Samenvattend artikel over openbaar vonnis op Blogger is niet onrechtmatig
Vzr. Rechtbank Den Haag 16 september 2015, IEF 15267 (Arthur van M tgegen Google)
Uitspraak ingezonden door Remy Chavannes, Brinkhof. Mediarecht. Verwijdering artikel/naam eiser. Recht om vergeten te worden. Peter R. de Vries heeft een USB-stick ontvangen met beelden die hij heeft gebruikt voor een uitzending over een huurmoord, waartoe eiser opdracht zou hebben gegeven. In kort geding [IEF 11195] werd een uitzendverbod gegeven, het hof [IEF 11332] vernietigt dat vonnis, de uitzending was rechtmatig. Via de blogdienst van google - blogger - wordt een artikel geplaatst met portretfoto over het kort gedingvonnis. Google Inc doet met succes een beroep op 6:196c lid 4 BW en 3:15d BW. De weblogdienst Blogger wordt aangemerkt als "informatiemaatschappij". Het artikel is in feite ook niet meer dan een samenvatting van het in het openbaar uitgesproken vonnis, twitterberichten en een persoonlijke reactie van de blogger. Niet valt in te zien dat die passages schadelijke gevolgen kunnen hebben voor eiser. Vorderingen worden afgewezen.
4.3. In het kader van haar primaire verweer heeft Google Inc een beroep gedaan op het bepaalde in artikel 6: 196c lid 4 van het Burgerlijk Wetboek ('BW). Dienaangaande overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
4.4. Voor zover Google Inc de weblogdienst Blogger aanbiedt, moet zij worden aangemerkt als een "informatiemaatschappij" in de zin van artikel 3:15d BW. Voorts is van belang dat zij door middel van het aanbieden van Blogger diensten verricht zoals bedoeld in lid 3 van dat artikel, ook wel 'hosting' genoemd. Onder (web)hosting wordt immers verstaan het 24 uur per dag aanbieden van ruimte voor het opslaan van informatie, afbeeldingen, of andere inhoud die toegankelijk is via een website, terwijl Google Inc door middel van Blogger ruimte aanbiedt aan derden ('bloggers'), waarop deze teksten c.q. artikelen, al dan niet vergezeld van één of meer afbeeldingen, ('blogs') kunnen publiceren via het internet. In het - op schrift gestelde en kennelijk voor iedereen toegankelijke - inhoudsbeleid inzake Blogger (prod. 2 van gedaagden) wordt de dienstverlening ook uitdrukkelijk aangeduid als 'hosting'.
4.5. Het voorgaande betekent dat de (eventuele) aansprakelijkheid van Google Inc ter zake van de publicatie van het Artikel moet worden beoordeeld langs de lijn van het bepaalde in artikel 6:196c lid 4 BW. Ingevolge die - op artikel 14 van Europese Richtlijn nr. 2000/31/EG van 8 juni 2000 gebaseerde - bepaling is Google Ine niet aansprakelijk voor via Blogger geopenbaarde informatie indien zij (i) niet weet dat de informatie een onrechtmatig karakter heeft en - voor zover sprake is van een schadevergoedingsvordering - redelijkerwijs niet behoort te weten van het onrechtmatige karakter van de infonnatie, dan wel (ii) prompt de infonnatie verwijdert of de toegang daartoe onmogelijk maakt, zodra zij weet of redelijkerwijs behoort te weten dat de informatie een onrechtmatig karakter heeft . Blijkens de parlementaire geschiedenis bestaat de kennis bij een internetprovider als Google Inc omtrent. het onrechtmatige karakter van infonnatie indien in redelijkheid niet aan de juistheid van de kennisgeving daarover kan worden getwijfeld, of wanneer de infonnatie onmiskenbaar onrechtmatig is (Kamerstukken Il 2003/04, 28 197, nr. 15, p. 2). Verder volgt uit vaste jurisprudentie dat voor het aannemen van een onmiskenbaar onrechtmatig karakter van een publicatie een hoge drempel geldt (zie o.a. Hoge Raad 25 november 2005, NJ 2009, 550). Aan het beroep van eiser op het 'Delfi-arrest' (EHRM d.d. 1 oktober 2013) wordt voorbijgegaan. Die uitspraak heeft immers (slechts) betrekking op 'comments' op berichten op een nieuwswebsite, wat niet kan worden vergeleken met het plaatsen van een weblog.
Op andere blogs:
Media Report
Via
Bijdrage ingezonden door Prof. Dr. Bernt Hugenholtz,
Onrechtmatig handelen. Appellant heeft bestuurders, raadsleden en ambtenaren van de Gemeente benaderd met allerlei geschriften zowel op hun werkplek als woonomgeving. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de Gemeente toegewezen. Het hof acht de door voorzieningenrechter opgelegde verboden betreffende verspreiden van beledigende geschriften en het verzenden van e-mails naar privé-e-mailadressen van het bestuur van de Gemeente, haar raadsleden en ambtenaren niet disproportioneel, evenmin als de daaraan verbonden dwangsom. De maatregel waarbij de toegang tot het gemeentehuis is ontzegd, tenzij met voorafgaande schriftelijke toestemming in combinatie met het hem opgelegde verbod om het bestuur van de Gemeente, haar raadsleden en ambtenaren via de werk-e-mail te benaderen, is te verstrekkend. Het opgelegde verbod tot verzending van e-mails naar de werk-e-mailadressen wordt alsnog afgewezen.
Merkenrecht. Vlisco is de belangrijkste fabrikant en verdeler van de zogenaamde wax-stoffen en -prints. Vlisco gebruikt woord- en beeldmerken, waaronder de blikvanger, het "staartetiket". Vlisco leverde aan het failliete Bethel, na de stopzetting van de samenwerking in 2001, beeldde Bethel de staartetiketten toch nog steeds af op de stoffen die ze verkocht. In beroep wordt Bethel veroordeeld tot staking van het gebruik van het staartetiket en omdat zij op misleidende wijze handelde door gebruik te maken van de soortnaam "wax" voor stoffen hoewel die niet volgens het wax-procedé werden vervaardigd. Bethel dient €138.120 te betalen, €10 per inbreukmakende stof waarvan er 13.812 verkocht zijn. Schadevergoeding is ex aequo et bono begroot op €25.000 voor het verlies dat Vlisco geleden heeft en €25.000 voor de winst die Bethel op de bestreden stoffen gemaakt zou hebben.
Bijdrage ingezonden door Erwin Angad-Gaur, secretraris/directeur Ntb en
Octrooirecht. Ascom en FMC houden zich beiden bezig met ontwikkeling en verkoop van separatietechnologieën. Ascom is licentienemer van het
Mededingingsrecht. Aan de orde is de vraag of zelfstandige remplacanten moeten worden beschouwd als 'schijnzelfstandigen'. Het Hof is van mening dat dit zo is. Anders dan 'echte' ondernemingen bevinden zelfstandige remplacanten zich gedurende de contractuele relatie in een ondergeschiktheidsrelatie. Zij moeten niet alleen de aanwijzingen van de dirigent opvolgen maar ook volgens een aan hen ter beschikking gesteld rooster aanwezig zijn voor repetities en concerten, dit alles niet anders dan de musici die bij het orkest als werknemer in dienst zijn. Van enige flexbiliteit of zelfstandigheid voor wat betreft tijdschema, plaats en wijze van uitvoering is geen sprake. Van een reëele vrijheid is naar het oordeel van het hof geen sprake omdat bij het niet aanvaarden van de opdracht, de remplacant niet snel nogmaals zal worden gevraagd door dat orkest. Een solist is een atypisch geval dat het hof daarvan niet kan laten afhangen of zelfstandige remplacanten in het algemeen als 'schijnzelfstandigen' moeten worden aangemerkt. De gevorderde verklaring voor recht kan worden toegewezen. Er moeten dus mininumtarieven worden opgenomen in de cao.
