Uitspraak hoogleraar binnen grenzen vrijheid van meningsuiting
Vzr. Rechtbank Amsterdam 10 februari 2016, IEF 15686; ECLI:NL:RBAMS:2016:537 (ex-voorzitter YPFDJ Nederland tegen hoogleraar Universiteit Tilburg)
Mediarecht. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de ex-voorzitter van de YPFDJ Nederland afgewezen. Gevorderd was onder meer rectificatie van een uitspraak gedaan door een hoogleraar in een uitzending van BNR Nieuwsradio. Volgens de ex-voorzitter van de YPFDJ Nederland bevat het door gedaagde gegeven interview ernstig criminaliserende beschuldigingen die geen steun vinden in de feiten. De voorzieningenrechter oordeelt dat de hoogleraar binnen de grenzen van de vrijheid van meningsuiting blijft. Daarnaast vinden de uitlatingen voldoende steun in het beschikbare feitenmateriaal.
4.2 Uitgangspunt bij beoordeling van de vorderingen II tot en met V is dat toewijzing hiervan een beperking zou inhouden van het in artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde grondrecht van [gedaagde] op vrijheid van meningsuiting. Dit recht kan slechts worden beperkt, indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (zie artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij wet is voorzien is sprake, indien de uitlatingen van [gedaagde] onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, moeten alle wederzijdse – in beginsel gelijkwaardige – belangen tegen elkaar worden afgewogen. Het belang van [gedaagde] is er met name in gelegen dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Het belang van [eiser ] is er met name in gelegen dat hij niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan verdachtmakingen en dat zijn privacy niet onnodig wordt geschonden. Bij deze belangenafweging dienen alle omstandigheden van het geval te worden betrokken. Een van die omstandigheden is de mate waarin de uitlatingen van [gedaagde] steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal. In dit kader geldt dat van [gedaagde] niet hoeft te worden verwacht dat de juistheid van haar uitlatingen onomstotelijk is komen vast te staan. Wel mag van haar worden verwacht dat zij als wetenschapper handelt op basis van voldoende zorgvuldig onderzoek. Dit gaat niet zo ver dat [gedaagde] , in het kader van het gewraakte interview, het verwijt kan worden gemaakt dat zij jegens [eiser ] het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden. [eiser ] is hiervoor aan het verkeerde adres, het is immers BNR Nieuwsradio geweest die er voor heeft gekozen om niet ook [eiser ] aan het woord te laten.
4.8 Al met al is de voorzieningenrechter in de gegeven omstandigheden van oordeel dat [gedaagde] in het interview met BNR Nieuwsradio binnen de grenzen van de vrijheid van meningsuiting is gebleven en dat haar belangen zwaarder wegen dan die van [eiser ] . De uitlatingen van [gedaagde] vinden voldoende steun in het beschikbare feitenmateriaal en zijn dan ook niet onrechtmatig. Dit leidt tot de conclusie dat ook de vorderingen onder II tot en met V worden afgewezen.
Bijdrage ingezonden door Bas Kist,
Octrooirecht. Vervallenverklaring. Op 10 mei 2012 heeft CPA, in naam van Nestec, de jaartaks voor het door Nestec aangevraagde octrooi aangeboden aan Octrooicentrum Nederland. Omdat het octrooi ten tijde van de betaling nog niet was ingeschreven werd de betaling geretourneerd. Een medewerkster van CPA heeft bij het retourneren van de betaling de verleningsdatum uit het systeem gehaald. Er is daarna geen opdracht meer gegeven voor de betaling, waardoor het aangevraagde octrooi vervallen is verklaard. Het betoog dat de rechtbank de handelingen van CPA onterecht aan Nestec heeft toegerekend faalt. Uit de MvT bij de Row volgt duidelijk dat handelingen van de vertegenwoordiger aan de aanvrager zijn toe te rekenen. Het retourneren van de aangeboden jaartaks kan niet als een fout van Octrooicentrum Nederland worden aangemerkt. Het is niet aannemelijk gemaakt dat het administratieve systeem van CPA voorzag in een deugdelijke controle op voorzienbare fouten. Hiermee heeft CPA niet de in de gegeven omstandigheden geboden zorgvuldigheid betracht. Ook het beroep op het verbod van willekeur en het gelijkheidsbeginsel wordt afgewezen. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.
Uitspraak ingezonden door Ümit Arslan,
Uitspraak ingezonden door Christiaan Alberdingk Thijm,
Verbod op tariefdifferentiatie. Netneutraliteit. Telecom. Eerder legde de ACM
Uit het
Uitspraak ingezonden door Charlotte Meindersma,
Merkenrecht. Uit het persbericht: Der unter anderem für das Markenrecht zuständige I. Zivilsenat des Bundesgerichtshofs hat entschieden, dass Apps für mobile Endgeräte wie Smartphones grundsätzlich