IEF 21272
2 april 2025
Artikel

DeLex zoekt juridisch redactioneel stagiair voor juli 2025 t/m september 2025

 
IEF 22665
24 april 2025
Uitspraak

Geluidsopname niet meegewogen in wrakingsverzoek wegens bescherming privacy en portretrecht, verzoek afgewezen

 
IEF 22663
24 april 2025
Uitspraak

Hof bevestigt dat verzameling van productgegevens door Tracpartz geen databank vormt

 
IEF 22617

Geen onderscheidend vermogen bij beeldmerk terreinvoertuig van Mercedes-Benz

Gerecht EU (voorheen GvEA) 19 mrt 2025, IEF 22617; ECLI:EU:T:2025:317 (Mercedes-Benz Group AG tegen EUIPO), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-onderscheidend-vermogen-bij-beeldmerk-terreinvoertuig-van-mercedes-benz

Gerecht van de Europese Unie 19 maart 2025, IEF 22617; IEFbe 3893; ECLI:EU:T:2025:317 (Mercedes-Benz Group AG tegen EUIPO). Mercedes-Benz Group AG heeft bij het EUIPO een aanvraag ingediend om een beeldmerk te registreren. Het ging om een afbeelding van een voertuig dat een helling oprijdt, bedoeld voor producten zoals motorvoertuigen, onderdelen daarvan, banden en wielen. De aanvraag is deels afgewezen omdat het beeldmerk volgens het EUIPO geen onderscheidend vermogen heeft. Mercedes-Benz is daartegen in beroep gegaan.De Kamer van beroep van het EUIPO heeft dat beroep afgewezen. De Kamer stelt dat de producten vooral bedoeld zijn voor eindgebruikers die extra aandachtig zijn bij hun aankoop, omdat het meestal om dure producten gaat. Het relevante publiek bestaat uit consumenten in de hele Europese Unie. Volgens de Kamer toont het beeldmerk een zijaanzicht van een terreinwagen met een rechthoekige vorm, grote banden en een reservewiel aan de achterkant, in een typische rijsituatie. Het beeld benadrukt eigenschappen van terreinwagens, maar bevat niets wat de consument zou onthouden als verwijzing naar de herkomst van het product. Mercedes-Benz voert aan dat het beeldmerk ongebruikelijk en uniek is, en daardoor wél onderscheidend. Ook stelt zij dat al een klein beetje onderscheidend vermogen genoeg zou moeten zijn voor registratie, en dat bij de beoordeling moet worden gekeken naar alle manieren waarop het merk in de praktijk gebruikt kan worden. Het EUIPO is het daarmee niet eens.

IEF 22616

Schadevergoeding en verbod wegens merkinbreuk op Grey Goose

Rechtbank Den Haag 19 mrt 2025, IEF 22616; ECLI:NL:RBDHA:2025:4464 (Bacardi And Company Limited tegen Claymont Brands Hk Limited, Top Logistics B.V.), https://ie-forum.nl/artikelen/schadevergoeding-en-verbod-wegens-merkinbreuk-op-grey-goose

Rb. Den Haag 19 maart 2025, IEF 22616; ECLI:NL:RBDHA:2025:4464 (Bacardi And Company Limited tegen Claymont Brands Hk Limited, Top Logistics B.V.). Bacardi is houdster van het Uniemerk Grey Goose voor alcoholhoudende dranken. Op 25 augustus 2022 heeft zij conservatoir bewijsbeslag laten leggen op 1.510 dozen die waren opgeslagen bij TOP Logistics. Volgens Bacardi bevatten deze dozen namaak Grey Goose-producten. Uit informatie van TOP Logistics blijkt dat de producten afkomstig zijn van Claymont Brands HK Limited. In de periode van 20 juli 2022 tot en met 12 augustus 2022 zijn in totaal vijf zendingen met samen 46.758 flessen van deze producten binnengebracht in het entrepot van TOP Logistics. Bacardi vordert onder meer een verbod op merkinbreuk in Nederland, opgave, schadevergoeding van € 10 per fles, winstafdracht, afgifte ter vernietiging van de 1.510 dozen en een volledige proceskostenveroordeling.

IEF 22614

Onrechtmatige uitlatingen op sociale media: verboden en schadevergoeding wegens reputatieschade

Rechtbank Noord-Holland 22 jan 2025, IEF 22614; ECLI:NL:RBNHO:2025:502 (Stichting Linh Son Tempel, eiser sub 2, eiser sub 3 tegen gedaagde sub 1, gedaagde sub 2, gedaagde sub 3), https://ie-forum.nl/artikelen/onrechtmatige-uitlatingen-op-sociale-media-verboden-en-schadevergoeding-wegens-reputatieschade

Rb. Noord-Holland 22 januari 2025, IEF 22614, IT 4819; ECLI:NL:RBNHO:2025:502 (Stichting c.s. tegen gedaagden). In deze zaak vordert de Stichting Linh Son Tempel samen met eiser sub 2 en eiser sub 3 verboden, een rectificatie en schadevergoeding wegens uitlatingen die volgens hen onrechtmatig zijn en die gedaagde sub 1 heeft gepubliceerd op haar sociale media. Volgens de Stichting c.s. zijn ernstige, lasterlijke uitlatingen gedaan, waarbij eiser sub 2 (een monnik) en eiser sub 3 zonder geldige reden worden beschuldigd van diefstal en seksueel misbruik. Hun eer, goede naam en reputatie worden hierdoor ernstig aangetast. De rechtbank heeft eerder in het tussenvonnis van 4 september 2024 vastgesteld dat een vertaling door een beëdigd vertaler van de uitlatingen van gedaagde sub 1 ontbreekt en heeft de Stichting c.s. de gelegenheid gegeven zo’n vertaling alsnog in te dienen. De Stichting c.s. heeft daarna vertalingen van de gestelde lasterlijke uitlatingen ingediend. Wegens de omvang van de teksten zijn alleen de lasterlijke gedeelten vertaald. Volgens de Stichting c.s. tonen deze vertalingen aan dat de beschuldigingen in hun dagvaarding juist zijn. Zij verwijzen hierbij naar de notitie van vertaler Vu over bepaalde woorden in het Vietnamees die als respectloos en beledigend worden ervaren. De Stichting c.s. vindt dat de kosten voor deze vertalingen onderdeel zijn van de proceskosten en vraagt de rechtbank daarom gedaagde sub 1 ook hierin te veroordelen.

IEF 22615

Geen schending van gelijkheid, vertrouwen of rechtszekerheid bij belastingheffing EOB-werknemer

Hof Den Haag 29 okt 2024, IEF 22615; ECLI:NL:GHDHA:2024:2637 ([X] te [Z] , belanghebbende, tegen de Inspecteur van de Belastingdienst), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-schending-van-gelijkheid-vertrouwen-of-rechtszekerheid-bij-belastingheffing-eob-werknemer

Hof Den Haag 29 oktober 2024, IEF 22615; ECLI:NL:GHDHA:2024:2637 (belanghebbende tegen de Inspecteur van de Belastingdienst). Belanghebbende werkt in de jaren 2006 tot en met 2018 bij het Europees Octrooibureau (EOB) in Nederland, heeft de Nederlandse nationaliteit en woont in deze jaren in Nederland. Bij aanvang van zijn werkzaamheden heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken aan hem de status BO/NL toegekend. In geschil is of belanghebbendes inkomen uit sparen en beleggen bij hem in de heffing van inkomstenbelasting mag worden betrokken. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend met een beroep op het gelijkheidsbeginsel, rechtszekerheidsbeginsel en vertrouwensbeginsel. De Inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend. De rechtbank heeft geoordeeld dat belanghebbende geen recht heeft op een vrijstelling van belastingheffing over het inkomen uit sparen en beleggen, omdat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. Belanghebbende stelt echter dat hij vanwege zijn Nederlandse nationaliteit ongelijk wordt behandeld ten opzichte van EOB-werknemers die niet de Nederlandse nationaliteit hebben, in het buitenland zijn aangeworven en al tien jaar of langer in Nederland verblijven. Belanghebbende stelt dat sprake is van begunstigend beleid op grond waarvan werknemers van het EOB die meer dan tien jaar in Nederland werkzaam zijn, anders dan belanghebbende, geen inkomstenbelasting hoeven te betalen over hun inkomen uit sparen en beleggen. Hij maakt deze stelling echter niet aannemelijk.

IEF 22613

Navullen Antargaz-flessen: dwangsommen verbeurd, beslag blijft gehandhaafd

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 18 mrt 2025, IEF 22613; ECLI:NL:RBZWB:2025:1592 (De leverancier tegen Antargaz), https://ie-forum.nl/artikelen/navullen-antargaz-flessen-dwangsommen-verbeurd-beslag-blijft-gehandhaafd

Rb. Zeeland-West-Brabant 18 maart 2025, IEF 22613; ECLI:NL:RBZWB:2025:1592 (De leverancier tegen Antargaz). Antargaz, houder van het Uniemerk "ANTARGAZ", verwijt [de leverancier] het zonder toestemming navullen en verhandelen van gasflessen met het Antargaz-merk, hetgeen volgens Antargaz een inbreuk vormt op haar merkrechten. Dit leidde tot meerdere gerechtelijke procedures, waaronder een kort geding, een bodemprocedure, executiemaatregelen en een executiegeschil [zie IEF 22287]. De leverancier vordert in dit geding primair opheffing van de op 21 januari 2025 gelegde executoriale beslagen op zijn onroerende zaken en voertuigen, en veroordeling van Antargaz tot doorhaling van deze beslagen, op straffe van een dwangsom. Antargaz voert aan dat de leverancier zich niets aantrekt van eerdere veroordelingen en doorgaat met het illegaal navullen van haar gasflessen. Daarom vordert zij onder andere herbevestiging van het verbod op het navullen, verhandelen en in voorraad hebben van Antargaz-flessen met vervalste zegels, op straffe van een (hogere) dwangsom.

IEF 22590

Uitspraak ingezonden door Joep Meddens, Höcker advocaten.

Rechter bevestigt dat art. 30a Aw dwingend recht van openbare orde is in zaak PACE tegen MOJO

Rechtbank Den Haag 5 mrt 2025, IEF 22590; ECLI:NL:RBDHA:2025:3336 (PACE tegen MOJO en BUMA), https://ie-forum.nl/artikelen/rechter-bevestigt-dat-art-30a-aw-dwingend-recht-van-openbare-orde-is-in-zaak-pace-tegen-mojo

Rb. Den Haag 5 maart 2025, IEF 22590; ECLI:NL:RBDHA:2025:3336 (PACE tegen MOJO en BUMA). PACE Rights Entertainment (hierna: PACE) is een Britse onderneming die auteursrechthebbenden ondersteunt bij het beheren van hun rechten op live uitgevoerde muziek, zoals bij concerten en festivals in Nederland. Daarom heeft zij MOJO Concerts (hierna: MOJO) meerdere keren facturen gestuurd voor de verschuldigde licentievergoeding voor de openbaarmaking van deze muziek. MOJO heeft PACE laten weten dat zij de auteursrechtlicenties die PACE verstrekt, of de facturen die zij verzendt, niet kan accepteren, omdat PACE niet beschikt over de wettelijk verplichte toestemming op grond van artikel 30a Aw. PACE stelt echter dat zij niet hoeft te voldoen aan dit artikel, omdat het Nederlandse recht niet op haar van toepassing is en zij individueel in plaats van collectief beheert. Deze zaak draait om een concert van de band Dream Theater, georganiseerd door MOJO. MOJO heeft de factuur van PACE hiervoor niet betaald. PACE stelt dat MOJO als organisator toestemming nodig had en een licentievergoeding verschuldigd is aan de auteursrechthebbenden van de uitgevoerde muziekwerken. Omdat MOJO deze toestemming niet had, zou zij volgens PACE inbreuk hebben gemaakt op het auteursrecht. PACE vordert bij de Nederlandse rechter een verklaring van recht over deze inbreuk, danwel een verklaring van onrechtmatig handelen. BUMA heeft zich in de zaak gevoegd aan de zijde van MOJO, omdat zij als enig vergunninghouder in Nederland belanghebbende is.

IEF 22612

Uitspraak ingezonden door Patty de Leeuwe, Visser Schaap & Kreijger.

Artikel over MH17-desinformatie door burgerjournalist feitelijk onderbouwd

Kantonrechter 20 mrt 2025, IEF 22612; ECLI:NL:RBAMS:2025:1678 (Eiser tegen de Groene Amsterdammer), https://ie-forum.nl/artikelen/artikel-over-mh17-desinformatie-door-burgerjournalist-feitelijk-onderbouwd

Rb. Amsterdam 20 maart 2025, IEF 22612, IT 4816; ECLI:NL:RBAMS:2025:1678 (Eiser tegen de Groene Amsterdammer). Eiser heeft op zijn eigen website artikelen geplaatst waarin hij de resultaten van de officiële onderzoeken naar het neerstorten van vlucht MH17 in twijfel trekt. De Groene Amsterdammer (hierna: DGA) publiceerde in 2020 op haar website een artikel met als titel: ‘Nederlandse MH17-activist blijkt schaakstuk voor Russische inlichtingendienst’. In dit artikel wordt gesuggereerd dat eiser desinformatie verspreidt over de MH17-ramp en nauw samenwerkt met een Russische inlichtingendienst. Er wordt verwezen naar een rapport van het internationale collectief van onderzoeksjournalisten Bellingcat (hierna: het Bellingcat-rapport). Eiser vordert in deze procedure een rectificatie en schadevergoeding, stellende dat de beschuldigingen van DGA feitelijk onjuist zijn. DGA voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.

IEF 22611

Presentatie gedenkbundel “Q” – sfeerimpressie

Op donderdag 20 maart 2025 vond aan de Radboud Universiteit Nijmegen de presentatie plaats van de bundel “Q” ter nagedachtenis van Antoon Quaedvlieg. Aan de bundel, die is geredigeerd door Roma Leuyerink, Peter Teunissen en Charlotte Vrendenbarg (RU), werkten meer dan dertig vooraanstaande wetenschappers op het gebied van het IE-recht, het (IE-)procesrecht en het mededingingsrecht. De uitgave en de boekpresentatie werden mogelijk gemaakt door deLex, Radboud Universiteit, Klos c.s., de Vereniging voor Auteursrecht, Stichting Berichten Industriële Eigendom, Claudia Zuidema en Mieke Merkelijn.

IEF 22610

Totebags van Ølåf hebben geen eigen gezicht op de markt

Rechtbank Amsterdam 23 dec 2024, IEF 22610; ECLI:NL:RBAMS:2024:8763 (Ølåf tegen Tøte), https://ie-forum.nl/artikelen/totebags-van-olaf-hebben-geen-eigen-gezicht-op-de-markt

Vzr. Rb. Amsterdam 23 december 2024, IEF 22610; ECLI:NL:RBAMS:2024:8763 (Ølåf tegen Tøte). Ølåf is een kledingmerk en een van haar producten is een draagtas, ook wel een totebag genoemd. Tøte verkoopt uitsluitend dit soort draagtassen. Doordat de tassen op elkaar lijken heeft Ølåf Tøte gesommeerd om elke inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van Ølåf, dan wel ieder ander onrechtmatig handelen jegens Ølåf te staken. Tøte betwist de stelling van Ølåf, die gebaseerd is op het auteursrecht, slaafse nabootsing en merkinbreuk. Voor de voorzieningenrechter vordert Ølåf nu dat Tøte oplegging van een bevel tot staking van haar handelspraktijken. Ølåf legt aan de vordering ten grondslag dat de draagtas van Tøte te veel lijkt op haar draagtas. Tøte heeft volgens Ølåf een groot aantal elementen overgenomen. Dit maakt dat de draagtas van Tøte een look-a-like is. Omdat de draagtassen te veel op elkaar lijken is sprake van een misleidende handelspraktijk (artikel 6:193c lid 2 onder a BW) en slaafse nabootsing (onrechtmatige daad 6:162 BW), aldus Ølåf. Tøte betwist dat de elementen die Ølåf aandraagt overeenkomen. Van verwarring en misleiding is geen sprake. Daarom is het geen oneerlijke handelspraktijk en ook geen slaafse nabootsing. Bovendien heeft de draagtas van Ølåf volgens Tøte geen eigen gezicht op de markt. 

IEF 22609

Conclusie A-G in zaak tussen Bestseller c.s. en Only for Men c.s.

Hoge Raad 21 feb 2025, IEF 22609; ECLI:NL:PHR:2025:226 (Bestseller c.s. tegen OFM c.s.), https://ie-forum.nl/artikelen/conclusie-a-g-in-zaak-tussen-bestseller-c-s-en-only-for-men-c-s

Parket bij de Hoge Raad 21 februari 2025, IEF 22609; ECLI:NL:PHR:2025:226 (Bestseller c.s. tegen OFM c.s.). Deze merkenzaak gaat over de vraag of OFM c.s. met verschillende Only for Men-tekens inbreuk maakt op de ONLY-merken van Bestseller c.s. (‘sub b’- en ‘sub c’-inbreuk). Volgens het hof is bij OFM c.s. geen sprake van ‘gebruik als merk’ van de gewraakte tekens, zijn het bovendien geen met de ONLY-merken overeenstemmende tekens en is er ook geen spake van verwarringsgevaar (nodig voor de b-grond) of ‘kielzog varen’ (nodig voor de c-grond), zodat geen sprake is van merkinbreuk door OFM c.s [zie IEF 21870]. Bestseller c.s. komt in cassatie op tegen het non-merkgebruik-oordeel, bestrijdt dat geen sprake is van overeenstemming, waarbij het hof onder meer de zogenoemde neutralisatieleer onjuist heeft toegepast volgens Bestseller c.s., terwijl ook wordt opgekomen tegen de oordelen over afwezigheid van verwarringsgevaar en kielzog varen. In feitelijke instanties hielden ook nog contractuele kwesties partijen verdeeld die voortkwamen uit een eerder tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst, maar die spelen in cassatie geen rol meer. A-G Van Peursem ziet in de cassatiepoging geen doel treffen.