], fietste langs de toegangsdeur van genoemd gebouwtje. Ik, verbalisant [verbalisant 1], keek via het glas van de toegangsdeur het gebouwtje binnen. In het halletje zag ik, verbalisant [verbalisant 1], een manspersoon staan. Vervolgens wenkte de man ons om binnen te kijken. Ik, verbalisant [verbalisant 1], vroeg de man naar zijn naam.

Hof: De verdachte heeft samen met een ander kort gezegd vervalste merkkleding in voorraad gehad. Door zijn handelswijze heeft de verdachte niet alleen de reputatie, exclusiviteit en werfkracht van de merken aangetast, maar ook het vertrouwen beschaamd dat gesteld moet kunnen worden in de juiste vermelding van de naam van de rechthebbenden van de merken van de kleding en andere waren. Ook heeft de verdachte hiermee de rechthebbenden financieel nadeel berokkend.

16. De Politierechter heeft verzoeker veroordeeld tot vier maanden voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaar en een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. Het Hof heeft daar dus een schepje bovenop gedaan. Deze verhoging zal mijns inziens echter niet tot cassatie behoeven te leiden. Als uitgangspunt heeft immers te gelden dat de waardering van de factoren die voor de strafoplegging van belang zijn, ook aan de feitenrechter in hoger beroep is voorbehouden en dat diens oordeel daaromtrent geen nadere motivering behoeft, tenzij de opgelegde straf verbazing wekt.(3)

17. Gezien de strafmotivering van het Hof, wekt de door het Hof opgelegde straf bij mij geen verbazing. Daarbij komt dat het Hof in het bijzonder heeft overwogen dat een hogere voorwaardelijke gevangenisstraf alsmede een hogere werkstraf thans een passende en geboden reactie vormt, gelet op de ernst van het feit en de zeer grote hoeveelheid kleding die de verdachte in voorraad had.

IEF 11193

Op herhaling: BIE Symposium Innovatie 2.012

Laatste stoelen. In de praktijk is het beschermen van innovatieve ideeën en producten niet altijd even makkelijk: minder maatschappelijk draagvlak, meer inbreuk en steeds complexere regels van Europese wetgevers en rechters. Dit symposium gaat over de rol van intellectuele eigendomsrechten (i.e.-rechten) bij het beschermen van innovatie. Ervaren praktijkjuristen bespreken de nieuwste ontwikkelingen in Europa en geven praktische invalshoeken hoe vormgeving, uitvindingen en merken zich al dan niet laten beschermen.

Inschrijven: link.

Waar De Industrieele Groote Club - Dam 27 1012 JS Amsterdam
Wanneer 17 april 2012, 14:00 - 18:00
Prijs: Toegang € 100,-; BIE abonnees € 50,- , leden rechterlijke macht en wetenschappelijk personeel (fulltime) gratis
Inclusief: borrel
Dit symposium wordt georganiseerd door de redactie en de uitgever van Berichten Industriële Eigendom (BIE) als dank voor de jarenlange inzet van prof. mr. J.J. Brinkhof en prof. mr. J.H. Spoor voor dit blad.
Extra: 3 PO-punten zijn aangevraagd

Programma
14:00 opening (prof. mr. C.J.J.C. van Nispen).
14:15 IE 2.012 - prior art bij productvormgeving en uitvindingen: de fear factor
(mr. A. Tsoutsanis).
14:45 Merkenrecht 2.012 - een holistische benadering of het Hof van Justitie met een rol plakband?
(prof. mr. T. Cohen Jehoram).
15:15 pauze
15:30 Octrooirecht 2.012 - strategisch innoveren en procederen
(mr. M. van Gardingen).
16:00 De toekomstige Europese octrooijurisdictie en de impact op de praktijk
(prof. mr. W. Hoyng).
16:30 pauze
16:45 IE 2.022: vooruitblik IE & Innovatie in de toekomst
Paneldiscussie o.l.v. jhr. mr. J.L.R.A. Huydecoper met prof. mr. J.J. Brinkhof, prof. dr. D. Jacobs, mr. R. Kalden, prof. mr. J.H. Spoor en prof. mr. D.W.F. Verkade.
17:45 afsluiting (prof. mr. C.J.J.C. van Nispen).
18:00 Borrel

IEF 11191

Ook piratenpartij moet ter beschikking stellen The Pirate Bay staken

Ex parte beschikking 13 april 2012, KG RK 12-815 (Stichting BREIN tegen Piratenpartij)

Beschikking ingezonden door Stichting BREIN.

Uit't persbericht: De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag beschikte vandaag op verzoek van auteursrechtbeschermer stichting BREIN dat de vereniging Piratenpartij binnen 6 uur na betekening het ter beschikking stellen van de website The Pirate Bay moet staken en gestaakt houden. Zij doet dat met een zogeheten reverse proxy. De opgelegde dwangsom is EUR 10.000 per dag(deel) tot een maximum van 1 miljoen. BREIN heeft de beschikking vandaag door de deurwaarder laten betekenen. De Piratenpartij had een verweerschrift ingediend tegen het verzoek (een zogenoemde"grijsmakingsbrief"). Eerder [red. IEF 11157] verkreeg BREIN al een ex-parte beschikking tegen een andere aanbieder van een reverse proxy naar The Pirate Bay.

Lees het gehele persbericht hier.

Dictum:

3.1. De voorzieningenrechter beveelt gerekwestreerde binnen zes uur na betekening van deze beschikking de dienst (...) te staken en gestaakt te houden, meer in het bijzonder het ter beschikking stellen van de website van The Pirate Bay (thepiratebay.se) via het subdomein tbp.piratenpartij.nl, te staken en gestaakt te houden.

3.2. De voorzieningenrechter bepaalt dat betekening van deze beschikking niet later zal plaatsvinden dan maandag 16 april 2012.

Voor het hierop volgende executiegeschil (binnen één dag) zie IEF 11200.

IEF 11190

Suggestie dat er onvoldoende toezicht zou zijn

Hof 's-Hertogenbosch 10 april 2012, LJN BW2293 (Stichting Virtuele Trombosedienst tegen Stichting Orbis Medisch Centrum)

In't kort: Follow-up na IEF 10571 en 10940. Reclamerecht. Misleidende reclame. Ongeoorloofde mededelingen. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en verbiedt de trombosediensten (gedaagden) enige mededeling openbaar te maken waarin is vermeld of wordt gesuggereerd dat er onvoldoende toezicht zou zijn op de kwaliteit en veiligheid van de trombosezelfzorg van de Nationale Trombose Dienst.

4.10. Grief 9 is gericht tegen de overweging in het vonnis waarvan beroep dat niet kan worden geoordeeld dat met de mailing van de trombosediensten is beoogd gezamenlijk de toetreding van NTD op de Limburgse trombosemarkt te bemoeilijken. Het hof overweegt daarover het volgende. De Mededingingswet heeft ten doel bij te dragen aan een goed functionerend marktmechanisme van de Nederlandse economie. Artikel 6 Mw verbiedt overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan wordt verhinderd, beperkt of vervalst. Dat daarvan sprake is heeft NTD in het kader van dit kort geding onvoldoende aangetoond. NTD heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat een overeenkomst als hier bedoeld tussen de trombosediensten is gesloten. Van een onderling afgestemde feitelijke gedraging die een vorm van een coördinatie tussen de trombosediensten inhoudt die de risico’s van de onderlinge concurrentie welbewust vervangt door een feitelijke samenwerking is voorshands onvoldoende gebleken. Van mededinging beperkende onderlinge afspraken als prijsafspraken, marktverdeling, kartelvorming en dergelijke blijkt uit die brieven niets, evenmin van het gebruik van een machtspositie of enige vorm van dwang. Grief 9 faalt.

4.11. Het hof ziet in hetgeen onder 4.9.4. is overwogen aanleiding de trombosediensten te verbieden in de toekomst mededelingen te doen waarin wordt vermeld of waarmee wordt gesuggereerd dat er onvoldoende toezicht zou zijn op de kwaliteit en veiligheid van de trombosezelfzorg van NTD. De gevorderde rectificatie zal het hof afwijzen. Het hof acht dit in de omstandigheden van het geval een te zware maatregel, nu de brieven waarom het hier gaat inmiddels meer dan een half jaar geleden zijn verzonden. Het hof neemt mede in aanmerking dat de in rov. 4.9. besproken mededeling van de trombosediensten niet onjuist is, maar onvolledig. Nu uitsluitend een verbod wordt gegeven, heeft de NTD geen belang bij opgaaf van de NAW-gegevens van degenen aan wie de trombosediensten hun mailing hebben toegezonden, zodat ook deze vordering wordt afgewezen. De gevorderde dwangsom heeft alleen betrekking op de gevorderde rectificatie. De vordering tot betaling van € 5.000,00 als voorschot op de schade voor buitengerechtelijke kosten zal het hof afwijzen, nu NTD niet heeft onderbouwd dat dergelijke kosten zijn gemaakt.

IEF 11189

In werkelijkheid niet gedane vordering

HR 13 april 2012, LJN BV8218 (Happy Point tegen JB Inflatable)

Auteursrecht. Excecutiegeschil over de werkelijke proceskosten in een zaak over opblaasbare Abraham- en Sarah-poppen. In navolging van o.a. IEF 8792. In het arrest volgt de Hoge Raad niet de conclusie van AG Verkade die strekt tot vernietiging. Een dergelijke rechterlijke vaststelling van een begrepen partijbedoeling zou in het overeenkomstenrecht kunnen leiden tot het oordeel van totstandkoming van een (desbetreffende) overeenkomst op de voet van art. 6:217 BW (in verbinding met art. 3:32 e.v. BW). Het gaat echter te ver om op dezelfde voet te oordelen dat een wettelijk vereiste, in werkelijkheid niet gedane (aanzegging van een) vordering, toch wél zou zijn gedaan. Volgens de AG kan de Hoge Raad bij vernietiging de zaak zelf afdoen door de in het dictum opgenomen proceskostenveroordeling in hoger beroep te begroten op de forfaitaire kosten. Echter onder vermelding van artikel 81 RO wordt het arrest afgedaan zonder motivering.

Citaten uit de conclusie.

3.27. Het hof heeft met zo veel woorden geoordeeld dat [eiseres] heeft 'verzuimd te vorderen dat en op welke grondslag [eiseres] in de kosten zal worden veroordeeld'.
Het hof voegt daaraan toe dat zulks 'kennelijk wel de bedoeling van JB geweest' is, en dat [eiseres] dit ook 'begrepen moet hebben'. Een dergelijke rechterlijke vaststelling van een begrepen partijbedoeling zou in het overeenkomstenrecht kunnen leiden tothet oordeel van totstandkoming van een (desbetreffende) overeenkomst op de voet van art. 6:217 BW (in verbinding met art. 3:32 e.v. BW). Het gaat m.i. echter te ver om op dezelfde voet te oordelen dat een wettelijk vereiste, in werkelijkheid niet gedane (aanzegging van een) vordering, toch wél zou zijn gedaan.
Naar mijn mening slaagt deze klacht dus. Ik kan daarbij in het midden laten dat het hof niet aangeeft dat de JB de specificatie zodanig tijdig heeft overgelegd dat [eiseres] zich daartegen naar behoren kon verweren.

3.28. Mijns inziens kan Uw Raad, bij vernietiging van het bestreden arrest op dit punt, de zaak zelf afdoen door te beslissen dat de thans in het dictum opgenomen proceskostenveroordeling in hoger beroep wordt begroot op de forfaitaire kosten.

IEF 11188

Bekrachtiging lijst van"probleemvluchten"

Hof Arnhem 10 april 2012, LJN BW2994 (Transavia Airlines C.V. tegen EUClaim B.V.)

Uitspraak ingezonden door Milica Antic, SOLV.

In navolging van RB 1135. In een kort geding tussen luchtvaartmaatschappij Transavia en EUclaim biedt diensten en verkoopt documenten aan waarmee passagiers claims kunnen indienen op grond van EU en nationale wet- en regelgeving, inzake misleiding en onrechtmatig handelen. De voorzieningenrechter oordeelt dat EUclaim niet misleidt of onrechtmatig handelt en wijst de vorderingen af. In hoger beroep bekrachtigt het hof het tussen partijen gewezen vonnis.

3.17. EUclaim vermeldt nergens op haar website dat de vluchten op de lijst van Transavia-vluchten gegarandeerd recht op compensatie geven. De mededeling dat deze vluchten "volgens EUclaim voldoen aan de EG verorderdening 261/2004" is in dit opzicht niet misleidend. Blijkens de woorden "volgens EUclaim" gaat het om de visie van EUclaim zelf, terwijl de mededeling dat de bewuste vluchten aan de Verordening "voldoen" aldus is te verstaan dat zij beantwoorden aan het in de Verordening besloten liggende criterium dat zij zijn geannuleerd of minimaal drie uur zijn vertraagd. Daarmee vallen die vluchten onder het werkingsbereik van de Verordening en geven zij in beginsel -behoudens het geval dat door de luchtvaartmaatschappij wordt aangetoond dat van buitengewone omstandigheden sprake is- recht op compensatie. Om dezelfde reden is ook het gebruik van het woord "probleemvluchten" niet misleidend (welk woord op de aangepaste website overigens niet meer voorkomt).

3.18. De naast de lijst van Transavia-vluchten geplaatste tekst dat "(d)eze vluchten zijn gecontroleerd op overmachtssituaties" is op zichzelf geschikt om een verkeerd beel op te roepen. De overige informatie op de website corrigeert dit beeld echter in voldoende mate. De navolgende teksten op de site maken de passagier die overweegt een claim in te dienen, voldoende duidelijk dat de door EUclaim toegepaste controle op overmacht geen 100% zekerheid geeft en dat compensatie niet zonder meer gegarandeerd is.

3.23. Voor zover Transavia wil betogen dat EUclaim tevens misleidt door op haar website te verzwijgen dat diverse kantonrechters de claimprocedures tegen de luchtvaartmaatschappijen momenteel aanhouden in afwachting van uitspraken van hogerhand over de rechtsgeldigheid van het Sturgeon-arrest, wordt ook dit betoog gepasseerd. EUclaim kan niet worden verweten zich bij de aanbieding van haar diensten te baseren op de uitleg die het HvJ EU in het Sturgeon-arrest aan de Verordening heeft gegeven. Weliswaar is discussie ontstaan over de verenigbaarheid van dit arrest van het EU-recht en het Verdrag van Montreal en zijn in dit kader prejudiciële vragen aan het HvJ EU voorgelegd, maar tot op heden is het Sturgeon-arrest leidend. Van de passagier noch van degene die hem bijstaat mag worden verwacht het indienen van een claim uit te stellen totdat omtrent dit juridisch dispuut uitsluitsel zal zijn verkregen.

Lees het arrest hier (grosse zaaknr. 200.097.503, LJN BW2994)

IEF 11187

Handhaving van auteursrechten is essentieel voor muziekcultuur

M. de Vries, ‘Handhaving van auteursrechten is essentieel voor muziekcultuur’, IE-Forum nr. 11187.

Een bijdrage in de eerdere discussie op IE-Forum: hier.

“Auteursrechten, de inkomsten van auteurs die daaruit voortvloeien en een gezonde en diverse muziekcultuur hangen nauw met elkaar samen. Om een creatieve bijdrage te kunnen leveren aan die cultuur is het noodzakelijk dat componisten en tekstdichters hun auteursrechten kunnen verzilveren. Een goede bescherming van auteursrechten kan uitsluitend bestaan wanneer er een beschermingssysteem bestaat waarin de voornoemde elementen aanwezig zijn. Daarom is een totaalbenadering in de bescherming en handhaving van auteursrechten essentieel voor het behoud van de culturele diversiteit.”

‘Het auteursrecht is het uitsluitend recht van den maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen, bij de wet gesteld.’ Zo luidt artikel 1 van de Auteurswet. Artikel 1 vormt de basis voor het auteursrecht dat componisten, schrijvers van liedteksten, en uitgevers hebben.

 

Door het auteursrecht kunnen auteurs hun muziek verkopen, daarmee krijgen auteurs geld voor het componeren en schrijven van muziek. Het is essentieel voor het behoud en de ontwikkeling van de Nederlandse en Europese culturele diversiteit dat auteurs geld kunnen verdienen met muziek componeren en schrijven. Daardoor kunnen auteurs steeds maar weer nieuwe liedjes maken waar wij dan met z’n allen naar kunnen luisteren. Het is dus belangrijk voor het behoud van de diversiteit in de muziek dat het auteursrechtensysteem wordt gehandhaafd waarmee de inkomsten van auteurs worden geborgd.

Door de innovatie in geluidsdragers en de onbegrensde mogelijkheden welke het internet ons lijkt te bieden voor het online verspreiden van muziek, blijft het vraagstuk actueel hoe de exploitatie en handhaving van auteursrechten zo effectief mogelijk georganiseerd kan worden. In de afgelopen decennia heeft het ‘auteursrecht’ zich een zeer flexibel en toepasbaar recht getoond. Gesteld kan worden dat ondanks de technologische ontwikkelingen het auteursrecht de tand des tijds met glans heeft doorstaan. Het auteursrecht heeft met name zijn waarde en legitimiteit bewezen door de techniek onafhankelijke  toepasbaarheid ervan.  Dat wil zeggen dat ondanks de wijze waarop muziek aan het publiek ter beschikking wordt gesteld, per cd, dvd, ‘streaming’ of download, het auteursrecht van componisten en tekstschrijvers gehandhaafd is gebleven. Auteurs en rechthebbenden zijn nog steeds in staat om op basis van artikel 1 van de Auteurswet inkomsten uit hun werken te genereren, opdat zij met het componeren en schrijven van muziek een bijdrage kunnen leveren aan het culturele erfgoed.

Sinds 1913 behartigt Buma/Stemra de collectieve belangen van de bij haar aangesloten muziekauteurs, tekstdichters en muziekuitgevers. Buma/Stemra doet dat door toepassing van een innovatief en ‘high tech’ systeem waarmee voor muziekgebruik ten behoeve van haar auteurs, tekstdichters en uitgevers geld wordt geïnd. Zo kunnen auteurs zich toewijden aan het maken van muziek terwijl Buma/Stemra zorgdraagt voor de exploitatie. Een dergelijk systeem wordt overal ter wereld toegepast. Auteursrechten van muziekmakers en tekstschrijvers worden overal ter wereld collectief gehandhaafd en beheerd door specifiek voor dat doel opgerichte organisaties. De kracht van een dergelijk collectief systeem is dat tegen relatief lage kosten de auteursrechten kunnen worden geëxploiteerd voor de auteurs. In die collectiviteit ontstaat een vaste waarde voor muziek. Dit zorgt voor een eerlijke vergoeding voor auteurs en uitgevers voor het gebruik van hun muziek.

Om de auteursrechten van de auteurs goed te kunnen beschermen is het noodzakelijk dat een actief handhavingsbeleid wordt gevoerd.  Het kan niet zo zijn dat muziekgebruikers muziek uit illegale bron kunnen downloaden zonder dat de makers van de muziek daarvoor geld ontvangen. Wanneer ik bijvoorbeeld een drankje bestel in een café en deze gebruik, word ik geacht daarvoor te betalen. Waarom zou het voor het muziekgebruik anders zijn? Het verschil in beide producten is natuurlijk evident. Voor het drankje geldt bijvoorbeeld dat het als vast product niet via de digitale lijnen van het internet gedistribueerd kan worden, bij muziek kan dat wel. Daarom geldt voor muziek, anders dan voor vaste producten, dat een vrij laagdrempelige manier bestaat om muziek gratis op internet aan te bieden, zonder dat daarvoor toestemming is gegeven door de rechthebbenden. Een additioneel probleem daarbij is dat het voor de consument verwarrend is of bij downloaden sprake is van illegaal of legaal aangeboden content. De visie van de Nederlandse rechter en de overheid op het downloaden van gegevens uit illegale bron werkt hieraan helaas niet mee. Gesteld kan worden, nu de onrechtmatigheid van downloaden uit illegale bron nog niet kan worden vastgesteld, dat in ieder geval de onrechtvaardigheid ervan zonder verdere uitleg duidelijk is. Daarmee wordt bedoeld dat het gratis verkrijgen van muziek zonder dat de maker daarvoor geld ontvangt als onrechtvaardig kan worden aangemerkt. Deze onrechtvaardigheid lijkt te worden opgeheven door te schermen met de thuiskopieheffing. Een dergelijke heffing op geluidsdragers alleen lijkt nog het meest op een extra belasting op auto’s voor de keren dat door rood gereden wordt, terwijl het natuurlijk in het belang van de goede rechtsorde is om niet door rood te rijden. Om de auteursrecht van componisten en tekstdichters efficiënt en effectief te kunnen beschermen horen de heffing op geluidsdragers en een wettelijk verbod op het downloaden van illegale content naast elkaar te bestaan. Op dit moment bestaan geen Europa brede afspraken over het downloaden van muziek, afkomstig uit illegale bron.

Europa / ACTA

Gelukkig wordt het belang van auteursrechten en een goed functionerend handhavingssysteem voor het belang van de Europese interne markt door de Europese Commissie onderschreven. Inzake de ontwikkeling van de digitale markt is een proces gaande waarin de Europese Commissie voorstellen indient voor een Europees systeem voor het licentiëren van auteursrechten, voor een kaderrichtlijn voor collectief beheer en voor een herziening van de richtlijn handhaving Intellectuele Eigendomsrechten. Dergelijke Europese initiatieven zijn er op gericht om de internationale exploitatie en bescherming van auteursrechten efficiënter en effectiever te maken.

Een degelijk Europees systeem ziet zowel op het beschermen van de auteursrechten als op het creëren van kansen voor culturele ontwikkeling. Met deze initiatieven wordt het belang van vertrouwen in het auteursrecht en een goed handhaafbaar systeem nog meer bevestigd. Dat het inrichten van een dergelijk systeem niet zonder horten of stoten gaat moge duidelijk zijn. Ter illustratie van dat grillige proces kan bijvoorbeeld de totstandkoming van het ACTA verdrag worden genoemd.

Het ‘Anti Counterfeiting Trade Agreement (ACTA)’ verdrag is het verdrag dat valt onder de zogenaamde ‘vrije handelsovereenkomsten’; de overeenkomsten die de EU sluit met staten die geen lid zijn van de Europese Unie. Het ACTA verdrag voorziet in de civiele en strafrechtelijke handhaving van de intellectueel eigendomsrechten, waaronder het auteursrecht. Uit het verdrag volgt expliciet dat civielrechtelijke en strafrechtelijke procedures van toepassing zijn op digitale inbreuken op IE rechten. Of het ACTA Verdrag er uiteindelijk zal komen hangt af het Europees Parlement. Daar wordt de inhoud van het verdrag goed- of afgekeurd.

Jurisprudentie

Uit de navolgende greep uit de jurisprudentie blijkt dat het auteursrecht een modern en goed handhaafbaar recht is. Uit deze uitspraken blijkt duidelijk hoe de Nederlandse rechters ten voordele van de rechthebbenden oordelen over inbreuken op het auteursrecht. In de zaak van BREIN tegen Ziggo en XS4ALL oordeelde de Rechtbank in Den Haag[1] dat de twee internetproviders de toegang tot ‘The Pirate Bay’ moesten sluiten. De Rechtbank Amsterdam[2] oordeelde in het kort geding tussen Buma/Stemra en Target Media dat totdat de overeenkomst gesloten was aangaande het afdragen van rechten voor gebruik, Target Media geen beltonen online mocht aanbieden. In kort geding tussen Stemra en Chinaworld verbood de Rechtbank Haarlem[3] Chinaworld, om zogenaamde ‘rechtenvrije’ muziek’ aan te bieden aan Chinese restaurants, omdat de door ‘Chinaworld’ aangeboden muziek deel uitmaakt van het Stemra repertoire. In de procedure van Stemra tegen Putumayo oordeelde de Rechtbank Amsterdam[4] dat Putumayo het nog aan Stemra verschuldigde bedrag voor de mechanische reproductierechten moest betalen en dat zonder toestemming van Stemra geen beeld- en/of geluiddragers mogen worden verhandeld. De Rechtbank ’s-Hertogenbosch[5] oordeelde dat schoolvoorstellingen door leerlingen, muziek gespeeld tijdens schoolfeesten etc. niet onder de onderwijsexceptie vallen en verbood de in het geding betrokken scholen om muziekwerken behorende tot het Buma repertoire openbaar te maken, zonder toestemming van Buma. In de zaak tussen Buma en Van Rijswick verbood de Rechtbank Roermond[6] Van Rijswick om zonder voorafgaande toestemming van Buma evenementen te organiseren waarbij enig muziekwerk behorende tot het Buma repertoire ten gehore zal worden gebracht.

Met deze uitspraken wordt nog maar eens de goede handhaafbaarheid van auteursrechten in de online en offline omgeving nog eens bevestigd. Wie beweert dat handhaving op auteursrechten zinloos zou zijn, doet daarmee het auteursrecht onvoldoende recht. Gelet op de voornoemde jurisprudentie is handhaving goed mogelijk, en zinvol. 

Conclusie

Het is belangrijk om aan te geven dat handhaving alleen niet tot een effectief auteursrechtensysteem zou kunnen leiden. Er moet voortdurend een balans bestaan tussen het optreden tegen illegaal muziekaanbod aan de ene kant, en het faciliteren van legale innovatieve (online) initiatieven om muziek aan de andere kant. Met een dergelijk duaal model wordt een muziekmarkt gecreëerd waar aanbieden met toestemming wordt beloond en het aanbieden zonder toestemming, oftewel fraude wordt bestraft. Door de inspanningen van Buma/Stemra en BREIN[7] gezamenlijk worden de belangen van de auteurs vanuit beide invalshoeken behartigd. Uit de werkelijkheid van de praktijk blijkt dat rechterlijke uitspraken niet altijd leiden tot het gewenste resultaat. Daarmee wordt bedoeld dat het terugdringen van aanbieders die muziek aanbieden zonder toestemming van de auteur efficiënter kan. Dit heeft met name te maken met het illegale muziekaanbod op internet. Op dit moment ontbreekt nog een wereldwijde dan wel Europese standaard welke het online illegale aanbod van muziek verbiedt. Aan de effectiviteit van het huidige auteursrechtensysteem wordt dan ook voortdurend in nationaal en Europees verband gewerkt.

Auteursrechten vormen de  grondslag van het verdienmodel van componisten, tekstschrijvers en uitgevers daarmee vormen de auteursrechten de basis voor de muziekcultuur. Een dergelijke basis verdient het om beschermd te worden.

 



[1] Rechtbank 's-Gravenhage 11 januari 2012, LJN BV0549, IEF 10763.

[2] KGV Rechtbank Amsterdam 26 juli 2011, IEF 10127.

[3] KGV Rechtbank Haarlem 6 juni 2008, 145802 / KG ZA 08-244, IEF 11245 (Stemra/Chinaworld)..

[4] Rechtbank Amsterdam, 28 juli 2010, 442866 / HA ZE 09-3600, IEF 11246 (Stemra/Putamayo).

[5] Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 16 mei 2007, 137758 / HA ZA 06-272, IEF 4015

[6] Rechtbank Roermond, 3 november 2004, 60831 / HA ZA 04-298, IEF 11244 (Buma/Van Rijswick)

[7] Stichting BREIN (Bescherming Rechten Entertainment Industrie Nederland) bestrijdt Intellectueel Eigendomsfraude namens auteurs, uitvoerende kunstenaars, uitgevers, producenten en distributeurs van muziek, film, video, boeken, games en interactieve software. BREIN speurt naar on- en offline inbreuk en misbruik, neemt civiele actie en levert informatie en expertise voor strafrechtelijke actie door de autoriteiten.

Deze discussie is gestart naar aanleiding van een interview met professor Hugenholtz in het Amsterdams Balie Bulletin.