IEF 22260
27 september 2024
Artikel

Uitnodiging Conferentie 20 jaar master Informatierecht: ‘Het opleiden van evenwichtskunstenaars’

 
IEF 22257
27 september 2024
Uitspraak

Screenshots en hyperlinks zijn op zichzelf onvoldoende voor een modelrechtelijk relevante openbaarmaking

 
IEF 22259
27 september 2024
Artikel

Briene Zijlmans volgt directeur Hester Wijminga van Stichting De Thuiskopie op

 
IEF 14938

HvJ EU: Houder uitsluitend distributierecht kan anderen verbieden verkoopaanbod te doen

HvJ EU 13 mei 2015, IEF 14938; ECLI:EU:C:2015:315; zaak C-516/13 (Dimensione Direct Sales en Labianca)
Auteursrecht. Distributierecht. Begrip 'distributie onder het publiek', door verkoop of anderszins, van het origineel van een werk of een kopie daarvan – Aanbod tot sluiting van een overeenkomst – Website waarop reproducties van beschermde meubelen te koop worden aangeboden zonder toestemming van de houder van het exclusieve distributierecht – Invitatio ad offerendum – Reclame. Het HvJ EU antwoordt:

Artikel 4, lid 1, van [InfoSocrichtlijn 2001/29/EG], moet aldus worden uitgelegd dat degene die met betrekking tot een beschermd werk het uitsluitende distributierecht heeft, zich er op grond van die bepaling tegen kan verzetten dat voor het origineel of een kopie van dat werk een verkoopaanbod wordt gedaan of gerichte reclame wordt gemaakt, zelfs indien niet zou vaststaan dat een zich in de Unie bevindende koper het beschermde object op grond van dit aanbod of deze reclame heeft gekocht, voor zover die reclame consumenten die zich bevinden in een lidstaat waarin dat werk auteursrechtelijk beschermd is, uitnodigt tot koop ervan over te gaan.

 

Gestelde vragen:

1. Omvat het distributierecht bedoeld in artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG het recht om het origineel of kopieën van het werk aan het publiek te koop aan te bieden?
Indien de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord:
2. Omvat het recht om het origineel of kopieën van het werk aan het publiek te koop aan te bieden niet enkel aanbiedingen tot sluiting van een overeenkomst, maar ook reclame?
3. Wordt het distributierecht ook geschonden wanneer op grond van het aanbod geen koop van het origineel of van kopieën van het werk tot stand komt?
IEF 14937

Uitblijven vrijwillige rectificatie al lang duidelijk

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba 6 mei 2015, IEF 14937; ECLI:NL:OGEAA:2015:17 (A tegen B en C)
Mediarecht. Onvoldoende spoedeisend belang. Arubaanse politicus A stelt dat zij in haar eer, goede naam en persoonlijke integriteit is aangetast door een uitlating in dagblad B. B is in overleg met A omtrent vrijwillige rectificatie en stelt hieraan enkele voorwaarden. A gaat hier niet op in en besluit twee maanden later een gerechtelijke procedure te starten. Het had A allang duidelijk moeten zijn dat vrijwillige rectificatie zou uitblijven. Als het allemaal werkelijk zo klemmend en spoedeisend zou zijn zoals door A gesteld, had het op haar weg gelegen om veel eerder dan thans het geval haar verzoek tot rectificatie aan het Gerecht ter beoordeling voor te leggen. Spoedeisend belang ontbreekt.

De beoordeling:

3.2.2 Bij de beantwoording van de vraag of dit zich hier voordoet staan twee gelijkwaardige, ieder voor zich hoogwaardige maatschappelijke en persoonlijke belangen tegenover elkaar: aan de ene kant het belang van A om, ook als politicus, niet door uitlatingen in de media te worden aangetast in haar eer, goede naam en persoonlijke integriteit; aan de andere kant het belang van B c.s. om zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en/of waarschuwend te kunnen uitlaten over een persoon die een openbaar ambt bekleedt of ter signalering van misstanden die de samenleving raken.

3.3.1 [...] Zonder meer valt niet in te zien dat van A in redelijkheid niet gevergd kan worden om ter zake van de door haar beoogde rectificatie een uitspraak van de bodemrechter af te wachten. Dit klemt temeer om het volgende.

3.3.2 B en/of C zijn volgens A begonnen met publicatie van de door haar gewraakte artikelen (hierna: de artikelen) in de edities van B van 29, 30 en 31 december 2014, en dergelijke publicaties zijn daarna volgens A ook verschenen in de edities van 6, 7, 10, 13, 15, en 20 januari 2015. Het was in dat verband voor A duidelijk, althans had het voor haar duidelijk behoren te zijn, dat B en/of C niet tot de door haar (bij schrijven van 19 januari 2015) verzochte vrijwillige rectificatie zouden overgaan toen B bij email van 21 januari 2015 aan A te kennen gaf dat rectificatie eerst aan de orde zou kunnen zijn als er aan door hem gestelde voorwaarden (in de zin van verschaffing van informatie) zou zijn voldaan. Daarbij is van belang dat A zich op het standpunt heeft gesteld dat zij niet gehouden was in te gaan op of te voldoen aan die door B gestelde voorwaarden. In het licht van dit alles heeft A echter om voor haar moverende reden er voor gekozen om eerst op 25 maart 2015 haar inleidend verzoekschrift in te dienen ter griffie van dit Gerecht. Dat is ruim twee maanden nadat het voor A duidelijk was of moest zijn dat vrijwillige rectificatie zou uitblijven. Als het allemaal werkelijk zo klemmend en spoedeisend zou zijn zoals door A gesteld, had het op haar weg gelegen om veel eerder dan thans het geval haar verzoek tot rectificatie aan het Gerecht ter beoordeling voor te leggen.

3.3.3 Bij vorenstaande komt nog het algemeen bekende feit dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid valt te verwachten dat de eerstvolgende verkiezing voor de Staten van Aruba zal plaatsvinden in het najaar van 2017. Voor zover A meent dat zij schade als gevolg van de artikelen dreigt op te lopen in de zin van verlies van stemmen (op haar of de partij waaraan zij is gelieerd) van alsdan stemgerechtigden bestaat er in dat verband meer dan genoeg ruimte om een (uitvoerbaar bij voorraad te verklaren) uitspraak van de bodemrechter af te wachten. De procedure in kort geding is niet bedoeld om via een zogeheten “short cut” te proberen sneller dan anders thuis te komen.

 

IEF 14934

Geen inzage voor franchisenemers C1000

Hof 's-Hertogenbosch 12 mei 2015, IEF 14934; ECLI:NL:GHSHE:2015:1668 (Vereniging C1000 tegen Jumbo/Ahold)
Exhibitie art. 843a Rv. Fishing expedition. In kort geding werd geoordeeld dat het afbouwen van franchisemerk geen reden is tot inzage [IEF 14222]. Franchisenemers (C1000) hebben in casu geen recht op inzage in overeenkomst waarbij Jumbo de panden overdraagt aan Ahold. Er bestaan geen aanwijzingen dat in de overeenkomst bepalingen staan waaraan de franchisenemers een recht of belang kunnen ontlenen. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.

6.5.7. Naar het oordeel van het hof zijn de vorderingen van C1000 daarmee louter gegrond op ongefundeerde gissingen (‘indien uit de afspraken …’), hypothetische benaderingen, een opgewekt wantrouwen doordat Jumbo en Ahold niet willen verklaren dat er in de overeenkomst niets staat ten gunste van de franchisenemers en wellicht op de hoop dat er iets voor de franchisenemer valt ‘te halen’ bij Jumbo, C1000 B.V. of Ahold dan wel voor de individuele franchisenemer bij de onderhandelingen met Ahold (al ontkent C1000 dat in 6.24 van de appeldagvaarding). In dit laatste aspect ligt uiteraard wel een belang besloten, maar niet een rechtens te respecteren belang. Nu de vordering is aangekleed met speculaties, niet met concrete feiten, is sprake van een fishing expedition. Artikel 843a Rv biedt voor zodanige grondslag geen ruimte. Het gaat C1000 om het verkrijgen van stukken om te bezien of daarin de informatie staat die zij veronderstelt, althans waarop zij hoopt daaraan iets te hebben, terwijl zij die veronderstelling niet voldoende heeft onderbouwd en daarvoor ook geen aanwijzing bestaat.
IEF 14933

MAX moet zich kritisch, informerend, opiniërend en/of waarschuwend kunnen uitlaten

Ktr. Rechtbank Midden-Nederland 22 april 2015, IEF 14933 (Woondirect tegen Omroep MAX)
Uitspraak ingezonden door Jens van den Brink, Kennedy Van der Laan. Mediarecht. Vrijheid van meningsuiting. Omroep MAX heeft in de uitzending aandacht besteed aan en gewaarschuwd voor een nieuwe ontwikkeling, waarin consumenten zich door middel van een digitale handtekening kunnen binden aan een overeenkomst, zoals in dit geval de 'Akte van sessie', zonder dat zij zich ten volle realiseren, zoals Van den Berg heeft verklaard, welke consequenties daaraan verbonden kunnen zijn. MAX moet zich kritisch, informerend, opiniërend en/of waarschuwend kunnen uitlaten. De uitlatingen zijn niet zodanig ernstig dat de grenzen van de maatschappelijke zorgvuldigheid zijn overschreden en wijst de vorderingen af.

Beoordeling:

4.4. MAX heeft in de uitzending aandacht besteed aan en gewaarschuwd voor een nieuwe ontwikkeling, waarin consumenten zich door middel van ene digitale handtekening kunnen binden aan een overeenkomst, zoals in dit geval de 'Akte van sessie', zonder dat zij zich ten volle realiseren, zoals Van den Berg heeft verklaard, welke consequenties daaraan verbonden kunnen zijn. MAX moet zich, zoals hiervoor is overwogen, kritisch, informerend, opiniërend en/of waarschuwend kunnen uitlaten. [...] In dit licht bezien, acht de kantonrechter de onjuiste inleidende mededeling dat het bedrag van 490,00 maandelijks verschuldigd zou zijn, in plaats van eenmalig, en het daarbij bezigen van de term 'gestolen', mede gelet op het daaraan voorafgaande 'we kunnen we zeggen', niet zodanig ernstig dat daarmee de grenzen van de maatschappelijke zorgvuldigheid zijn overschreden.

4.5. Voor zover Woondirect heeft willen betogen dat de mededeling van MAX dat hij heeft moeten 'praten als Brugman' voordat Woondirect bereid was om de 'Akte van sessie' te ontbinden, onrechtmatig is, slaagt dit betoog niet. Daargelaten dat tussen partijen vaststaat dat MAX de situatie van Van den Berg ter sprake heeft gebracht bij Woondirect en dat Woondirect daags daarna aan MAX heeft medegedeeld dat zij de met Van den Berg gesloten overeenkomst ontbindt, waaruit op zichzelf de indruk ontstaat dat enig verband bestaat tussen de interventie van MAX en de beslissing van Woondirect om tot ontbinding over te gaan, in elk geval is het bezigen van de hier besproken uitdrukking niet zodanig dat daarmee de grenzen van de maatschappelijke zorgvuldigheid zijn overschreden.

4.6. Woondirect heeft voorts aangevoerd dat geen sprake is geweest van hoor  en wederhoor. Daargelaten de vraag of van hoor en wederhoor nu wel of niet sprake  is geweest, anders dan Woondirect lijkt te veronderstellen bestaat geen absoluut recht op wederhoor. Het enkele feit dat, volgens Woondirect, geen sprake is geweest van wederhoor betekent dan ook niet dat de uitzending om die reden onrechtmatig is. Hetgeen Woondirect voor het overige heeft aangevoerd, kan dit oordeel niet anders maken en behoeft dan ook geen nadere bespreking.


Op andere blogs:
Mediareport

IEF 14931

Ondanks huisregels Media Markt geen preventief uitzendverbod

Hof Amsterdam 28 april 2015, IEF 14931; ECLI:NL:GHAMS:2015:1648 (CCCP Televisie en KRO-NCRV tegen Media Markt)
Uitspraak ingezonden door Jens van den Brink, Kennedy Van der Laan. Mediarecht. Vrijheid van meningsuiting. Privacy. Eigendoms- en gebruiksrecht. CCCP en KRO hebben opnames gemaakt van een ‘sociaal experiment’ waarbij een van haar presentatoren zich heeft voorgedaan als medewerker van Media Markt. Het handelen van CCCP werd door de voorzieningenrechter [IEF 14175] onrechtmatig geacht, mede omdat Media Markt bezwaren maakte tegen het filmen op het moment dat zij hier achter kwam. De vrijheid van meningsuiting werd beperkt door de eigendoms- of gebruiksrechten van Media Markt van haar winkels. Volgens het hof moet de vordering van Media Markt in het licht van de Mosley uitspraak van het EHRM terughoudend worden beoordeeld. Het is onvoldoende aannemelijk dat de uitzending jegens Media Markt in zodanige mate onrechtmatig is, dat het voor Media Markt leidt tot onherstelbare schade zodat een uitzendingsverbod vooraf gewettigd is. De vorderingen van Media Markt worden alsnog afgewezen.

Beoordeling:

3.5. Voorop moet worden gesteld dat het Media Markt toekomt om binnen haar vestigingen zelf te bepalen aan welke huisregels bezoekers van haar winkels zich dienen te houden. [...] Het enkele feit dat de beelden en geluidsopnamen gemaakt zijn zonder toestemming van Media Markt en daarmee mogelijk een inbreuk vormen op het eigendomsrecht c.q. gebruiksrecht van Media Markt is weliswaar een mee te wegen belang aan de zijde van Media Markt, doch betekent niet zonder meer dat het gevolg daarvan moet zijn een verbod op uitzending van die beelden en geluidsopnamen. Een dergelijk verbod komt in wezen neer op toepassing van preventieve censuur en staat daarmee op gespannen voet met artikel 10 EVRM en artikel 7, tweede lid, van de Grondwet. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in zijn uitspraak van 10 mei 2011 (LJN: BR3174; Mosley) geoordeeld dat aan de in artikel 10 EVRM genoemde vrijheden groot gewicht dient te worden toegekend. Het EHRM heeft daarbij tevens overwogen dat deze vrijheid haar begrenzing vindt in het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Een wettelijke verplichting om, ingeval van een dreigend conflict tussen de vrijheid van meningsuiting en het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, de publicatie vooraf aan de betrokkene te melden, werd door het EHRM als onwenselijk beoordeeld. In het licht hiervan is terughoudendheid ten aanzien van de vordering vereist. Uit deze uitspraak van het EHRM kan immers worden afgeleid dat het EHRM van belang acht dat toetsing van de eventuele onrechtmatigheid van een publicatie en/of uitzending, met het oog op het gewicht dat aan de in artikel 10 EVRM gewaarborgde vrijheden wordt toegekend, pas plaatsvindt nadat de betreffende publicatie en/of uitzending ter kennis van het publiek is gebracht.

3.6. Beoordeeld dient derhalve te worden of de feiten in deze zaak van zodanige aard zijn dat dit een afwijking van het hiervoor vermelde uitgangspunt zou rechtvaardigen. Anders dan de voorzieningenrechter is het hof van oordeel dat zulks niet het geval is. [...] 


3.7. Het voorgaande in aanmerking genomen acht het hof alles afwegende met de beoogde uitzending de grenzen van het aanvaardbare niet overschreden. De voorgaande overwegingen voeren het hof tot het voorlopige oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de uitzending jegens Media Markt in zodanige mate onrechtmatig is en voor haar zal leiden tot onherstelbare schade dat een uitzendingsverbod vooraf gewettigd zou zijn. Daarbij komt dat  voorshands niet aannemelijk is dat, in geval in een eventueel door Media Markt na de uitzending van het programma aanhangig te maken procedure de uitzending wel onrechtmatig zal worden geoordeeld, de voor haar nadelige gevolgen van die uitzending en/of openbaarmaking niet meer door middel  van een alsdan uit te spreken veroordeling kunnen worden hersteld. Op grond van het voorgaande is het hof, anders dan de voorzieningenrechter, voorshands van oordeel dat er onvoldoende reden is om CCCP en KRO reeds voorafgaand aan de uitzending van het programma een verbod tot uitzending op te leggen.

Lees de uitspraak hier (pdf/html)

Op andere blogs:
Kennedy van der Laan
Media Report

IEF 14930

Public Consultation on Unified Patent Court Fees and Recoverable Costs

Van de website: On the 8 May the Preparatory Committee launched a public consultation on the fee structure for the Court. The consultation document comprises of two options for a revised Rule 370, a table of fees, a scale of ceilings for recoverable costs and an Explanatory Note. Responses are to be sent electronically to the secretariat@unified-patent-court.org before midnight on the 31 July (there is no guarantee that responses received after this date will be taken into consideration). In order to facilitate the processing of the submissions received the members of the Preparatory Committee would be grateful if responses are sent in English.

The Committee shall only consider contributions from stakeholders and other interested parties whose identity can be established and who can be contacted at least via e-mail. Contributors who represent organisations are requested to indicate so. If not, their contributions shall be considered to have been made in a personal capacity. Personal data (such as name and address of the contributor, name and type of the organisation, name of the contact person etc.) shall be kept only for the purpose of the consultation and may be used by the Committee for activities related to the consultation. Personal data shall not be given to third parties and shall be destroyed once the analysis of the consultation is completed.

The fee structure for the Unified Patent Court will comprise fixed fees and, for certain actions, an additional value based fee.  The fee levels proposed are the lowest that will enable eventual sustainability of the Court.

As well as proposing fee levels, the consultation also addresses a number of points including:
- support for small and medium sized enterprises (SMEs), not for profit organisations and certain other bodies as set out in the Agreement by providing two possible options
- the threshold at which a value-based fee will be payable
- a scale of ceilings for recoverable costs

Comments are welcome on any aspect of the proposal and will be considered by the Preparatory Committee and its appropriate Working Groups prior to publication of an agreed fee structure.

IEF 14929

Mededader kroongetuige noemen niet onrechtmatig

Hof Amsterdam 28 april 2015, IEF 14929; ECLI:NL:GHAMS:2015:1649 (X tegen TMG)
Mediarecht. Telegraaf mag mededader bankroof van de eeuw kroongetuige noemen. Het Hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep. Berichtgeving in De Telegraaf over verdachte in omvangrijke creditcardfraude en diens rol als getuige niet onrechtmatig.

3.7. Op grond van de mededelingen van de Duitse officier van justitie, onder meer inhoudend: “Diese Aufklärungshilfe des Verurteilten had bei diesem zu einer Strafmilderung geführt.” in samenhang met de hiervoor bedoelde strafmotivering van de Duitse rechter, mocht De Telegraaf naar het oordeel van het hof terecht de conclusie trekken dat de bekentenis van [appellant] tot de keuze voor een voorwaardelijke gevangenisstraf hebben geleid.

3.8. Hierbij wordt nog opgemerkt dat deze semantische discussie voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de publicatie en de vraag in dat verband of deze voldoende steun vond in de feiten, maar een marginale en zeker geen doorslaggevende rol speelt. Onmiskenbaar spreekt uit het Duitse vonnis en de mededelingen van de Duitse officier van justitie immers dat [appellant] (mede) op grond van zijn bekentenis en verdere inhoud van zijn verklaring een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaar opgelegd heeft gekregen. Dit is ook in het artikel in De Telegraaf tot uitdrukking gebracht. De grieven I en II falen.

3.13. De grief faalt. Vast staat dat in de Duitse media wel degelijk uitvoerig was bericht over de strafbare feiten waarbij [appellant] betrokken was. [appellant] heeft dat op zichzelf niet betwist en De Telegraaf heeft diverse voorbeelden daarvan overgelegd. Dat dit niet tot bedreiging van [appellant] heeft geleid, doet voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de publicatie niet ter zake. Het stond De Telegraaf vrij te publiceren als zij heeft gedaan met de daarbij gebezigde aanduidingen, ook al verschilden die van aanduidingen in de Duitse pers. Daarbij wordt opgemerkt dat [appellant], net als de andere verdachten, in het Telegraafartikel alleen met de voornaam en eerste letter van de achternaam is aangeduid.

IEF 14928

Digitale eengemaakte markt voor Europa: Commissie stelt zestien initiatieven voor

Internet en digitale technologieën veranderen onze wereld, in alle aspecten en in alle sectoren van het bedrijfsleven. Europa moet de digitale revolutie omarmen en zorgen dat mensen en bedrijven hun kans kunnen grijpen. Hoe moet dat gebeuren? Door de kracht van de eengemaakte markt van de EU te benutten. De Europese Commissie presenteert vandaag haar uitvoerige plannen om een digitale eengemaakte markt te creëren, een van haar topprioriteiten.
Pijler I: in heel Europa betere toegang tot digitale goederen en diensten voor consumenten en bedrijven
Pijler II: gunstige en gelijke voorwaarden scheppen voor digitale netwerken en innovatieve diensten
Pijler III: een maximaal groeipotentieel voor de digitale economie

De strategie voor een digitale eengemaakte markt omvat gerichte maatregelen die eind volgend jaar moeten zijn afgerond (zie de bijlage). De strategie bestaat uit drie pijlers: 1) in heel Europa betere toegang tot digitale goederen en diensten voor consumenten en bedrijven; 2) gunstige en gelijke voorwaarden voor digitale netwerken en innovatieve diensten; 3) een maximaal groeipotentieel voor de digitale economie.

Pijler I: in heel Europa betere toegang tot digitale goederen en diensten voor consumenten en bedrijven

 

De Commissie zal het volgende voorstellen:

1. Regels die grensoverschrijdende e-commerce gemakkelijker maken. Er moeten geharmoniseerde EU-regels komen voor contracten en bescherming van consumenten die via internet aankopen doen: materiële goederen zoals schoenen of meubels, maar ook digitale inhoud zoals e-books of apps. Consumenten krijgen een ruimere keuze uit rechten en aanbiedingen, terwijl bedrijven hun producten gemakkelijker in andere EU-landen kunnen verkopen. Dat schept meer vertrouwen in het kopen of verkopen over de grens heen (zie feiten en cijfers in het factsheet).

2. Snellere en consequentere handhaving van de regels voor consumentenbescherming, dankzij herziening van de verordening samenwerking consumentenbescherming.

3. Efficiëntere en betaalbaardere bezorging van pakjes. Volgens 62% van de bedrijven die online verkopen, zijn hoge bezorgkosten een probleem (zie de nieuwe Eurobarometer over e-commerce).

4. Een eind maken aan ongefundeerde geoblocking – een discriminerende praktijk die om commerciële redenen wordt toegepast, waardoor consumenten op basis van hun locatie geen toegang krijgen tot een website of worden doorgestuurd naar een lokale webwinkel met andere prijzen. Door deze blokkering kan het gebeuren dat een consument die een auto wil huren, meer geld kwijt is dan iemand uit een andere lidstaat voor dezelfde auto op dezelfde bestemming.

5. Identificatie van mogelijke concurrentieproblemen op de Europese e-commercemarkten. De Commissie start daarom vandaag een onderzoek naar de mededinging in de e-commercesector in de Europese Unie (persbericht).

6. Een modern, meer Europees auteursrecht: voor eind 2015 komen er wetgevingsvoorstellen om de verschillen tussen de nationale auteursrechtenregelingen te verkleinen en werken in de hele EU op bredere schaal online toegankelijk te maken, onder meer door verdere harmonisatie. Het is de bedoeling dat de toegang tot cultuur hierdoor wordt verbeterd (en zo de culturele diversiteit gesteund) en dat makers van inhoud en de bedrijfstak nieuwe mogelijkheden krijgen. Met name wil de Commissie dat gebruikers die in eigen land films, muziek of artikelen kopen, daar ook op reis door Europa gebruik van kunnen maken. De Commissie zal ook kijken naar de rol van onlinetussenpersonen bij auteursrechtelijk beschermde werken. Er zal strenger worden opgetreden als intellectuele-eigendomsrechten op commerciële schaal worden geschonden.

7. Herziening van de satelliet- en kabelrichtlijn om te beoordelen of online-uitzendingen van omroeporganisaties daar ook onder moeten vallen. Ook zal worden bekeken hoe de grensoverschrijdende toegang tot omroepdiensten in Europa kan worden verbeterd.

8. Voor bedrijven administratieve lasten terugdringen die het gevolg zijn van de verschillende btw-stelsels. Verkopers van materiële goederen kunnen dan gebruikmaken van één systeem voor elektronische registratie en betaling. De btw-drempel wordt overal gelijk, zodat kleinere start-ups gemakkelijker via internet kunnen verkopen.

Pijler II: gunstige en gelijke voorwaarden scheppen voor digitale netwerken en innovatieve diensten

De Commissie neemt de volgende maatregelen:

9. Een ambitieuze herziening van de telecomregels van de EU, onder meer door doeltreffender coördinatie van het spectrum en EU-brede criteria voor de spectrumtoewijzing op nationaal niveau, stimuleringsmaatregelen voor investeringen in snel breedband, waardoor voor alle marktdeelnemers (traditionele en nieuwe) dezelfde voorwaarden gelden, en een doeltreffend institutioneel kader.

10. Herziening van de regelgeving voor audiovisuele media om die aan te passen aan de eenentwintigste eeuw. Het accent ligt daarbij op de rol die verschillende marktdeelnemers spelen bij de promotie van Europese werken: omroeporganisaties, aanbieders van audiovisuele diensten op aanvraag enz. De Commissie zal ook bekijken hoe de bestaande regels (de richtlijn audiovisuele mediadiensten) kunnen worden aangepast aan nieuwe bedrijfsmodellen voor de verspreiding van inhoud.

11. Een algehele analyse van de rol die onlineplatforms (zoekmachines, sociale media, appstores enz.) op de markt spelen. Aan de orde komen zaken als het gebrek aan transparantie van zoekresultaten en prijsbeleid, de wijze waarop platforms de verkregen informatie gebruiken, de betrekkingen tussen platforms en leveranciers en de bevoordeling van hun eigen diensten ten nadele van die van concurrenten – voor zover dit niet al onder het mededingingsrecht valt. Ook zal worden onderzocht hoe illegale inhoud op internet het best kan worden aangepakt.

12. Versterking van het vertrouwen in en de veiligheid van digitale diensten, vooral hoe met persoonsgegevens wordt omgegaan. Op basis van de nieuwe EU-regels voor gegevensbescherming, die eind 2015 moeten worden goedgekeurd, herziet de Commissie de richtlijn e-privacy.

13. Voorstellen voor een partnerschap met de internetbedrijfstak over cyberveiligheid: technologieën en oplossingen voor de netwerkveiligheid op internet.

Pijler III: een maximaal groeipotentieel voor de digitale economie

De Commissie neemt de volgende maatregelen:

14. Voorstel voor een Europees initiatief voor vrij verkeer van gegevens in de Europese Unie. Nieuwe vormen van dienstverlening worden soms gehinderd door beperkingen op de plaats waar gegevens worden opgeslagen of op de toegang tot die gegevens. Die beperkingen houden vaak geen verband met de bescherming van persoonsgegevens. Dit nieuwe initiatief pakt die beperkingen aan en stimuleert op die manier innovatie. De Commissie komt ook met een Europees cloudinitiatief voor het certificeren van clouddiensten, het overstappen naar een andere cloudaanbieder en een “onderzoekscloud”.

15. Prioriteiten voor normen en interoperabiliteit die cruciaal zijn voor deelgebieden van de digitale eengemaakte markt, zoals e-gezondheid, vervoersplanning en energie (slimme meters).

16. Steun voor een inclusieve digitale samenleving waarin burgers over de nodige vaardigheden beschikken om de mogelijkheden van internet te benutten en meer kans te maken op de arbeidsmarkt. Met een nieuw actieplan voor e-overheid worden handelsregisters in heel Europa onderling gekoppeld, zodat de verschillende nationale systemen kunnen samenwerken. Bedrijven en burgers hoeven dan maar éénmaal hun gegevens aan de overheid door te geven, zodat verschillende instanties niet steeds opnieuw om dezelfde gegevens hoeven te vragen. Dit initiatief bestrijdt bureaucratische rompslomp en kan vanaf 2017 zo’n 5 miljard euro per jaar besparen. De invoering van elektronische overheidsopdrachten en breed toepasbare elektronische handtekeningen wordt versneld.

Volgende stappen

Het projectteam voor de digitale eengemaakte markt verwezenlijkt deze maatregelen tegen eind 2016. Met de steun van het Europees Parlement en de Raad kan de digitale eengemaakte markt heel snel een feit zijn.

De digitale eengemaakte markt staat op de agenda van de bijeenkomst van de Europese Raad op 25-26 juni.

IEF 14927

“A fair internet for performers”

Europese performers trekken ten strijde voor eerlijke online vergoeding. Meer dan 500.000 muzikanten, acteurs, zangers en dansers in Europa maken zich hard voor een eerlijke vergoeding voor het gebruik van hun werken op internet. Zij zijn een petitie gestart om aandacht te vragen voor het feit dat zij geen vergoeding ontvangen voor online gebruik, succesvolle performers net zo min als minder succesvolle.

Op 6 mei jl. heeft de Europese Commissie haar strategie ten aanzien van de digitale interne markt uiteengezet. Daarin worden nog geen concrete voorstellen gedaan voor het verzekeren van een vergoeding voor (online) on demand gebruik. Dit is de reden waarom zij de campagne “Fair internet for performers” zijn gestart (www.fair-internet.eu).

NORMA, de Nederlandse collectieve beheersorganisatie (cbo) voor acteurs en musici, pleit al jaren voor een verankering van een vergoedingsrecht in de wet voor on-demand gebruik op internet van films en muziek, dat rechtstreeks –via verplicht collectief beheer- bij on- demand aanbieders (zoals Spotify en Netflix) kan worden geïnd, zoals dat bij bijvoorbeeld radio-uitzendingen al jaren gebruikelijk is. Ten aanzien van Video On Demand (VOD) was het Nederlandse kabinet voornemens dit in de wet op te nemen, maar heeft dit voorstel uiteindelijk weer ingetrokken. Met on-demand aanbieders op de Nederlandse markt (verenigd in RODAP) is recentelijk een vergoedingsregeling overeengekomen voor VOD voor o.a. hoofdrolacteurs. Dat is een belangrijke eerste stap, maar NORMA blijft streven naar een wettelijke (Europese) verankering van een collectief vergoedingsrecht ten aanzien van on demand exploitatie voor alle performers.

Directeur Wisso Wissing zegt hierover:
“De huidige Europese richtlijn over dit onderwerp stamt uit begin deze eeuw –dus nog vóór de internetrevolutie. Dit is een historische kans om de weeffouten uit die richtlijn te herstellen en eerlijke vergoedingen voor performers wettelijk te waarborgen. Het is onacceptabel dat on demand aanbieders inkomsten verdienen in de online wereld, terwijl de Europese performers die de werken mogelijk maken er onvoldoende iets van terugzien.”

De actie is geïnitieerd door AEPO ARTIS (de Europese koepelorganisatie van cbo’s van performers), de internationale federaties van acteurs en muzikanten: FIA en FIM en IAO.