IEF 22183
8 augustus 2024
Artikel

Inschrijving geopend Mr. S.K.Martens Academie 2024-2025

 
IEF 22180
8 augustus 2024
Uitspraak

Babyvoeding van Nutricia komt niet in aanmerking voor octrooi

 
IEF 22179
8 augustus 2024
Uitspraak

Procureur-generaal Hoge Raad over de gevolgen van vernietiging op verbeurde dwangsommen in IT-zaak

 
IEF 11240

Presentaties IJzersterke octrooiverhalen

Peter Blok, IJzersterke octrooiverhalen Het belang van de beschrijving, UNION Lezing.
Bas Pinckaers, IJzersterke octrooiverhalen nawerkbaarheid en beschermingsomvang in Europa, UNION Lezing.

De Nederlandse groep van Union-IP organiseerde op donderdag 5 april 2012 voor octrooigemachtigden, advocaten en andere belangstellenden haar eerste dinerbijeenkomst, met als onderwerp ‘IJZERSTERKE OCTROOIVERHALEN’.

De presentatie van Peter Blok, Afdeling IE Rechtbank 's-Gravenhage.
- Doel van het octrooirecht
- Toepassingsbereik
- Nawerkbaarheid: De contact lenzen zaak
- Equivalentie: De Occluder zaak

De presentatie van Bas Pinckaers, Van Doorne advocaten.
1) Basisregel
2) Nawerkbaarheid: Novartis/Johnson & Johnson
3) Beschermingsomvang: Aga/Occlutech
4) Conclusie: Verschillen in de uitspraken tussen dezelfde partijen op basis van hetzelfde octrooi ontstaan door

- verschillende stellingen en verschillend bewijs van partijen
- nationale rechters die bij gebreke van een supranationale rechter de EOV regels op verschillende wijze toepassen
- verschillen in het nationaal procesrecht.

IEF 11239

Voorlopige recall wordt afgewezen

Rechtbank 's-Gravenhage 25 april 2012, HA ZA 12-35 (TKS S.A. tegen Groupon Netherlands B.V. en Qualitee)

Incidentele vordering artikel 223 Rv afgewezen, vrijwaring toegestaan, verkorte dagvaardingstermijn voor X zonder bekende woon- of verblijfplaats.

In de hoofdzaak: TKS vordert – samengevat – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, primair een merkinbreukverbod (sub a, c en d BVIE), dan wel onrechtmatig handelen door slaafse nabootsing doordat Groupon c.s. namaak ICE WATCH horloges heeft aangeboden in een sterk op Becubic gelijkende verpakking. Tot slot vordert ze nog een verbod op het gebruik van misleidende reclame.

Incident tot voorlopige voorziening: afgewezen. TKS vordert in het incident ex artikel 223 Rv – samengevat – dat de rechtbank Groupon c.s. een bevel zal geven om een recall brief te zenden aan haar afnemers. Dit wordt afgewezen: nu er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de betreffende afnemers inbreukmakende of anderszins onrechtmatige handelingen verrichten waardoor verdere schade voor TKS dreigt.

Vrijwaringsincident toegestaan. Groupon vordert dat zij wordt toegestaan X in vrijwaring op te roepen, omdat X de partij heeft aangeboden en verhandeld en haar heeft misleid door aan haar te verklaren dat het originele horloges betrof. Dit wordt toegestaan. Omdat X geen bekende woon- of verblijfplaats heeft in Nederland, wordt het verzoek een verkorte dagvaardingstermijn van 4 weken aan te houden gehonoreerd.

4.2. Ten aanzien van de incidentele vordering tot een provisionele voorziening overweegt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft TKS onvoldoende spoedeisend belang bij het gevorderde bevel tot verzending van een brief door Groupon c.s. aan alle afnemers die de betreffende horloges hebben ontvangen met het verzoek het horloge te retourneren, nu er onvoldoende aanwijzingen zijn dat, zoals TKS stelt, hetgeen door Groupon gemotiveerd is betwist, de betreffende afnemers inbreukmakende of anderszins onrechtmatige handelingen verrichten waardoor verdere schade voor TKS dreigt. Dat één afnemer geprobeerd heeft het door Groupon geleverde horloge via de website www.marktplaats.nl te verkopen, zoals door TKS is gesteld, is hiertoe ten enenmale onvoldoende, daargelaten dat Groupon gemotiveerd heeft betwist dat deze afnemer merkinbreuk pleegt met de stelling dat als TKS zich al zou kunnen beroepen op de spoed(merk)inschrijvingen waartegen oppositie is ingesteld, hetgeen Groupon betwist, geen sprake is van gebruik van het teken ICE WATCH in het economisch verkeer maar van verkoop in de particuliere sfeer. Voor een bevel zoals gevorderd is, mede gelet op de belangenafweging in de huidige stand van de procedure, geen grond. De provisionele vordering zal jegens Groupon derhalve worden afgewezen. Gelet hierop behoeven de overige verweren van Groupon geen nadere bespreking.

Vrijwaringsincident
4.4. Een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring is in beginsel toewijsbaar, indien men krachtens een rechtsverhouding met die derde recht en belang heeft om de nadelige gevolgen van een ongunstige afloop van de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk op deze derde te verhalen. Groupon heeft voldoende gemotiveerd en concreet gesteld dat zij, indien de beslissing in de hoofdzaak voor haar nadelig zal uitvallen, geheel of gedeeltelijk verhaal heeft op X. De incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring zal bijgevolg worden toegewezen.

4.5. Als onweersproken gaat de rechtbank uit van de juistheid van de stelling van Groupon dat X geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, zodat de rechtbank het verzoek om een verkorte dagvaardingstermijn van 4 weken aan te houden, bij gebreke van enig verweer daartegen, zal honoreren.

IEF 11238

Prijs lager dan de thuiskopievergoeding is een aanwijzing

Rechtbank 's-Gravenhage 25 april 2012, LJN BW4169, HA ZA 11-2573 (Stichting De Thuiskopie tegen X)

Thuiskopievergoeding. Verbod om in de toekomst dragers te verhandelen.

De verplichting tot betaling van de thuiskopievergoeding aan De Thuiskopie ontstaat, zo bepaalt artikel 16c lid 3 Aw, ten aanzien van de fabrikant van blanco informatiedragers, op het moment dat de informatiedragers in het verkeer kunnen worden gebracht en ten aanzien van de importeur, op het moment dat de informatiedragers worden ingevoerd. X drijft een eenmanszaak onder de handelsnaam MCO. MCO verkoopt en repareert computerhardware en systemen en verkoopt – al dan niet zijdelings – blanco informatiedragers. Via brieven heeft de Thuiskopie verzocht inzage te geven in bescheiden om de afdracht van de thuiskopievergoeding vast te stellen.

Op basis van een bezoek van stichting De Thuiskopie aan de winkel van X is vastgesteld hoeveel blanco dragers er aanwezig waren, waarop een thuiskopievergoeding is gebaseerd welke in rekening is gebracht.

Het (niet weersproken) aantal van ruim 1.800 blanco informatiedragers is de basis voor de vergoeding die de rechter toekend. Omdat bij een tweede bezoek de prijs van informatiedragers lager was dan de af te dragen thuiskopievergoeding, is dat een aanwijzing dat er geen vergoeding is betaald. X wordt daarom verboden om in de toekomst blanco informatiedragers te verhandelen in Nederland zonder dat kan worden aangetoond dat daarover de thuiskopievergoeding door de fabrikant of importeur is afgedragen.

4.4. De Thuiskopie heeft [X] op 30 december 2010 een factuur gezonden voor € 654,50 ter zake van de thuiskopievergoeding over de door haar medewerker tijdens het bezoek op 23 april 2010 bij MCO aangetroffen informatiedragers. Aan de hand van de door haar medewerker tijdens dat bezoek gemaakte foto’s, stelt de Thuiskopie dat er die dag ruim 1.800 blanco informatiedragers in de winkel van MCO aanwezig waren. Dat correspondeert volgens de Thuiskopie met een bedrag aan thuiskopievergoedingen van € 654,50. Nu dit bedrag noch de aannames waarop dit is gebaseerd, door [X] zijn bestreden, zal de rechtbank deze vordering toewijzen zoals in het dictum verwoord, met inbegrip van de eveneens onbestreden wettelijke rente en uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.6. Nu is komen vast te staan dat [X] blanco informatiedragers heeft aangeboden waarover de verschuldigde thuiskopievergoeding niet is voldaan, is een verbod toewijsbaar, met dien verstande dat het gevorderde verbod om in de toekomst blanco informatiedragers in Nederland te verhandelen waarvan niet kan worden aangetoond dat daarover de thuiskopievergoeding door de fabrikant of importeur is afgedragen, noch wie de desbetreffende fabrikant of importeur is, alleen kan worden toegewezen voor zover [X] over de desbetreffende blanco informatiedragers ook niet zelf de verschuldigde thuiskopievergoeding heeft betaald. Dit verbod zal zich voorts niet kunnen uitstrekken tot het op enigerlei wijze direct of indirect betrokken zijn bij de genoemde handelingen, omdat daarvan ook sprake kan zijn buiten het geval dat [X] in strijd handelt met de thuiskopieregeling. Het verbod zal worden toegewezen met de overigens onbestreden uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De gevorderde dwangsom is ook toewijsbaar, met dien verstande dat de dwangsom per drager zal worden gesteld op € 50,- en de dwangsom zal worden gemaximeerd zoals hierna verwoord.

Lees het vonnis hier (LJN BW4169, HA ZA 11-2573).

IEF 11237

BMM Bulletin nu ook online

BMM Bulletin is nu ook online te lezen via de website www.bmmbulletin.nl De digitale versie van het tijdschrift wordt uitgegeven door uitgeverij deLex in samenwerking met BMM en Otto Cramwinckel. De website is gratis voor BMM leden en abonnees op het tijdschrift BMM Bulletin.

BMMBulletin.nl bevat een archief met de artikelen (PDF) die in de periode 2003-2011 zijn verschenen. Nieuw te verschijnen nummers worden tegelijk met het versturen van het folio tijdschrift online gezet. Voor online toegang heeft u uw BMM inloggegevens nodig. Klik hier als u uw gebruikersnaam en wachtwoord nogmaals wilt ontvangen o.v.v. inloggegevens BMM Bulletin.

BMM Bulletin is ook opgenomen in de databank Praktijkgebied IE met o.a. AMI (2003), Berichten IE (1969), IE-Forum.nl (2006) en IT en Recht (2010). Vraag hier een gratis proefabonnement aan.

IEF 11236

Mobiele telefoon voor senioren

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 26 april 2012, KG ZA 12-140 (Doro AB tegen  Hesdo c.s.)

Uitspraak ingestuurd door Ewoud Swart en Willem Hoorneman, C'M'S' Derks Star Busmann.

Gemeenschapsmodellenrecht op toetsen van een mobiele telefoon voor senioren. Doro ontwerpt en produceert mobiele telefoons die zich onderscheiden in eenvoud en simpel gebruik. Zij heeft een Gemeenschapsmodelrecht 001670167-003 geregistreerd. Hesdo is een groothandel en verkoopt de Fysic 9700.

Het toetsenbord van de 'Fysic 9700' wijkt af van de modelregistratie en er is geen sprake van een modelrechtinbreuk. ln het kader van dit kort geding heeft Doro naar voorlopig oordeel, gezien het vormgevingserfgoed dat ook bij de beoordeling van het bestaan van een auteursrechtelijk werk een rol speelt, niet aannemelijk gemaakt dat de rangschikking en de verhouding van de toetsen ten opzichte van elkaar, in samenhang met de vormen van de toetsen, zoals die in de omkadering is waar te nemen - uitdrukkelijk zonder dat daarbij wordt gelet op de kleuren en de (vormgeving van de) iconen - zodanige uitdrukking geven aan de creatieve geest van de ontwerper, dat een intellectuele schepping een auteursrechtelijk beschermd werk is ontstaan.

4.7. Het gedeelte van het toetsenbord van de Fysíc 9700 bestaat evenals het model uit een rechthoekige middelste toets met een pijl naar boven en een pijl naar beneden, geflankeerd door links een rechthoekige toets met een "opnemen-icoon" en rechts een rechthoekige toets met een verbinding verbreken-icoon". Blj de Fysic 9700 ontbreekt evenwel het in het oog springende element van de groene bies. Ook de gebruikte iconen vertonen duidelijke verschillen. Voorshands is de voorzieningenrechter met Doro van oordeel dat de iconen intemationale symbolen vertegenwoordigen die doorgaans in de kleuren groen en rood worden gebruikt. Dit neemt niet weg dat binnen deze grenzen de vrijheid bestaat om de iconen op allerlei wijzen vorm te geven, zonder dåt dit afbreuk doet aan de duidelijkheid van het symbool, waaraan Hesdo c.s. naar voorlopig oordeel invulling heeft gegeven door op een afwijkende wijze de iconen vorm tc geven. Bovendien is er
verschil tussen de kleuren van de toetsen van het model (zwart) ten opzichte van dat gedeelte van het toetsenbord van de Fysic 9700 (wit) en is de toets met pijlen in het model een geheel en bij de Fysic 9700 opgedeeld in twee afzonderlijke toetsen. Doro heeft betoogd dat ook in het model de toets met pijlen is opgedeeld, maar dat is uit de bij de inschrijving behorende afbeelding niet althans niet voldoende duidelijk af te leiden.

4.8. Een en ander leidt tot de voorlopige conclusie dat gelet op het vormgevingserfgoed, de Fysic 9700 op de punten die het eigen karakter van het model bepalen in betangrijke mate afwijkt van het model. Gezien deze verschillen moet vooralsnog worden geoordeeld dat het betreffende gedeelte van het toetsenbord van de Fysic 9700 een
andere algemene indruk maakt dan het model, zodat van inbreuk geen sprake is. De vorderingen die zien op modelrechtinbreuk zullen dientengevolge worden afgewezen.

4.1 l. Vooropgesteld wordt dat tussen partijen in confesso is dat de toetsen binnen de omkadering zoals weergegeven onder 3.3, afzonderl[ik beschouwd als zodanig geen intellectuele schepping vormen. Enkel via de keuze, de schikking en de combinatie van deze toetsen op een oorspronkelijke wijze kan de ontwerper daarvan uitdrukking van zijn creatieve geest geven en tot een resultaat komen dat een intellectuele schepping vormt. (vergelijk Infopaq r.o. 45). ln het kader van dit kon geding heeft Doro naar voorlopig oordeel" gezien het vormgevingserfgoed dat ook bij de beoordeling van het bestaan van een auteursrechtelijk werk een rol speelt niet aannemel[ik gemaakt dat de rangschikking en de verhouding van de toetsen ten opzichte van elkaar, in samenhang met de vormen van de toetsen, zoals die in de omkadering is waa¡ te nemen - uitdrukkelijk zonder daf daarbij wordt gelet op de kleuren en de (vormgeving van de) iconen - zodanige uitdrukking geven aan de creatieve geest van de ontwerper, dat een intellectuele schepping een auteursrechtelijk beschermd werk is ontstaan. Aan de vraag of Hesdo c.s. inbreuk maakt op het auteursrecht van Doro, komt de voorzieningenrechter dientengevolge niet toe. De vorderingen die zien op de auteursrechtinbreuk worden om die reden eveneens afgewezen.

Op andere blogs:
Dirkzwagerieit (Strijd over seniorentelefoon)

IEF 11235

Schreeuwerige en aandacht trekkende afbeeldingen

Rechtbank Groningen 25 april 2012, HA ZA 10-691 (VDW c.s. tegen KMG Asia)

Uitspraak ingezonden door Ernst-Jan Louwers, 
Louwers IP |Technology Advocaten.
Bodemprocedure in navolging van Rechtbank Groningen IEF 7020,
IEF 7744, en Hof Leeuwarden  IEF 8362.

Geen auteursrecht op kermismachine (hexagonale coin pusher), wel slaafs nagebootst.

VDW c.s. hebben gesteld dat aan het eigen karakter van de 'Fun city' talloze creatieve keuzes ten grondslag liggen, dat zit hem onder meer in de vormgeving van het koetswerk, de hoed en de verlichting.

Alle apparaten zijn met (schreeuwerige en aandacht trekkende) afbeeldingen en teksten versierd en hebben glasplaten openingen om penningen in te werpen en onder om uit te keren. Er is geen eigen en oorspronkelijk karakter van de 'Fun City'. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een auteursrechtelijke bescherming, en daarom kan KMG daarop geen inbreuk maken.

Slaafse nabootsing wordt wel aangenomen. De totale uiterlijke verschijningsvorm van de  'Treasur Island' verschilt slechts op zeer marginale wijze van die van de 'Fun City'. KMG wordt verboden de 'Treasure Island' coin pusher te verhandelen en wordt bevolen de reeds geleverde modellen terug te halen.

5.4. De apparaten zijn allen op de platte vlakken versierd met (schreeuwerige en aandacht trekkende) afbeeldingen en teksten, en hebben boven de glasplaten openingen om penningen in te werpen en onder de glasplaten openingen waarin itgekeerde penningen en coupons vallen. Bij alle apparaten wordt de hoed gedragen door een aantal pijlers die staan op het onderste gedeelte van het apparaat, waarbij in de open ruimte tussen het apparaat en de hoed verlichting is geplaatst. Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een eigen oorspronkelijk karakter van de 'Fun City' dan wel dat deze de persoonlijke stempel van de maker draagt. Nu aan dit vereiste voor het doen ontstaan van een auteursrecht niet is voldaan, is de rechtbank van 09rdeel dat de 'Fun City' geen auteursrechtelijke bescherming geniet. Nu van een dergelijke bescherming geen sprake is, heeft KMG, zoals VdW c.s. aan haar vorderingen (primair) ten grondslag hebben gelegd, daarop geen inbreuk kunnen maken.

Slaafse nabootsing
5.6. De rechtbank is van oordeel dat de 'Treasure Island' wat betreft de totale uiterlijke verschijningsvorm op slechts zeer marginale wijze verschilt van die van de 'Fun City'. In die zin kan de rechtbank VdW c.s. volgen in hun stelling dat de 'Treasure Island' qua uiterlijke verschijningsvorm, dat wil zeggen op de gebruikte afbeeldingen en teksten op de platen na, vrijwel een een-op-een kopie is van de 'Fun City'. De rechtbank heeft hierbij betrokken de afbeeldingen die partijen van de beide coin pushers in het geding hebben gebracht, alsook de modellen die partijen in het kader van het pleidooi hebben getoond. Voorts heeft de rechtbank meegewogen dat KMG in bet kader van de door haar gestelde verschillen tussen de 'Fun City' en de 'Treasure Island' niet verder is gekomen dan het benoemen van een aantal binnen in het apparaat aanwezige technische verschillen, zoals onder andere gebruikmaking van LED-verlichting en een andere wijze van aandrijving, welke marginale verschillen naar het oordeel van de rechtbank in het niet vallen bij de vrijwel identieke uiterlijke verchijningsvorm van de 'Treasure Island' en de 'Fun City'.

5.7. Voorgaande brengt met zich dat de rechtbank van oordeel is dat KMG niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichting om alles te doen wat redelijkerwijs mogelijk en nodig was om gelijkheid van de 'Treasure Island' met de 'Fun City' te voorkomen. Dat hierdoor de kans op verwarring tussen de 'Treasure Island' en de 'Fun City' is ontstaan, is naar het oordeel van de rechtbank gezien de zeer geringe onderlinge verschillen evident. Dat van verwarringgevaar geen sprake zou zijn, omdat, aldus KMG, de 'Fun City' geen eigen plaats op de markt zou hebben, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt, temeer daar, zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, er ten aanzien van de 'Fun City' ten tijde van bet verschijnen op de kermisattractiepark in 1996 ten opzichte van de op dat moment op die markt aanwezige coin pushers sprake van een voldoende onderscheidend vermogen was, hetgeen maakt dat de 'Fun City' een eigen plaats op de markt bezat.

5.8. De rechtbank is op grond van het voorgaande dan ook van oordeel dat KMG jegens VdW c.s .. onrechtmatig heeft gehandeld door de op haar rustende verplichting om alles te doen wat redelijkerwijs mogelijk en nodig is ter voorkoming van verwarringgevaar tussen de 'Treasure Island' met de 'Fun City' te schenden.

IEF 11234

En de vermelding 'eigen import'

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 26 april 2012, KG ZA 12-227 (Spanolux N.V. tegen Hofmans Web h.o.d.n. Wonen Web)

Uitspraak ingezonden door Maarten Haak en Christine Fontaine, Hoogenraad & Haak advocaten.

Spanolux is merkhouder van het Gemeenschapswoordmerk en -woord/beeldmerk met element BALTERIO. Zij biedt via een selectief distributiesysteem laminaat en parketvloeren aan. Hofmans biedt via haar webshop www.vloerenvoordelig.nl een groot aantal merken laminaat- en parketvloeren aan, waaronder die van het merk BALTERIO. Tot voor kort maakte zij gebruik van de gelijknamige AdWord en heeft zij productafbeeldingen uit de brochure van Spanolus op de site geplaatst. Hofmans neemt de producten af via een Duitse onderneming en daarmee zijn de producten met toestemming van Spanolux in de EER in het verkeer gebracht.

Omdat Hofmans niet deel uitmaakt van het selectieve distributienetwerk, het hoogwaardige karakter en de brand identity niet kan waarborgen wordt er afbreuk gedaan aan de goede naam en reputatie van het merk. De voorzieningenrechter volgt Spanolux niet. De gestelde (ernstige) reputatieschade acht de voorzieningenrechter voorshands evenmin overtuigend. Spanolux kan, omdat er sprake is van uitputting, zich niet verzetten tegen het gebruik van de merken, ongeacht of dit plaatsvindt op de site van Hofmans Web als AdWord of op andere wijze. De auteursrechtelijke vorderingen worden eveneens afgewezen.

In citaten:

 

4.8. De voorzieningenrechter kan Spanolux hierin vooralnog niet volgen. Ook gezien het grote aantal door Hofmans Web verkochte merken laminaat, is niet in te zien waarom het relevante publiek enige commerciële band tussen aangeboden merken (merkhouders) en Hofmans Web zal veronderstellen, nog daargelaten de uitdrukkelijke tekst op de website als onder 2.8 weergegeven en de vermelding 'eigen import'. Volgens Spanolux zou deze veronderstelling ontstaan door het veelvuldig gebruik van een op het beeldmerk gelijkend teken op de website, maar dat acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk, mede omdat de onder 2.7 afbeeldingen aanzienlijk van het beeldmerk verschillen. Spanolux heeft in dit verband verder nog gewezen op het overgenomen fotomateriaal en het gebruik van AdWords. Het eerste is thans echter achterhaald. Het gebruik van het merk in AdWords draagt niet bij aan de door Spanolux gestelde veronderstelling bij het publiek.

4.10. Spanolux heeft ter zitting nog gesteld dat eveneens merkinbreuk zou plaatsvinden door het gebruik van het merk BALTERIO als metatag en in url's (internetadressen). Hofmans Web heeft tegen deze wijziging van grondslag van de eis bezwaar gemaakt. Door het late tijdstip waarop Spanolux met deze grondslag is gekomen, is zij niet in staat geweest zich deugdelijk voor te bereiden en is zij, zo stelt Hofmans Web, in haar verdediging geschaad. Spanolux heeft hiermee in strijd gehandeld met de goede procesorde en deze grondslag zou derhalve niet moeten worden toegelaten. Spanolux heeft niet toegelicht waarom deze grondslag niet in een eerder stadium aan Hofmans Web kenbaar had kunnen worden gemaakt.

IEF 11233

Tijdelijke vastlegging door een omroep (arrest)

HvJ EU 26 april 2012, zaak C-510/10 (DR, V2 Danmark tegen NCB Nordisk Copyright Bureau)

Prejudiciële vragen gesteld door het Østre Landsret (Denemarken).
In navolging van de Conclusie AG, zie IEF 10787.

Auteursrechten en naburige rechten. Uitleg Unierechtelijk begrip  "Met hun eigen middelen" . Begrip "Tijdelijke opname": De verwijzende rechter te beoordelen of in de omstandigheden van het hoofdgeding deze derde kan worden geacht concreet op te treden „namens” de omroeporganisatie of minstens „onder de verantwoordelijkheid” van die organisatie.

 

1) De uitdrukking „met hun eigen middelen” in artikel 5, lid 2, sub d, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij moet autonoom en uniform worden uitgelegd in het kader van het Unierecht.

2) Artikel 5, lid 2, sub d, van richtlijn 2001/29, gelezen tegen de achtergrond van punt 41 van de considerans ervan, moet aldus worden uitgelegd dat de eigen middelen van een omroeporganisatie ook de middelen omvatten van elke derde die optreedt namens of onder de verantwoordelijkheid van deze omroeporganisatie.

3) Om vast te stellen of een opname die een omroeporganisatie ten behoeve van haar eigen uitzendingen met de middelen van een derde heeft gemaakt, als tijdelijke opname onder de uitzondering van artikel 5, lid 2, sub d, van richtlijn 2001/29 valt, dient de verwijzende rechter te beoordelen of in de omstandigheden van het hoofdgeding deze derde kan worden geacht concreet op te treden „namens” de omroeporganisatie of minstens „onder de verantwoordelijkheid” van die organisatie. Wat dit laatste aspect betreft, is het van fundamenteel belang dat de omroeporganisatie ten aanzien van met name de auteurs die kunnen worden geschaad door een onrechtmatige opname van hun werk, verplicht is tot opheffing van alle nadelige gevolgen van het handelen en nalaten van de derde, zoals een externe en juridisch onafhankelijke televisieproducent, met betrekking tot die opname alsof het handelen en nalaten van de omroeporganisatie zelf betrof.

 

IEF 11232

Procesvertegenwoordiging HvJ EU. De inbreng van de NLse regering

Jaarbericht 2011 Procesvertegenwoordiging Hof van Justitie van de EU. De inbreng van de Nederlandse regering, bijlage bij Kamerstukken II 2011-2012, 33000-V nr. 143.

De rechtspraak van de Europese hoven is van groot belang voor Nederland. Hun uitspraken dragen namelijk bij aan belangrijke rechtsontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op het Nederlandse recht en beleid. Naar aanleiding van de Europese jurisprudentie moet de nationale regelgeving of uitvoeringspraktijk soms worden aangepast. Het is dan ook belangrijk om invloed uit te oefenen op deze rechtsontwikkelingen. Nederland is daarom een actieve lidstaat bij de Europese hoven en brengt regelmatig haar visie naar voren in Luxemburg.

Een selectie:
EEX-Realchemie
Reclamerecht - Ving Sverige
Douanerecht
Intellectueel Eigendom - DHL Express + Scarlet Extended
Diensten / commerciële communicatie van gereglementeerde
Advies Octrooigerecht

 

EEX
Arrest van het Hof van 18 oktober 2011, Realchemie, zaak C-406/09 (Nederland, Hoge Raad) [IEF 10364]
Deze zaak betreft de tenuitvoerlegging in Nederland van zes beslissingen van het Landgericht Düsseldorf waarmee deze rechterlijke instantie Realchemie, op verzoek van Bayer die een octrooi-inbreuk vorderde, verbood om in Duitsland bepaalde pesticiden in te voeren, voorhanden te hebben of te verhandelen.
De eerste vraag die aan het Hof wordt voorgelegd is of het begrip ‘burgerlijke en handelszaken’ in artikel 1 van de EEX-verordening 44/2001 van toepassing is op de erkenning en tenuitvoerlegging van een boetebeschikking die tot doel heeft een op het gebied van burgerlijke en handelszaken gegeven rechterlijke beslissing te doen nakomen. Het Hof overweegt dat de vordering in casu tot doel heeft privaatrechtelijke (octrooi)rechten te waarborgen. De rechtsverhouding tussen Bayer en Realchemie moet derhalve volgens het Hof worden aangemerkt als ‘privaatrechtelijke rechtsbetrekking’ en valt onder de werkingssfeer van artikel 1 van de EEX-verordening.
De tweede vraag die aan het Hof wordt voorgelegd is of de kosten van een in Nederland ingeleide exequaturprocedure (een procedure voor de uitvoerbaarverklaring van een beslissing die in een lidstaat gegeven is) in het kader van de handhaving van een intellectueel eigendomsrecht vallen onder artikel 14 van de Richtlijn Handhaving Intellectuele-eigendomsrechten 2004/48. Dit artikel verplicht lidstaten ervoor te zorgen dat de gerechtskosten van de in het gelijk gestelde partij in beginsel worden gedragen door de in het ongelijk gestelde partij. Het Hof oordeelt dat dit inderdaad het geval is. Deze uitspraak komt gedeeltelijk overeen met het standpunt van de Nederlandse regering.

Reclamerecht
Arrest van het Hof van 12 mei 2011, Ving Sverige, zaak C-122/10 (Zweden) [IEF 9648]
Deze zaak heeft betrekking op het begrip ‘uitnodiging tot aankoop’ in de zin van de Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken 2005/29. De uitlegging van dit begrip is van belang omdat een ‘uitnodiging tot aankoop’ voor de verkoper een zwaardere informatieverplichting met zich meebrengt.
Het Hof oordeelt dat er sprake is van een uitnodiging tot aankoop wanneer de informatie omtrent een geadverteerd product dusdanig is dat het de consument in staat stelt een besluit over een aankoop te nemen. De commerciële boodschap hoeft volgens het Hof niet ook de mogelijkheid tot daadwerkelijke aankoop te bieden (bijvoorbeeld door middel van een telefoonnummer of internetlink in een advertentie). Voorts is het Hof van mening dat het is toegestaan om in een uitnodiging tot aankoop een ‘vanaf-prijs’ te vermelden, terwijl het geadverteerde product ook tegen prijzen wordt aangeboden die niet in de advertentie worden vermeld. Ook volstaat het als een handelaar slechts een aantal van de voornaamste productkenmerken in de commerciële boodschap vermeldt en voor het overige verwijst naar zijn website. In beide gevallen moet het echter wel zo zijn dat de consument over voldoende informatie beschikt om een geïnformeerd besluit over de aankoop te nemen. Dit dient de nationale rechter te beoordelen op basis van de aard en de kenmerken van het product en van het commerciële medium dat door de handelaar wordt gebruikt. Dit arrest is gedeeltelijk conform het standpunt van de Nederlandse regering.

Douanerecht
Arrest van het Hof van 7 april 2011, Sony Supply Chain Solutions, zaak C-153/10 (Nederland, Hoge Raad) [link]
Deze zaak gaat over bindende tariefinlichtingen (BTI) en meer specifiek over de uitleg van artikel 12 van het Douanewetboek en artikel 10 lid 1 van de Uitvoeringsverordening 2454/93. Sony Logistics Europe (SLE) heeft in
Nederland in 2000 en 2001 douaneaangiften gedaan van Playstation 2 spelcomputers. SLE tekent bezwaar aan tegen de Nederlandse postonderverdeling van deze spelcomputers en verwijst daarbij naar een BTI die in het Verenigd Koninkrijk is toegewezen aan een verwante vennootschap (Sony Computer Entertainment Europe, SCEE).
Het Hof overweegt dat uit artikel 12 van het Douanewetboek en artikel 10, lid 1 van de Uitvoeringsverordening blijkt dat enkel de rechthebbende of de voor rekening van de rechthebbende handelende vertegenwoordiger een beroep kan doen op de BTI. SLE heeft de spelcomputers in eigen naam en voor eigen rekening ingevoerd. Hierdoor kan SLE zich niet beroepen op een BTI waarvan SCEE rechthebbende is. Wel staat het een belanghebbende vrij om een douaneheffing te bestrijden door een BTI voor dezelfde goederen uit een ander land als bewijs te overleggen. In dat geval is het aan de
nationale rechter om te bepalen of de nationale procesregels dergelijk bewijs toestaan. Deze uitspraak komt in grote lijnen overeen met het standpunt van de Nederlandse regering.

Intellectueel Eigendom
Arrest van het Hof van 12 april 2011, DHL Express France SAS, zaak C-235/09 (Frankrijk) [IEF 9546]
Chronopost is houdster van het gemeenschapsmerk en het Franse merk ‘WEBSHIPPING’ en heeft DHL Express France gedagvaard voor het gebruik maken van een gelijksoortig teken voor bepaalde diensten. De Franse rechter heeft dit gebruik aangeduid als een inbreuk op het gemeenschapsmerk en het Franse merk en heeft een verbod opgelegd met dwangsom.
Aan het Hof wordt de vraag voorgelegd of een door de nationale rechter opgelegd verbod op basis van artikel 98, lid 1 van de Gemeenschapsmerkverordening 40/94 enkel van kracht is in de lidstaat waar het verbod is uitgesproken, of dat het van rechtswege van kracht is in de gehele Unie.
Volgens het Hof beoogt de Gemeenschapsmerkverordening een unitair merkensysteem in te stellen waarbij merken eenvormige bescherming genieten en rechtsgevolgen hebben op het gehele grondgebied van de Unie. Teneinde deze eenvormige bescherming te waarborgen is een door een nationale rechtbank voor het gemeenschapsmerk opgelegd verbod in beginsel van kracht op het gehele grondgebied van de Unie. Verder oordeelt het Hof dat ook nationale dwangmaatregelen die zijn opgelegd naast een inbreukverbod rechtsgevolgen kunnen hebben in andere lidstaten. De rechterlijke instanties van de andere lidstaten dienen deze maatregelen te erkennen op basis van hoofdstuk III van Verordening 44/2001. Indien de andere lidstaten geen soortgelijke dwangmaatregelen kennen, dienen zij relevante bepalingen uit het nationale recht toe te passen om het doel van de dwangmaatregelen zoveel mogelijk te verwezenlijken. Deze uitspraak is niet in lijn met het standpunt van de Nederlandse regering.

Arrest van het Hof van 24 november 2011, Scarlet Extended, zaak C-70/10 (België) [IEF 10551]
Scarlet, een Belgische internetprovider, wordt op basis van een rechterlijk bevel gelast een filtersysteem in te voeren (1) voor alle elektronische communicatie via zijn diensten, met name door het gebruik van ‘peer-topeer’- programma’s; (2) dat zonder onderscheid op al zijn klanten wordt toegepast; (3) dat preventief werkt; (4) dat uitsluitend door hem wordt bekostigd, en (5) dat geen beperking kent in de tijd. Dit filtersysteem moet elektronische bestanden die een muzikaal, cinematografisch of audiovisueel werk bevatten waarop SABAM, een Belgische vereniging voor auteursrechthebbenden, intellectuele-eigendomsrechten bezit, identificeren en vervolgens de overbrenging van deze bestanden blokkeren. De verwijzende rechter wenst te vernemen of dit rechterlijke bevel verenigbaar is met het Unierecht, en in het bijzonder met de Elektronische Communicatierichtlijn 2000/31.
Volgens het Hof is dit niet het geval. Het Hof oordeelt dat het in te stellen filtersysteem moet worden beschouwd als vorm van algemeen toezicht door de internetprovider. De Elektronische Communicatierichtlijn verbiedt nationale autoriteiten om dergelijke maatregelen op te leggen. Bovendien is het rechterlijke bevel in casu in strijd met verschillende grondrechten. Het intellectuele-eigendomsrecht is namelijk niet absoluut. Zodoende oordeelt het Hof dat het filtersysteem een ernstige beperking vormt van de vrijheid van ondernemerschap van internetproviders. Ook kan het filtersysteem een aantasting vormen van het recht van klanten van internetproviders op bescherming van persoonsgegevens en van hun vrijheid om informatie te ontvangen of te verstrekken. Het Hof concludeert dat het rechterlijke bevel in casu niet verenigbaar is met het Unierecht. Dit is ook wat de Nederlandse regering in deze zaak heeft bepleit.

Diensten / commerciële communicatie van gereglementeerde beroepen
Arrest van het Hof van 5 april 2011, Société fiduciaire nationale d´expertise comptable, zaak C-119/09 (Frankrijk)
Deze zaak betreft de uitleg van artikel 24 van de Dienstenrichtlijn 2006/123 dat lidstaten verplicht om algehele verboden op commerciële communicatie van gereglementeerde beroepen in te trekken. De Franse gedragscode voor accountants verbiedt het actief werven van cliënten. Aan het Hof wordt gevraagd of artikel 24 van de Dienstenrichtlijn zo moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling die de beoefenaars van een gereglementeerd beroep, zoals accountants, verbiedt actief cliënten te werven.
In het licht van onder meer de bewoordingen en het doel van de Dienstenrichtlijn oordeelt het Hof dat de Uniewetgever niet alleen heeft beoogd een einde te maken aan algehele verboden met betrekking tot commerciële communicatie, maar ook aan verboden die één of meer vormen van commerciële communicatie (zoals reclame, direct marketing of sponsoring) verbieden. Vervolgens kwalificeert het Hof het actief werven van cliënten in de voorliggende gedragscode als direct marketing en derhalve als een vorm van commerciële communicatie in de zin van artikel 24. Aangezien de voorliggende gedragscode ieder actief werven van cliënten, ongeacht de vorm, inhoud of de gebruikte middelen, verhindert, is het Hof van mening dat deze gedragscode moet worden beschouwd als een algeheel verbod op commerciële communicatie in de zin van artikel 24 van de Dienstenrichtlijn en derhalve niet is toegestaan. Dit oordeel is in lijn met de Nederlandse inbreng in deze zaak.

Advies Octrooigerecht
Advies van het Hof van 8 maart 2011, 1/09 (link)
In dit door de Raad verzochte advies spreekt het Hof zich uit over de
verenigbaarheid met het Unierecht van de ontwerpovereenkomst tot oprichting van een Gerecht voor het Europees en het gemeenschapsoctrooi (hierna: Octrooigerecht).

Allereerst bevestigt het Hof dat het geen monopolie heeft op octrooirechtspraak aangezien procedures over octrooien gevoerd worden voor de nationale gerechtelijke instanties. Het Hof wijst echter wel op de autonomie van de EU-rechtsorde en het rechterlijk systeem dat daarbij hoort. De ontwerpovereenkomst voorziet namelijk dat het Octrooigerecht, dat buiten het institutionele en gerechtelijke kader van de Unie staat, prejudiciële vragen kan stellen aan het Hof wanneer de uitleg van het Unierecht in het geding is. Dit mechanisme ontneemt nationale gerechten echter de mogelijkheid om op octrooigebied prejudiciële verwijzingen aan het Hof voor te leggen en om het Unierecht toe te passen. Het Hof tekent hierbij eveneens aan dat beslissingen van het Octrooigerecht die het Unierecht zouden schenden niet het voorwerp van een niet-nakomingsprocedure zouden kunnen vormen en derhalve niet tot aansprakelijkheid van de lidstaten zouden kunnen leiden. Aldus oordeelt het Hof dat de ontwerpovereenkomst de bevoegdheden van de EU-instellingen en lidstaten die essentieel zijn voor het behoud van de aard en het recht van de Unie van karakter doet veranderen. De ontwerpovereenkomst is zodoende niet verenigbaar met het Unierecht. Deze conclusie wijkt af van het standpunt van de meerderheid van de interveniërende lidstaten, waaronder Nederland.

Lees het gehele verslag hier (pdf - 1,8 Mb)

IEF 11231

Piraterij bestrijden met mobiele telefoons en RFID-technologie

Een bijdrage van Jan Brölmann, De Vos & Partners Advocaten.

De verhandeling van illegale namaak-producten en piraterij kost de wereldeconomie jaarlijks miljarden euro’s. Ondanks de vele pogingen om piraterij te bestrijden, groeit de industrie voor namaak-artikelen echter nog steeds.

Uit het jaarrapport 2010 van de Europese Commissie (zie hier) met betrekking tot de handhaving van intellectuele eigendomsrechten blijkt dat de EU-douane in 2010 aan de buitengrenzen van de Europese Unie meer dan 103 miljoen goederen in beslag heeft genomen waarvan zij vermoedde dat deze waren nagemaakt of door piraterij waren verkregen.

Het is voor rechthebbenden van belang om voldoende aandacht te besteden aan de handhaving van hun intellectuele eigendomsrechten. Rechthebbenden krijgen zo (onder meer) de mogelijkheid om hun investeringen in de ontwikkeling van het product terug te verdienen. De bescherming van de intellectuele eigendom is daarnaast niet alleen van belang voor het bevorderen van innovatie en creativiteit, maar ook voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de verbetering van het concurrentievermogen.

De wetgever heeft reeds voorzien in diverse (civiel- en strafrechtelijke) rechtsmiddelen om intellectuele eigendomsrechten te kunnen handhaven. Naast de bestaande wettelijke middelen wordt thans gewerkt aan de ontwikkeling van een nieuw (technologisch) antipiraterij systeem dat gebruikt maakt van RFID-technologie en mobiele telefoons.

Wat is RFID
Radio Frequency Identification (RFID) is een technologie waarmee met behulp van radiogolven de unieke automatische identificatie van producten, dieren en personen op afstand mogelijk wordt gemaakt.

Kort gezegd werkt RFID als volgt. Op objecten bevestigde RFID-tags identificeren zichzelf wanneer zij een signaal opvangen van een leesapparaat (de zogenaamde ‘reader’ of ‘interrogator’) door een radiosignaal terug te sturen aan dat leesapparaat. De inhoud van het radiosignaal is de informatie die wordt opgeslagen in de chip die zich in de RFID-tag bevindt.

RFID technologie is niet nieuw. Bekende RFID-toepassing zijn (onder meer) internet bankieren, de OV-chipkaart, het nieuwe Nederlandse paspoort en anti-diefstal tags voor kleding.

RFID, NFC en anti-piracy

Uit een artikel van het Agentschap NL (zie hier) blijkt dat de Chinese overheid, producenten, universiteiten en chipsfabrikanten de handen ineen hebben geslagen om een antipiraterij-systeem te (door)ontwikkelen door gebruik te maken van RFID-technologie gecombineerd met de Near Field Communication (NFC) technologie. Met de NFC-technologie kunnen via mobiele telefoons RFID-tags worden uitgelezen. Dit nieuwe antipiraterij-systeem zal naar verwachting eerst worden toegepast in de verpakkingen van drank en sigaretten en daarna in andere sectoren, zoals de schoenenindustrie en de farmacie.

In de toekomst zouden kopers van producten dus mogelijk via hun mobiele telefoon eenvoudig kunnen controleren of er sprake is van een ‘echt’ origineel (merk)product of van namaak door de RFID-tag in het betreffende product uit te lezen met hun mobiele telefoon. De koper zou op deze manier bijvoorbeeld eveneens de productiedatum van het betreffende product kunnen controleren.

Aan het gebruik van RFID-technologie zitten wel diverse (juridische) haken en ogen. Op het gebied van privacy en (data)beveiliging is er kritiek geuit op het gebruik van de RFID-technologie. Het ongemerkt en zonder toestemming uitlezen van RFID-tags zou immers inbreuk (kunnen) maken op de privacy van de gebruiker van RFID-technologie.

Relevante wetgeving met betrekking tot RFID:
- De Wet Bescherming Persoonsgegevens;
- Regeling gebruik van frequentieruimte zonder vergunning 2008; en
- De Europese Beschikking 2006/771/EG inzake de harmonisatie van het radiospectrum voor gebruik door korteafstandsapparatuur (laatst gewijzigd 2010/368/EU).

Jan Brölmann, De Vos & Partners Advocaten
Illustratie is embedded link naar 12manage.com