Twee vastgoedondernemers Noordwijk niet onrechtmatig behandeld
Rb. Den Haag 12 Maart 2025, IEF 22608; ECLI:NL:RBDHA:2025:3453 (Eisers tegen gedaagden). Eisers zijn twee vastgoedondernemers, van wie één jarenlang wethouder is geweest van de gemeente. Zij hebben samen een lokale partij in Noordwijk opgericht. Drie oud-wethouders, een voormalig ambtenaar en een voormalig gemeenteraadslid zijn de gedaagden. In opdracht van de toenmalige burgemeester maakte een ambtenaar eind 2018 een document over ondermijning in de lokale democratie. In het document wordt met name een van de vastgoedondernemers in verband gebracht met verwijtbare ondermijning. Voor het document baseerde de voormalige ambtenaar zich onder meer op eerder verschenen rapporten en krantenartikelen en nam hij interviews af met vier (oud-)wethouders.. Het document is daarna door de burgemeester vertrouwelijk doorgestuurd naar de waarnemend gemeentesecretaris en is door één van de gedaagden, die op dat moment ook Statenlid was, in verkorte vorm gedeeld met een aantal commissieleden van Provinciale Staten. De gemeente heeft het document en aanverwante stukken in 2021 geanonimiseerd en met gedeeltelijk zwartgemaakte passages openbaar gemaakt na een WOB-verzoek van de vastgoedondernemers.
A-G Szpunar verduidelijkt modelbescherming voor Lego-bouwstenen in EU-recht
Conclusie A-G 6 maart 2025, IEF 22607, IEFbe 3892; ECLI:EU:C:2025:153 (Lego tegen Pozitív Energiaforrás). Deze zaak betreft de bescherming van het Lego-systeem van bouwstenen onder het modelrecht van de EU. Pozitív Energiaforrás wilde bouwspeelgoed invoeren onder het merk Qman. Lego diende hiertegen een klacht in en de Hongaarse douane nam de goederen in beslag wegens een mogelijke schending van Lego’s modelrechten. Het verzoek om een voorlopige maatregel werd echter door de rechter afgewezen. De vorm van de verbindingsonderdelen is technisch bepaald, wat de creatieve speelruimte beperkt. De rechter vond dat een geïnformeerde gebruiker de modellen met een hoge mate van aandacht beoordeelt en dat de producten van Pozitív Energiaforrás een andere algemene indruk wekten dan de Lego-modellen. Dit werd in hoger beroep wel toegewezen. Lego startte een inbreukprocedure bij de bodemrechter, die de zaak schorste en vragen aan het Hof van Justitie van de EU voorlegde. A-G Szpunar beantwoordt in deze uitspraak de eerste prejudiciële vraag. Het antwoord op de tweede vraag kan namelijk volgens hem zonder meer worden afgeleid uit vaste rechtspraak.
Gerecht bevestigt vervallenverklaring Uniemerk AMSTERDAM POPPERS wegens gebrek aan gebruik

Gerecht van de Europese Unie 5 maart 2025, IEF 22606, IEFbe 3891; ECLI:EU:T:2025:205 (Funline tegen EUIPO). Funline International Corp. heeft een beroep ingesteld tegen het besluit van de Vijfde Kamer van Beroep van het Bureau voor Intellectuele Eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 19 oktober 2023, waarbij haar Uniemerk AMSTERDAM POPPERS werd doorgehaald wegens gebrek aan daadwerkelijk gebruik. Het merk werd op 21 juni 2010 geregistreerd voor waren in klasse 1 (chemische producten) en klasse 3 (cosmetica, parfums en massageoliën) In augustus 2021 diende MS Trade s.r.o. een vordering tot vervallenverklaring in. In november 2022 oordeelde de Nietigheidsafdeling van EUIPO dat het bewijs uitsluitend betrekking had op poppers, een product dat valt onder klasse 5 (farmaceutische producten), en niet op de klassen waarvoor het merk was geregistreerd. Daarom werd het merk voor alle geregistreerde waren vervallen verklaard. Funline ging hiertegen in beroep bij de Kamer van Beroep, die het beroep verwierp en het besluit van de Nietigheidsafdeling bevestigde.
Hof bevestigt afwijzing auteurs- en databankenrechtclaims door opdrachtnemer op resultaten onderzoek
Hof Arnhem-Leeuwarden 11 maart 2025, IEF 22605, IT 4814; ECLI:NL:GHARL:2025:1410 (Appellante tegen Universiteit Utrecht). De appellant (hierna: opdrachtnemer) heeft met de Universiteit Utrecht (hierna: de Universiteit) een samenwerkingsovereenkomst gesloten voor twee onderzoeksprojecten: "Ontwikkeling Voorop!" (OV) en "Samen Laten Opgroeien" (SLO). Deze projecten richten zich op het volgen van de ontwikkeling van kinderen in kwetsbare gezinnen met behulp van de ASQ4-vragenlijst. In een juridisch geschil vordert de opdrachtnemer dat de Universiteit de afspraken uit de samenwerkingsovereenkomst naleeft en stelt zij dat zij mede-auteursrechthebbende is op de door de projecten gecreëerde werken. In hoger beroep, specifiek in grief 3, voert de opdrachtnemer aan dat zij als samenwerkingspartner van de Universiteit mede-auteursrechthebbende is op alle auteursrechtelijk beschermde werken die binnen de projecten zijn ontwikkeld. Dit zou onder meer volgen uit haar bijdrage aan het project, zoals het meedenken en meeschrijven aan de projectvoorstellen. De Universiteit betwist dit en stelt dat de auteursrechten op grond van artikel 7 Auteurswet aan haar toekomen. De opdrachtnemer betwist dit en stelt dat het auteursrecht op alles wat haar directrice als bestuurder van de opdrachtnemer heeft (mede)gecreëerd – naast haar parttime-aanstelling bij de Universiteit – en op wat zij vóór die periode heeft (mee)ontwikkeld, aan de opdrachtnemer toekomt.
Dezelfde handelsnaam, maar aard van de onderneming te verschillend
Vzr. Rb. Amsterdam 11 maart 2025, IEF ; ECLI:NL:RBAMS:2025:1477 (Stichting Casa Latina tegen gedaagden). Kort geding. De Stichting Casa Latina is een culturele organisatie die een podium biedt voor Latijns-Amerika. Met haar activiteiten probeert de stichting de participatie van Latijns-Amerikaanse vrouwen in de Nederlandse en in het bijzonder de Utrechtse samenleving te bevorderen. In dat kader organiseert zij culturele activiteiten, workshops, taal- en danslessen en speciale thema-avonden. Gedaagden, bestaande uit meerdere gedaagden die samen de bedrijfsstructuur vormen, is een organisatie die concerten, evenementen en bijeenkomsten organiseert. Dit doet zij onder de naam Casa Latina. Dat beide organisaties dezelfde handelsnaam gebruiken staat centraal in dit geschil. De stichting vordert staking hiervan, omdat de handelsnamen identiek zijn en beide partijen zich richten op Latijns-Amerikaanse bezoekers van evenementen.
Vorderingen tegen dance-organisatoren afgewezen, wel proceskosten verschuldigd
Vzr. Rb. Rotterdam 7 maart 2025, IEF 22603; ECLI:NL:RBROT:2025:3083 (Eiseres tegen gedaagde 1 c.s.). Gedaagde 1 en 2 (hierna: gedaagde 1 c.s. ) hebben vanaf 2022 meerde dance evenementen georganiseerd, waarop zij muziek draaien. Hiervoor moeten zij een billijke vergoeding betalen aan de nabuurrechthebbenden op die muziek. Eiseres is in de wet aangewezen om die billijke vergoeding te innen. Volgens eiseres hebben gedaagde 1 c.s. voor meerdere dance evenementen die zij in het verleden hebben georganiseerd – ondanks herhaalde verzoeken van eiseres – geen opgave van de recettes van die evenementen gedaan. Zij hebben daardoor ook geen billijke vergoeding voor die evenementen betaald, terwijl dit volgens eiseres wel moest. Eiseres vreest dat gedaagde 1 c.s. ook in de toekomst geen opgave gaan doen van de recettes van door hen te organiseren evenementen doen. Eiseres vordert een verbod op openbaar muziekgebruik, betaling van een voorschot op de billijke vergoeding, opgave van recettes van eerdere evenementen en tijdige opgave van toekomstige recettes, deels onder dwangsom.
Gedaagde moet uitingen over grensoverschrijdend gedrag rectificeren, maar mag eiser wel ‘predator’ noemen
Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten 14 maart 2025, IEF 22602, IT 4811; ECLI:NL:OGEAM:2025:11 (Eiser tegen gedaagde). Eiser, inspecteur bij de politie in Sint Maarten, wordt beschuldigd door een collega van seksuele intimidatie. Hij zou zijn gezicht in haar borsten hebben gedrukt, terwijl hij stelt dat het slechts om een knuffel ging. Het strafrechtelijk onderzoek leidde niet tot vervolging. Gedaagde volgt de zaak nauwgezet en plaatst updates op Facebook en zijn nieuwssites, waarin hij de beschuldigingen bespreekt, ook via video’s. Eiser eist in kort geding verwijdering van deze video's, teksten en commentaren, op straffe van een dwangsom, en een rectificatie. Hij stelt dat hij onterecht wordt beschuldigd en dat de uitingen opruiend en lasterlijk zijn, wat zou aanzetten tot geweld en een onrechtmatige daad vormt. Gedaagde betwist onder meer de spoedeisendheid en stelt dat het uit de video’s niet duidelijk wordt dat het om eiser gaat, omdat zijn naam niet genoemd wordt.
Geldige schorsing van de procedure in geschil over kaarthouders van Secrid

Vzr. Rb. Den Haag 12 maart 2025, IEF 22601; ECLI:NL:RBDHA:2025:3634 (Secrid tegen gedaagde). Secrid ontwikkelt en verkoopt portemonnees onder het ingeschreven merk SECRID. Zo verkoopt zij onder andere de Miniwallet en de Slimwallet, die kaarthouders zijn met een trapsgewijs systeem dat naar boven kan worden geschoven, met een lederen omslag. Secrid is houder van verschillende modelregistraties (hierna: de Secrid-modellen). Gedaagde, tevens eiser in incident, is eigenaar van een Poolse eenmanszaak die via zijn website lederen producten, waaronder portemonnees, op de markt brengt. De website is te bezoeken vanuit diverse landen, waaronder de Benelux. Tot deze producten horen ook kaarthouders in verschillende uitvoeringen. Secrid meent dat hiermee inbreuk wordt gemaakt op haar rechten en nadat er geen gehoor was gegeven aan de sommatie, startte zij deze kort geding-procedure. Secrid vordert een verbod op inbreuk van haar modellen, woordmerken, auteursrechten en slaafse nabootsing en stelt dat gedaagde nagenoeg identieke portemonnees verhandelt, zonder toestemming haar merknaam gebruikt. Gedaagde voert geen verweer, maar dient wel een incidentele vordering tot schorsing van de procedure in.
Gerecht bevestigt verwerping beroep tegen afwijzing oppositie merk 'Undercover Joker

Gerecht van de Europese Unie 5 maart 2025, IEF 22598; IEFbe 3889; ECLI:EU:T:2025:215 (Granini France tegen EUIPO, Techno1). Deze zaak betreft een oppositieprocedure tegen de inschrijving van het beeldmerk "Undercover Joker", aangevraagd door Techno1. Granini France heeft zich hiertegen verzet op basis van haar oudere Franse beeldmerk "JOKER +". De Kamer van beroep heeft het beroep verworpen, waarop Granini France beroep heeft ingesteld bij het Gerecht, en vernietiging van de bestreden beslissing verzoekt. De Kamer heeft vastgesteld dat het relevante publiek in Frankrijk bestaat uit zowel het grote publiek als professionals, met een gemiddeld tot hoog oplettendheidsniveau. De verzoekster voert aan dat de Kamer haar conclusie over het oplettendheidsniveau niet voldoende heeft gemotiveerd en stelt dat een deel van het publiek slechts een laag oplettendheidsniveau zal hebben. Het Gerecht verwerpt dit argument en bevestigt dat consumenten bij kansspelen een zeker financieel risico lopen, waardoor een gemiddeld oplettendheidsniveau gerechtvaardigd is. Wat betreft de vergelijking van de betrokken goederen en diensten bevestigt de Kamer de bevindingen van de oppositieafdeling dat sommige identiek, sommige vergelijkbaar en sommige niet vergelijkbaar zijn. De verzoekster betwist deze vaststellingen niet.
Ingezonden door Ernst-Jan Louwers, secretaris VIEPA
VIEPA - bijeenkomst 20 maart 2025

Op 20 maart 2025 vindt de voorjaarsvergadering van de specialisatievereniging Vereniging Intellectuele Eigendom Proces Advocaten (VIEPA) plaats bij NautaDutilh aan de Beethovenstraat 400 te Amsterdam. De bijeenkomst zal om 16.00 uur beginnen met een korte Algemene Ledenvergadering. Om 16.30 uur start het inhoudelijk thema “Perikelen rondom bewijsbeslag”. Sprekers zijn mevrouw mr. Petra de Bruin, rechter in de rechtbank te Rotterdam, en de heer Govert Bakker van Equilibristen gerechtsdeurwaarders. Aan het slot is tijd ingeruimd voor discussie over het thema en over andere actuele onderwerpen uit de IE-procespraktijk.
De bijeenkomst is uitsluitend en gratis toegankelijk voor leden van de VIEPA. U kunt zich nog aanmelden als lid (slechts € 30,00 voor aspirant leden en € 50,00 voor gewone leden). Bent u al lid en heeft u zich nog niet aangemeld, dan kunt u zich nog aanmelden via het emailadres info@viepa.nl.