IEF 22212
29 augustus 2024
Artikel

Representatief en niet-representatief onderzoek. Van Monshoe/Puma tot NRC Buurtenonderzoek

 
IEF 22211
29 augustus 2024
Artikel

Jong IE-borrel op donderdag 19 september 2024

 
IEF 22210
28 augustus 2024
Uitspraak

Magenta kleurmerk nietig verklaard in de Benelux (III)

 
IEF 4832

Europa gaat internationaal (3)

Al eerder gemeld, nu officieel bericht van WIPO: “The Director General of the World Intellectual Property Organization presents his compliments to the Minister for Foreign Affairs and has the honor to notify him of the deposit by the Council of the European Union, on September 24, 2007, of the instrument of accession by the European Community to the Geneva Act of the Hague Agreement Concerning the International Registration of Industrial Designs, adopted at Geneva on July 2, 1999 (the “Geneva Act”).

As requested by the European Community, the Geneva Act will enter into force in respect of the European Community, on January 1, 2008. ”

Lees de volledige aankondiging hier.

IEF 4831

Personalia

osch.gifOlav Schmutzer heeft per 1 september 2007 NautaDutilh verlaten. Na 8 jaar ie-advocatuur, is Schmutzer tegenwoordig werkzaam als freelance interim ie-jurist, waarbij hij zich met name op het bedrijfsleven richt. 

IEF 4820

Beeldmerk '795'

BN/De Stem bericht: ‘Rechter wijst monopolie op getal of prijs van de hand.'

Volgens de rechter 'is de 795-website echter niet zozeer een naam als wel een 'extra dienst' waarmee de makelaar zich presenteert, onder meer op reclameborden in het RBC-stadion. Bovendien kan het publiek 595 en 795 euro best uit elkaar houden, meent de rechter.’

Jan van de Kasteele, een makelaar uit St Willebrord deponeerde een jaar geleden het beeldmerk '795' bij het Benelux Merkenbureau. Op de website www.795euro.nl' biedt hij bij de verkoop van een woning de begeleiding van een NVM-makelaar aan voor een bedrag van 795 euro. Ook bedient Van de Kasteele zich in dit exclusieve 795-concept van telefoonnummers die eindigen op dit getal. Van de Kasteele maakte bezwaar tegen de website www.595euro.nl van het Oudenbossche bedrijf Adani. Adani biedt voor dit bedrag een 'verkoop uw woning all-in pakket' aan en maakt gebruik van een overeenkomstig telefoonnummer, eindigend op 595. Van de Kasteele zag hierin, volgens het bericht, een inbreuk op zijn handelsnaam. Lees hier verder.

IEF 4818

Kunstenaars afkopen

De Telegraaf bericht: Tonnen kwijt aan afkopen kunstenaars. Nederlandse gemeenten zijn naar schatting jaarlijks vele honderdduizenden euro's kwijt aan het afkopen van kunstenaars. Ze moeten fors betalen als ze af willen van een lelijk beeld of omdat het bouwplannen dwarsboomt.

Hoewel gemeenten met gemeenschapsgeld kunstwerken aankopen ter versiering van de 'openbare ruimte', houden de makers ervan een dikke vinger in de pap. Zo verbiedt de Auteurswet het zonder meer verwijderen of verplaatsen van openbare kunst zonder toestemming van de maker.  (…)Volgens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) kunnen gemeenten weinig doen aan de situatie. Desondanks klagen leden niet of nauwelijks over het probleem. "Dat kan komen omdat ze zich moeten houden aan de Auteurswet. Het kan echter wel een aanzienlijke aanslag zijn op het budget" , waarschuwt de VNG-woordvoerder. Hij adviseert gemeenten bij bouwplannen een post op te nemen voor het afkopen van kunstenaars.

Lees hier meer.

IEF 4817

Er zijn geen strakke spelregels

pnn.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 2 oktober 2007, KG ZA 07-976, Velopa B.V. tegen GTV Tools

Kort geding. Auteursrecht, modellenrecht, slaafse nabootsing. Inbreuk op auteursrecht aangenomen. Inbreuk op modellenrecht afgewezen. Gedaagde is verschenen zonder procesvertegenwoordiging, maar dat is een reden voor matiging van de proceskostenveroordeling.

Velopa ontwikkelt en levert producten en materialen voor de inrichtingen van openbare buitenruimtes. Velopa heeft in het najaar van 2003 een zogenaamde “pannafield” – een klein, geheel met hekwerk omheind, voetbalveld voor het relatief nieuwe straatvoetbalspel “panna” – ontwikkeld.  Voor een bepaald soort model goaltje heeft Velopa op 15 januari 2004 een Gemeenschapsmodel gedeponeerd.

Van Lin heeft een eenmanszaak en heeft in de periode december 2005 tot en met januari 2007 vijf verschillende goaltjes ontwikkeld. Deze goaltjes heeft zij tot op de dag van de zitting aangeboden via haar website.

Velopa is van mening dat type 3 van de door Van Lin ontwikkelde goaltjes inbreuk maakt op haar rechten.

De Voorzieningenrechter oordeelt dat voorshands van modelrechtinbreuk geen sprake is, omdat de buizen van het goaltje van Van Lin anders dan volgens het ingeroepen Gemeenschapsmodel geheel van ronde buizen is vervaardigd. Het gebruik van ronde in plaats van vierkante buizen is doorslaggevend voor het verschil in totaalindruk.

De Voorzieningenrechter oordeelt voorts dat voorshands sprake is van auteursrechtinbreuk die een inbreukverbod in kort geding rechtvaardigt. Het is onbestreden dat het definitieve ontwerp van het “panna”-goaltje van Velopa is namelijk ook van ronde buizen vervaardigd. Ook dit definitieve ontwerp van Velopa is ouder dan het goaltje van Van Lin. Evenmin is bestreden dat het ontwerp van Velopa een eigen, oorspronkelijk karakter heeft, dat het persoonlijk stempel van de maker draagt en zodoende een werk is in de zin van de Auteurswet.

Voor zover in het summiere verweer van Van Lin een beroep op het (geheel) technisch bepaald zijn van het ontwerp moet worden gezien, wordt dit afgewezen door de Voorzieningenrechter. Er zijn volgens de rechter meer dan voldoende elementen in de vormgeving die niet technisch bepaald zijn en juist die elementen zijn bepalend voor de totaalindruk. Bovendien heeft Van Lin niet weersproken dat het ontwerp van Velopa technisch gezien niet de meest voor de hand liggende is en evenmin de goedkoopste om te fabriceren.

De Voorzieningenrechter acht het goaltje van Van Lin een ongeoorloofde verveelvoudiging van het ontwerp van Velopa. Omtrent het ontbreken van ontlening overweegt hij dat Van Lin zijn verweer onvoldoende heeft onderbouwd. Ook het verweer dat het betreffende goaltje niet langer door Van Lin wordt gevoerd, wordt afgewezen. Het goaltjes stond nog op internet tot op de dag van de zitting, er is geweigerd een onthoudingsverklaring te tekenen, en er is erkend dat Van Lin het gewraakte goaltje eerder wel op de markt heeft gebracht.

De rechter ziet geen reden voor matiging van de proceskostenveroordeling. Niet is onderbouwd dat de financiële situatie van de startende eenmanszaak van Van Lin precair is. Het niet inschakelen van een advocaat en het daardoor oplopen van de proceskoten van de eiser komt voor eigen risico van Van Lin en is geen reden om de proceskosten van eiser te matigen. Volgens de Voorzieningenrechter mag van een deelnemer aan het economische verkeer verwacht worden dat deze zich ter zake informeert en zich bij geschillen als de onderhavige van de benodigde rechtsbijstand voorziet. Wel corrigeert de Voorzieningenrechter de hoogte van de vordering op twee punten, namelijk ten aanzien van de uren besteedt aan de dagvaarding en de kosten van de modellengemachtigde. 

Lees het vonnis hier.

IEF 4816

Schermutseling

TGreenhouse-cover.jpgGerechtshof ’s-Gravenhage, 20 september 2007, rolnr. 06/50. Bonar Technical Fabrics N.V. tegen Ludvig Svensson International B.V. (met dank aan Wilfred Steenbruggen en Gertjan Kuipers, De Brauw Blackstone Westbroek).

Octrooirecht. Beroep op nietigheid van het octrooi wegens gebrek aan inventiviteit faalt. Drapeerbaar klimaatscherm ten behoeve van de glastuinbouw berust op uitvinderswerkzaamheid.

Svensson is houdster van het Europese octrooi dat is verleend voor een ‘Flame-retardant, long-time UV-stabilized drapeable screen.’ In dit geding staat de vraag centraal of het (Nederlandse deel van het) octrooi dient te worden vernietigd wegens een door Bonar gesteld en door Svensson bestreden gebrek aan inventiviteit (het niet voldoen aan de in artikel 52 lid 1 EOV gestelde eis van “op uitvinderswerkzaamheid berusten”). Een uitvinding wordt als het resultaat van uitvinderswerkzaamheid aangemerkt, indien zij voor een deskundige niet op een voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek (art. 56 EOV). De stand van de techniek wordt gevormd door al hetgeen vóór de datum van indiening van de Europese octrooiaanvrage op enigerlei wijze openbaar toegankelijk is gemaakt.

Aan de hand van de stand van de techniek constateert het hof dat het scherm van Svensson in een aantal opzichten verschilt van een bekend drapeerbaar scherm (het ‘LS-kasscherm’). Doordat het scherm van Svensson gemaakt is van (i) flexibele stroken bestaande uit een dunne kunststoflaag die halogeen of fosfor bevat (“plastic film”) en (ii) tenminste enkele van de licht en/of warmte reflecterende foeliestroken gelamineerd zijn met deze plastic film en (iii) het garensysteem tenminste gedeeltelijk bestaat uit een vlamvertragend materiaal, is het drapeerbare scherm een moeilijk te ontsteken scherm.

Volgens het hof lag het, gezien de stand van de techniek, niet voor de deskundige voor de hand om een drapeerbaar scherm uit te voeren met de maatregelen volgens de aspecten (i), (ii) en (iii). 10. (…) “De deskundige, die de eigenschappen van het bekende LS-kasscherm of van de bekende schermdoeken van Bonar wil verbeteren in die zin, dat het scherm moeilijker te ontsteken en minder brandbaar is, zal zoeken naar materialen die daaraan kunnen bijdragen (…). Dat juist de materialen, die meebrengen dat aan de genoemde drie aspecten is voldaan, dienen te worden gekozen, vloeit niet op een voor de hand liggende wijze voort uit de hiervoor besproken stand van de techniek. Het moge zo zijn dat de keuze voor een garen van vlamvertragend materiaal wellicht aan de deskundige wordt opgedrongen door het feit, dat dergelijke garens reeds eerder waren toegepast in kasschermen (van Trevira), maar niets in de stand van de techniek brengt de deskundige, naar het oordeel van het hof, op de gedachte om dergelijke garens te combineren met flexibele stroken van kunsstof, die halogeen of fosfor bevatten.”

Dat het voor een deskundige niet voor de hand lag om te komen tot een dergelijk drapeerbaar scherm leidt het hof ook af uit het gegeven dat de bekende LS-kasschermen reeds dateren uit de jaren tachtig, dat Bonar haar schermen begin jaren negentig op de markt bracht, dat het vlamvertragend materiaal reeds in 1986 werd toegepast in brandvertragende kasschermen en dat het kunststofmateriaal reeds in 1990 bekend was. Niettemin heeft noch Bonar, noch Svensson in dit alles aanleiding gezien om het drapeerbare scherm volgens het octrooi te construeren, ondanks dat er kennelijk behoefte bestond aan brandvertragende kasschermen. Kennelijk eerst  in 1993 is Svensson erin geslaagd het geoctrooieerde scherm te ontwerpen en daarvoor octrooi aan te vragen. (12.)
 
Het hof bekrachtigt in het principale beroep het vonnis van de rechtbank, waarin de vordering van Bonar tot vernietiging van het octrooi is afgewezen.

In het incidentele beroep had Svensson nog geklaagd over een aantal overwegingen van de rechtbank. Volgens het hof heeft Svensson geen belang meer bij de behandeling van haar grieven, nu het hof heeft geoordeeld dat het octrooi van Svensson niet vernietigd wordt en dat het vonnis van de rechtbank, “wat er ook zij van de overwegingen van de rechtbank”, dient te worden bekrachtigd.

Lees het arrest hier. Eerder bericht + vonnis rechtbank: IEF 1184.

IEF 4815

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 5 oktober, KG ZA 07-1017, Schuh c.s.  tegen Omnimark B.V. c.s.

4.15. De voorzieningenrechter gaat er dan ook van uit dat Schuh bedoelt dat Omnimark misleidende reclame heeft gemaakt door zich uit te geven als uitvinder van het systeem. Naar voorlopig oordeel is van misleiding in die zin geen sprake. Uit de tijdschriftartikelen kan worden afgeleid dat Omnimark zich aanprijst als eerste aanbieder in Nederland van een reclamemontage systeem. Daargelaten nog dat dat op zich zelf juist is, is er in elk geval geen grond om in de artikelen te lezen dat Omnimark zich opwerpt als uitvinder van datgene waarvoor in EP 346 octrooi is verleend. Hierboven is bovendien overwogen dat Omnimark als een rechtmatige aanbieder van het reclamesysteem is aan te merken.

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Dordrecht, 3 oktober 2007, LJN: BB4887, Hoogendonk B.V. Tegen Dutch Spiral B.V.,

Eindvonnis in een stokoude zaak over een tamelijk omvangrijk bewijsbeslag.

“3.8. Wat het beroep op het auteursrecht betreft zijn er ook andere redenen op grond waarvan de vorderingen moeten worden afgewezen. 

3.9. In de eerste plaats betwist Dutch Spiral (door verwijzing naar haar CvA) uitgebreid, gemotiveerd en deugdelijk onderbouwd dat de schroefloze spiralen, tekeningen en de wikkel machine van Hoogendonk als werken in de zin van de Auteurswet moeten worden beschouwd en/of dat Hoogendonk als maker daarvan moet worden aangemerkt. Hoogendonk brengt daar niets tegenin om haar beroep op het auteursrecht overeind te houden. Zij heeft haar beroep op het auteursrecht daarom, tegenover deze betwisting van Dutch Spiral, onvoldoende gemotiveerd.

3.10. In de tweede plaats geeft Hoogendonk niet aan wat zij (nog) precies verstaat onder het (de) auteursrechtelijk beschermde werk(en) waarop Dutch Spiral inbreuk maakt. Wat dat betreft schiet zij tekort in haar stelplicht.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4814

Kunstgras (2)

kgras.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 25 september 2007, rolnr. 293834, Doornewaard tegen Air Force Limited

Wel gemeld, nog niet besproken. Octrooirecht. Kort geding. Gilette-verweer aangenomen. Opheffing (bewijs)beslag. Afwijzing reconventionele inbreukvordering.

Air Force is houdster van twee Europese octrooien (EP 276 en EP 669) met betrekking tot onderhoud en schoonmaak van kunstspeeloppervlakken, zoals kunstgrasvelden.

Doornewaard drijft een onderneming die zich richt op het onderhoud van kunstgrasvelden, zoals tennisvelden en hockeyvelden. Doornewaard is zijn eenmanszaak gestart nadat hij de activa van een Silica Nova had overgenomen. Topt die activa behoorde de zogenaamde Silicair-machine waarmee een kunstgrasveld effectief gereinigd kan worden.

Tussen Air Force en Silica Nova is eerder een procedure geweest met als inzet de vraag of de Silicair-machine al dan niet inbreuk zou maken op de genoemde octrooien van Air Force. De rechtbank oordeelde van niet. Echter, het Hof oordeelde dat de Silicair-machine wel degelijk inbreuk zou maken op de octrooien van Air Force.

Op 5 juli 2007 heeft Air Force bij Doornewaard ex parte bewijsbeslag gelegd en de beschrijving en monsterneming laten effectueren. Op 23 augustus 2007 heeft de Voorzieningenrechter van de Rb. Zutphen (die ook het verlof had verleend) zich onbevoegd verklaard in het door Doornewaard aangespannen executiegeschil. 

Doornewaard stelt vervolgens dezelfde vorderingen in bij de Rb. Den Haag, namelijk onder meer opheffing van het bewijsbeslag en ongedaanmaking van de gevolgen van de bewijsbeslaglegging, monsterneming, beschrijvingen/of gerechtelijke bewaring van de Silicair machine, en een verbod om nogmaals beslag te leggen. Air Force vraagt op haar beurt in reconventie een inbreukverbod.

Naar voorlopig oordeel bestaat er volgens de Voorzieningenrechter een gerede kans dat de bodemrechter zal oordelen dat de Silicair machine niet valt binnen de beschermingsomvang van conclusies 19 en 20 van EP 276 om redenen die nog niet eerder aan het Hof waren voorgelegd. De Voorzieningenrechter acht de Silicair machine namelijk in feite niet meer dan een niet-inventieve variant op de reeds bekende stand van de techniek in de vorm van een Amerikaans octrooi US 483.

Ten aanzien van conclusie 12 van het tweede octrooi EP 669 oordeelt de Voorzieningenrechter dat er een gerede kans aanwezig is dat in een bodemprocedure het octrooi niet geldig zal blijken. Het Hof had eerder enkel beslist over inbreuk op conclusie 12 van EP 669, aangezien (kennelijk) de geldigheid van deze conclusie destijds niet is betwist. “Zo de gemiddelde vakman de oplossing van conclusie 12 al niet op basis van zijn algemene vakkennis zonder inventieve denkarbeid zal vinden, komt hij deze tegen in D4”.

De Voorzieningenrechter wijst de reconventionele inbreukvordering af en wijst de vorderingen van Doornewaard - behoudens het gevorderde verbod om nogmaals beslag te leggen – grotendeels toe. De proceskosten die betrekking hebben op de eerdere procedure bij de Rb. Zutphen worden in mindering gebracht op de gevorderde volledige proceskostenveroordeling. Immers, deze kosten waren al gemaakt en de Rb. Zutphen heeft al over de proceskosten van die procedure beslist.  

Lees het vonnis hier. Eerder bericht + vonnis Zutphen en arrest Den Haag hier.  

IEF 4813

Pilaarheilige

mopl.gifDe Stentor bericht: ‘Sketch op pilaar inzet rechtszaak. (…) de pilaar op het voorplein van Hogeschool Windesheim van de hand van beeldhouwer André Volten (1925-2002). Jarenlang stak het op het voorplein twaalf meter de lucht in.  De Zwolse kunstenaar Henk Heideveld kreeg in 1997 toestemming van Volten om de pilaar in een performance te gebruiken. Hij liet zich in een stoeltje op de pilaar vastgespen en las daarbij in een boekje. Toen het beeld jaren later vanwege nieuwbouw van de hogeschool werd verplaatst naar beeldentuin Anningahof, voerde een acteur een act op waarbij hij plaatsnam in een stoeltje op de pilaar en uit een boekje begon voor te lezen. Plagiaat, vindt Heideveld.

Lees hier en hier meer. 

IEF 4812

Marque en vogue

vog.gifGvEA, 4 oktober 2007, zaak T-481/04, Advance Magazine Publishers, Inc. tegen OHIM/ Capela & Irmãos, Lda, established (geen Nederlandse vertaling beschikbaar).

Oppositie op grond van ouder Portugees woordmerk Vogue Portugal (klasse 25) en handelsnaam VOGUE –Sapataia tegen Gemeenschapsmerkaanvrage woordmerk VOGUE (klassen 9, 14, 16, 25 en 41).  De oppositie is gericht tegen klasse 25, kleding.

Het OHIM wijst de oppositie toe, onder meer omdat het element Portugal onder oude, niet meer geldende, Portugese wetgeving verplicht was als herkomstaanduiding, maar gebruik van dit element nu niet meer vereist is. 'Portugal' telt daarom niet niet mee in de vergelijking. Een in beroep ingeroepen internationale registratie kon volgens OHIM niet worden ingeroepen tegen het oudere Portugese merk, omdat het merk zelfs niet eens ter sprake was gekomen in eerste instantie.

Het gerecht vernietigt de beslissing van het OHIM en wijst er, nogmaals, op dat het OHIM in dit soort gevallen en discretionaire bevoegdheid heeft end at zij deze bevoegdheid moet gebruiken. Zonder meer afwijzen van later ingebracht bewijs is derhalve niet toegestaan.

“20. However, the Board of Appeal thereby misconstrues Article 74(2) of Regulation No 40/94. That provision, under which OHIM may not take into account facts that were not pleaded or evidence that was not submitted in due time by the parties, grants the Board of Appeal, when presented with facts and evidence which are submitted late, a discretion as to whether or not to take account of such information when making the decision which it is called upon to give (Case C-29/05 P OHIM v Kaul [2007] ECR I-0000, paragraph 68).

21. Therefore, instead of exercising the discretion which it thus has, the Board of Appeal wrongly considered itself to be lacking any discretion, in the present case, as to whether to take account or not of the facts and evidence at issue (see, to that effect, OHIM v Kaul, paragraph 69).

22. Moreover, as the Board of Appeal did not examine the facts and evidence at issue, or the applicant’s arguments relating thereto, and merely held them inadmissible, the Court cannot substitute itself for OHIM in the assessment of their relevance in the present case and therefore cannot rule on OHIM’s reasoning in that regard.

23. It follows that the contested decision must be annulled without it being necessary to examine the other grounds raised by the applicant.

Lees het arrest hier.