IEF 22210
28 augustus 2024
Uitspraak

Magenta kleurmerk nietig verklaard in de Benelux (III)

 
IEF 22209
28 augustus 2024
Uitspraak

Magenta kleurmerk nietig verklaard in de Benelux (II)

 
IEF 22208
28 augustus 2024
Uitspraak

Magenta kleurmerk nietig verklaard in de Benelux (I)

 
IEF 5030

Haviltexen

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 8 november 2007, LJN: BB7453, Hisama B.V. tegen Kuona B.V.

Entertainmentrecht. Zangeres (Anouk) mocht overeenkomst met manager beëindigen. De voorzieningenrechter heeft de eis van een artiestenmanager om een zangeres met wie hij een managementovereenkomst had (althans hun respectievelijke vennootschappen), te veroordelen tot nakoming daarvan, afgewezen. De zangeres had de overeenkomst beëindigd op grond van ‘incompatibilité d’humeurs’. Volgens de manager was die beëindiging niet rechtsgeldig. De voorzieningenrechter oordeelt echter anders. 

"5.4.  Hisama heeft verder gesteld dat van ‘incompatibilité d’humeurs geen sprake is. De omstandigheid dat één van beide partijen, in dit geval Kuona c.s., vindt dat dit wel het geval is, maakt deze stelling van Hisama al onaannemelijk. Daarnaast blijkt uit de overgelegde verklaringen en e-mailcorrespondentie, alsmede uit de uitlatingen ter zitting van (de raadslieden van) partijen in voldoende mate dat Hisama in de persoon van [manager] en Kuona c.s. over belangrijke punten, zowel zakelijk als persoonlijk, van mening verschilden in het bijzonder ook over de bejegening van gedaagde 2 door manager. Dat hier sprake is van onverenigbaarheid van karakters, ofwel ‘incompatibilité d’humeurs, is dan ook aannemelijk.

5.5. (…) Ter beantwoording van de vraag welke opvatting op dit punt de juiste is, komt het niet alleen aan op de tekst van de overeenkomst, maar ook op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer aan het overeengekomene mochten toekennen en op wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Kuona c.s. heeft onweersproken gesteld en met bewijsstukken gestaafd, dat de beëindiginggrond waarop zij zich thans beroept niet in het oorspronkelijke, door Hisama opgestelde concept stond, maar daarin op uitdrukkelijk verzoek van Kuona c.s., onder een apart gedachtenstreepje, is opgenomen. Hisama heeft met deze wijziging ingestemd. Deze gang van zaken duidt eerder op het toevoegen van een aparte beëindigingsgrond dan op een nadere uitwerking van de reeds bestaande. Daarnaast verdraagt de door Hisama voorgestane uitleg zich niet goed met het begrip ‘incompatibilité d’humeurs’ zelf, zoals Kuona terecht heeft aangevoerd, aangezien het daarbij gaat om karaktereigenschappen en gevoeligheden waarbij de eventuele ‘toerekenbaarheid’ niet aan de orde is. Vooralsnog zal er dan ook van worden uitgegaan dat een redelijke uitleg van de toepasselijke bepaling, die partijen over en weer van elkaar konden verwachten, inhoudt dat de overeenkomst op grond van ‘incompatibilité d’humeurs’ per direct zou kunnen worden beëindigd. Daarbij komt dat, zoals Kuona c.s. eveneens terecht heeft aangevoerd, voldoende aannemelijk is geworden dat een vruchtbare samenwerking tussen partijen, vanwege deze incompatibilité d’humeurs, niet (meer) mogelijk is. Partijen erkennen dat de verhouding tussen [gedaagde 2] en [manager] ernstig is verstoord. Van belang is verder dat aangenomen mag worden dat een vertrouwensband, die overduidelijk niet meer aanwezig is, essentieel is voor de samenwerking tussen een artiest en zijn/haar manager.

5.6.  Uit het vorenstaande volgt dat niet onaannemelijk is dat de rechter in een eventuele bodemprocedure het verweer van Kuona c.s., dat de overeenkomst rechtsgeldig is beëindigd, op grond van het bepaalde in artikel 7 daarvan, zal honoreren.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5029

Gezagsondermijnende dingen

sint.gifRechtbank Groningen, sector kanton, 17 oktober 2007, LJN: BB7405, V.O.F.  Sinterklaas-Verhuur.nl & Events Groep B.V. tegen Events Groep.

Entertainmentrecht. Bij de vertolking van de rol van Sinterklaas komt aan de acteur een ruime mate van artistieke vrijheid toe. In het kader van de onderhavige inspanningsovereenkomst zijn de grenzen van die vrijheid niet overschreden. Van een toerekenbare tekortkoming is dan ook geen sprake.  

In november 2006 zijn partijen overeengekomen dat Sinterklaas-Verhuur een vijftal optredens zou verzorgen. Over een aantal optreden zijn echter klachten binnengekomen bij gedaagde Events Groep, die vervolgens een gedeelte van de rekeningen onbetaald heeft gelaten. Eiser Sinterklaas-Verhuur vordert nakoming, Events Groep beroept zich op wanprestatie. De kantonrechter kiest de zijde van eiser.

De binnengekomen klachten zijn in extenso opgenomen in het vonnis: “Vanochtend veel positieve reacties (voor de pico bello show) ontvangen behalve van de Sint. Niemand is hier positief over. Daarnaast had de ene hoofdpiet rare uitspraken (zoals sexy meisjes) en de andere piet gaf aan pas nieuw te zijn. Ook was de jute zak om het hoofd van een vader ook niet echt opvoedkundig. Aangezien we om professionele personen gevraagd hadden zou ik het netjes vinden als er nog iets aan de prijs van de Sint en de pieten gedaan kan worden.“

Een ander bedrijf bericht: “(…) aangezien wij zeer ontevreden waren over het optreden van Sinterklaas. Dit was zeer onprofessioneel en zeker niet pedagogisch verantwoord. Hier baalden wij sterk van aangezien Events Groep B.V. richting ons had aangegeven dat zij alleen met professionele acteurs werken. Enkele besproken voorbeelden waren onder andere:

-  Wij hadden met Events Groep B.V. en met het hotel de afspraak gemaakt om niet te strooien i.v.m. de marmeren vloer zou dit de veiligheid van de kinderen niet ten goede komen. Uiteindelijk moesten de kinderen toch van de sinterklaas leren strooien, maar wel dusdanig dat ze op een gegegeven moment aangemoedigd werden om recht tegen het (kinder)publiek in zo hard mogelijk te gooien.
-  Ook was er een meisje dat tijdens het optreden moest huilen bij Sinterklaas. Sinterklaas ondernam geen enkele adequate actie het kind te troosten
-  Daarnaast vonden wij dat de Sinterklaas erg dominant aanwezig was, hij kwam veel te streng over en was ook vrij kort af richting de kinderen.
-  Ook hebben wij ervaren dat er niet een duidelijke spanningsboog in het verhaal aanwezig was. De Sinterklaas was meer bepaalde onderdelen aan het afraffelen i.p.v. dat hij zijn gedachten richting de kinderen richtte.
-  Wat wij ook niet vinden kunnen is dat de Sinterklaas en de hulppieten de woorden sexy meisjes noemen. Dat heeft geen enkele toegevoegde waarde voor het verhaal.
-  Sowieso hadden wij eigen collega’s gevonden die ook als pieten verkleed mee hebben gedaan aan het Sinterklaasverhaal. Achter de schermen hebben we ook geen leuke momenten met de Sinterklaas beleefd. De collega’s werden duidelijk door de Sinterklaas genegeerd en toen wij de moeite deden met hem in contact te komen was daar weinig behoefte aan.
-  Het toppunt van de middag was dat er zich een situatie voordeed waarbij een vader naar voren moest komen en een jute zak over zijn hoofd kreeg, een actie die naar onze mening voor kinderen zeer ongepast is.

De kantonrechter is  echter uitvoerig gemotiveerd van oordeel dat de acteurs van Sinterklaas-Verhuur bij de invulling van hun rollen een ruime mate van (artistieke) vrijheid toekomt. Cruciaal is dat zij zich hebben in te spannen om als redelijk bekwaam acteur een voor de kinderen die het aangaat herkenbare Sinterklaas en Zwarte Piet vertolken.

“Dit uitgangspunt brengt onder meer mee dat de rollen door verschillende acteurs op verschillende manieren kunnen worden vormgegeven zonder dat de geloofwaardigheid van Sinterklaas en Zwarte Piet in het gedrang komt. Dat de één daarbij de voorkeur geeft aan de vertolking van Bram van der Vlugt en de andere aan die van de vader van Toon Hermans doet daaraan niet af. Dat is een kwestie van smaak die hier niet ter discussie staat.

De grenzen van de vrijheid van de acteurs worden verder bepaald door de in acht te nemen goede zeden, de maatschappelijke zorgvuldigheid en de al dan niet nader omschreven contractuele verplichting van de acteurs c.q. hun opdrachtgevers om Sinterklaas en Zwarte Piet - en niet de Kerstman - neer te zetten. Deze grenzen zijn in casu niet overschreden.

Zo staat het Sinterklaas - solidair met de kinderen en wat minder met vader en moeder - soms vrij om de kinderen aan te sporen gezagsondermijnende dingen te doen die ze thuis met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet mogen, zoals het strooien en gooien met snoep. In dat kader past – daargelaten of de desbetreffende scène een cultureel hoogtepunt was - heel goed dat een stoute vader in de zak van Sinterklaas wordt gestopt.

Dat is uiteraard anders indien deze acties reëel gevaar opleveren of wanneer het contract van partijen dat verbiedt. In dit geval is evenwel gesteld noch gebleken dat dergelijk gevaar zich concreet heeft gemanifesteerd. Bovendien kent het contract ter zake geen verbod.

Weliswaar heeft de opdrachtgeefster van Events Groep betoogd dat zij – Events Groep en Welten - hadden afgesproken dat strooigoed achterwege moest blijven in verband met de marmeren vloer, maar gesteld noch gebleken is dat die boodschap ook aan Sinterklaas-Verhuur is doorgegeven. Overigens hadden de organisatoren eenvoudig kunnen ingrijpen als daartoe aanleiding had bestaan.

In het licht van eerder gememoreerde artistieke vrijheid en grenzen en het verschil van (goede) smaak kan het Sinterklaas voorts niet worden tegengeworpen dat hij - in de ogen van de volwassenen - geen spanningsboog opbouwt, snel spreekt, zwijgzaam, kortaf en zakelijk is of zich door de kennelijk nogal dominante Hoofdpiet laat overtroeven.

De uitlating sexy meisjes levert zonder nadere toelichting van Events Groep, welke toelichting ontbreekt, evenmin een tekortkoming op als bedoeld in artikel 6:265 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De omstandigheid dat Sinterklaas heeft nagelaten een huilend meisje in een groep van 80 kinderen adequaat te troosten maakt dat oordeel niet anders, al was het maar omdat de door Events Groep gekozen bewoordingen niet duidelijk maken wat onder de gegeven omstandigheden van Sinterklaas werd verwacht. Ook de stelling dat Sinterklaas zich achter de coulissen afstandelijke gedroeg jegens de als Zwarte Piet verklede medewerkers van de opdrachtgever kan Events Groep niet baten.”

De kantonrechter is op grond van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat Sinterklaas-Verhuur jegens Events Groep niet tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenissen uit de onderhavige overeenkomst. Hij vindt steun voor dit oordeel in de omstandigheid dat de opdrachtgeefsters van Events Groep haar kennelijk ook niet uit hoofde van wanprestatie hebben aangesproken. Weliswaar heeft Welten gevraagd iets aan de prijs te doen, maar dat is hier gelet op het vrijblijvende karakter van het verzoek niet redengevend, te meer nu Events Groep heeft nagelaten aan te geven wat zij aan de prijs heeft gedaan. Ortec heeft over de prijs in het geheel niet gesoebat, zodat het ervoor moet worden gehouden dat de opdrachtgevers van Events Groep haar (nagenoeg) volledig hebben betaald.

Lees het vonnis hier.

IEF 5028

Eerst even voor jezelf lezen

HvJ EG, 8 november 2007, zaak C-304/06, Conclusie A-G Trstenjak. Eurohypo AG

“49. (...) dat de inschrijving bijgevolg overeenkomstig artikel 7, lid 1, sub b, moet worden geweigerd op grond van het feit dat het uit twee beschrijvende termen is samengesteld, de combinatie waarvan geen indruk wekt die voldoende ver verwijderd is van de indruk die deze bestanddelen oproepen, zodat het woord niet meer is dan de som van zijn bestanddelen, terwijl de kwestie van de beschrijvende aard juist in artikel 7, lid 1, sub c, wordt geregeld. (...) moet ook hier worden beslist dat het Gerecht een criterium heeft gebruikt dat niet relevant is in het kader van artikel 7, lid 1, sub b, van de verordening, maar wel in dat van het bepaalde sub c ervan.

(…) 51 In hogere voorziening is het Hof echter enkel bevoegd om te oordelen over de rechtsbeslissing die is gegeven ten aanzien van de middelen die voor de rechter in eerste aanleg zijn aangevoerd.(46) Derhalve dient het bestreden arrest te worden vernietigd, aangezien het Gerecht het recht heeft geschonden bij de uitlegging van artikel 7, lid 1, sub b, van de verordening door een criterium toe te passen dat relevant is in het kader van artikel 7, lid 1, sub c, van de verordening.”

Lees de conclusie hier.

GvEA, 8 november 2007, zaak T-169/06, Charlott SARL tegen OHIM / Charlo – Confecções para Homens, Artigos de Lã e Outros SA.(geen Nederlandse versie beschikbaar).

Oppositieprocedure op grond van ouder nationaal beeldmerk Charlot tegen Gemeenschapsmerkaanvrage beeldmerk Charlott France Entre Luxe et Tradition. Geen normaal gebruik.

“63 S’agissant plus particulièrement de la participation à un salon, comme le constate à juste titre l’OHMI et conformément à ce qui est énoncé dans l’arrêt Hiwatt, précité (point 43), la preuve de la participation à un tel évènement ne constitue pas une preuve d’un usage sérieux dans la mesure où, en substance, une telle participation ne suppose qu’une présence sporadique et occasionnelle sur le marché et non une présence continue sur ledit marché.”

Lees het vonnis hier.

GvEA, 8. November 2007, zaak T-459/05, MPDV Mikrolab GmbH tegen OHIM (geen Nederlandse versie beschikbaar).
Weigering Gemeenschapsmerkaanvrage worodmerk Manufacturing Score Card. “29 Daher hat die Beschwerdekammer keinen Rechtsfehler begangen, als sie zunächst auf die Bedeutung der der angemeldeten Marke ähnlichen Voreintragungen, insbesondere in Bezug auf den gemeinsamen Bestandteil „scorecard“, eingegangen ist und dann festgestellt hat, dass sie durch diese Voreintragungen nicht gebunden sei. Ebenfalls zu Recht hat sie erklärt, dass die Eintragungen in englischer Sprache in Deutschland im Hinblick auf den Grundsatz der Einheitlichkeit der Gemeinschaftsmarke nur begrenzte Aussagekraft hätten. Das Gleiche gilt, wie sie zu Recht hinzugefügt hat, für die Voreintragungen in anderen Staaten, die englischsprachig, aber nicht Mitglied der Gemeinschaft sind, da die Eintragung in diesen Staaten nach einem System erfolgt, das sich von dem der Gemeinschaft unterscheidet (Randnr. 19 der angefochtenen Entscheidung).”

Lees het vonnis hier.

IEF 5027

Een technisch voorschrift

HvJ EG, 8 november 2007, zaak C-20/05, prejudiciële beslissing met betrekking tot de Italiaanse strafzaak tegen Karl Josef Wilhelm Schwibbert.

Het Hof van Justitie verklaart voor recht: “Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 1998, moet aldus worden uitgelegd dat nationale bepalingen zoals die welke in de hoofdzaak aan de orde zijn, waarbij ná de inwerkingtreding van richtlijn 83/189/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften, de verplichting is ingesteld om op compact disks met figuratieve kunstwerken het onderscheidende teken „SIAE” aan te brengen als voorwaarde om ze in de betrokken lidstaat te mogen verhandelen, een technisch voorschrift vormen, dat indien het niet aan de Commissie is meegedeeld, niet aan een particulier kan worden tegengeworpen.”

Lees het arrest hier.

IEF 5026

Kleurenmaffia (3)

imm.gifIn aansluiting op dit eerdere bericht: Freemagenta.nl. Protestsite van Lava Graphic Design tegen de kleurmerkregistratie van T-Mobile. Kleurmerken zijn slecht, voor je weet mag niemand meer magenta gebruiken en wordt zelfs CMYK-druktechniek verboden! Af en toe zonder meer geestig, maar zonder enige juridisch nuance, hoewel de site volgens de Adformatie gesteund zou worden door de BNO* en De Merkplaats.

Aardig is dat merkengemachtigde Geerlings van De Merkplaats, die op zijn eigen site de ‘kleur groen een goed onderscheidingsteken voor de waren en diensten van de KPN’ vindt, op freemagenta.nl iedere cliënt met een kleurmerkaanvrage  de deur lijkt te willen wijzen: “Wat dacht je van de kleuren groen voor allerlei niet onbelangrijke bieren: Heineken, Bavaria en Grolsch. En wat dacht je van Ajax. Stel dat zij het monopolie op wit en rood zouden verkrijgen. What about Feijenoord en AZ om maar wat te noemen.”

Lees hier meer. 

* Update: reactie BNO: IEF 5033.

IEF 5025

Prebiotisch

Nu.nl bericht: “Babyvoedingsmiddelenconcern Numico heeft geen octrooi op babyvoeding. Het Europees Octrooi Bureau in München heeft bepaald dat een octrooi op een ingrediënt in het babyvoeding niet geldig is.  Dat maakte drogisterijketen Kruidvat, die de zaak had aangespannen, donderdag bekend. 

Lees hier meer (zoek op 'prebiotisch' voor eerdere berichten).

IEF 5024

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 7 november 2007, HA ZA 06-2721, Kwik Lok Corporation
tegen Schutte Bagclosures B.V.

Gedaagde maakt met de zaksluiting van het type G geen inbreuk op EP 169 van eiser. in reconventie verklaart de rechtbank eisers Beneluxwoordmerk KWIK LOK nietig en het gemeenschapswoordmerk KWIK LOK nietig voor zover dit is ingeschreven voor plastic bag closures in klasse 20. De rechtbank is eveneens van oordeel dat eisers gemeenschapsvormmerk nietig dient te worden verklaard. Het bestaat uitsluitend uit de vorm van de waar die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen en had daarom moeten worden geweigerd op grond van artikel 7 lid 1 aanhef en onder e sub ii GMV. Proceskosten eiser: € 18.865,22.

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ’s-Gravenhage, 7 november 2007, KG ZA 07-1180, Green Works International B.V. tegen Handelskwekerij B & L B.V.

“3.5. GWI heeft tot slot het label van de plant overgelegd waarop is vermeld ‘Door kwekersrecht beschermd’. Dit, naar de voorzieningenrechter aanneemt, in opdracht van GWI gemaakte label voegt echter niets toe aan haar stelling dat aan haar kwekersrecht is verleend.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5023

Als hamerstuk afgedaan

1stekamer.bmpKamerstuk 30 975 (R 1821) Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 en enige andere wetten naar aanleiding van de evaluatie van de Rijksoctrooiwet 1995 van 2006 (Evaluatie 2006 Rijksoctrooiwet 1995)

Het voorstel is op 3 juli 2007 aangenomen door de Tweede Kamer. De fractie van de SP stemde tegen. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 6 november 2007 als hamerstuk afgedaan.

De wijziging van de ROW 1995 betreft met name (1) het afschaffen van het 6-jarig octrooi, (2) de mogelijkheid om een Engelstalige octrooiaanvraag in te kunnen dienen (met conclusies in het Nederlands), waardoor mogelijke vertaalkosten bij internationale voortzetting van de aanvraag worden voorkomen dan wel verminderd, (3) de instandhoudingstaksen zullen een jaar eerder, te weten 3 jaar na indiening van het octrooi, worden geheven en (4) de rol van Octrooicentrum Nederland (OCNL) zal worden versterkt in adviesprocedures in de zin dat OCNL voortaan ook zelfstandig het resultaat van het onderzoek naar de stand van de techniek kan betrekken in zijn advies.

Lees hier meer (incl. gewijzigd voorstel van wet).

IEF 5022

Skeletbouw

whz.JPGVzr. Rechtbank Alkmaar, LJN: BB7297, 25 oktober 2007, Scanabouw B.V. tegen De Leeuw Projectontwikkeling B.V. c.s.

Ex Parte verzoek deels toegewezen. Auteursrecht op ontwerpen woonhuizen. De onherstelbare schade resulteert onder andere uit snelheid waarmee de huizen i.c. worden gebouwd en het feit dat het onroerende zaken betreft, ten aanzien waarvan geen (afgifte tot) vernietiging of onbruikbaarmaking kan worden gevorderd

“2.4 De voorzieningenrechter overweegt het volgende. Voorop staat dat de voorzieningenrechter een bevel zoals door Scanabouw is verzocht, kan uitvaardigen ten einde een dreigende inbreuk op de auteursrechten van Scanabouw te voorkomen. Een dergelijk bevel kan, zonder gerekwestreerden te horen, worden gegeven indien uitstel onherstelbare schade voor Scanabouw zou veroorzaken. Ten aanzien van De Leeuw Projectontwikkeling, Aannemersbedrijf De Leeuw en familie 2 is aan voormelde vereisten voldaan. Scanabouw heeft immers vooralsnog voldoende aannemelijk gemaakt dat de ontwerpen auteursrechtelijk beschermd zijn en dat zij met de bouw van de woning voor familie 2 inbreuk op die auteursrechten maken.

Ook heeft Scanabouw voldoende aannemelijk gemaakt dat uitstel van het bevel onherstelbare schade zou veroorzaken. In dit kader heeft Scanabouw immers naar voren gebracht dat de bouw van de woonhuizen geschiedt door middel van skeletbouw en dat de bouwtijd daardoor waarschijnlijk slechts enkele weken zal duren. Verder stelt Scanabouw in dit verband dat een bevel tot staking van de inbreuk minder effectief zal worden, naar mate de bouw vordert. In aanvulling op het voorgaande voert Scanabouw aan dat de inbreuk geschiedt door middel van onroerende zaken, ten aanzien waarvan geen (afgifte tot) vernietiging of onbruikbaarmaking kan worden gevorderd. Omdat aan de vereisten is voldaan, wordt het verzoek ten aanzien van De Leeuw Projectontwikkeling, Aannemersbedrijf De Leeuw en familie 2 toegewezen, met dien verstande dat aan de gevorderde dwangsom een maximum wordt verbonden.

2.5 Het verzoek kan ten aanzien van familie 1 niet worden toegewezen. Immers, uit de hiervoor onder 2.2. weergegeven feiten en omstandigheden blijkt weliswaar dat Scanabouw een ontwerp heeft gemaakt voor een woning van familie 1 en dat familie 1 van haar offerte geen gebruik heeft gemaakt, maar niet gebleken is dat ook voor familie 1 thans een woning wordt gebouwd met behulp van het ontwerp van Scanabouw of dat er op andere wijze gebruik wordt gemaakt van dat ontwerp. Een dreigende inbreuk op het auteursrecht door of ten behoeve van familie 1 is daarom niet aannemelijk geworden.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5021

Bar

Vzr. Rechtbank Roermond, 2 november 2007, LJN: BB7347, de vereniging BUMA tegen
 Gedaagde  h.o.d.n. [naam] BAR.

Verstekzaak tegen café-eigenaar over Buma-licentie. Toewijzing nauw verwante geldvordering in kort geding.

“Gelet op het als productie 1 bij dagvaarding overlegde en door gedaagde getekende opgaveformulier muziekgebruik Buma, waarin staat welke muziekapparatuur aanwezig is, wat voor soort onderneming gedaagde drijft, wat de oppervlakte van de bedrijfsruimte is en welk licentiebedrag gedaagde derhalve aan Buma verschuldigd is, is het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk geworden. Nu primair de vordering tot het verbieden van een inbreuk op auteursrechten door gedaagde voldoende spoedeisend is om in kort geding te kunnen worden beoordeeld, is de proceseconomie erbij gebaat dat in hetzelfde geding ook over een daarmee nauw verwante geldvordering kan worden beslist. Daarbij is nog van belang dat in onderhavig kort geding de geldvordering niet wordt betwist en het restitutierisico laag is.

De voorzieningenrechter verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde en veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen een bedrag van EUR 2.429,38, te vermeerderen met de wettelijke rente en verbiedt gedaagde om, kort gezegd, Buma-repertoire ten gehore te (laten) brengen, onder verbeurte van een dwangsom.

Lees het vonnis hier