Op geen enkele wijze steekhoudend onderbouwd
Rechtbank ’s-Gravenhage, 14 november 2007, HA ZA 07-216, Exodus Holding B.V. tegen Joyincare B.V.
Equivalente inbreuk op een niet nietig geacht octrooi, waarvan de geldigheid formeel niet is vastgesteld. Verwijzing naar recente zaak HR Lely/DeLaval (wezen).
Exodus is houdster van Nederlands octrooi NL-1.022.487 voor een hijsinrichting voor personen. Conclusie 18 van het (door akte van afstand gewijzigde) octrooi ziet op een bevestigingsinrichting voor een hijsband met een plaatvormig deel en een sluitelement. Joyincare brengt in Nederland veiligheidsclips bestemd voor hijsinrichtingen op de
markt onder de naam ‘Careclip’. Hiermee maakt Joyincare equivalente inbreuk op conclusie 18.
Joyincare vordert nietigheid van het octrooi wegens gebruik aan nieuwheid, inventiviteit en voldoende duidelijkheid. Deze vordering is onder voorwaarde dat haar niet-inbreukverweer niet slaagt. Desondanks begint de rechtbank met het nietigheidsverweer, omdat inbreuk op een nietig octrooi niet mogelijk is. De slotsom hiervan is dat de nietigheidsverweren niet slagen. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat conclusies 18 geldig is te achten.
De formele vraag of het octrooi nietig is beantwoordt de rechtbank niet, omdat Joyincare verzuimd heeft een advies aan het Octrooicentrum Nederland te vragen inzake de geldigheid van het octrooi. Artikel 76(1) ROW 1995 bepaalt dat de eiser niet ontvankelijk is, als dit advies niet bij conclusie van eis in het geding wordt gebracht. Deze bepaling geldt ook ingeval een gedaagde bij wege van reconventie een nietigheidseis instelt.
Volgens Joyincare ontbeert het octrooi nieuwheid in het licht van een octrooi dat betrekking heeft op een "Belt holder for portable phones". De rechtbank meent echter dat het sluitelement van de betreffende "belt clip" afwijkt van de definitie uit het octrooi. Daarnaast is deze belt clip niet geschikt voor een bevestigingsinrichting in gebruik met een hijsinrichting voor invalide personen.
Het inventiviteitsverweer wordt verworpen, omdat het beweerdelijke gebrek aan uitvindingshoogte op geen enkele wijze steekhoudend is onderbouwd. Ook de stelling dat het octrooi niet nawerkbaar is, wordt verworpen. Joyincare voert aan dat één van de elementen uit de octrooiconclusie, een "verbindingsgedeelte", niet beschreven wordt en niet met een referentiecijfer aangeduid wordt in de figuren. De rechtbank meent echter dat de vakman onmiddellijk begrijpt dat het verbindingsgedeelte het gedeelte is tussen, dat wil zeggen (ergens) halverwege, het eerste gedeelte en het tweede gedeelte.
Van letterlijke inbreuk is geen sprake, omdat het sluitelement van de careclip niet nabij een eerste uiteinde een sluitdeel en nabij een tweede uiteinde een bedieningsdeel omvat. Voor de beoordeling van de equivalente inbreuk verwijst de rechtbank onder meer naar het recente arrest van de Hoge Raad inzake Lely/DeLaval (zie IEF 4657).
De gemiddelde vakman begrijpt uit het octrooi dat de functie van de geclaimde posities van sluit- en bedieningsdeel bestaat uit het voorkomen van het beknellen van vingers. Diezelfde functie wordt verwezenlijkt in de Careclip, alleen bevindt het sluitdeel zich aan een (gedeeltelijk) bovenliggende zijde van het sluitelement. De rechtbank is van oordeel dat het sluitdeel in de Careclip in wezen dezelfde functie vervult als het sluitdeel in het octrooi en dat zij dat op in wezen dezelfde wijze doet, namelijk door het sluitdeel op een ander gedeelte van het sluitelement te situeren dan het bedieningsdeel, met in wezen hetzelfde resultaat, te weten het verschaffen van een gemakkelijk bedienbare bevestigingsinrichting, zodat de kans op het bekneld raken van vingers wordt verkleind. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat de gemiddelde vakman zich bij lezing van het octrooischrift zal realiseren dat de geclaimde situering van het sluitelement geen essentieel kenmerk is van het octrooi, maar als het ware een functionele definitie behelst en dat hetzelfde resultaat op een voor de hand liggende andere wijze kan worden verkregen.
Aldus wordt Joyincare veroordeelt voor equivalente inbreuk, met verbod, bevel om afnemers te verzoeken de producten te retourneren (een beroep op de volksgezondheid faalt), bevel om een lijst van de afnemers te verstrekken, bevel om een opgave van de winst te doen, dwangsommen en vergoeding van geleden schade of afdracht van de gemaakte netto winst. De proceskostenveroordeling is op basis van het liquidatietarief, aangezien Exodus wel om volledige proceskosten heeft gevraagd, maar verzuimd heeft een specificatie in het geding te brengen.
Lees het vonnis hier.
EPLA
Kamerstuk 21501-30, nr. 1702007-2008, 2e Kamer. Raad voor Concurrentievermogen ; Brief van de minister van Economische Zaken over de geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen (RvC) van 22 en 23 november 2007.
“Nederland is van mening dat een zo hoogwaardig mogelijk stelsel van octrooirechtspraak moet worden ontwikkeld dat gebaseerd is op het EPLA model. De sterke punten van het EPLA model zijn kwalitatief goede rechtspraak met technisch deskundige rechters, snelheid in rechtspraak, een beperkt talenregime in de voorgestelde geschilbeslechtingsregeling en eenheid in rechtspraak. Nederland vindt deze elementen deels terug in het door het voorzitterschap ontwikkelde compromis.
Zwak element in het voorzitterschapscompromis is evenwel de mogelijkheid tot nationale invulling in eerste aanleg. Daardoor kunnen ongewenste verschillen in procedure, kwaliteit en inhoud ontstaan. Nederland hecht zeer sterk aan een uniform systeem, zonder splitsing in inbreuk- en nietigheidszaken. Nederland is verder van mening dat in het compromisvoorstel met betrekking tot de geschilbeslechting een te ruimhartig talenregime wordt voorgesteld en is van mening dat de taal van het octrooi (Frans, Duits of Engels) ook de procestaal moet zijn, tenzij partijen anders overeenkomen.
Tegen de achtergrond van het streven naar een gemeenschapsoctrooi op de langere termijn, is Nederland niet principieel tegen een communautair geschilbeslechtingsysteem. Een communautair systeem mag echter niet leiden tot concessies op de kwaliteit van het stelsel.”
Lees het kamerstuk hier.
Geen octrooieerbare uitvinding
Kamervragen met antwoord nr. 528, 2e Kamer. Vragen van de leden Gill'ard, Waalkens en Besselink (allen PvdA) aan de ministers van OCW, van VROM, van LNV, van EZ en van Justitie en de staatssecretaris van VWSover synthetische biologie. (Ingezonden 26 september 2007); Antwoord
O.a: Vraag 10: “Is het waar dat DNA in een minimale vorm, zelfs genen die uit een organisme zijn geïsoleerd en qua structuur volkomen indentiek zijn met genen uit de natuur, octrooieerbaar zijn?”
Antwoord vraag: “(…) Essentieel is echter dat het, zoals gezegd, dan wel moet gaan om een uitvinding en dus niet louter om (de beschrijving van) een gen. Artikel 5, lid 3 van de genoemde richtlijn vereist bovendien dat de industriële toepassing van de gensequentie of partiële gensequentie concreet moet worden vermeld in de octrooiaanvraag. In dit verband wijs ik ook op Overweging 23 bij de richtlijn: «Overwegende dat een louter DNA-fragment dat geen aanwijzing voor een functie bevat, geen technische informatie bevat en dus geen octrooieerbare uitvinding.”
Lees het kamerstuk hier.
Kostbare normen
Kamerstuk 29515, nr. 222 (Bijlage), 2e Kamer.Nationale koppen op EG-regelgeving; tweede ronde van meldingen van het bedrijfsleven over 'koppen' in de Nederlandse wet- en regelgeving, juridisch bekeken (bijlage bij 29515, nr. 222). Kabinetsrectie.
In het kader van de aanpak van “hinderlijke en onnodige regels” voor het bedrijfsleven heeft het Ministerie van Economische Zaken ook aandacht voor het fenomeen van “nationale koppen”. Van een ‘nationale kop’ is sprake indien Nederland bij de omzetting van Europese regelgeving verder gaat dan strikt genomen op grond van de Europese regelgeving noodzakelijk is. Voor het bedrijfsleven kan deze verdergaande regelgeving grote financiële en administratieve consequenties hebben
Melding: De NEN-normen zijn niet alleen kostbaar om aan te voldoen maar ze zijn ook erg kostbaar in Nederland om ze in bezit te krijgen. Dit in tegenstelling tot veel andere Europese landen. Daar worden ze gratis ter beschikking gesteld. Nederlandse en Europese wetgeving is "vrij" verkrijgbaar op internet. Dat zou ook moeten met de normen. Analyse externe onderzoekers: Richtlijn 98/34/EG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften zegt niets over de verkrijgingskosten van normen. Nationale normalisatieinstellingen beroepen zich uitdrukkelijk op het auteursrecht van deze normen (inclusief NEN-EN normen). Er is hier dus sprake van een inbedding in het Nederlandse rechtssysteem, doordat de verkrijgingskosten van NENnormen berusten op nationaal auteursrecht dat van toepassing wordt bij de omzetting van het Europese recht.
Kabinetsreactie: Normalisatienormen zoals NEN-normen zijn documenten waarin marktpartijen afspraken vastleggen over producten en processen. Normalisatienormen kunnen door de voorwaarden waaronder zij totstandkomen, namelijk betrokkenheid van belanghebbenden en besluitvorming op basis van consensus, rekenen op draagvlak en uitvoerbaarheid. Om die reden is het aantrekkelijk om in regelgeving te verwijzen naar relevante normen: normen die een manier aangeven om aan wettelijke eisen te voldoen. Het Europese stelsel van productrichtlijnen dat bekend staat als “Nieuwe Aanpak” en dat in nationale regelgeving is geïmplementeerd, is op deze manier van verwijzen gebaseerd. Verwijzing naar normen is, vanwege de mogelijkheid tot rechtstreekse betrokkenheid bij het opstellen en de uitvoerbaarheid, in het belang van het bedrijfsleven. De Nederlandse overheid stelt zich op het standpunt dat de kenbaarheid van de NEN-normen in de huidige situatie voldoende is verzekerd. Deze zienswijze is o.a. neergelegd in aanwijzing 190 van de “Aanwijzingen voor de regelgeving”.
Onderhavige kwestie blijft wel onderwerp van studie, o.a. door het “Platform Kenbaarheid”. Het auteursrecht op Europese normen, in Nederland gedistribueerd door NEN als NEN-EN-normen, berust bij de Europese en de nationale normalisatie-instellingen gezamenlijk. Het niet mogelijk om deze normen in Nederland, of welk ander land dan ook, eenzijdig gratis ter beschikking te stellen. Er zijn het kabinet dan ook geen gevallen van landen bekend waar dit wel gebeurt.
Lees het kamerstuk hier.
Geo-informatie
Kamerstuk 31200 VII, nr. 10, 2e Kamer. Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2008 ; Verslag (101 pagina's)houdende een lijst van vragen en antwoorden
Vraag 161: Met welke belemmeringen hebben bedrijven te maken bij het verkrijgen van geo-informatie die zich bevindt binnen (semi-)overheden?
Antwoord vraag 161: Dit betreffen vooral belemmeringen van juridische aard. Zo kan het zijn dat er een intellectueel eigendomsvoorbehoud (van een derde of het overheidsinstantie zelf) op de informatie rust waardoor de toegang tot deze informatie en het hergebruik hiervan beperkt kan worden (…).
Vraag 163: Aan welke (bestuurlijke) belemmeringen voor de ontsluiting van geo-informatie moet worden gedacht? Wat zijn de voornemens van het kabinet ten aanzien van het ontsluiten van geo-informatie?
Antwoord vraag 163: Er zijn vooral wèttelijke belemmeringen die ontsluiting van geo-informatie door overheidsorganisaties in de weg staan. Zo kan de informatie bijvoorbeeld vallen onder een bijzondere wettelijke bepaling die toegang en/of hergebruik van deze informatie uitsluit of er kan sprake zijn van een voorbehoud op grond van intellectuele eigendomsrechten (er rust een auteursrecht of databankenrecht op de informatie waardoor hergebruik niet kosteloos mogelijk is) (…).
De bewaring van gegevens
Kamerstuk 31145, nr. 8, 2e Kamer. Wijziging van de Telecommunicatiewet en de Wet op de economische delicten in verband met de implementatie van Richtlijn 2006/24/EG betreffende de bewaring van gegevens die zijn verwerkt in verband met het aanbieden van openbare elektronische communicatiediensten en tot wijziging van Richtlijn 2002/58/EG (Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens); Verslag.
Onder heel veer meer: “De leden van de PvdA-fractie vragen of op basis van dit wetsvoorstel ook rechtstreeks gegevens kunnen worden opgevraagd door opsporende instanties van andere lidstaten. Deze leden willen graag weten in welke gevallen dat kan. Kan dat ook voor overtredingen van kleine aard, zoals bijvoorbeeld een overtreding van het auteursrecht?”
Lees het volledige verslag hier.
Het gemiddeld aantal fotokopieën per werknemer
Kamervragen met antwoord, nr. 5232007-2008, 2e Kamer. Vragen van het lid Teeven (VVD) aan de minister van Justitie over de kopieerheffing die door de Stichting Reprorecht wordt opgelegd aan winkeliers. (Ingezonden 26 september 2007); Antwoord.
“Het is waar dat de huidige regeling binnen een differentiatie in bedrijfssectoren, differentieert naar bedrijfsomvang op basis van het aantal werknemers. Dit is ingegeven door de premisse, die ook door onafhankelijk onderzoek wordt gestaafd, dat het gemiddeld aantal fotokopieën per werknemer stijgt naarmate het aantal bij een onderneming werkzame personen stijgt. Volledigheidshalve zij opgemerkt dat het te allen tijde mogelijk blijft om een individuele regeling te treffen”
Lees de vragen en antwoorden hier.
Sonja Proof
Nu.nl bericht: “Dieetgoeroe Sonja Bakker sleept twee C1000-supermarkten uit Leeuwarden voor de rechter. Bakker vindt dat de eigenaren van de supermarkten inbreuk maken op haar merkrecht. Het kort geding dient dinsdag. (…) Op meerdere schappen hangt een kaart met de tekst 'Gezond, gemakkelijk en Sonja Proof'.
Lees hier iets meer.
Update: Schikking Sonja Bakker en supermarkten in conflict over het merkrecht van de dieetgoeroe, meldde Bakkers advocaat Jan Willem van Dijk donderdag. “Eerder op de dag meldde de rechtbank in Leeuwarden dat Bakker de supermarkten in kort geding had gedagvaard. De zaak zou dinsdag dienen. Een paar uur later meldde de rechtbank dat de zaak was ingetrokken. Woensdagavond is namelijk al een schikking getroffen, meldde Van Dijk.”
Lees hier meer.
Hotelvredebreuk
O.a. BN DE Stem bericht: "Vier 15-jarige Bredanaars worden door de Amsterdamse digitale recherche verdacht van meubeldiefstal uit Habbo-hotel, een virtueel hotel op internet. Een jongen (17) uit Gennep is zelfs opgepakt, volgens de politie 'de eerste keer ooit ter wereld' dat iemand vast zat voor virtuele diefstal.
(...) De vijf tieners worden ervan verdacht voor 10.000 euro meubels uit kamers te hebben gestolen en in hun eigen kamers te hebben gezet. Het leverde 'heel veel verdriet bij de slachtoffertjes' op. "Voor sommigen is het hotel echt hun hele wereld", aldus Marion Strumpel van Habbo-hotel.
De vijf konden de meubels stelen door de wachtwoorden van de spelers te ontfutselen. De jongen uit Gennep deed dat door de site van Habbo na te maken, op het moment dat kinderen erachter kwamen dat de site nep was, hadden ze hun wachtwoord al ingetikt."
Lees hier meer.
Hun lopende patentzaken
De Volkskrant bericht: TomTom en Garmin schikken patentzaken. "De makers van navigatieapparatuur TomTom en Garmin hebben al hun lopende patentzaken geschikt. Dat maakten de twee ondernemingen donderdag bekend. Details rondom de schikking werden niet verstrekt. Het betreft patentzaken in het Verenigd Koninkrijk, Nederland en in de Amerikaanse staten Wisconsin en Texas."
Lees hier meer.