IEF 22197
20 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Lloyd/Loint's

 
IEF 22195
20 augustus 2024
Artikel

Entertainment & Recht op woensdag 4 september

 
IEF 22194
19 augustus 2024
Uitspraak

Onduidelijkheid over geclaimde intellectuele eigendomsrechten leidt niet tot schadevergoeding

 
IEF 11703

Nederlandse consultatie nieuwe internetnamen van start

Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (El&I) biedt bedrijven, organisaties en particulieren de mogelijkheid om tot en met 21 september 2012 te reageren op de voorgenomen uitbreiding van het internet met 1.930 nieuwe topleveldomeinnamen (TLDs), zoals .overheidnl, .sport,.love, .media, .amsterdam en .bank.

ICANN
ICANN (Internet Corporation for Assigned Names and Numbers), de organisatie die wereldwijd internetadressen uitgeeft, heeft besloten het aantal TLDs drastisch uit te breiden. Doel hiervan is internetgebruikers meer keus en nieuwe mogelijkheden voor innovatie te bieden.

Meer keuzevrijheid, meer concurrentie
'Met de uitbreiding van nieuwe domeinnamen komt er meer keuzevrijheid en concurrentie, naast nieuwe mogelijkheden voor innovatie en betere zichtbaarheid op het internet. Zo verwacht de gemeente Amsterdam dat het .amsterdam-domein veel toegevoegde waarde zal hebben voor ondernemingen en instellingen in de stad. En voor bedrijven geldt als voordeel dat de nieuwe domeinnamen hoger uitkomen in de zoekmachines', aldus minister Verhagen.


Reageren
ICANN is inmiddels gestart met de beoordeling van de binnengekomen 1.930 aanvragen. Iedereen die vindt dat een bepaalde aanvraag direct zijn of haar belangen schaadt, kan rechtstreeks bezwaar aantekenen bij ICANN. Informatie hierover is ook te vinden op de website van de consultatie.

Standpunt bepalen

Nederland moet, net zoals alle andere landen aangesloten bij ICANN, haar standpunt bepalen en indienen. Daarbij zal rekening worden gehouden met het publieke belang en eventuele bezwaren in dit verband tegen bepaalde aangevraagde domeinnamen. Om te kunnen achterhalen of en zo ja, welke bepaalde aangevraagde topleveldomeinnamen ongewenst of juist wel gewenst zijn, biedt het ministerie van EL&I aan iedereen de mogelijkheid om via https://nieuweinternetnamen.ning.com te reageren op de aanvragen.

Reacties uit deze consultatieronde zullen worden meegewogen bij het bepalen van het Nederlandse standpunt ter voorbereiding van de ICANN-bijeenkomst van 14-19 oktober 2012 in Toronto. De verwachting is dat in de tweede helft van 2013 ICANN een besluit zal nemen over de aangevraagde domeinnamen. Een overzicht van alle aangevraagde domeinnamen is op de site te vinden.

IEF 11702

Internetscriptieprijs 2012

Brinkhof en XS4ALL organiseren dit jaar de zesde editie van de Internet Scriptieprijs voor de beste juridische masterscriptie op het gebied van internet en recht.

Met de Internet Scriptieprijs willen Brinkhof en XS4ALL rechtenstudenten uitdagen om zich te specialiseren in dit rechtsgebied van de toekomst en een podium creëren voor excellente studenten. De prijs bestaat uit een geldbedrag van €1.500,=, een mobiel internetabonnement van XS4ALL én publicatie van de scriptie op de website www.internetscriptieprijs.nl. Om een idee te geven, afgelopen edities zijn gewonnen door scripties over geneesmiddelenverkoop op internet, de vermogensrechtelijke status van virtuele spelobjecten en de bewaarplicht voor verkeersgegevens.

Meedoen? Stuur je scriptie voor 22 oktober 2012, bij voorkeur als doorzoekbaar PDF-bestand, in via www.internetscriptieprijs.nl, vergezeld van een kopie van het tentamenbriefje. De uitreiking van de prijs vindt plaats op een juridisch symposium op donderdag 22 november 2012 in Felix Meritis in Amsterdam. Tijdens het symposium komen interessante sprekers aan het woord en krijgen de inzenders van de drie beste scripties de gelegenheid om hun scriptie toe te lichten.

 

IEF 11701

Ter promotie van de medicijnwagens

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 9 augustus 2012, zaaknr, 422692, KG ZA 12-697 (Wiegand AG tegen Logimedical B.V.)

Afgelopen distributieovereenkomst. Slaafse nabootsing. Geen auteursrechtinbreuk op de promotionele afbeeldingen.

Wiegand ontwikkelt en verhandelt o.a. medicijnverdeelwagens (Flexline). Zij heeft met Logimedical een exclusieve distributieovereenkomst die wordt opgezegd. Logimedical ontwikkelt sindsdien medicijnwagens onder het merk EUROMODUUL. Ter promotie van de medicijnwagens heeft zij een folder gebruikt waarin afbeeldingen zijn opgenomen (zie uitspraak, r.o. 2.3 en 2.11).

Naar voorlopig oordeel moeten de Euromoduul-medicijnwagens van Logimedical worden aangemerkt als een slaafse nabootsing van de Flexline-medicijnwagens van Wiegand. Deze vordering wordt onder last van een dwangsom toegewezen.

Betreft de afbeeldingen: die stemmen onvoldoende overeen met de afbeeldingen die Wiegand gebruikt in haar brochure. Deze vordering wordt afgewezen.

Betreft het merkgebruik: Logimedical is, zo is niet in geschil, gerechtigd om het WIEGAND-merk op haar website te gebruiken, omdat zij nog altijd WIEGAND-producten verkoopt en daartegen is geen bezwaar. Het is niet aannemelijk gemaakt dat Logimedical het Wiegandmerk gebruikt (heeft) voor haar Euromoduul-medicijnwagens. Deze vordering wordt afgewezen. Wel dient zij de aanduiding "exclusief distributeur en partner" te verwijderen van haar website.

 

4.4. Logimedical heeft naar voorlopig oordeel met haar Euromoduul-medicijnwagens onvoldoende afstand gehouden van de Flexline-medicijnwagens. Niet in geschil is dat het  uiterlijk van de Euromoduul-medicijnwagens en de Flexline-medicijnwagens overeenstemt. Logimedical heeft zelf aangevoerd dat zij zich na de beëindiging van de distributierelatie met Wiegand genoodzaakt heeft gezien snel een "vergelijkbaar product" op de markt te brengen om haar klanten te kunnen behouden. De Euromoduul-medicijnwagens zijn qua vormgeving echter meer dan vergelijkbaar met de Flexline-medicijnwagens. De vormgeving is vrijwel identiek. Gegeven die grote mate van overeenstemming is voorshands voldoende aannemelijk dat daardoor verwarring kan ontstaan in de markt, mede gelet op het feit dat Logimedical tot recent de exclusief distributeur van onder meer de Flexline-medicijnwagens was en zij de Flexline-medicijnwagens nog altijd aanbiedt.

4.5. Het volgens Logimedical belangrijkste verschil, een topblad van roestvrij staal in plaats van sanitized kunststof, kan niet leiden tot een ander oordeel. Tussen partijen staat namelijk vast dat Wiegand haar Flexline-medicijnwagens uitrust met diverse topbladen, waaronder topbladen van roestvrij staal. De overige verschillen die Logimedical heeft genoemd, te weten geborsteld in plaats van glanzend roestvrij staal, iets grotere bumpers en een iets smallere handgreep, zijn naar voorlopig oordeel te onbeduidend. Mede gezien de diversiteit van de op de markt beschikbare medicijnwagens moet voorshands worden aangenomen dat Logimedical op veel meer onderdelen evengoed een andere weg had kunnen inslaan.

4.6. Het betoog van Logimedical dat zij genoodzaakt was om op korte termijn een alternatief product te ontwikkelen voor haar klanten omdat Wiegand de distributierelatie onregelmatig heeft beëindigd, moet worden gepasseerd. De gestelde onregelmatige beëindiging rechtvaardigt naar voorlopig oordeel niet dat Logimedical een slaafse nabootsing van producten van Wiegand op de markt brengt. Daar komt bij dat in dit kort geding niet kan worden uitgegaan van een onregelmatig beëindiging van de distributierelatie omdat Logimedical in de settlement agreement van 28 november 2011 heeft ingestemd met de voorwaarden waaronder de distributierelatie is beëindigd.

Afbeeldingen
4.8. Naar voorlopig oordeel is er geen sprake van een auteursrechtinbreuk met betrekking tot de afbeeldingen die Logimedical gebruikt in haar folder. Die afbeeldingen stemmen onvoldoende overeen met de afbeeldingen die Wiegand gebruikt in haar brochure. Daarbij staat voorop dat de overeenstemming ten minste gedeeltelijk wordt verklaard door het feit dat het gaat om afbeeldingen van een nagenoeg identiek product, te weten de medicijnwagens van Wiegand en Logimedical, en dat die afbeeldingen eenzelfde doel dienen, te weten het tonen van specifieke details van dat product in reclamemateriaal. Daarnaast heeft Logimedical gewezen op een aantal verschillen tussen de afbeeldingen, zoals het gebruik van andere kleuren, andere uitsnijdingen en het gebruik van een gespiegelde weergave. Mede gelet op het feit dat Wiegand niet heeft toegelicht wat de auteursrechtelijk beschermde trekken van haar afbeeldingen zijn, is van inbreuk naar voorlopig oordeel geen sprake.

Merkgebruik
4.10. Naar voorlopig oordeel is evenmin sprake van merkinbreuk. In dit verband staat voorop dat niet in geschil is dat Logimedical gerechtigd is om het WIEGAND-merk te gebruiken op haar website, omdat Logimedical nog altijd WIEGAND-producten verkoopt. Op vragen van de voorzieningenrechter ter zitting heeft Wiegand ook bevestigd dat zij daar geen bezwaar tegen heeft. Het probleem is volgens Wiegand dat Logimedical het Wiegandmerk ook heeft gebruikt voor haar Euromoduul-medicijnwagens. Dat laatste heeft Wiegand echter voorshands onvoldoende aannemelijk gemaakt.

IEF 11700

A Century of Dutch Copyright Law

Persbericht: Directeur-Generaal Wereld Intellectuele Eigendomsorganisatie (WIPO) opent internationaal congres i.v.m. 100 jaar Nederlandse Auteurswet.

Dit jaar bestaat de Nederlandse Auteurswet precies honderd jaar. Ter gelegenheid hiervan organiseert de Vereniging voor Auteursrecht op vrijdag 31 augustus a.s. een groot internationaal congres in het Tropeninstituut in Amsterdam.

Het congres zal worden geopend door Dr. Francis Gurry, de Directeur-Generaal van de Wereld Intellectuele Eigendomsorganisatie (WIPO) – de hoogste ambtenaar op het gebied van de het internationale intellectuele eigendomsrecht. Het is voor het eerst in deze eeuw dat de Directeur-Generaal van WIPO een officieel bezoek brengt aan Nederland.

Tijdens het congres geven enkele van ‘s werelds meest vooraanstaande experts op het gebied van het auteursrecht hun visie op de ontwikkeling en de toekomst van het Nederlandse auteursrecht, dat de laatste jaren in het middelpunt van de belangstelling is komen te staan. Is er nog toekomst voor het auteursrecht in een tijd waarin piratenpartijen overal in Europa zetels winnen?

Het congres zal worden afgesloten door Fred Teeven, staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. (programma-aanvulling d.d. 27-08)

Ter voorbereiding van het congres hebben zestien Nederlandse rechtswetenschappers gezamenlijk een Engelstalig boek geschreven over honderd jaar Nederlandse auteursrechtontwikkeling. Het boek wordt uitgegeven door DeLex (Amsterdam).

IEF 11699

BMM Rotterdam Event

Op de agenda. Morgenavond 28 augustus organiseert de BMM het Rotterdam Event om 20:00 uur in de boardroom van kantoor Kneppelhout & Korthals N.V. te Rotterdam.

Inmiddels werden al 40 aanmeldingen ontvangen. Het inhoudelijke deel gaat over de Benelux oppositieprocedure. Daarnaast is er ook tijd om bij te praten. Het panel wordt gevormd door Marlous Stal-Hilders (NOB), Josine van den Berg (KMVS) en Pieter Veeze (BBIE).

Om even een paar discussiepunten aan te stippen: verschillen of overeenkomsten tussen beroepszaken Den Haag/Brussel, update gebruiksbewijzen, toekomstplannen en natuurlijk de invloed van het IP Translator-arrest en het standpunt van het BBIE daarover in relatie tot de oppositieprocedure.

Voor en na de paneldiscussie biedt de BMM u een drankje aan. Het evenement is volledig gratis en staat ook open voor niet-leden. Aanmelden kan nog door opgave per e-mail van uw naam, adres en telefoonnummer aan het secretariaat.
Voor inlichtingen kunt u contact opnemen met Thera Adam (telefoon +31 10 400 51 56)

IEF 11698

Geen combinatieboekenprijs voor Millenniumtrilogie

Rechtbank Utrecht 21 augustus 2012, zaaknr. SBR 10/3867 (ECI voor boeken en platen B.V. tegen Commissariaat voor de Media)

Overtreding art. 10 Wet op de vaste boekenprijs. Boekenclubkorting.

Op haar website adverteert ECI met een actie waarbij de drie delen van de Millenniumtrilogie van Stieg Larsson als combinatie worden aangeboden voor € 24,95. De vastgestelde boekenclubprijs is opgeteld €32,94 (€9 + 2x €11,97). Dit is een verstoring van de concurrentie tussen uitgevers en verkopers en een ernstige overtreding. De Wvbp en het Besluit vaste boekenprijs kennen niet de mogelijkheid voor de uitgever of importeur om voor de boekenclub een combinatieprijs vast te stellen die geldt bij gelijktijdige levering door deze boekenclub van meerdere titels aan haar leden.

De rechtbank Utrecht heeft op 21 augustus uitspraak gedaan in het beroep van ECI tegen het besluit van het Commissariaat over een actie met de Millenniumtrilogie (Sanctiebesluit met kenmerk: 21169/2010006861). De rechtbank deelt het oordeel van het Commissariaat dat er geen andere boekenclubprijs geldt in de periode dat voor een boek een actieprijs van toepassing is en verklaarde het beroep van de boekenclub ongegrond.

Het Commissariaat had ECI terecht een boete van € 15.000,- opgelegd omdat de boekenclub bij verkoop van de boeken uit de Millenniumtrilogie niet de door de uitgever vastgestelde (bijzondere) boekenclubprijs had toegepast. De rechtbank oordeelt dat met de vaststelling van een actieprijs de boekenclubprijs niet is vervallen en dat er geen nieuwe boekenclubprijs had mogen worden afgeleid van de actieprijs. De vaststelling van de actieprijs had kort gezegd geen invloed op de boekenclubprijs.

23. Verweerder heeft meegewogen dat eiseres tijdens de actie een groot aantal boeken van de Milleniumtrilogie heeft verkocht. Het gaat hier om meer dan 500 exemplaren, waarmee aan één van de aspecten genoemd in  1.7 is voldaan. Anders dan eiseres betoogt is wel degelijk sprake geweest van een verstoring van de concurrentie tussen uitgevers en verkopers. Het ging hier om een serie bestaande uit drie bestsellers: alle drie de titels waren in de top 10 genoteerd ten tijde van de actie, waarvan er veel zijn verkocht. Ook dit aspect valt onder 1.7 van de beleidslijn te categoriseren. Dat de actie minder dan een weeks heeft geduurd, maakt niet dat van een verstoring van de concurrentie geen sprake is. Weliswaar is één van de aspecten van 1.7 dat de overtreding plaatsvindt gedurende ten minste één week maar minder dan twee weken, maar zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht, is dit slechts één van de factoren die een rol speelt. Tegenover de korte duur van de actie staat dat eiseres het ongeoorloofde aanbod waarvan gebruik is gemaakt, op meer dan alleen regionale schaal heeft gedaan door gebruik te maken van twee media-instrumenten, te weten de website en de mailing naar trouwe klanten. Het standpunt van eiseres dat de aanbieding maar gold in één vesting, te weten de internetwinkel, volgt de rechtbank niet. Nog afgezien van het feit dat de internetwinkel landelijke dekking heeft, heeft de gemachtigde van eiseres ter zitting desgevraagd verklaard dat ook leden die ten tijde van de actie in die hoedanigheid een aankoop deden in de filialen van eiseres automatisch de lagere prijs betaalden. Dat in die filialen geen reclame zou zijn gemaakt, doet daaraan niet af. Verweerder heeft de overtreding terecht aangemerkt als een ernstige overtreding in categorie B en de daarbij behorende boete van €15.000,- opgelegd.

IEF 11697

BBIE verduidelijkt toepassing na HvJ EU IP Translator

Het Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom verduidelijkt de toepassing van artikel 2.5 lid 5 BVIE naar aanleiding van HvJ EU IP Translator (IEF 11454, zaak C-307/10) middels een mededeling inzake classificatie en het gebruik van de klasse-titels (zgn. class-headings):

Inleiding
1. Alle waren en diensten waarvoor merken kunnen worden ingeschreven, worden ingedeeld in klassen volgens een internationale standaard, de zgn. Nice-Classificatie. Deze wordt beheerd door de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom (WIPO) en bestaat (momenteel) uit 45 klassen van waren en diensten. In de toelichting op deze classificatie worden de klassen verkort aangeduid door middel van titels, die in algemene bewoordingen aanduiden welke soort waren en diensten in de desbetreffende klasse dienen te worden ingedeeld (de zgn. class-headings). Een meer gedetailleerd instrument voor deze classificatie biedt de alfabetische lijst van waren en diensten, eveneens onder auspiciën van WIPO.

2. Deze classificatie wordt door BBIE toegepast ingevolge artikel 2.5, lid 5 BVIE, alsmede door een meerderheid van de landen van de EU.

3. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) heeft op 19 juni 2012 antwoord gegeven op drie rechtsvragen in de zaak die bekend staat onder de naam IP TRANSLATOR (C-307/10). De door het Hof gegeven uitleg luidt als volgt:

(1) Richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten moet aldus worden uitgelegd dat zij oplegt dat de waren of diensten waarvoor de merkbescherming wordt gevraagd, door de aanvrager voldoende duidelijk en nauwkeurig worden omschreven opdat de bevoegde autoriteiten en de marktdeelnemers louter op basis daarvan de omvang van de merkbescherming kunnen bepalen.

(2) Richtlijn 2008/95 moet aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staat aan het gebruik van de algemene benamingen van de hoofdklassen van de classificatie bedoeld in artikel 1 van de Overeenkomst van Nice betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten voor de inschrijving van merken, die door de diplomatieke conferentie van Nice is aangenomen op 15 juni 1957, laatstelijk herzien te Genève op 13 mei 1977 en gewijzigd op 28 september 1979, voor de omschrijving van de waren en diensten waarvoor de merkbescherming wordt gevraagd, voor zover een dergelijke omschrijving voldoende duidelijk en nauwkeurig is.

(3) De aanvrager van een nationaal merk die voor de omschrijving van de waren of diensten waarvoor hij merkbescherming vraagt, gebruikmaakt van alle algemene benamingen van een specifieke hoofdklasse van de in artikel 1 van deze Overeenkomst van Nice bedoelde classificatie, moet nader toelichten of zijn aanvraag betrekking heeft op alle in de alfabetische lijst van deze klasse opgenomen waren of diensten dan wel op slechts bepaalde van deze waren of diensten. In het geval dat de aanvraag slechts betrekking heeft op bepaalde van deze waren of diensten, is de aanvrager verplicht nader toe te lichten welke tot deze klasse behorende waren of diensten worden bedoeld.

Classificatie in het algemeen en het gebruik van class-headings (verkorte titels) in het bijzonder

4. Het HvJEU stelt voorop dat de waren of diensten van een merkaanvraag “voldoende duidelijk en nauwkeurig” moeten worden omschreven, “opdat de bevoegde autoriteiten en de marktdeelnemers louter op basis daarvan de omvang van de merkbescherming kunnen bepalen”.

5. Voor de algemene benamingen van de class-headings geldt dat deze kunnen worden gebruikt, maar alleen wanneer zij voldoende duidelijk en nauwkeurig zijn voor de omschrijving van de waren en diensten waarvoor de merkbescherming wordt gevraagd. Indien dit niet het geval is, dient een specificatie te worden aangebracht.

6. Hierbij dient te worden benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor een correcte omschrijving van waren en diensten te allen tijde bij de merkhouder zelf ligt.

7. Het BBIE streeft naar samenwerking met het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM), nationale bureaus en gebruikersorganisaties in Europa, zulks in het kader van het zgn. “convergentieprogramma”: een door BHIM geïnitieerd programma om binnen de Europese Unie de praktijken zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. In dit verband wordt momenteel gewerkt aan een gestructureerde lijst van waren en diensten voor classificatiedoeleinden.

Alle waren of diensten in de alfabetische lijst

8. Uit het derde antwoord van het HvJEU vloeit voort dat de aanvrager die voor de omschrijving van de waren of diensten waarvoor hij merkbescherming vraagt, gebruik maakt van een class-heading, kan aangeven dat zijn aanvraag betrekking heeft op alle in de alfabetische lijst van deze klasse (NB: dit betekent niet alle waren of diensten in een klasse, maar alleen die in de alfabetische lijst) opgenomen waren of diensten dan wel op specifieke door hem te omschrijven waren of diensten.

9. Wanneer een aanvrager bescherming wenst voor alle in de alfabetische lijst van een bepaalde klasse opgenomen waren of diensten, dient hij dit aan te geven door de volledige class-heading te gebruiken, gevolgd door de vermelding: “(deze aanvraag heeft betrekking op alle in de alfabetische lijst van deze klasse opgenomen waren / diensten)”.

10. In dat geval zal het BBIE, voordat het depot gepubliceerd wordt, ervoor zorgen dat ook daadwerkelijk alle waren of diensten uit de alfabetische lijst in het register worden vermeld. Het BBIE heeft voor deze werkwijze geopteerd om vier redenen. In de eerste plaats biedt zij de meeste duidelijkheid en lijkt ze het meest in lijn met het antwoord op vraag 1, namelijk dat de bevoegde autoriteiten en de marktdeelnemers louter op basis daarvan [van de waren-/dienstenomschrijving] de omvang van de merkbescherming dienen te kunnen bepalen. In de tweede plaats wordt de Nice-classificatie regelmatig gewijzigd, hetgeen in deze aanpak nooit tot interpretatieverschillen kan leiden. In de derde plaats meent het BBIE dat het met name noemen van alle waren en diensten het meest in overeenstemming is met internationale verdragen (het Verdrag inzake het merkenrecht en het Verdrag van Singapore inzake het merkenrecht). In de vierde plaats worden hiermee interpretatieproblemen voorkomen wanneer het Beneluxmerk als basis voor een internationale aanvraag of voor het inroepen van prioriteit wordt gebruikt.

Voorbeeld: Een depot wordt verricht voor: Klasse 44:

Medische diensten; veterinaire diensten; dienstverlening op het gebied van hygiëne en schoonheidsverzorging voor mensen of dieren; dienstverlening op het gebied van land-, tuin- en bosbouw (deze aanvraag heeft betrekking op alle in de alfabetische lijst van deze klasse opgenomen diensten).

Het wordt in het register opgenomen en gepubliceerd voor: Klasse 44:

Medische diensten; veterinaire diensten; dienstverlening op het gebied van hygiëne en schoonheidsverzorging voor mensen of dieren; dienstverlening op het gebied van land-, tuin- en bosbouw; advisering op het gebied van de farmacie; apothekersdiensten voor het klaarmaken van recepten; aromatherapie; assistentie bij bevallingen; bloemschikken; boomchirurgie; boomkwekerij; cosmetische chirurgie; cosmetische dierenverzorging; diensten van bloedbanken; diensten van chiropractici; diensten van kuuroorden; diensten van medische consultatiebureaus; diensten van medische klinieken; diensten van opticiens; diensten van sauna's; diensten van solaria; diensten van visagisten; diensten verleend door een psycholoog; doktersdiensten [op afstand verleend]; fokken van dieren; fysiotherapie; gazon-onderhoud; geneeskundige assistentie; gezondheidszorg; haarimplantatie; herstellingsoorden; in-vitro fertilisatie; kapsalons; klinieken; kunstmatige inseminatie; landschapsarchitectuur; manicurediensten; massage; onkruidverdelging; ontwenning van drugsverslaafden; openbare badinrichtingen voor hygiënische doeleinden; opmaak van kransen; opvangtehuizen; planten van bomen in het kader van CO2-compensatie; sanatoria; schoonheidssalons; tandheelkundige diensten; tatoeage; therapeutische diensten; trimsalons; tuinarchitectuur; tuinbouw; tuinieren; turkse baden; uitstrooiing, door de lucht of over land, van mest en andere chemische producten voor de landbouw; verdelging van ongedierte in de landbouw; verhuur van landbouwmaterieel; verhuur van medische uitrustingen; verhuur van sanitaire installaties; veterinaire diensten; visteelt; ziekenhuizen; ziekenverzorging.

11. Het BBIE merkt op dat het over het algemeen onwaarschijnlijk lijkt dat een onderneming daadwerkelijk op al deze gebieden actief is. Het BBIE raadt merkhouders aan, en heeft dat altijd al gedaan, om zo duidelijk en nauwkeurig mogelijk te beschrijven voor welke waren of diensten bescherming is gewenst. Dit is niet alleen in het belang van de rechtszekerheid, maar kan ook allerlei onnodige (absolute en relatieve) bezwaren voorkomen. De IP TRANSLATOR zaak onderstreept dit belang nog eens. Hierbij dient nogmaals te worden benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor een correcte omschrijving van waren en diensten te allen tijde bij de merkhouder zelf ligt.

Op andere blogs is hier ook over geschreven, lees meer onderaan bij de bespreking van het arrest op IE-Forum [IEF 11454]

IEF 11696

Exclusief recht op aardbeiennamen

Vzr. Rechtbank Arnhem 27 juli 2012, LJN BX5624 (Europlants tegen Vitro bio plants)

Rechtspraak.nl: Gedaagde heeft op een gegeven moment de twee namen van deze aardbeiensoorten ingeschreven als woordmerk en is zodoende merkhouder geworden van de twee aardbeiennamen. Eisers vorderen overdracht aan hen van de intellectuele eigendomsrechten van gedaagde op de aardbeiennamen en gedaagde te verbieden aardbeienplanten onder deze twee aardbeiennamen te verkopen. Aan hun vorderingen leggen eisers ten grondslag dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld doordat gedaagde de aardbeiennamen uitsluitend op haar eigen naam en daarmee te kwader trouw heeft gedeponeerd als woordmerk.

Wat hiervan ook zij, de gestelde onrechtmatige daad van gedaagde kan er niet toe leiden dat de bedoelde merkinschrijvingen door gedaagde moeten worden overgedragen en op naam van één van de eisers moeten worden gezet. De bedoeling van partijen kan hoogstens geweest zijn dat de merkinschrijvingen van de aardbeiennamen op naam van beide partijen gezamenlijk moesten komen. Dit betekent dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling van partijen was dat de merkinschrijvingen uitsluitend op naam van eisers zouden komen, zodat de vorderingen, die neerkomen op het toekennen van een exclusief recht op de woordmerken/aardbeiennamen aan eisers, niet kunnen worden toegewezen. Een deugdelijke rechtsgrond ontbeert daarvoor

IEF 11689

Fashion & IE-rechten

CC-BY-SA Looking Glass via Flickr

Amsterdam Fashion Institute – filmzaal 210, donderdag 13 september 15.00 tot 18.15uur

Op de scheidslijn van Intellectuele Eigendomsrechten en de wereld van Fashion organiseert uitgeverij deLex, uitgever van onder meer IE-Forum.nl, een interessante themamiddag. Een vijftal sprekers brengen u op de hoogte van actuele onderwerpen en ontwikkelingen in het recht dat invloed heeft op de mode-industrie. Het evenement zal geheel in stijl plaatsvinden in het Amsterdam Fashion Institute te Amsterdam. Aansluitend heeft u de gelegenheid na te borrelen.

Hier aanmelden

Thema’s die onder meer aan bod komen zijn:

Innovatie in mode, wat kan worden beschermd Bespreking van het onderdeel rondom de High Fashion en innovatierechten. Auteursrecht en de plicht om binnen een jaar modellen te deponeren, op straffe van verval recht op depot in verband met de nieuwheidseis: Hoe doe je dat als je vier seizoenen vooruit ontwerpt? - Thera Adam-van Straaten, Kneppelhout & Korthals.

Inspiratie, imitatie: waar ligt de grens? Met veel praktijkvoorbeelden en recente rechtspraak zal worden aangegeven wat mag worden gevolgd en wat over de schreef gaat. Inspiratie, imitatie: waar ligt de grens? Wat adviseer je als advocaat? – Margot Span, Köster advocaten.

Strategie: schikken, procederen of persbericht? Met welke afspraken schiet je het meeste op: schikken of procederen, boetebeding of persbericht? En wat zijn de procedurele mogelijkheden? – Charissa Koster, ABC Legal.

Afspraken met derden: Afspraken met je leverancier, fabrikant – algemene voorwaarden of meer? Schitterende problematiek speelt hier, zeker bij lingerie, die op standaard cups wordt 'geschoeid'. Vermenging knowhow van fabrikant, stoffenleverancier en garment technicians van ontwerpers. Capsule-collecties en tijdelijke samenwerkingen met grote retailketens – Laurens Abbink Spaink, interim bedrijfsjurist en advocaat

De juridische aspecten van reclame en marketing via sociale media: Het vereiste van transparantie, het verbod op anonimiteit van de adverteerder, wie verantwoordelijk kan worden gehouden voor reclame via sociale media. Ook komen het viral effect van social media campagnes en valkuilen voor de adverteerder aan bod.- Marieke Neervoort, SOLV.

Locatie
Amsterdam Fashion Institute
Mauritskade 11, Amsterdam
Reissuggestie: openbaar vervoer naar Weesperplein
Klik hier voor een routebeschrijving, betaald parkeren rondom het AMFI-gebouw is mogelijk, maar vermoedelijk lastig.

Kosten deelname
€ 325 Per persoon,
€ 285 Sponsors IE-Forum betalen, en
€ 95 Rechterlijke macht/wetenschappelijk personeel (full time)
genoemde prijzen zijn excl. BTW, eventuele kortingen worden handmatig verwerkt op de factuur



Hier aanmelden

IEF 11695

Geen treffers op google is geen verwarringsgevaar?

Vzr. Rechtbank Amsterdam 23 augustus 2012, zaaknr. 521177 / KG ZA 12-949 MvW/MB (Linq tegen Linqwise)

Uitspraak ingezonden door Erik de Vos, Kracht advocatuur.

LinQ Holding houdt zich bezig met werving, selectie en detachering van hoog opgeleide starters en studenten. Zij is houdster van Benelux woordmerken LINQ (sinds 2004) en LINQ TALENT, LINQ STUDENT (sinds 2010). Linqwise is opgericht in 2012 en houdt zich bezig met arbeidsbemiddeling en executive search, werving en selectie van personeel.

Linqwise heeft producties overlegt waaruit afgeleid kan worden dat een groot aantal bedrijven en particulieren de benaming 'linq' of 'link' hanteert en dat LINQ in feitelijke, fonetische en numerieke zin niet meer valt te monopoliseren. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is de naam LINQ met als specifiek en in het oog springend kenmerk de Q aan het eind van het woord voldoende onderscheidend.

Dat de (ondergeschikt, want meer beschrijvende) toevoegingen in de aanduiding van Linqwise Executive Search veeleer op zijn Engels en die in de merken van LinQ Holding mogelijk vaak op zijn Nederlands worden uitgesproken doet daaraan niet af. Dat de zoekterm linq op Google geen treffers met Linqwise oplevert, neemt dat het verwarringsgevaar op zichzelf niet weg. Ook het argument dat het verschil in doelgroep (jonge starters/studenten tegenover een groep met 8 tot 12 jaar werkervaring) geen verwarring oplevert, snijdt geen hout.

De vorderingen worden toegewezen op basis van 2:20 lid 1 onder b BVIE. Linqwise dient zich alle inspanningen te getroosten om verwijzingen in zoekmachines te doen verwijderen door beheerder, waaronder in ieder geval Google. Ook dient zij een opgave te doen van een aanwezige voorraad waaronder inbegrepen reclamemateriaal, briefpapier en andere zaken voorzien van het inbreukmakende teken.

4.9. Linqwise E.S. heeft verder betwist dat sprake zou zijn van verwarringsgevaar. Zij heeft er in dat verband onder meer op gewezen dat de zoekterm 'linq' op Google geen treffers met Linqwise oplevert. Voor zover dat het gval is neemt dat een verwarringsgevaar echter op zichzelf niet weg. LinQ Holding heeft terecht bepleit dat verwarring ook te duchten is omdat potentiële opdrachtgever of (voormalige) relaties van LinQ Holding als zij (al dan niet op Internet), op zoek zijnde naar personeel of naar werk, met de naam Linqwise worden geconfronteerd, ee verband zullen kunnen leggen met het merk LINQ. Daarmee kan de herkomstfunctie van dat merk dan ook worden aangetast. Het betoog dat verwarring niet aan de orde kan zijn, omdat LinQ Holding zich met name richt op arbeidsbemiddeling van jongere mensen, met name studenten, en Linqwise E.. zich veeleer richt op de groep met tenminste 8 tot 12 jaar werkervaring in een hoger inkomenssegment, snijdt geen hout. Dit neemt het hiervoor geschetste verwarringsgevaar terzake van de herkomst van de diensten immers op zichzelf niet weg. Daarnaast heeft LinQ Holding voorbeelden genoemd die erop duiden dat partijen in bepaalde bedrijfstakken (zoals de horeca) wel degelijk in elkaars vaarwater zouden kunnen zitten. Verwarringsgevaar is derhalve voldoende aannemelijk. Dat reeds daadwerkelijk verwarring moet zijn geconstateerd is voor het aannemen van een merkinbreuk geen vereiste.

Op andere blogs:
DomJur 2012-890 (LinQ Holding B.V. – Linqwise Executive Search B.V.)