IEF 22187
13 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Football Dataco/Yahoo

 
IEF 22186
13 augustus 2024
Uitspraak

In hoeverre speelt creativiteit een rol in het modellenrecht?

 
IEF 22185
13 augustus 2024
Uitspraak

eOx International c.s. en verweerders in het nauw gedreven: het hof veronderstelt onterechte ontlening aan ATSSE-mengsel

 
IEF 9935

Gebruik foto zonder toestemming rechthebbende

Rechtbank Breda 6 juli 2011, team kanton, zaaknr. 655466 CV (Van Hasselt tegen de J. en het CDA).

Met dank aan Kitty van Boven, i-ee. Auteursrecht. Gebruik foto zonder toestemming van auteursrechthebbende. Gedaagden erkennen onrechtmatig gebruik. Vordering tot betaling schadevergoeding toegewezen. Gedaagden veroordeeld in de proceskosten. Het staat Van Hasselt vrij om gemachtigde in te schakelen, deze kosten zijn redelijk en evenredig en billijkheid verzet zich niet tegen toewijzing. 

3.6 (...) De J. en het CDA voeren aan dat zij deze proceskosten echter voor rekening en risico van Van Hasselt dienen te komen, omdat hij degene is die direct een gemachtigde heeft ingeschakeld in plaats van eerst in overleg met de J. en het CDA te treden. Zij stellen verder dat als Van Hasselt zelf met hen in overleg was getreden zij wel tot een regeling waren gekomen. Het voorgaande is echter geen argument om de proceskosten af te wijzen, dan wel te matigen. Het staat Van Hasselt immers vrij om direct een gemachtigde in te schakelen. Daarbij wordt opgemerkt dat zowel de J. en het CDA na de eerste sommatiebrieven van de zijde van de gemachtigde niet hebben erkend dat er sprake was van een inbreuk op het auteursrecht en ook niet bereid waren om tot betaling van schadevergoeding over te gaan, zodat hierover verder is gecorrespondeerd.

Lees het gehele vonnis hier (pdf)

IEF 9934

HR 8 juli 2011, 10/00642 (Conclusie A-G D.W.F. Verkade inzake Mag Instrument Incorporated tegen Edco Eindhoven BV en P.P.Impex BV

HR 8 juli 2011, 10/00642 (Conclusie A-G D.W.F. Verkade inzake Mag Instrument Incorporated tegen Edco Eindhoven BV en P.P.Impex BV

Met dank aan Niels Mulder, DLA Piper. Auteursrecht. Merkenrecht. Slaafse nabootsing. In navolging van IEF 8286 en IE 3706 : Hof bepaalt dat vormmerken geen onderscheidend vermogen hebben en door inburgering niet hebben gekregen. De vorm is functioneel bepaald). Rechtspraak.nl destijds: Geen inbreuk op merkenrechten / auteursrechten op Mag-Lite zaklampen van Mag Instrument door de Alu-zaklamp van Edco. Geen onderscheidend vermogen vormmerken Mag-Lite, ook niet door inburgering. Vormen als bedoeld in artikel 2.1 lid 2 BVIE. Geen auteursrecht op grond van reciprociteitsregel van art. 2 lid 7 Berner Conventie en bewijslast. Ook geen slaafse nabootsing op grond van artikel 14 lid 8 (oud) BTMW.

In deze conclusie past A-G Verkade de concrete toetsing toe op de auteursrechtelijke elementen. Art. 2 lid 7 BC toepassen voor bescherming specifiek product in land van oorsprong. Mag Instrument moet bewijzen dat zij voor zaklampen in VS auteursrechtelijke bescherming geniet.

Betreft de merkenrechtelijke vordering vindt de A-G het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk, fraaiheid vormafwijkingen bepalen in belangrijke mate marktwaarde en/of vormafwijkingen zijn functioneel.

Betreft de slaafse nabootsing stelt A-G voor om vragen te stellen aan Benelux-Gerechtshof over bedoelde handelingen art. IV Protocol wijziging BTMW: omvat dit ook handelingen waartegen niet verzet kon worden krachtens toenmalige art. 14 lid 8 BTMW. 

4.54 De aan het Benelux-Gerechtshof te stellen vragen zouden kunnen luiden:
1. Dient artikel IV van het Protocol houdende wijziging van de Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen van Brussel, 20 juni 2002, aldus uitgelegd te worden daat onder de aldaar bedoelde handelingen in de zin van artikel 14 lid 1 (oud) BTMW (thans: artikel 3.16 lid 1 BVIE), verricht door degene die daarmee vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit Protocol was begonnen, en waartegen de belanghebbende zich niet kon verzetten krachtens de tekst van artikel 14 zoals deze luidde vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit Protocol, mede omvat handelingen waartegen de belanghebbende zich niet kon verzetten krachtens het toenmalige lid 8 van voormeld artikel 14?
2. Indien vraag 1 ontkennend beantwoord wordt, moet dan een regel van (ongeschreven) overgangsrecht aanvaard worden, met eenzelfde effect als in vraag 1 bedoeld?
3. Indien vraag 1 en 2 ontkennend beantwoord worden, welke (andere) regel van (ongeschreven) overgangsrecht moet dan gelden vóór het optreden op grond van de wettelijke bepalingen inzake de bestrijding van ongeoorloofde mededinging, indien het gaat om handelingen in de zin van artikel 14 lid 8 BTMW (oud), waartegen ingevolge die bepaling zodanig optreden niet mogelijk was, indien met deze handelingen vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit Protocol is begonnen?

Lees de gehele conclusie hier (pdf)

IEF 9933

Commentaar Dirk Visser op HvJ EU C-324/09 (l'Oréal - eBay)

Met dank aan Dirk Visser, Universiteit Leiden, Klos Morel Vos & Schaap. Commentaar op HvJ EU 12 juli 2011, zaak C-324/09 (l'Oréal e.a. tegen eBay). O.a. ter voorbereiding van het Seminar Trademark use in the online market place: L'Oreal v. eBay op 14 juli van 14.00  tot 16.15 uur op de Vrije Universiteit Amsterdam (gratis entree), sprekers: Prof. dr. M.R.F. Senftleben, Prof. mr. D.J.G. Visser, Prof. mr. Ch. Gielen, Prof. M. Barrett, Mr. A. Tsoutsanis, zie voor het programma IEF 9879.

"Dear friends and colleagues,
Today, 12 July 2011, the ECJ rendered its long awaited judgement in the L’Oréal v. eBay case and we will probably all be studying it over the next few days, weeks or months. The ECJ published a press release and there will probably some coverage in the popular press as well.
I would like to share my first impressions with you and I am curious to learn yours.
The case is, as you probably all know, about the liability of eBay for the sale by third parties of perfumes, which have not been brought on the market in the EU by the trademark owners, over eBay’s online auction platform, and the liability of eBay for the advertising through Google Adwords and otherwise for such sales.
In the course of trade
As far as I am concerned the first new and interesting bit can be found in par. 55:
“Accordingly, when an individual sells a product bearing a trade mark through an online marketplace and the transaction does not take place in the context of a commercial activity, the proprietor of the trademark cannot rely on his exclusive right as expressed in Article 5 of Directive 89/104 and Article 9 of Regulation No 40/94. If, however, owing to their volume, their frequency or other characteristics, the sales made on such a marketplace go beyond the realms of a private activity, the seller will be acting ‘in the course of trade’ within the meaning of those provisions”. "

Lees het gehele commentaar hier (pdf)

IEF 9932

Aansprakelijkheid beheerder elektronische marktplaats

HvJ EU 12 juli 2011, zaak C-324/09 (l'Oréal e.a. tegen eBay) 

Eerst even voor jezelf lezen. Prejudiciële vragen High Court of Justice (England and Wales).

Merkenrecht. Aansprakelijkheid beheerder van elektronische marktplaats betreft de door gebruikers gepleegde inbreuken op merkrechten.  En het bevel te gelasten om doeltreffende maatregelen te treffen om niet alleen inbreuken die met behulp van die marktplaats worden gepleegd te beëindigen, maar ook om nieuwe inbreuk te voorkomen.

Beoordeling door nationale rechter. Beheerder elektronische marktplaats heeft actieve rol wanneer hij helpt bij optimaliseren van wijze van online vertoning of promotie van aanbiedingen. Dan geen beroep op vrijstelling aansprakelijkheid. Ook niet indien hij had moeten vaststellen dat verkoopaanbiedingen onwettig waren en niet gehandeld heeft om gegevens te verwijderen of toegang te blokkeren. Nationale rechter kan beheerder gelasten maatregelen te treffen tot beeïndiging en voorkomen van merkinbreuk. Bevelen moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en geen belemmering zijn voor legitiem handelsverkeer.

Reminder: 14 juli 2011, 14.00 - 16.15 uur op de VU: Seminar Trademark use in the online market place: L'Oreal v. eBay. Zie eerder bericht IEF 9879

Lees eerdere berichten over deze zaak hier: IEF 9275 en IEF 9277.

Lees het gehele arrest hier (pdf).

IEF 9931

Randstadrail is naamaanduiding

RCC 21 juni 2011, Dossiernrs. 2011/00399 en 2011/00399-I (RandstadRail)

Parallele publicatie reclameboek.nl (RB 1029). Handelsnaamrecht. Vermelding RandstadRail op treinen van RET en HTM en op perrons. Klager stelt dat door deze aanduiding ten onrechte de indruk wordt gewekt dat er sprake is van 1 bedrijf, m.n bij presentatie OV chiplezers. Verweerder stelt dat naamsvermelding op voertuigen geen reclame is in de zin van art. 1 NRC, maar een feitelijke aanduiding, welke verplicht is door de Stadsregio's. OV chipsystemen van RET en HTM zijn gescheiden en klager kan het teveel betaalde bedrag gerestitueerd krijgen.
Commissie oordeelt dat de vermelding "RandstadRail" een aanduiding is van de geëxploiteerde lijnen en geen aanprijzing inhoudt. Daarom geen sprake van reclame (art. 1 NRC). Wijst klacht af.

De Commissie begrijpt uit het verweer dat HTM en RET ingevolge een opdracht van respectievelijk Stadgewest Haaglanden en Stadsregio Rotterdam verplicht zijn om enkele tram- en metrolijnen te exploiteren onder de naam “RandstadRail”. Naar het oordeel van de Commissie moet de vermelding “RandstadRail”, zoals deze voorkomt op de bij de klacht overgelegde foto’s van voertuigen en perrons, worden gezien als aanduiding van de naam waaronder bedoelde lijnen worden geëxploiteerd, zonder dat daarin een aanprijzing is gelegen.

Lees de gehele uitspraak 2011/00399 hier (link /pdf)

Lees de gehele uitspraak 2011/00399-I hier (link / pdf)

Regeling: NRC art. 1

IEF 9926

Know how, goodwill en publiciteits- en reclamewaarde

Rechtbank Arnhem 29 juni 2011, LJN BR0780 (Stichting Ronde van Nederland en International Cycling Sports ORganisations B.V. tegen Eneco c.s.)

Als randvermelding. Know how, goodwill en publiciteits- en reclamewaarde. Licentiecontract. Stukgelopen samenwerking.

Rechtspraak.nl Geschil met betrekking tot de wielerronde Eneco Tour (Benelux Toer). Hoofdsponsor Eneco heeft in strjid gehandeld met hetgeen haar volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Toe-eigening door Eneco van de in de loop der jaren door de stichting Ronde van Nederland opgebouwde infrastructuur van de ronde van Nederland alsmede de door de stichting opgebouwde kennis, zonder daarvoor een vergoeding aan de stichting te willen betalen. Vraag of Eneco en enkele Belgische vennootschappen als gevolg van een kort gedingvonnis dwangsommen hebben verbeurd wordt ontkennend beantwoord. Volgt verwijzing naar schadestaatprocedure.

4.23.  Aan hetgeen hiervoor onder 4.19 tot en met 4.22 is overwogen, in onderling verband en samenhang bezien, verbindt de rechtbank de gevolgtrekking dat Eneco in strijd heeft gehandeld met hetgeen haar volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Eneco heeft na een jarenlange samenwerking met de stichting in zowel de Ronde van Nederland als daarna in de Benelux Tour in 2008 buiten de stichting en ICSO om een ProTour licentie aangevraagd en verkregen voor het organiseren van een nieuwe editie van de Benelux Tour, waarin de Ronde van Nederland - die door de stichting sinds circa dertig jaar werd georganiseerd - vanaf 2005 was geïntegreerd. Zij heeft vervolgens bij het organiseren van de Benelux Tour 2009 gebruik gemaakt van de met name door de stichting in de loop der jaren opgebouwde infrastructuur van de Ronde van Nederland, bestaande uit relaties en contacten van de stichting, alsmede de door de stichting opgebouwde kennis, waarbij moet worden aangenomen dat deze infrastructuur ook een bepaalde waarde vertegenwoordigt. Eneco heeft voor (het gebruik van) deze infrastructuur geen enkele vergoeding aan de stichting/ICSO willen betalen. Hierbij verdient nog opmerking dat op zichzelf weliswaar juist is de stelling van Eneco, dat voor de stichting en ICSO niets eraan in de weg staat in week 34 van elk kalenderjaar naast de Benelux Tour ook een Ronde van Nederland te organiseren, maar daarmee miskent Eneco dat het voor de stichting en ICSO feitelijk onmogelijk zal zijn een dergelijke ronde te realiseren, als zij niet over de daarbij behorende infrastructuur kan beschikken, nog daargelaten of het reëel is te veronderstellen of aan een dergelijke ronde nog behoefte bestaat naast de Benelux Tour, waarin de oude Ronde van Nederland is geïncorporeerd. Eneco heeft derhalve onrechtmatig gehandeld jegens de stichting en ICSO.

Enkele artikelen van de licentieovereenkomst:

Artikel 1  Eigendom van de licentie
De licentie is voor 50% eigendom van ieder der in deze overeenkomst betrokken partijen.

Artikel 2  Overdraagbaarheid van het eigendom van de licentie
Het eigendom van de licentie is door de partijen, noch geheel, noch gedeeltelijk overdraagbaar zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de wederpartij.

Artikel 3  Ondeelbaarheid 
Het 50% eigendomsrecht van ieder der partijen is op geen enkele wijze deelbaar.

Artikel 4  Gebruik van de licentie
Het gebruik van de licentie wordt exclusief toegestaan aan een V.O.F. die wordt opgericht ten behoeve van de organisatie van het evenement waarvoor de licentie is bedoeld. Deze V.O.F. zal voor 50% eigendom zijn van Octagon CIS die hiertoe een overeenkomst heeft afgesloten met BRRC vzw, en voor 50% eigendom zijn van een door de Stichting Ronde van Nederland op te richten rechtspersoon.

Artikel 5 Verlenging van de licentie
De licentie zoals omschreven in de considerans heeft een geldigheidduur van vier jaren. Partijen zullen na deze periode opnieuw uitsluitend gezamenlijk een licentieaanvraag doen m.b.t. het onderhavige evenement, waarbij deze overeenkomst voor de periode waarvoor de nieuwe licentie wordt verleend zal worden verlengd.

Artikel 6  Bijzondere bepaling bij beëindiging van de overeenkomst
Indien Octagon CIS haar activiteiten binnen de V.O.F. staakt, of BRRC vzw deze overeenkomst wil beëindigen vervalt het eigendomsrecht op haar deel van de licentie aan de KBWB (Koninklijke Belgische Wielrijdersbond …).

IEF 9922

Ik zet in op een privaat systeem

Staatssecretaris Bleeker (EL&I) informeert de Tweede Kamer over de uitvoering van de motie over streekproducten van Jacobi en Braakhuis (Kamerstukken II 2010/11, 32 500 XIII, nr. 80) en de motie van Koopmans en Wiegman-van Meppelen Scheppink (Kamerstukken II 2010/11, 32 500 XIII, nr. 99).

Over streekproducten, geografische indicaties en beschermde oorsprongbenamingen van en keurmekren voor landbouwproducten en levensmiddelen.

Partijen hebben aangegeven dat er, met name bij de vermarkting van streekproducten, behoefte is aan duidelijkheid over het begrip ‘streekproducten’. Dit is vooral van belang om eerlijk te kunnen communiceren aan consumenten. Tegelijkertijd is er bij private partijen behoefte aan ruimte voor een eigen invulling van het begrip streekproducten. Deze behoefte bevestigt dat dit een onderwerp is dat zich ervoor leent om vanuit de sector te worden opgepakt.

Ik zet in op een privaat systeem omdat regulering van overheidswege zou botsen met het Europese systeem voor de bescherming van landbouwproducten en levensmiddelen die hun kenmerken of faam ontlenen aan hun herkomst. Dergelijke producten kunnen op Europees niveau worden geregistreerd als beschermde geografische aanduiding of beschermde oorsprongsbenaming. Voor niet-streekgebonden, ambachtelijke producten kan via de Europese regelgeving inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten bescherming worden verkregen.

Voor producenten van streekproducten blijkt de informatievoorziening over de verschillende mogelijkheden van bescherming van streekproducten en de meerwaarde daarvan versnipperd en onoverzichtelijk. Om de informatievoorziening beter te stroomlijnen zien de producentenorganisaties meerwaarde in een loketfunctie (‘het streekproductenloket’). Vanuit een transparant en toegankelijk loket kan informatie worden verstrekt aan bestaande en nieuwe producenten over de bescherming van streekproducten. Daarnaast kan het loket een rol spelen in de borging van de kennisuitwisseling tussen de verschillende stakeholders.

Het loket moet een objectief overzicht geven van de verschillende keurmerken die in de markt bestaan voor streekproducten en de beschermingsniveaus die zij bieden. Zowel bestaande keurmerkgebruikers als potentiële keurmerkgebruikers blijken behoefte te hebben aan informatie over de bestaande mogelijkheden voor
bescherming.

Het loket verschaft informatie over het privaatrechtelijke systeem van SPN, het Europese systeem voor beschermde geografische aanduidingen, beschermde oorsprongsbenamingen en gegarandeerde traditionele specialiteiten en regionale en andere keurmerken voor streekproducten. De informatievoorziening van het loket heeft als doel zowel producenten van gegarandeerde streekproducten als van overige streekproducten te helpen hun weg in de keten beter te vinden. Producenten van streekproducten kunnen met hun vragen bij het streekproductenloket terecht. Het loket biedt informatie over en brengt belanghebbenden in contact met bestaande keurmerken en -initiatieven die bij het loket
bekend zijn.

IEF 9930

Auteursrecht op broncode

Rechtbank 's-Gravenhage 11 juli 2011, KG ZA 11-599 (VG Beheer en Benefits-Plaza B.V. tegen eBenefits B.V.) 

Parallele publicatie itenrecht.nl (IT 437). Software. Auteursrecht. Overdracht eigendom en broncode bij niet voldoen aan betalingsverplichting door eBenefits. Nu eBenefits software ter beschikking blijft stellen op eigen website is er sprake van inbreuk op auteursrecht. Krijgt daarom verbod op verveelvoudigen en openbaarmaken software. Opgave van gegevens ook toegewezen. Spoedeisend belang voor VGB want voortdurende inbreuk. Betaling dwangsom bij gehele of gedeeltelijke overtreding. In reconventie worden beslagen opgeheven mits eBenefits bankgarantie van € 50.000,00 afgeeft.

4.2. De voorzieningenrechter overweegt dat, gelet op de aard en inhoud van de overeenkomst van overdracht en de gekozen bewoordingen, met name de in artikel 1 opgenomen zin “De overdracht omvat alle rechten die van rechtswege zijn ontstaan op de broncodes, waaronder het recht op verveelvoudiging en openbaarmaking van de broncodes” evident is dat zowel RBH als eBenefits met de overeenkomst beoogden het
auteursrecht op de Software aan RBH over te dragen. Dat eBenefits de ingrijpende consequenties van die overdracht voor haar bedrijfsvoering mogelijk niet ten volle heeft ingezien, maakt dat niet anders. Dat die overdracht een tijdelijk karakter zou hebben, blijkt – zoals eBenefits ter zitting ook heeft erkend op vragen van de voorzieningenrechter – niet uit de tekst van de overeenkomst, en is overigens ook niet relevant omdat gesteld noch gebleken is dat eBenefits het auteursrecht heeft teruggekocht. [VG Beheer] heeft de auteursrechten dus geleverd gekregen van een beschikkingsbevoegde partij en is daarmee naar voorlopig oordeel op dit moment de rechthebbende op de Software.

IEF 9929

Verhuisbericht i-ee

Per 1 augustus gaat i-ee. verhuizen vanuit de binnenstad van Amsterdam naar een groter kantoor op een beter bereikbare locatie met voldoende gratis parkeergelegenheid voor de deur. Het kantoor bestaat naast advocaat Kitty van Boven uit jurist Kim Zuijderwijk en merken- en modellengemachtigde Anne Marie Wöltgens. i-ee. is gespecialiseerd in intellectueel eigendomsrecht met een focus op auteurs- en portretrecht en merken- en modellenrecht.

De nieuwe adresgegevens zijn:
Anna van Renesseplein 8
1911 KN Uitgeest
T 0251 - 3260 37
F 0251 - 3260 47
Mobiele telefoonnummers en e-mailadressen blijven ongewijzigd.

IEF 9928

Kamervragen II 2010.11 vraagnr. 2011Z15303 (functioneren Buma/Stemra)

Vragen van het lid Verhoeven (D66) aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het functioneren van Buma/Stemra (ingezonden 8 juli 2011).

1. Heeft u kennisgenomen van de artikelen in de Volkskrant over Buma/Stemra?1 2 3 4 5 6 7 8 Wat is uw reactie op de verschillende artikelen?

2. Klopt het dat Buma via haar wettelijke taak rond openbaarmaking een monopoliepositie heeft waardoor muzikanten die rechten willen innen geen keuze hebben dan gebruik te maken van de diensten van Buma/Stemra? 

3. Wat vindt u van het functioneren van Buma/Stemra? 

4. Wat is uw mening over de bestuursstructuur van Buma/Stemra? Wat vindt u van de signalen dat de directeur op te grote afstand staat van de bestuursleden en dat de bestuursleden en de raad van toezicht over weinig controle instrumenten beschikken? 

5. Bent u van mening dat de belangen van componisten en tekstschrijvers op dit moment door Buma/Stemra op een goede manier behartigd worden? 

6. Zo nee, bent u bereid actie te ondernemen gezien het feit dat hier een wettelijke taak vervuld wordt? Kunt u op korte termijn de governance van Buma/Stemra doorlichten en de Kamer over de uitkomsten van deze doorlichting voor het einde van 2011 informeren? 

7. Wat vindt u van een tijdelijke ondercuratelestelling totdat er orde op zake is gesteld zoals bijvoorbeeld bij het CBR gebeurd is?

Lees de kamervragen hier (link)