IEF 22207
30 augustus 2024
Artikel

Laatste plekken voor het Benelux Merken Congres op donderdag 5 september 2024

 
IEF 22216
30 augustus 2024
Uitspraak

Follow the Money hoeft artikelen niet te rectificeren

 
IEF 22215
30 augustus 2024
Uitspraak

Handhaving auteursrechten tegen bedrijfsopvolger is onredelijk

 
IEF 3152

Grazende koe

grazende koe.bmpVoorzieningenrechter Zwolle-Lelystad, 22 december 2006, KG ZA 06-482, Dirk de Bruijn tegen Farm Dairy (Met dank aan Jan Willem van Dijk, Van Mens & Wisselink)
 
Kortste inhoudelijke vonnis van het jaar? In nog geen drie pagina's wijst de Rechtbank de vordering van De Bruijn tot doorhaling van het merk 'De Grazende Koe' af.
 
De Bruijn heeft in 2002 samen met een aantal andere partijen, waaronder Farm Dairy, gewerkt aan de opzet en realisatie van een duurzaam zuivelproject, genaamd 'De Grazende Koe'. Vervolgens heeft De Bruijn aan Farm Dairy toestemming gegeven om dit woord als Beneluxmerk te deponeren.
 
De samenwerking wordt vervolgens verbroken en De Bruijn vordert dat Farm Dairy het merk doorhaalt, op grond van het feit dat Farm Dairy thans onrechtmatig handelt door te weigeren tot doorhaling van het merk over te gaan. De Bruijn voert daartoe aan dat er in 2002 terzake een mondelinge overeenkomst tussen partijen zou zijn gesloten. Wie partijen bij deze overeenkomst waren en wat de uitleg en de gevolgen van deze overeenkomst waren, is echter niet duidelijk. Een procedure hierover is bovendien reeds aanhangig bij de bodemrechter.
 
Op grond hiervan wijst de rechter de vorderingen af en neemt een beroep op auteursrechtelijke bescherming van De Bruijn op de woordcombinatie 'De Grazende Koe' niet meer in behandeling.
 
Lees vonnis hier.

 

IEF 3151

Veroordeling in het kwadraat

Rechtbank Utrecht, 13 december 2006, HA ZA 06-1173, Kwadraat tegen MV Kwadraat (Met dank aan Diederik Stols, DLA Piper)
 
Niet zo spannend vonnis over merkrechten en handelsnaam "Kwadraat"; vorderingen Belgische eiser toegewezen
 
Kwadraat NV is een Belgische onderneming die sinds 1995 actief is op het gebied van woningbouw en die zich meer in het bijzonder bezighoudt met het ontwerpen, bouwen en verkopen van woningen. Daarnaast houdt Kwadraat zich bezig met projectbegeleiding. Zij heeft in 1999 het merk "K Kwadraat" bij het Benelux Merkenbureau gedeponeerd, voor onder meer bouwmaterialen, makelaardij in onroerende goederen, bouw, reparaties en installatiewerkzaamheden. MV Kwadraat houdt zich sinds 1996 onder de naam MV2 bezig met architectuur, projectbegeleiding en interieurontwerp. Op 12 april 200I heeft MV2 haar naam veranderd en staat zij in het handelsregister ingeschreven onder de naam MV Kwadraat B.V. Nadat Kwadraat bekend werd met het bestaan van MV Kwadraat, heeft zij bij brief van 31 januari 2006 MV Kwadraat gesommeerd om elk gebruik van de benaming "MV Kwadraat", alsook van elke gelijkende naam, te staken en gestaakt te houden en heeft zij haar in gebreke gesteld. MV Kwadraat heeft hieraan geen gevolg gegeven. In de procedure vordert Kwadraat een gebod tot staken van de merkinbreuk en wijziging van de handelsnaam.

 

De rechtbank stelt allereerst vast dat het merk K Kwadraat voldoende onderscheidend vermogen heeft voor de waren en diensten waarvoor het is ingeschreven. De rechtbank overweegt: "Het woord "Kwadraat" is immers in zijn algemeenheid niet beschrijvend of kenmerkend voor diensten in de bouwwereld of voor diensten op het gebied van de woningmarkt. De rechtbank hecht tevens belang aan het feit dat MV Kwadraat reeds zelf stelt dat er sprake is van weinig onderscheidend vermogen. Daarmee is gegeven dat MV Kwadraat op zichzelf genomen erkent dat het merk in ieder geval enig onderscheidend vermogen heeft."

Vervolgens neemt de rechtbank aan dat gedaagde het teken "MV kwadraat" gebruikt zoals bedoeld in artikel 2.20 lid 2 BVIE, nu zij haar producten en diensten onder deze naam aanbiedt en de naam MV kwadraat ook als domeinnaam op het internet gebruikt (www.mvkwadraat.nl). Ter comparitie is voorts gebleken dat het teken MV kwadraat ook voluit wordt gebruikt in stukken voor zakelijk gebruik, zoals op briefpapier en visitekaartjes en in de reclame.

Volgens de rechtbank is "kwadraat" het meest kenmerkende bestanddeel van het merk K kwadraat. De rechtbank neemt aan dat er sprake is van overeenstemming tussen merk en teken. Daarbij is volgens de rechtbank "uit visueel oogpunt" van belang dat MV Kwadraat vanaf 2001 naast haar logo "MV2" het woord "Kwadraat" voluit is gaan schrijven. Vanuit dit oogpunt is tevens van belang dat de onderneming bij de KvK staat ingeschreven onder de naam MV Kwadraat B.V. en op de website MV Kwadraat nagenoeg altijd voluit wordt geschreven. Ditzelfde geldt voor haar domeinnaam www.mvkwadraat.nl.

Nadat de rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van overeenstemmende activiteiten, neemt zij vervolgens aan dat er in casu sprake is van verwarringsgevaar. Daarbij verwerpt ze het verweer van gedaagde inzake de verschillende plaatsen waar beide partijen hun activiteiten uitvoeren: "Het betoog van MV Kwadraat dat er geen sprake is van verwarringsgevaar, omdat Kwadraat actief is in Vlaams-Brabant en MV Kwadraat actief is in Nederland, kan niet slagen. Hiertoe overweegt de rechtbank dat uit artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE voortvloeit dat de merkhouder een uitsluitend recht heeft. Kwadraat kan dit recht dan ook inroepen tegenover ondernemingen binnen de drie verdragsluitende staten; ongeacht de mate van activiteit binnen die staten. Ook de stelling dat er geen sprake is van verwarringsgevaar, omdat beide ondernemingen reeds tien jaar actief zijn daadwerkelijke verwarringzich niet heeft voorgedaan, kan niet tot een andere conclusie leiden."

Uiteindelijk wordt gedaagde veroordeeld om de merkinbreuk en het gebruik van de handelsnaam te staken. De opgelegde dwangsommen zijn opvallend mild, 1.000 euro per dag met een maximum van 20.000 euro.
Lees het vonnis hier.

 

IEF 3150

Bolar

Staatsblad 2006/672, Besluit van 12 december 2006, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Rijkswet van 30 november 2006, houdende wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 ter implementatie van Richtlijn nr. 2004/27/EG en Richtlijn nr. 2004/28/EG

"De Rijkswet (...) treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst."

Het betreft hier de zogenaamde Bolar-bepalingen die na wijziging door Richtlijn 2004/27/EG en 2004/28/EG in de artikelen 13, zesde lid, van Richtlijn 2001/82/EG en artikel 10, zesde lid, van Richtlijn 2001/83/EG zijn opgenomen. Hierin wordt bepaald dat studies, tests en proeven die dienen om aan te tonen dat een geneesmiddel een generieke versie is van een referentiegeneesmiddel, onder nader genoemde voorwaarden niet worden beschouwd als een inbreuk op een octrooi of een aanvullend beschermingscertificaat. Deze bepalingen worden in de praktijk Bolarbepalingen genoemd, naar een arrest uit de Verenigde Staten. 

Lees het Staatsblad hier. Eerder bericht (met wetsvoorstel) hier.

IEF 3149

Naar de rechter (2)

TomTom2.bmpTomTom inc, dochter van het Nederlandse bedrijf TomTom, heeft de in de Verenigde Staten spelende rechtzaak omtrent vermeende inbreuk op 5 octrooien van Garmin gewonnen. Een rechtbank in Wisconsin oordeelde dat TomTom inc geen beschermde technieken van Garmin zou hebben gebruikt voor TomTom's navigatie apparatuur.

Lees hier meer. Eerder bericht hier.

IEF 3148

Omdat niet iedereen kerstvakantie heeft

- Gerechtshof 's-Gravenhage, 16 december 2006, rolnr. 04/355, Boston Scientific Scimed tegen Medinol (Met dank aan Ruud van der Velden, Lovells)

Octrooirecht. "Koerswijziging" uitvindingsgedachte van het octrooi. Lees het arrest hier.

- Rechtbank Utrecht, 13 december 2006, HA ZA 06-1173, Kwadraat tegen MV Kwadraat (Met dank aan Diederik Stols, DLA Piper)

Inbreuk op merkrecht. Lees het vonnis hier.

- Rechtbank Zwolle-Lelystad, 22 december 2006, KG ZA 06-482, Dirk de Bruijn tegen Farm Dairy (Met dank aan Jan Willem van Dijk, Van Mens & Wisselink)

Geen auteursrecht op de naam 'de Grazende koe'. Lees het vonnis hier.

- Rechtbank Amsterdam, 22 december 2006, KG ZA 06-2120, Staat tegen Greenpeace (Met dank aan Rob Zimmermann, Höcker Advocaten)

Vrijheid van meningsuiting is "geldige reden"; parodie-exceptie gehonoreerd. Lees het vonnis hier.

 

Uitgebreidere bespreking van de uitspraken volgt.

 

IEF 3147

Hoge Raad accepteert het “Dijkstra” verweer

hoyng.bmpCommentaar van Willem Hoyng (Howrey) bij het arrest Hoge Raad 22 december 2006, Dijkstra tegen Saier (arrest hier).

"Men kan slechts de hoop uitspreken dat nu de HR in het onderhavige geval (wellicht in de toekomst met een echt Nederlandse naam aan te duiden als “Dijkstra verweer”) ondanks de afwijkende opvattingen in andere EOV-landen duidelijk gekozen heeft voor de mogelijkheid van een beroep op het verleningsdossier het Hof ook in zaken waarin de octrooihouder een beroep op het verleningsdossier doet het arrest Ote Optics – Ciba Geigy niet de facto blijft negeren. Immers ook in dat geval is het in de praktijk zo dat een derde bij enige twijfel omtrent de beschermingsomvang van een octrooi het verleningsdossier zal raadplegen."

Lees het commentaar hier.

IEF 3126

Mais

Rechtbank 's-Gravenhage 21 december 2006, Intramed tegen Micromais

Beslag naar aanleiding van een geschil over auteursrechten op programmatuur.

Intramed vordert opheffing van het door Micromais gelegde conservatoir beslag onder een 8-tal (maatschappen) fysiotherapeuten naar aanleiding van een uit 1997 stammend geschil over auteursrechten op programmatuur. De vordering is afgewezen.

Het auteursrechtelijke geschil gaat om het programma MAIS van Microcom, dat Micromais met toestemming van Microcom is gaan verhandelen en exploiteren, dat inbreuk zou maken op het programma FDS van Intramed waarop Intramed het auteursrecht heeft verkregen na overdracht door Microcom.

Art. 705 lid 2 Rv bepaald dat een beslag dient te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat degene die opheffing vordert, voldoende aannemelijk moet maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. Of het geëxecuteerde verbod van 6 mei 1998 op juiste gronden is gegeven en de vordering niet afgewezen had moeten worden om de reden dat MAIS na augustus 1992 geen verdere onderdelen uit FDS zijn overgenomen, ligt nog ter beslissing van de bodemrechter.

 

Het is niet aannemelijk dat de bodemrechter tot de conclusie zal komen dat wel degelijk verdere FDS onderdelen zijn toegevoegd aan MAIS en dat in dit stadium tot opheffing moet worden besloten. Ook de stelling dat dhr. Slee en dhr. De Boer naar eigen zeggen niet deskundig zijn op dat gebied en dat de bedoelde getuigen de broncodes van FDS en MAIS niet hebben gezien, doet daaraan niet af. Het feit dat sedert het vonnis van 26 april 1999 het bewijsrisico bij Micromais anders is komen te liggen, verandert daar ook niks aan. Bovendien heeft Intramed niet gesteld welke getuigen en/of stukken zij gaat voortbrengen om haar gelijk te bewijzen, noch is hier op andere wijze van gebleken. De bodemprocedure kan nog beide kanten uitgaan, zodat ingrijpen niet op zijn plaats is.

Tevens speelt bij dit oordeel mee dat Intramed desgevraagd ter zitting heeft herhaald geen zekerheid te willen stellen voor de aanzienlijke geldvordering van Micromais. Intramed heeft evenmin andere beslagobjecten willen noemen, zodat aan haar bezwaar dat de beslagen haar afnemers treffen en zulks onder haar klanten wordt rond bazuint, niet al te zwaarwegend moet worden beoordeeld. Dit geld tevens voor de door Intramed gestelde wanverhouding tussen de waarde van de beslagen en de gepretendeerde vordering. Er is geen sprake van misbruik van recht of vexatoire beslaglegging zoals Intramed heeft aangevoerd aangezien niet gesteld is op welke waardevoller goederen Micromais zich dan zou hebben moeten en kunnen verhalen. Ook hoefde Micromais op het moment van beslaglegging niet te weten dat de beslagen wellicht relatief lage bedragen zouden betreffen.

Lees hier het vonnis.

 

IEF 3125

Naar de PC

Uit een persbericht: De Amsterdamse entertainmentadvocaat Margriet Koedooder verplaatst haar praktijk per 1 februari 2007 van Kalff Katz & Koedooder Advocaten naar het advocatenkantoor De Vos & Partners (DVP). De Vos & Partners verhuist per 1 januari 2007 naar een nieuwe locatie aan de PC Hooftstraat 5-11 in Amsterdam.

 “Het exclusief behartigen van de belangen van de creatieve sectoren en dan met name entertainment, media en ICT blijft mijn prioriteit. Maar ik constateer dat een advocaat in deze tijd steeds professioneler moet opereren. Dat is lang niet altijd eenvoudig te realiseren vanuit een kantoor met een beperkte omvang. Andere juridische specialismen zoals het ondernemingsrecht en arbeidsrecht zijn voor mijn cliënten net zo belangrijk als het intellectuele eigendomsrecht en het verbintenissenrecht

De overstap naar een middelgroot, enthousiast, creatief en gefocust kantoor als DVP geeft mij vanuit dé Bekende Nederlanders locatie van Nederland de gelegenheid mijn ambities beter waar te maken.”

IEF 3124

Een strip (of iets dergelijks)

saier.JPGHoge Raad, 22 december 2006, zaak C05/200HR, LJN: AZ1081, met conclusie A-G D.W.F. Verkade (tot verwerping van het beroep). Eiseres tegen Saier Verpackungstechnik Gmbh & Co.Kg (voorheen SAIER GmbH & Co.).

Octrooizaak over beschermingsomvang, betekenis van verleningsdossier bij uitleg van een octrooi, raadpleging van openbare gegevens, handhaving rechtspraak sinds HR 13 januari 1995, nr. 15564, NJ 1995, 391 (Ciba Geigy/Oté).

De zaak betreft een octrooigeschil over afsluitbare plastic emmers. Saier heeft een octrooi op een emmer, die met behulp van een nauw dan wel zeer nauw sluitend deksel kan worden afgesloten. De sluiting is verzegeld door middel van een strip (of iets dergelijks) aan het deksel. Aan het deksel van de Saier-emmer is een beweegbare lip bevestigd, waarmee het anders (zeer) lastig te openen deksel gemakkelijk geopend kan worden, en waarbij tegelijkertijd de verzegeling verbroken wordt.

Eiseres brengt verschillende types emmers op de markt en vordert een verklaring voor recht dat zij daarmee geen inbreuk maakt op Saiers octrooi. Saier stelt verschillende tegenvorderingen in, omdat volgens haar juist wel sprake is van een inbreuk


In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat de emmers van het type "GAR" inbreuk maken op het octrooi, maar de emmers van het type "Foodline" niet. Daarom heeft het hof de in conventie door eiseres gevorderde verklaring voor recht ten aanzien van de emmers van het laatstgenoemde type toegewezen. In reconventie heeft het hof, in verband met de inbreuk door de emmers van het type "GAR", kort gezegd, eiseres bevolen iedere inbreuk op het octrooi van Saier in alle gedesigneerde landen te staken en haar veroordeeld tot vergoeding van de schade die Saier sedert 19 mei 2000 ten gevolge van eiseres's inbreukmakende handelingen heeft geleden.


Met betrekking tot de vraag of en, zo ja, wanneer en in welke mate bij de uitleg van een octrooi betekenis kan toekomen aan het verleningsdossier bestaat, zoals ook uiteengezet is in de conclusie van de Advocaat-Generaal, onder de Verdragsluitende Staten van het EOV geen eenduidige opvatting.


(…) De (…) regel dat de rechter slechts gebruik zal mogen maken van verhelderende gegevens uit het verleningsdossier wanneer hij oordeelt dat het voor de gemiddelde vakman ook na bestudering van de beschrijving en de tekeningen nog voor redelijke twijfel vatbaar blijft hoe de inhoud van de conclusies moet worden begrepen, ziet - zoals uit het zinsverband ("dan ook") duidelijk wordt - op het geval van gebruik van gegevens uit het verleningsdossier ten gunste van een door de octrooihouder voorgestane uitleg van zijn octrooi.


Met deze restrictieve regel wordt de bij de uitleg van een octrooi in aanmerking te nemen eis van een redelijke rechtszekerheid voor derden gediend. In het geval echter dat een derde zich ter staving van de door hem verdedigde uitleg van een octrooi op het verleningsdossier beroept, valt niet in te zien dat die eis tot enige beperking zou dwingen bij het bij de uitleg van het octrooi betrekken van openbare gegevens uit het verleningsdossier.


De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 februari 2005 en verwijst het geding ter verdere behandeling en beslissing naar dat hof.


Lees het arrest hier. Verwant vonnis RB DH hier.

IEF 7721

Dijkstra vs. Saier: File wrapper estoppel

Supreme Court of the Netherlands, 22 December 2006, No. C05/200HR. Appellant in cassation versus Saier Verpackungstechnik Gmbh & Co. Kg.

Patent law: In this case the Supreme Court has ended a difference of opinion between the court of first instance and the court of appeal.

The court of appeal held that if the meaning of the wording of the claim (with the help of description and drawings) is clear that the alleged infringer cannot refer to the file wrapper arguing that such meaning is contrary to (broader than) the meaning which the patentee forwarded during the prosecution in order to be able to secure a patent (“file wrapper estoppel”).

The Supreme Court rules that the “clarity” rule only applies if the patentee wants to invoke the prosecution history but not in a situation where the alleged infringer invokes file wrapper estoppel.

Read the entire judgment here (translation made available by Willem Hoyng, Howrey).

 

IEFenglish