Gedaagde maakt inbreuk op auteursrecht van het logo van zwemvereniging Blue Marlins

Vzr. Rb. Den Haag 25 februari 2025, IEF 4794; ECLI:NL:RBDHA:2025:2769 (Blue Marlins tegen gedaagden c.s.). Blue Marlins is een zwemvereniging die gebruik maakt van het bovenstaande logo (hierna: het Blue Marlins-logo). Gedaagde 1 en gedaagde 2 (hierna samen: gedaagden c.s.) zijn echtgenoten. Hun zoon was lid bij Blue Marlins. Gedaagde 2 was vrijwilligster en ondersteunend lid. Op 1 januari van dit jaar heeft de zwemvereniging de lidmaatschappen van gedaagde 2 en haar zoon opgezegd, vanwege een betalingsachterstand en vermeend onwenselijk gedrag van de zoon. Gedaagde 2 heeft toen een e-mail gestuurd naar meerdere ouders of leden van de club, met een lange klaagzang over wat er allemaal fout gaat binnen de vereniging. In deze e-mail zijn verschillende afbeeldingen opgenomen. Twee daarvan, het vergrootglasteken en het stembusteken, bevatten het logo van de Blue Marlins. Blue Marlins heeft gedaagden c.s. gesommeerd om de e-mail in te trekken, en het onrechtmatig gebruik van haar handelsnaam en het Blue Marlins-logo te staken. Gedaagden c.s. heeft daaraan geen gehoor gegeven en dus vordert Blue Marlins dit nu bij de voorzieningenrechter.
Geen schending BOB 'Port' door merk 'Quevedo Port'

Gerecht van de Europese Unie 26 februari 2025, IEF 22571; IEFbe 3882; ECLI:EU:T:2025:182 (IVDP tegen EUIPO, Vinoquel- Vinhos Oscar Quevedo, Lda.) Het Instituto dos Vinhos do Douro e do Porto, IP (IVDP) heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de Kamer van Beroep van het EUIPO. Het geschil betreft de aanvraag van Vinoquel- Vinhos Oscar Quevedo, Lda. om registratie van het Uniemerk "Quevedo Port" voor producten in klasse 29 (olijfolie) en klasse 33 (wijn). IVDP diende oppositie in, gebaseerd op de beschermde oorsprongsbenaming (BOB) "Porto" of "Port", die is geregistreerd voor wijn. De oppositieafdeling van het EUIPO verwerpte de oppositie. IVDP stelde vervolgens beroep in bij de Kamer van Beroep, die het beroep heeft verworpen. De Kamer oordeelde dat de overeenkomsten tussen de tekens onvoldoende zijn om als direct of indirect commercieel gebruik van de BOB te kwalificeren. Het achtte tevens onwaarschijnlijk dat "Quevedo Port" de BOB oproept in de geest van het relevante publiek. IVDP verzoekt het Gerecht de beslissing van de Kamer te vernietigen en de inschrijving van "Quevedo Port" voor olijfolie te weigeren.
Merkregistratie eBilet terecht geweigerd wegens beschrijvend karakter

Gerecht van de Europese Unie 26 februari 2025, IEF 22564; IEFbe 3878; ECLI:EU:T:2025:184 (eBilet Polska tegen EUIPO). eBilet Polska heeft bij het EUIPO een aanvraag ingediend voor de inschrijving van het beeldmerk "eBilet" voor verschillende goederen en diensten, waaronder software, tickets, detailhandelsdiensten en reserveringsdiensten voor entertainment en reizen. De onderzoeker van het EUIPO heeft de aanvraag gedeeltelijk geweigerd, omdat het merk als beschrijvend werd beschouwd en geen onderscheidend vermogen had. Verzoekster heeft daarop beroep ingesteld bij het EUIPO. De Kamer van Beroep heeft het beroep verworpen en geoordeeld dat het merk "eBilet" beschrijvend is, omdat het direct de soort en het beoogde gebruik van de betrokken goederen en diensten aanduidt, evenals de manier waarop de diensten worden aangeboden. Daarnaast heeft de Kamer van Beroep geoordeeld dat het merk niet onderscheidend is, omdat het relevante publiek het niet zal beschouwen als een aanduiding van commerciële herkomst.
AI output: beschermd of inbreukmakend? De stellingen voor het IE symposium in Zeist

Tijdens het IE symposium in Zeist op 12 maart 2025 discussiëren Arnout Groen, Stef van Gompel en Dirk Visser met de zaal over stellingen met betrekking tot drie thema’s:
1. Wanneer is AI-output beschermd? En wie draagt de bewijslast?
2. Wanneer maakt AI-output inbreuk? En wie draagt de bewijslast?
3. Wie is aansprakelijk voor AI-inbreuken?
In dit bericht worden de stellingen nader toegelicht.
Rechtsstrijd rond auteursrecht Montis-stoelen: rechtbank oordeelt dat de arresten geen onrechtmatige rechtspraak zijn

Rb. Den Haag 19 februari 2025, IEF 22568; ECLI:NL:RBDHA:2025:2637 (Montis tegen de Staat). Montis, een meubelproducent, liet in 1988 modellen registreren voor de fauteuil Charly en de eetkamerstoel Chaplin, ontworpen door [naam]. In 1990 droeg hij zijn rechten over aan Montis. Later ontstond een conflict met meubelketen [bedrijfsnaam], die een soortgelijke stoel verkocht. Montis spande een rechtszaak aan, maar verloor deze in het Montis I-arrest. Het auteursrecht op de stoelen was vervallen, omdat Montis bij afloop van haar modelbescherming geen instandhoudingsverklaring had ingediend. In het Montis II-arrest stelde Montis dat Duitsland het land van oorsprong was, waardoor de Berner Conventie (BC) zou gelden en het auteursrecht niet vervallen zou zijn. Het hof gaf Montis gelijk, maar na cassatie oordeelde de Hoge Raad dat het auteursrecht toch was vervallen. Wel vroeg de Hoge Raad het Benelux-Gerechtshof of de wetswijziging van 2003 het auteursrecht had kunnen laten herleven. Het BenGH oordeelde van niet.
Nieuw verschenen bij deLex: Case law - Court of Appeal of the UPC 2023-2024 van Willem Hoyng

In Case law - Court of Appeal of the UPC 2023-2024 biedt Prof. Willem Hoyng een volledig overzicht van alle uitspraken van het Court of Appeal sinds de start van het Unified Patent Court in 2023 tot en met 1 januari 2025. De uitspraken worden chronologisch besproken en aangevuld met een handige verwijzing naar de toepasselijke Rules of Procedure. Daarnaast bevat het boek een caselijst, een overzicht van definitieve beslissingen in voorlopige voorzieningen en een trefwoordenregister. Een onmisbare gids voor iedereen die zich bezighoudt met het UPC.
Voor meer informatie en bestellen kunt u de deLex shop bezoeken.
Opheffing conservatoir beslag: handelsnaamrecht Cycle Growth prevaleert boven Uniemerk Ridefuture

Vzr. Rb. Gelderland 27 januari 2025, IEF 22565; ECLI:NL:RBGEL:2025:1126 (Cycle Growth tegen Ridefuture). Cycle Growth is een onderneming die elektrische bezorgfietsen verkoopt en least op de Nederlandse markt. Ridefuture maakt deel uit van de Rybit Group, een groep bedrijven die zich eveneens bezighoudt met de verkoop en lease van dit soort fietsen. Binnen deze groep valt ook de Taiwanese onderneming Moovo Mobility. E-bike Nederland, kortweg EBN, was tot medio 2024 actief in de verkoop en lease van bezorgfietsen onder de naam EBIKE4DELIVERY en gebruikte daarbij het logo wat hierboven is afgebeeld. Met het oog op een mogelijke samenwerking op de Europese markt sloot EBN een overeenkomst met Moovo, maar de onderhandelingen hierover liepen uiteindelijk stuk. In de tussentijd had Ridefuture het logo van EBIKE4DELIVERY als Uniebeeldmerk in zwart-wit laten registreren. Na het faillissement van EBN nam Cycle Growth alle activa en passiva over, waaronder fietsen met het EBIKE4DELIVERY-logo. Na de doorstart van het merk stelde Moovo dat het Uniewoordmerk geen onderdeel uitmaakte van de faillissementsboedel en dat het gebruik ervan moest worden gestaakt. Aan het eind van 2024 kreeg Ridefuture verlof van de voorzieningenrechter om beslag te leggen op verschillende digitale bescheiden en onderdelen van fietsen.
HvJ EU: artikel 24.4 Brussel I bis-Verordening ziet alleen op geldigheid, niet op inbreuk

HvJ EU 25 februari 2025, IEF 22563, IEFbe 3877; ECLI:EU:C:2025:108 (BSH Hausgeräte tegen Electrolux). BSH is houder van een Europees octrooi dat een met stofzuigers verband houdende uitvinding beschermt. De geldigverklaring van dit octrooi heeft in verschillende staten waaronder Zweden en Turkije geleid tot verlening van een nationaal octrooi. BSH is een inbreukprocedure tegen Electrolux (gevestigd in Zweden) gestart voor de Zweedse rechter, wegens inbreuk op alle nationale gedeelten van het Europees octrooi. Electrolux heeft vervolgens aangevoerd dat de inbreukvorderingen op andere nationale gedeelten van het Europese octrooi dan het Zweedse gedeelte niet-ontvankelijk waren. De inbreukvordering zou beschouwd moeten worden als een geschil inzake ‘de geldigheid van octrooien’ in de zin van artikel 24.4 Brussel I bis-Verordening. Krachtens deze bepaling zijn de gerechten van de buitenlandse lidstaten waar de octrooien geldig zijn verklaard bevoegd, en voor deze buitenlandse octrooien zou de Zweedse rechter dus onbevoegd zijn. De Zweedse rechter heeft zich op grond van artikel 24.4 en artikel 27 Brussel I bis-Verordening onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de vorderingen wegens inbreuk op in andere lidstaten dan Zweden geldig verklaarde octrooien. Dit is ook gedaan ten aanzien van het in Turkije geldig verklaarde octrooi.
Geschil tussen artiest en muziekexploitant over royalty’s
Hof Amsterdam 21 januari 2025, IEF 22552; ECLI:NL:GHAMS:2025:122 (Appellanten tegen Sony). In deze zaak gaat het om een geschil tussen de artiest Appellant 1, bekend onder de artiestennaam Appellant 2, en Sony Music Entertainment Netherlands B.V. over de betaling van royalty’s en de vernietiging van exploitatie-overeenkomsten. Appellant 2 had verschillende overeenkomsten met Sony, waaronder de Naam 1-overeenkomst en de Ultra-overeenkomst, die betrekking hadden op de wereldwijde exploitatierechten van zijn muziek. In 2018 sloten partijen een beëindigingsovereenkomst, gevolgd door een vaststellingsovereenkomst (VSO) in 2021, waarin zij finale kwijting verleenden voor eerdere geschillen. Maar, Appellant 2 stelt dat Sony niet voldeed aan haar verplichtingen onder de VSO, met name met betrekking tot de audit van royaltybetalingen en de afrekening 'at source'. In eerste aanleg eisten appellanten een verklaring dat de overeenkomsten rechtsgeldig waren vernietigd, en claimden zij een hogere redelijke vergoeding voor hun bijdrage aan de muziekproducties. De rechtbank wees deze vorderingen af. Appellanten gingen in hoger beroep en vorderden de vernietiging van het vonnis van de rechtbank en toewijzing van hun gewijzigde vorderingen.
Geen overeenstemming tussen waren: verzoek tot nietigverklaring terecht afgewezen

Gerecht van de Europese Unie 12 februari 2025, IEF 22559; IEFbe 3874; ECLI:EU:T:2025:145 (Adina Alberts tegen EUIPO, Techtex SRL). Deze zaak gaat over de vraag of het door Techtex SRL geregistreerde Gemeenschapsmodel, een kartonnen doos verpakking voor sanitaire maskers, in strijd is met de rechten van Alberts op haar eerder ingeschreven Roemeense woordmerken. Alberts heeft bij het EUIPO een aanvraag tot nietigverklaring ingediend, met het argument dat het model een onderscheidend teken bevat waarvan zij de houder is en dat dit bij het publiek een gevaar voor verwarring kan veroorzaken. De Nietigheidsafdeling heeft de aanvraag afgewezen. Zij heeft vastgesteld dat drie van de vijf merken waarop Alberts zich beriep pas na de aanvraag tot inschrijving van het betwiste model zijn geregistreerd en daarom niet als eerder recht konden worden beschouwd. Verder heeft zij geoordeeld dat de waren en diensten die onder de andere twee merken vielen, geen overeenstemming vertonen met de sanitaire maskers waarop het betwiste model betrekking heeft. Alberts heeft daarop beroep ingesteld bij de Kamer van Beroep die het gedeeltelijk heeft toegewezen. Zij heeft vastgesteld dat er een lage mate van overeenstemming bestaat tussen de medische diensten van eerder merk nr. 1 ("ADINA ALBERTS") en sanitaire maskers, en heeft de zaak terugverwezen naar de Nietigheidsafdeling om het bewijs van gebruik van dit merk te beoordelen. De rest van de beslissing van de Nietigheidsafdeling is bevestigd, met name dat de waren die onder eerder merk nr. 2 ("DR. ALBERTS") vallen (cosmetische producten en kleding) niet overeenstemmen met sanitaire maskers.