IEF 22196
22 augustus 2024
Uitspraak

Orchid Gardens maakt geen inbreuk op de octrooirechten van HE Licenties

 
IEF 22199
21 augustus 2024
Uitspraak

Europese Commissie mag geografische aanduiding afwijzen ondanks goedkeuring van lidstaat, aldus advocaat-generaal

 
IEF 22198
20 augustus 2024
Uitspraak

Kunstmatig neurale netwerken zijn op zichzelf niet octrooieerbaar, aldus de Britse rechter

 
IEF 9165

Nijntje vs Kathy

O.a. De Telegraaf bericht: “Nijntje verkeert in staat van oorlog met haar Japanse tweelingzusje Kathy. Vanmorgen worden de Japanners die haar bedachten voor de Nederlandse rechter gesleept. (…) Sanrio, vooral bekend van Hello Kitty, produceert sinds vorig jaar wereldwijd speelgoed en kleding waarop het nagebootste konijntje staat. Daarmee schaden de Japanners Bruna financieel en schenden zij diens auteursrecht, vindt Bruna zelf. Sanrio werd al vaker gevraagd te stoppen met het kopiëren van Nijntje.”

IEF 9164

The fight against IPR infringements outside the borders

"In 2004, the European Commission adopted a Strategy for the Enforcement of Intellectual Property Rights (IPRs) in Third Countries [hier], aiming to reduce the level of IPR infringements beyond EU borders, in particular in countries where it has reached worrying proportions and is seriously harming EU right holders.

The replies to the questions below will be taken into consideration in order to allow DG TRADE to review its priorities in that area. In particular, combined with other sources of input, it will enable the Commission to update its list of "priority countries" (cf. "IPR Enforcement Report 2009" [hier]).

Since the purpose of this exercise is to focus on the fight against IPR infringements outside the borders of the European Union, this survey focuses on those non-EU countries which are the most relevant to the EU from a trade policy perspective (in particular, least-developed countries are not covered). Respondents should reply to one questionnaire per country. Replies can be provided for as many countries as deemed necessary, and will not be published individually.

Lees het volledige bericht hier.

IEF 9163

Aan het begin van de Herengracht

Adonna Alkema - Jesse Hofhuis'Het zoemde al even rond, maar een officiële aankondiging was tot nu toe uitgebleven. Hofhuis Alkema Advocaten is het nieuwe gespecialiseerde IE-kantoor van Adonna Alkema en Jesse Hofhuis. Het kantoor heeft zich gevestigd aan het begin van de Herengracht. 

Jesse Hofhuis (al enige tijd zelfstandig advocaat en voordien De Brauw Blackstone Westbroek) en Adonna Alkema (Stibbe, Klos Morel Vos & Schaap, co-auteur Kort Begrip) bieden naast de kennis en ervaring van de grote, gespecialiseerde kantoren ook alle voordelen van een klein kantoor. Zij beschikken beiden over een zeer ruime expertise in het intellectuele eigendomsrecht en aanverwante rechtsgebieden.
 
Zoals de website het stelt: “Hofhuis Alkema is gespecialiseerd in het intellectuele eigendomsrecht, het recht dat ziet op de bescherming van alles wat ooit als idee is begonnen. Of het nu gaat om de naam van een product of onderneming, een logo, vormgeving, een boek, beeldende kunst of een commercial - wij kunnen u bijstaan bij de ontwikkeling en bescherming van wat misschien wel het meest waardevolle bezit is van uw onderneming.”'

IEF 9162

Middels een overeenkomst

Staatscourant, Jaargang 2010, Nr. 15670( Regeling OCW-subsidies)

Artikel 10. In dit artikel is een voorwaarde opgenomen dat men voor het verkrijgen van subsidie moet meewerken aan het overdragen van rechten met betrekking tot intellectuele eigendom (auteursrecht) middels een overeenkomst.

Lees de regeling hier.

IEF 9161

Is het zeker?

Kamervragen Tweede Kamer, Vraagnr. 2010Z14859. Vragen van het Lid Leijten (SP) aan de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de gespreksverslagen en afspraken tussen de beoogde speelsteden en het ministerie over het WK-Bid (Ingezonden 15 oktober 2010)

12. Kunt u, refererend aan uw antwoord over de zaak van de Bavariajurkjes, aangeven hoe de strafrechtelijke bepalingen in de ambush wetten - die toezien op namaak van merkartikelen en inbreuk op auteursrecht - zich verhouden tot het dragen van kleding dat van een concurrerend merk is? (6) Is het zeker dat voor dit soort reclame geen nieuwe wetten nodig zijn?

Lees alle vragen hier.

IEF 9160

Over de uitzending van flitsen van beeldmateriaal

Martijn van DamKamervragen Tweede Kamer, vraagnummer 2010Z14577. Vragen van het lid Van Dam (PvdA) aan de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Justitie over de rechterlijke uitspraak over de uitzending van flitsen van beeldmateriaal van eredivisiewedstrijden door regionale omroepen (ingezonden 11 oktober 2010). [Vraag 6 ontbreekt – IEF]

Vraag 1 Bent u bekend met de uitspraak van de rechter – die afgelopen mei werd gedaan – over de uitzending van flitsen van beeldmateriaal van eredivisiewedstrijden door regionale omroepen? 1

Vraag 2 Welke gevolgen verbindt u aan de interpretatie van de rechtbank dat artikel 5.4 van de Mediawet de regionale omroepen wel het recht geeft flitsen op te vragen, maar dat dit artikel noch de beperkingen op de Auteurswet en de Wet op de Naburige Rechten hen het recht geven om deze beelden ook daadwerkelijk uit te zenden?

Vraag 3 Deelt u de mening dat het de bedoeling van de wetgever was dat omroeporganisaties die de beelden mogen opvragen, deze ook mogen uitzenden en dat artikel 5.4 anders een betekenisloos artikel is? Zo ja, gaat u de wetgeving dan aanpassen zodat omroeporganisaties de betreffende beelden ook mogen uitzenden?

Vraag 4 Welke gevolgen verbindt u aan de mening van de rechtbank dat ook de nieuwsexcepties op de Auteurswet een wel zeer beperkte uitleg geeft, namelijk dat een nieuwsmedium op basis van die excepties slechts nieuws mag verslaan met beelden die men zelf heeft geregistreerd of met beelden die worden overgenomen uit andere nieuwsprogramma’s, maar niet uit programma’s die een ander doel nastreven dan het verslaan van het nieuws?

Vraag 5 Deelt u de mening dat in het huidige tijdperk van veel verschillende (soorten) media en veel verschillende soorten programma’s die allemaal in potentie nieuws kunnen opleveren, de mogelijkheden van nieuwsprogramma’s om dat nieuws met gebruik van beelden te verslaan zo wel zeer beperkt worden?

Vraag 7 Deelt u de mening dat dit in potentie een risico betekent voor de vrije nieuwsgaring?

Vraag 8 Wordt dit risico veroorzaakt door de inhoud van onze wetgeving of door de inhoud van de Europese richtlijn?

Vraag 9 Bent u bereid de Kamer nader te informeren, bijvoorbeeld per brief voorafgaand aan de behandeling van de mediabegroting, over de belemmeringen die het auteursrecht nu kennelijk oplevert voor de vrije nieuwsgaring en de stappen die u zou kunnen nemen om die belemmeringen weg te nemen?

Lees de kamervragen ook hier.

1 Zaaknummer 285 245, rolnummer KG ZA 10-332 , 12 mei 2010

IEF 9159

De grafische gebruikersinterface

HvJ EG, 14 oktober 2010, conclusie A-G Bot in zaak C-393/09, Bezpečnostní softwarová asociace (de BSA)  tegen Ministerstvo kultury (prejudiciële vragen Nejvyšší správní soud, Tsjechië)

Auteursrecht. In de onderhavige zaak wordt het Hof gevraagd de omvang van de door richtlijn 91/250/EEG(2) aan computerprogramma's verleende auteursrechtelijke bescherming te verduidelijken. (…) De vragen hebben meer bepaald betrekking op de grafische gebruikersinterface ('die doorgaans met de term „look and feel” wordt aangeduid,' dat wat je ziet, kort gezegd) van een computerprogramma. Deze interface beoogt, zoals verder zal blijken, een interactieve band tussen het programma en de gebruiker ervan te creëren. Hij maakt een intuïtiever, vlotter gebruik van het programma mogelijk, bijvoorbeeld door op het scherm bepaalde iconen of symbolen te tonen.

De zaak betreft de afwijzing door het ministerie van Cultuur van een vergunning (aangevraagd door de BSA) voor het collectief beheer van vermogensrechtelijke auteursrechten op computerprogramma's. Het ministerie heeft met name opgemerkt dat de wet inzake het auteursrecht enkel de doel- en de broncode van een computerprogramma beschermt, maar geenszins de grafische gebruikersinterface.

'Het probleem van de verwijzende rechter in de onderhavige zaak is dat de richtlijn het begrip computerprogramma niet definieert.'  De verwijzende rechter vraagt zich af of de grafische gebruikersinterface van een computerprogramma een uitdrukkingswijze van dit programma vormt in de zin van artikel 1, lid 2, van richtlijn 91/250 en aldus wordt beschermd door het op computerprogramma's van toepassing zijnde auteursrecht. Bovendien stelt de verwijzende rechter de vraag aan de orde of het tonen van een dergelijke interface tijdens een televisie-uitzending een mededeling van een werk aan het publiek is in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG(3).” De A-G is van mening dat een grafische gebruikersinterface geen uitdrukkingswijze van een computerprogramma vormt en aldus niet valt onder de rechtsbescherming die computerprogramma's genieten.

(…) 75. Het is moeilijk om vast te stellen of een grafische gebruikersinterface oorspronkelijk is, aangezien de meerderheid van de samenstellende elementen ervan een functioneel doel dient, namelijk het gebruik van het computerprogramma vereenvoudigen. Bijgevolg kunnen deze elementen noodzakelijkerwijs slechts op een beperkt aantal wijzen worden uitgedrukt, aangezien deze uitdrukking – zoals de Commissie in haar schriftelijke opmerkingen heeft opgemerkt(29) – wordt bepaald door de technische functie die deze elementen vervullen. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de muis die over het scherm beweegt en waarmee men een commandoknop kan aanklikken om een opdracht uit te voeren, of voor het rolmenu dat verschijnt wanneer een tekstbestand wordt geopend.

76. In dergelijke gevallen lijkt niet te zijn voldaan aan het oorspronkelijkheidscriterium, aangezien de verschillende manieren om een idee uit te voeren zodanig beperkt zijn dat de idee samenvalt met de uitdrukking ervan. Indien de interface toch als oorspronkelijk zou kunnen worden beschouwd, zou dit tot gevolg hebben dat aan bepaalde ondernemingen op de markt voor computerprogramma's een monopolie werd toegekend, waardoor de ontwikkeling en de innovatie op deze markt aanzienlijk zouden worden afgeremd, hetgeen zou ingaan tegen de doelstelling van richtlijn 2001/29.(30)

(…) Gelet op het voorgaande geef ik het Hof in overweging de Nejvyšší správní soud te antwoorden als volgt:

„1)  De grafische gebruikersinterface vormt geen uitdrukkingswijze van een computerprogramma in de zin van artikel 1, lid 2, van richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's en geniet dus niet de door deze richtlijn geboden bescherming.

2) Wanneer de grafische gebruikersinterface een eigen intellectuele schepping van de maker is, geniet hij auteursrechtelijke bescherming als werk in de zin van artikel 2, sub a, van richtlijn 2001/29/EG van Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij.

3) Het tonen van een grafische gebruikersinterface tijdens een televisie-uitzending vormt geen mededeling van een werk aan het publiek in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29, aangezien de interface hierdoor zijn hoedanigheid van werk in de zin van artikel 2, sub a, van deze richtlijn verliest.”

Lees de conclusie hier.

IEF 9158

Economische verbondenheid

Hoge Raad, 15 oktober 2010, C07/034, Makro Zelfbedieningsgroothandel CV, Metro Cash & Carry BV en Remo Zaandam BV tegen Diesel SpA (met gelijktijdige dank aan Sven Klos, Klos Morel Vos & Schaap).

Merkenrecht. Uitputting. Hoge Raad na prejudiciële antwoorden in  HvJ EG, 15 oktober 2009, zaak C-324/08, IEF 8270. Korte samenvatting rechtspraak.nl: “Uit het antwoord van het HvJ EU volgt dat de in de Davidoff-rechtspraak van het HvJ EU ontwikkelde maatstaf voor de beoordeling of sprake is van impliciete toestemming van de merkhouder (…) ook geldt voor goederen die door een derde die niet economisch is verbonden met de merkhouder zonder diens expliciete toestemming voor het eerst direct binnen de EER in het verkeer zijn gebracht.

Omdat in dit geval het antwoord van het HvJ EU meebrengt dat de maatstaf uit de Davidoff-rechtspraak alleen toegepast dient te worden bij afwezigheid van economische verbondenheid tussen de merkhouder en de derde als bedoeld in HvJEU (Ideal Standard), had het gerechtshof de Davidoff-maatstaf niet mogen toepassen zonder een onderzoek naar die economische verbondenheid te verrichten.

3.3.2 Dit betekent dat het bestreden arrest van het hof niet in stand kan blijven. Verwijzing zal moeten volgen. Met het oog op de procedure na verwijzing wordt het volgende overwogen.

3.3.3 De verwijzingsrechter zal alsnog de vraag moeten beantwoorden of tussen Cosmos en Diesel ten tijde van het in het verkeer brengen in Spanje van de betrokken schoenen een economische verbondenheid bestond in de zin van het arrest IHT Danziger/Ideal Standard. (…)

3.3.4 Indien de verwijzingsrechter de hiervoor in 3.3.3 genoemde vraag in ontkennende zin beantwoordt, dan is hij gebonden aan de beslissing van het hof in het bestreden arrest die erop neer komt dat de toestemming van Diesel tot het door Cosmos in Spanje in het verkeer brengen van de betrokken schoenen ontbrak, welke beslissing berust op toepassing van de Davidoff-maatstaf. Die maatstaf is in dat geval immers terecht door het hof aangelegd, zoals blijkt uit het antwoord van het HvJEU, en daarvan uitgaande is die beslissing van het hof als zodanig in cassatie niet (voldoende) bestreden.

3.3.5 Ingeval de verwijzingsrechter tot het oordeel komt dat tussen Cosmos en Diesel wèl sprake was van verbondenheid in de zin van het arrest IHT Danziger/Ideal Standard, dan zal hij tot uitgangspunt moeten nemen dat Diesel toestemming heeft gegeven tot het in het verkeer brengen van de betrokken schoenen.

3.3.6 Hij zal echter vervolgens op grond van het Copad-arrest van het HvJEU alsnog de vraag moeten beantwoorden of de feiten die de Hoge Raad in zijn arrest van 11 juli 2008 in rov. 4, tweede alinea heeft genoemd, meebrengen dat niettemin gezegd moet worden dat die toestemming ontbrak op de in het Copad-arrest genoemde, aan art. 8 lid 2 van de Merkenrichtlijn ontleende gronden (zie hiervoor in 3.2.5). De bewijslast ter zake van deze uitzondering rust in beginsel op Diesel. Aangezien partijen met (dit aspect van) het Copad-arrest geen rekening hebben kunnen houden, zullen zij in de procedure na verwijzing met het oog op de beantwoording van deze vraag hun stellingen mogen aanpassen.

Lees  het arrest hier of hier (Rechtspraak.nl, incl. conclusie Verkade)

IEF 9157

Onaannemelijk

Rechtbank Amsterdam, 6 oktober 2010, Verzoeker tegen SENA 

Arbeidsrechtelijk conflict in auteursrechtenwereld. Het FD bericht over deze zaak: “De directeur van de in de financiële problemen geraakte muziekrechtenorganisatie Sena is op onjuiste wijze aan de kant gezet door bestuursvoorzitter, en prominent VVD'er, Ed Nijpels.

(…) Sena betoogde in de ontslagprocedure dat hun directeur 'op het financiële vlak onacceptabel en onverantwoord handelde'. Ook had hij een 'negatieve' leiderschapsstijl die 'een zware hypotheek' legde op de organisatie.  In het vonnis van vorige week legt de rechter de schuld vooral neer bij het bestuur. De rechter noemt het 'onaannemelijk' dat het bestuur al die tijd niet wist hoe de directeur handelde.” Exitpremie van bijna euro 500.000, waarvan euro 25.000 smartengeld.

Lees het vonnis hier

IEF 9156

De Verschuldigde Voorschotten

Rechtbank Amsterdam, 26 mei 2010, LJN: BO0292, Vereniging Buma & St. Stemra  tegen St. Commerciële Omroep Exploitatie Zh (Scoezh) c.s (Fresh FM)

Auteursrecht. Bodem na Rechtbank Amsterdam, 9 juli 2009, IEF 8058. Inbreuk op auteursrechten BUMA door het niet voldoen van volgens overeenkomst verschuldigde voorschotten voor radio uitzendingen, webcasting zonder licentie en het zonder toestemming ten gehore brengen van BUMA -repertoire op strandfeesten. Afdracht van toegangsgelden. Niet-ontvankelijkheid eiser Stemra, omdat (althans niet weersproken is dat) van verveelvoudiging geen sprake is. Buma (openbaarmaking) is wel ontvankelijk.

Voorschotten: Buma & Stemra stellen dat Fresh FM inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van Buma, nu zij de voorschotfacturen niet heeft voldaan. Fresh FM stelt dat zij het verschuldigde bedrag kan verrekenen met  door haar ingevolge het eerdere kort geding vonnis aan Buma betaalde beslag- en proceskosten  Die stelling wordt afgewezen, aangezien er geen grond is voor een vordering tot terugbetaling van deze kosten. Hernieuwde oplegging verbod na algemeen verbod in kort geding, aangezien de inbreuk door de radio-uitzendingen dateert van na het kort gedingvonnis. Geen matiging dwangsommen, integendeel: “Kennelijk was de in het kort geding opgelegde dwangsom een onvoldoende prikkel tot nakoming.”

Webcasting: Fresh FM stelt dat zij van PRS - de Engelse zusterorganisatie van Buma - een licentie heeft verkregen voor deze webcasting activiteiten en dat zij de domeinnaam fresh.fm heeft overgedragen aan de vennootschap naar vreemd recht Hawta Ltd. en dat de webcasting sinds 6 juni 2009 onder verantwoordelijkheid van Hawta plaatsvindt. “Buma heeft dat niet betwist. Om die reden kan niet worden vastgesteld dat, zoals Buma kennelijk meent, Fresh FM ook na die datum inbreuk heeft gemaakt met de webcasting activiteiten, nu in dit geval immers niet Fresh FM, maar Hawta voor de gestelde inbreuk verantwoordelijk is. Het enkele feit dat de personen achter Hawta dezelfde zijn als de personen achter Fresh FM maakt nog niet dat, zoals Buma kennelijk meent, deze rechtspersonen kunnen worden vereenzelvigd. Daartoe heeft Buma te weinig gesteld.” (…) “De door Buma geleden schade wordt daarom geacht te zijn vergoed, zodat de rechtbank dit deel van de vordering zal afwijzen.”

Strandfeesten: 3.17.  Nu vast staat dat Fresh FM het eerste strandfeest zonder toestemming heeft doorgezet, staat ook vast dat zij inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van Buma. Het betoog van Fresh FM dat zij te goeder trouw zou hebben gehandeld en dat Buma misbruik zou hebben gemaakt van haar machtspositie, doet daar niet aan af. Indien Fresh FM het niet eens was met het door Buma verlangde voorschot, had het op haar weg gelegen het conflict aan de voorzieningenrechter voor te leggen, in plaats van het feest simpelweg zonder toestemming door te zetten.

3.18.  Buma heeft niet (onderbouwd) gesteld dat met het tweede strandfeest inbreuk is gemaakt. Voor dit strandfeest geldt dat de voorzieningenrechter op grond van hetgeen partijen ter zitting hebben aangevoerd heeft bepaald welk bedrag aan voorschot diende te worden voldaan, dat Fresh FM daarop, voorafgaand aan het feest, dit bedrag heeft voldaan, en dat Buma dit bedrag zonder protest heeft behouden. Onder die omstandigheden mocht Fresh FM er dan ook redelijkerwijs op vertrouwen dat sprake was van toestemming van Buma, en kan er van inbreuk geen sprake zijn.

3.41.  Ten tweede vordert Buma - met een beroep op artikel 27a lid 1 Auteurswet - afdracht van de met de strandfeesten genoten winst, en ten derde - met een beroep op artikel 28 lid 2 sub a Auteurswet - afdracht van de toegangsgelden die zijn betaald voor het bijwonen van de strandfeesten. De rechtbank is van oordeel dat deze vorderingen niet cumulatief kunnen worden ingesteld. (…)

3.42.  (…) Uit de gecertificeerde opgave blijkt dat de recette van het eerste strandfeest EUR 2.975,- (inclusief BTW) bedraagt. Buma heeft de juistheid van dit bedrag niet, dan wel onvoldoende betwist, zodat Fresh FM zal worden veroordeeld dit bedrag aan Buma af te dragen. Daarmee komt de rechtbank niet meer toe aan de vordering tot afdracht van winst.

Lees het vonnis hier.