IEF 22202
23 augustus 2024
Artikel

Entertainment & Recht op 4 september

 
IEF 22201
22 augustus 2024
Uitspraak

Beroep op uitputting mislukt: verkoop van inbreukmakende (namaak)sjaals moet worden gestaakt

 
IEF 22196
22 augustus 2024
Uitspraak

Orchid Gardens maakt geen inbreuk op de octrooirechten van HE Licenties

 
IEF 9775

Lezers(prijs)vraag

Voor bij de vrijdagmiddagborrel: lezers(prijs)vraag. Uw reactie stuurt u in door op het multiple-choice antwoord van uw keuze te klikken. Reageren is helaas niet meer mogelijk 

“De achterzijde van de slip van Marlies Dekkers kenmerkt zich doordat er een driehoekige uitsparing is gemaakt, waardoor een deel van de bovenkant van de billen zichtbaar is. Deze driehoek wordt doorsneden door gekruiste bandjes. Sapph heeft geen slipjes overgelegd van eerdere makelij waarin eenzelfde of vergelijkbare uitsparing in de slip is aangebracht. Gelet op het feit dat een openwerking van een slip op meerdere manieren kan plaatsvinden, moet de wijze waarop Marlies Dekkers dat heeft gedaan als oorspronkelijk worden aangemerkt. Dit element van de slip komt dan ook als intellectuele schepping voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking”.

Aldus overweging 4.50 van Rechtbank Utrecht 25 mei 2011, LJN BQ5277, IEF 9700, HA ZA 08-1438 (MD Group B.V. tegen Underlines B.V.) En wat vindt u hier van? Lees verder voor optie en ingestuurde antwoorden:

A) Deze redenering is een goed voorbeeld van de vuistregel “het kan anders, dus het is auteursrechtelijk beschermd”. Dat is een vuistregel die rechtens juist is.
B) Deze redenering is een goed voorbeeld van de vuistregel “het kan anders, dus het is auteursrechtelijk beschermd”. Dat is een vuistregel die niet bestaat, althans rechtens onjuist is.
C) Het onderscheidende kenmerk van de bewuste slip is opzettelijke gekopieerd, dus is er sprake van auteursrechtinbreuk.
D) Opengewerkte slips waarbij ‘een deel van de bovenkant van de billen zichtbaar is’ zijn in strijd met de openbare orde en goede zeden en verdienen daarom geen auteursrechtelijke bescherming.
E) Anders, namelijk …

Geïnspireerd? Heeft u zelf een leuke vraag? redactie@ie-forum.nl

Antwoord

17 juni 2011 Uit de gemotiveerde reacties zijn de volgende twee geselecteerd voor publicatie:

Met dank aan Bert-Jan van den Akker, Dijkstra Voermans Advocatuur & Notariaat. Antwoord E) Anders, namelijk...

Dit is een zeer onwenselijke redenering. Hiermee trekt de rechtbank m.i. een te grote (onder)broek aan, door een soort resultaatgerichte leer in het auteursrecht te introduceren. Dit is onwenselijk. Niet eens zozeer vanwege de keuze voor de resultaatgerichte leer op zich, maar wel door de keuze om het EOK + PS criterium met behulp van deze leer in te vullen. Door kort gezegd te overwegen dat als iets op meerdere manieren kan worden uitgevoerd, voldaan is aan het criterium voor auteursrechtelijke bescherming (ongeacht of het werk technisch bepaald is, dan wel (on)voldoende oorspronkelijk is), is het hek van de auteursrechtelijke dam. Immers indien deze redenering wordt nagevolgd, is alles onder het auteursrecht te beschermen. Ieder werk is immers wel op meerdere manieren uit te voeren. Het was dan ook beter geweest indien de rechtbank bij deze overweging zich iets meer had gericht op de uitwerking van het auteursrechtcriterium in plaats van de openwerking van de slips.

Met dank aan Michiel Coops, hetmediarecht.nl Antwoord E) Anders, namelijk ...

Bij deze vraag heb ik mij, zoals gevraagd, sec geconcentreerd op de geciteerde rechtsoverweging. Antwoord C gaat daarom niet op aangezien uit de rechtsoverweging niet volgt dat de slip is gekopieerd, alleen dat er auteursrecht op zou rusten. Antwoord A is onjuist omdat de uit de rechtsoverweging voortvloeiende redenering geen vuistregel is (in het auteursrecht). Antwoord B is daarom ook grotendeels incorrect, gezien het feit dat dit geen vuistregel is en bovendien rechtens onjuist is (niet althans). Antwoord D is onjuist omdat uit de rechtsoverweging volgt dat er juist wel auteursrecht rust op (dit element van) de slip.

Daarom heb ik voor antwoord E gekozen. (..) wat vindt u hiervan?

Kort door de bocht.
ALGEMEEN
Een werk in de zin van de auteurswet is een werk van letterkunde, wetenschap of kunst (art. 1 Aw). Uit Van Dale/Romme volgt dat, wil een werk in aanmerking komen voor auteursrechtelijke bescherming vereist is dat het een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt.  Dat het voortbrengsel een eigen, oorspronkelijk karakter moet bezitten, houdt, kort gezegd, in dat de vorm niet ontleend mag zijn aan die van een ander werk (vgl. art. 13 Aw). De persoonlijke stempel zit hem in het gegeven dat er sprake moet zijn van een vorm die het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes die het voortbrengsel vormen van de menselijke geest (Endstra).

TOEGESPITST OP CASUS
Uit het eerste deel van de geciteerde rechtsoverweging komt naar voren dat het werk niet ontleend is aan een ander werk (oorspronkelijk), vgl. Sapph heeft geen slipjes overgelegd van eerdere makelij waarin eenzelfde of vergelijkbare uitsparing in de slip is aangebracht. Uit het tweede deel van de geciteerde rechtsoverweging volgt dat het werk een eigen karakter bezit, omdat het op verschillende manier gemaakt kan worden is er volgens de rechter sprake van een creatief gemaakte keuze, vgl. Gelet op het feit dat een openwerking van een slip op meerdere manieren kan plaatsvinden.

De rechter schuift dus twee verschillend gestelde feiten onder een noemer, terwijl zij in weze twee elementen om van een auteursrechtelijk beschermd werk te kunnen spreken bespreekt. Bovendien is het gegeven dat een werk op verschillende manieren gemaakt kan worden onvoldoende om te spreken van creatief, nu de slip met die redenering ook voor stijlbescherming in aanmerking zou kunnen komen waardoor het auteursrecht niet op gaat (vgl. Van Gelder/ Van Rijn). Zie IEF 8690 (Room Seven/Blokker) voor een beter gemotiveerd vonnis waar stijlbescherming nadrukkelijk door de voorzieningenrechter van de hand wordt gewezen (r.o. 4.7).

Bovenstaande reacties zijn beloond met een recente boekpublicatie van deLex

IEF 9774

Van onbepaalde waarde

Rechtbank Haarlem 8 juni 2011, HA ZA 11-319 (Masterfile tegen V h.o.d.n. Eyeforyou)

Met dank aan Sesanne Leeuwenburg, Intellectueel Eigendom Advocaten

Voor de volledigheid. Auteursrecht. Bevoegdheidsincident inzake het gebruik van stockfoto's door een websitebouwer. In de hoofdzaak is er sprake van een vordering van 'onbepaalde waarde' ex artikel 93 aanhef en onder b Rv. De kantonrechter is daarom niet bevoegd. Proceskosten voor gedaagde €452,-. Beveelt comparitie van partijen in de zaak en aanwezigheid in persoon en dat Masterfile dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is.

2.3. De rechtbank overweegt als volgt. Masterfile vordert in de hoofdzaak, naast betaling van een bedrag van EUR 4.760,00 vermeerderd met de rente daarover, staking van iedere inbreuk op haar auteursrechten onder verbeurte van een dwangsom. Deze vordering tot staking van inbreuk op auteursrechten is een vordering van onbepaalde waarde als bedoeld in artikel 93, onder aanhef en sub b, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit artikel bepaalt dat zaken betreffende vorderingen van onbepaalde waarde alleen door de kantonrechter worden behandeld indien er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan EUR 5.000,00. De rechtbank is van oordeel dat hiervan geen sprake is: er zijn geen duidelijke aanwijzingen dat de vordering tot staking van iedere inbreuk op de auteursrechten van Masterfile, onder verbeurte van een dwangsom, geen hogere waarde vertegenwoordigt dan EUR 5.000,00. Dit leidt ertoe de kantonrechter niet bevoegd is om de onderhavige zaak te behandelen en te beslissen. De incidentele vordering zal gelet op het voorgaande worden afgewezen.

2.4. V. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

4.4. (...) dat Masterfile dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen.

Lees het vonnis hier (pdf)
art. 93 Rv

IEF 9773

Toen niet (kunnen) toepassen

Rechtbank 's-Gravenhage 8 juni 2011, HA ZA 06-3383 ([A] & [B] h.o.d.n. KORO Ontwikkelings- en Handelsonderneming tegen Gebr. Kraaijveld B.V. c.s.)

In navolging van IEF 1669.

Octrooirecht. Merkenrecht. Slaafse nabootsing. Stukgelopen samenwerking over gras (sport)veldonderhoudsmachines Top drain, Recycling Dresser en Field Topmaker. Bodemprocedure. Octrooi: geen nawerkbaarheidsberoep gehonoreerd, Geen opeising van octrooirecht, geen sprake van voorgebruik, inbreuk op octrooi, merkenrechtinbreuk met grensoverschrijdend verbod toegewezen, Slaafse nabootsing voor twee machines, art. 1019h Rv anticiperend toegepast gelet op de verstreken implementatietermijn (4.38)

Octrooi 1018565. Uitgebreide bespreking: wordt geldig geacht. Geen opeising door gedaagde. Geen voorgebruik omdat claim niet kon toepassen. Directe Inbreuk.
4.13. Vast staat dat in 2005 in Nantes een field topmaker is getoond voorzien van steunplaten met daarop gelijktijdig gemonteerd frees- en verticuteermessen. Dat gelijktijdige montage niet zou werken vanwege de kap, zoals GKB cs stelt, wordt gelogenstraft door de afbeelding op haar eigen site; de verticuteermessen in gemonteerde staat blijven in combinatie met de freesmessen onder de kap.

Merken. "Machinenamenmerken" niet beschrijvend. Grensoverschrijdend verbod woord/beeldmerken

4.22. Niet is bestreden dat GKB cs na de beëindiging van de samenwerking gedurende zekere tijd is doorgegaan met het op de markt brengen van dezelfde machines met hantering van dezelfde merken als voorheen (woord- en woordbeeldmerken KORO en de machinenamenmerken). Nu zij bovendien geen merkinbreuk erkent en evenmin onvoorwaardelijk toezegt dat in de toekomst te zullen laten, behoudt Koro belang bij toewijzing van een merkinbreukverbod als in het dictum verwoord.

Slaafse nabootsing. Wijziging op groot aantal punten field topmaker. Wel Topdrain en recycling dresser slaafs nagebootst. 4.27. De inhoudelijke verweren tegen slaafse nabootsing van GKB cs komen erop neer dat niet Koro, maar GKB moet worden aangemerkt als degene die oorspronkelijk de drie machines heeft ontwikkeld, geproduceerd en op de markt gebracht en Koro dat niet heeft gedaan, zodat Koro ook geen schade zou hebben kunnen lijden. Dat wordt mede blijkens het vorenoverwogene verworpen; GKB produceerde in het kader van de samenwerking van partijen slechts voor Koro.

Proceskosten 4.38. Als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij in conventie en in reconventie zal GKB cs worden veroordeeld in de proceskosten. Deze procedure is aangevangen na het verstrijken van de implementatietermijn voor de Handhavingsrichtlijn (29 april 2006), maar voorafgaand aan inwerkingtreding van titel 15 van boek 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (1 mei 2007). Ter zake van de toe te kennen proceskostenveroordeling zal art. 1019h Rv anticiperend worden toegepast gelet op de verstreken implementatietermijn. De hoogte van de zijdens Koro verantwoorde kosten dienaangaande is door GKB cs niet bestreden. Nu geen verdeling over conventie en reconventie is gemaakt door Koro in haar verantwoording en deze geheel met elkaar samenhangen, zal de rechtbank deze bij helfte aan de conventie en reconventie toedelen.

Lees de uitspraak hier (pdf)

IEF 9772

Iets te maken hebben met

Rechtbank ’s-Gravenhage 8 juni 2011, HA ZA 09-383 (Ad Hoc Data B.V. (AHD) tegen Kantoor voor Klantenservice B.V. en X)

Vergelijk: IEF 8585 en 5432. Databankrecht. Bodemprocedure in eerder ex parte verbod gebruik van databankgegevens voor acquisitiefrauduleuze "KvK-website" (IEF 8951). Databank van AHD wordt door KvK via internet beschikbaar gesteld. Domeinnaam is niet van gedaagden. Volledige of overheersende zeggenschap kan niet worden vastgesteld,

4.5. Dat is door AHD weliswaar deels onaannemelijk gemaakt door de onbestreden en onderbouwde stellingen omtrent de opdrachten c.a. rond de verzending/recall door Sandd in het kader van de acquisitiefraude, maar daaruit kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat X volledige of overheersende zeggenschap heeft over de Belgische vennootschap en al helemaal niet dat dat het geval zou zijn met betrekking tot de Engelse vennootschap. KvK cs heeft gelijk met haar verweer dat de betreffende stellingen van AHD neerkomen op speculatie. Het had bijvoorbeeld op de weg van AHD gelegen om middels handelsregisteruittreksels of andere documentatie dergelijke zeggenschap van X over deze vennootschappen aan te tonen, hetgeen zij heeft nagelaten. Alleen al daarom kan niet wor-den geoordeeld dat KvK cs onrechtmatig hebben gehandeld in vorenbedoelde zin (door misbruik te maken van identiteitsverschil van rechtspersonen) jegens AHD.

4.6. Daarmee faalt de grondslag voor de vorderingen. Zodoende kan immers niet worden vastgesteld of KvK cs misbruik maakt van identiteitsverschil van rechtspersonen en op grond daarvan aansprakelijk is te houden voor het publiceren van gegevens afkomstig uit databanken van AHD, hetgeen alsdan neer zou komen op schending van databankrecht door KvK cs.

Lees de uitspraak hier (pdf)

IEF 9771

Jurisprudentiebijeenkomst Merken- en Modelrecht

Holiday Inn (station Amsterdam RAI), donderdag 30 juni 2011 van 15.00 tot 18.30 uur, volledige uitnodiging hier

In het afgelopen jaar zijn er heel wat interessante uitspraken gewezen rondom het merken- en modelrecht (vaak ondersteund met auteursrechtelijke claims).

Op donderdag 30 juni van 15.00 - 18.30 organiseert uitgeverij deLex een jurisprudentiebijeenkomst in Holiday Day Inn, nabij Station Amsterdam RAI.

Tijdens deze bijeenkomst zullen  Joris van Manen (Hoyng Monegier LLP) , Paul Reeskamp (Klos Morel Vos & Schaap) en Christien Wildeman (Kennedy Van der Laan) belangrijke en actuele jurisprudentie de revue laten passeren, waarbij zowel merkenrecht, als modelrecht als procesrechtelijke aspecten aan bod komen. In slechts 3 uur bent u volledig op de hoogte over de actuele ontwikkelingen in de rechtspraak.

Uitspraken die onder meer aan de orde komen, zijn Blue flame/ Gas King, Pink Ribbon, Tempur, DHL/ Chronopost (HvJ en Conclusie), maar ook conclusies van Kokott in Frisdranken industrie/Red Bull en Viking gas/ Kosan gas. Ook MagLite, HansGrohe/Tiger en BMW/Rolls Royce komen aan bod.

Tot slot zullen de sprekers plaatsnemen in een panel en de discussie aan willen gaan met het publiek rondom de gewezen ”Darfurnica-zaak”.

Kosten
Deelname € 295,- per persoon (excl. BTW).
Sponsors van onze communities krijgen 10% korting

Er zijn 3 PO-punten toegekend door de Orde van Advocaten

Hier aanmelden

IEF 9770

Vernietiging van de gedemonteerde meubels

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 9 juni 2011, KG ZA 11-462 (New Trend Trading Company B.V. & De Bats BNA Architecten tegen Boretti B.V.)

Auteursrecht. Merkenrecht. Stukgelopen samenwerking. Na beëindiging van de samenwerking, biedt Boretti (inbouwgasfornuizen) twee eigen tuinkeukenmeubels aan, tevens middels eigen website. Uit de onthoudingsverklaring:

Boretti erkent dat de tuinkeukens “Cucina Giardino” en “Lavello Cucina” inbreuk maken op de auteursrechten van De Bats en dat het in de handel brengen daarvan onrechtmatig is jegens NTTC als licentiehouder en De Bats als auteursrechthebbende;

Boretti zegt toe zich in de toekomst te onthouden van het in de handel brengen van de tuinkeukens “Cucina Giardino” en “Lavello Cucina”, die inbreuk maken op de auteursrechten van De Bats en licentierechten van NTTC

 In conventie: Geen beroep meer op niet-geregistreerde Gemeenschapsmodelrechten vanwege verstrijken van beschermingsduur. Gevorderd inbreukverbod. Vorderingen afgewezen, ten eerste een belang gelet op is er geen belang vanwege de getekende onthoudingsverklaring met boetebeding, "feit dat niet aannemelijk is gemaakt dat Boretti deze meubels opnieuw in het verkeer dreigt te brengen" . Ten tweede zijn "hun auteursrechten uitgeput omdat het hier gaat om (weder)verkoop van door hen zelf in het verkeer gebrachte keukens" (r.o. 4.4) en tot slot dat "naar voorlopig oordeel geen sprake is van inbreuk, nu deze meubels een andere totaalindruk wekken" (.r.o. 4.5).

Geen slaafse nabootsing, geen rectificatie en geen belang bij vernietigen gedemonteerde meubels.

In reconventie: vorderingen worden toegewezen. Niet betwist: gebruik van auteursrechtelijk beschermde foto´s op de site en daarbij dat aanduiding "Luxius M-System" merkinbreuk is op het woordmerk "M-SYSTEM", dit valt niet onder de getekende onthoudingsverklaring. Naar voorlopig oordeel is de vermelding “te combineren met Boretti M-System elementen” niet onrechtmatig (r.o. 4.12) . In het vonnis staan de meer afbeeldingen. Proceskostenveroordeling ex 1019h Rv proceskosten voor eiser (€15.000,-).

niet-geregistreerd Gemeenschapsmodel 4.2. Ter zitting hebben NTT en De Bats te kennen gegeven dat zij zich in dit kort geding niet langer beroepen op de niet-geregistreerde Gemeenschapsmodelrechten op de Luxiusmeubels (vanwege het verstrijken van de beschermingsduur van 3 jaar).

Onthoudingsverklaring 4.4. NTT en De Bats hebben bij het gevorderde inbreukverbod met betrekking tot de Cucina Giardino en Lavello Cucina, gelet op de onthoudingsverklaring met boetebeding (zie r.o. 2.7.) en het feit dat niet aannemelijk is gemaakt dat Boretti deze meubels opnieuw in het verkeer dreigt te brengen, voorshands geen belang. Voor zover NTT en De Bats beogen een verbod te krijgen ten aanzien van de (weder)verkoop van de Luxiuskeukens door Boretti onder de naam Solido als bedoeld onder r.o. 2.10, hebben zij hun vordering niet deugdelijk onderbouwd nu voorop moet worden gesteld dat hun auteursrechten uitgeput zijn omdat het hier gaat om (weder)verkoop van door hen zelf in het verkeer gebrachte keukens. In zoverre zullen de vorderingen dan ook worden afgewezen. 

Uitputting 4.5. Het gevorderde inbreukverbod met betrekking tot de nieuwe, modulaire tuinkeukenmeubels (genoemd en afgebeeld onder r.o. 2.9.) zal evenmin worden toegewezen. Hiervoor is redengevend dat naar voorlopig oordeel geen sprake is van inbreuk, nu deze meubels een andere totaalindruk wekken dan de meubels uit de Luxiusserie, ook als de Borettimodules in combinatie worden beschouwd. (...) De door NTT en De Bats gestelde uiterlijke overeenkomsten tussen de Luxiusmeubels en de meubels van Boretti vloeien voor een deel voort uit technische vereisten of zijn voor een deel algemeen gebruikelijk voor deze productgroep. (...) Boretti heeft daarvan, door op belangrijke punten af te wijken zoals hiervoor aangegeven, voorshands voldoende afstand genomen.

Gedemonteerde meubels 4.7. NTT en De Bats hebben niet gesteld welk (spoedeisend) belang zij hebben bij vernietiging van de gedemonteerde meubels Cucina Giardino en Lavello Cucina. Ook is niet gebleken dat deze meubels weer gemonteerd zouden (kunnen) worden teneinde de inbreukmakende meubels opnieuw in het verkeer te brengen, noch dat er een reële dreiging bestaat dat Boretti dit zal doen, gelet op de alsdan te verbeuren boete. In het licht hiervan en gelet op het definitieve karakter van een bevel tot vernietiging, waarvoor een voorziening in kort geding zich in beginsel niet leent, zal deze vordering worden afgewezen.

4.8. NTT en De Bats hebben evenmin gesteld welk (spoedeisend) belang zij na zoveel  tijd nog hebben bij een rectificatie met betrekking tot de Cucina Giardino en Lavello Cucina, te minder daar rectificatie niet reeds in augustus 2010 onderdeel van de sommatie vormde, noch onderwerp van onderhandeling over de onthoudingsverklaring is geweest. Om die reden zal ook deze vordering worden afgewezen.

4.9. Het gevorderde voorschot op schadevergoeding komt in de gegeven omstandigheden niet voor toewijzing in kort geding in aanmerking, omdat niet is voldaan aan de daaraan krachtens vaste rechtspraak te stellen eisen. (...)

In reconventie 4.12. Naar voorlopig oordeel is de vermelding “te combineren met Boretti M-System elementen” niet onrechtmatig. Voorzover deze vermelding bedoeld is om aan te geven dat er Boretti apparatuur in de betreffende tuinkeuken kan worden ingebouwd, heeft Boretti weliswaar gesteld dat het gebruik van het merk Boretti naast M-System onnodig zou zijn, maar heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat voor de gemiddelde consument zonder meer duidelijk is wat met “M-System” bedoeld wordt en dat dit refereert aan apparatuur van Boretti. Anders gezegd, de voorzieningenrechter is er voorshands niet van overtuigd dat de enkele aanduiding “M-System” voor de consument voldoende informatie biedt om de MSystem apparatuur van Boretti aan te schaffen ter inbouw in de door NTT verkochte tuinkeukenmeubelen. Voorzover deze vermelding is te beschouwen als een aanprijzing in verband met de op zich legitieme (weder)verkoop door NTT van van Boretti afkomstige apparatuur, geldt dat de enkele stelling dat NTT de afgelopen periode geen Borettifornuizen verkocht heeft, niet maakt dat zij bij haar aanbod van die fornuizen geen gebruik van het merk Boretti of “M-Systems” mag maken.

GModVo, Uitvoeringswet GModVo, Auteurswet

IEF 9769

Heel team van ontwerpers

Hof Arnhem 7 juni 2011, LJN BR2358 (Nibe AB tegen Interfocos B.V.)

Met dank aan Sven Klos en Josine van den Berg, Klos Morel Vos Schaap.

In navolging van IEF 7209. Auteursrecht. Ongeoorloofde ontlening. Houtkachel. Vormgeving niet door gebruiksfunctie van onderdelen bepaald, voldoende creatieve keuzes. Andere tinten speksteen (terwijl driedimensionaal auteursrecht ingeroepen). Totaalindrukken weinig verschillend. Aan omkering bewijslast is voldaan door te stellen dat met een heel team van ontwerpers is doorontwikkeld. Slaafse nabootsing behoeft geen beoordeling.

Vorderingen toegewezen, o.a. uitgebreid registeraccount onderzoek, terugroepen van producten m.u.v. privé-consumenten en dwangsom.

Auteursrecht? 
4.12 Interfocus heeft ten slotte verdedigd dat functioneel bepaald zijn: de speksteen, het houtopbergcompartiment, de ronde vorm, het houtrekje, de sparing boven de deur, het schudrooster op de bodem, de opberglade, het symbool zacht-hard (schuifje) en het ovencompartiment.

Naar het oordeel van het hof hebben al deze onderdelen weliswaar een gebruiksfunctie, maar kan niet gezegd worden dat de vormgeving daarvan zozeer het resultaat is van een door technische uitgangspunten beperkte keuze dat de Contura kachel niet als een auteursrechtelijke beschermd werk kan worden aangemerkt.

4.13 Naar het voorlopige oordeel van het hof dienen de Contura 660T en de Contura 520T vanwege (de combinatie van) de daarin gemaakte en creatieve keuzes te worden beschouwd als werken in de zin van de Auteurswet als omschreven in rov. 4.3.

Ongeoorloofde verveelvoudiging? 
4.20 Naar het oordeel van het hof is het inderdaad juist dat de Contura 660T aan de onderzijde een terugwijkende stenen afsluiting toont, terwijl de Eco 610 aldaar een gietijzeren deur laat zien. Dit gegeven viel echter geenszins op bij de vergelijkende bezichtiging totdat het hof daarop opmerkzaam werd gemaakt. Ook de verschillen in de tinten van het speksteen maken geen indruk noch de afwijkende afmetingen en dimensies, terwijl in het oog moet worden gehouden dat NIBVE slechts auteursrecht inroept voor de driedimensionale vorm. (...) dat de totaalindrukken die de werken (...) maken, te weinig verschillen opleveren voor het oordeel dat de eerstbedoelde werken als zelfstandige werken kunnen worden aangemerkt. Aan de daaraan verbonden omkering van de bewijslast (in kort geding: om aannemelijk te maken) van het verweer van Interfocos dat zij de Eco 600 en 610 niet heeft ontleend aan de Contura 520T en 660T, heeft Interfocos niet voldaan met haar, door NIBE bestreden, stelling dat zij aan de doorontwikkeling tot de Eco 600 en 610 op haar ontwerpafdeling met een heel team van ontwerpers heeft gewerkt.

4.21 Op grond van het voorgaande moet er voorhands van worden uitgegaan dat de Eco 600 en 610 ongeoorloofde verveelvoudigingen zijn van de Contura 520T en 660T.

Lees het arrest hier (pdf / LJN / zuivere pdf)

IEF 9768

Ter bevordering van de Nederlandse filmproductie

Algemeen Reglement van de Stichting Nederlands Fonds voor de Film, Stcrt. 2011, nr 10175 (inclusief toelichting)

Het nieuwe reglement van de Stichting Nederlands Fonds voor de Film is gisteren gepresenteerd en treedt 16 juni in werking. Ter bevordering van de kwaliteit en de diversiteit van de filmproductie in Nederland en een voor de filmkunst ontvankelijk klimaat in Nederland, verstrekt het bestuur van het Nederlands Fonds voor de film subsidies ten behoeve van filmproducties of filmactiviteiten. Beoordelingscriteria van aanvraag zijn inhoudelijke kwaliteit, basis in een solide filmplan of activiteitenplan en haalbaar en kwalitatief bereik (art. 5 en diverse deelreglementen).

Toelichting op artikel 5
1. Kwaliteit van het project – inhoudelijke kwaliteit

Bij de toepassing van het beoordelingscriterium 'inhoudelijke kwaliteit' wordt bij een filmproductie de kwaliteit van de synopsis, het treatment, het scenario, het storyboard of bij documentaire het filmplan, of een onderdeel daarvan beoordeeld. Daarbij kan worden gelet op de originaliteit, urgentie, interne consistentie, personages, dialogen, structuur en visualiteit. Ook kunnen de toelichtingen en de visies op de filmproductie van de scenarist, regisseur, producent worden meegewogen, evenals het meegeleverde viewingsmateriaal en eerder werk.
Bij een filmactiviteit wordt de kwaliteit van het activiteitenplan beoordeeld op originaliteit, beoogde uitvoering en eventueel betrokken professionals, dit aan de hand van de toelichting van de aanvrager.

– soliditeit van het filmplan of activiteitenplan 
Bij de beoordeling van de soliditeit van het filmplan of activiteitenplan wordt gekeken naar de haalbaarheid en/of soliditeit van de begroting, van het financieringsplan, van de financiële toezeggingen van en/of overeenkomsten met derden en de productionele uitvoerbaarheid. Daarbij worden ook het cultureel ondernemerschap van de aanvrager, de regievisie en de toelichting van de producent in relatie tot het filmplan meegewogen.

– haalbaarheid en kwaliteit van het bereik
Bij de beoordeling van het bereik van een filmproductie of filmactiviteit worden de voorgenomen distributie en exploitatie en de nationale en/of internationale positionering van een filmproductie op haalbaarheid en kwaliteit getoetst. De aanvraag dient een crossmediaal marketingplan te bevatten dat blijk geeft van een doordachte en realistische publieksbenadering die aangeeft hoe een filmproductie of filmactiviteit naar het (inter)nationale publiek zal worden vertaald.

Indien het een mainstream film betreft ligt de nadruk op de publiekspotentie van de filmproductie waaronder wordt verstaan de grootte van het publieksbereik in samenhang met de beoogde commerciële resultaten. Bij arthouse films ligt de nadruk op de artistieke potentie van de filmproductie, waaronder wordt verstaan dat het eindresultaat van een dusdanig bijzondere kwaliteit zal zijn dat de filmproductie op die basis nationaal en/of internationaal goed ontvangen zal worden en de kans op selectie van de filmproductie voor internationale festivals en/of prijzen aannemelijk is.

Meer informatie op filmfund.nl, het algemeen reglement (link)

IEF 9767

Ook zonder vergoeding sluikreclame

HvJ EU 9 juni 2011, C-52/10 (Eleftheri Tileorasi AE „Alter Channel” tegen Ypourgos Typou kai Meson Mazikis Enimerosis)

Prejudiciële vragen Symvoulio tis Epikrateias, Griekenland

Reclamerecht. Mediarecht. Voorstellen van esthetische tandheelkundige behandeling tijdens televisie-uitzending. Ontbreken van "met name" in Griekse versie.

Vraag: Dient artikel 1, sub d, van richtlijn [89/552] aldus te worden uitgelegd dat bij ‚sluikreclame’ de verstrekking van een geldelijke of andere vergoeding een noodzakelijk conceptueel bestanddeel vormt van de bedoeling om reclame te maken?

Antwoord: Artikel 1, sub d (...) moet aldus worden uitgelegd dat de bedoeling om sluikreclame te maken ook aanwezig kan zijn indien er geen geldelijke of andere vergoeding tegenover staat.

19. Er zij aan herinnerd dat het begrip „sluikreclame” in deze bepaling betrekking heeft op „het vermelden of vertonen van goederen, diensten, naam, handelsmerk of activiteiten van een producent van goederen of een dienstverlener in programma’s, indien dit door de omroep wordt gedaan met de bedoeling reclame te maken en het publiek kan worden misleid omtrent de aard van deze vermelding c.q. vertoning”.

20. Deze bepaling geeft eveneens aan dat „[d]eze bedoeling [...] met name [wordt] geacht aanwezig te zijn indien tegenover de vermelding c.q. vertoning een geldelijke of andere vergoeding staat”.

21. De bijwoordelijke bepaling „met name”, die ook voorkomt in de Spaanse, de Duitse, de Engelse en de Franse versie van artikel 1, sub d, tweede zin, van richtlijn 89/552, komt echter in de Griekse versie van deze bepaling niet voor.

34. Ofschoon bijgevolg, wanneer een geldelijke of andere vergoeding is betaald, op grond daarvan kan worden geconcludeerd dat de televisieomroep de bedoeling had om reclame te maken, volgt echter uit de formulering van artikel 1, sub d, van richtlijn 89/552 en uit de algemene opzet en de doelstelling van deze richtlijn, dat een dergelijke bedoeling ook bij gebreke van een dergelijke geldelijke of andere vergoeding aanwezig kan zijn.

36. Zo kan niet worden uitgesloten dat volgens de wettelijke regeling van een lidstaat behalve op grond dat een geldelijke of andere vergoeding wordt betaald nog op grond van andere criteria de aanwezigheid van de bedoeling om sluikreclame te maken kan worden vastgesteld.

37. In die omstandigheden moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat artikel 1, sub d, van richtlijn 89/552 aldus moet worden uitgelegd dat de bedoeling om sluikreclame te maken ook aanwezig kan zijn indien er geen geldelijke of andere vergoeding tegenover staat.

Lees het arrest hier (link / pdf).
Televisieomroeprichtlijn nr. 89/552/EEG

IEF 9766

Tussen aanvrage en eerste handelsvergunning

Concl. A-G Bot HvJ EU 9 juni 2011, Zaak C-125/10 (Merck Sharp & Dohme corporation tegen DPMA)

Prejudiciële vragen Bundespatentgericht, Duitsland.

Octrooirecht. Aanvullend beschermingscertificaat (ABC).

Prejudiciële vraag: Kan een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen (1) worden afgegeven wanneer de periode tussen de datum van de aanvraag voor het basisoctrooi en de datum van de eerste vergunning voor het in de handel brengen in de Gemeenschap minder dan vijf jaar bedraagt?

A-G Bot concludeert:

Verordening (EEG) nr. 1768/92 van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1901/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006, gelezen in het licht van verordening nr. 1901/2006, moet aldus worden uitgelegd dat een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen kan worden afgegeven wanneer de periode tussen de indiening van de aanvraag voor het basisoctrooi en de datum van de eerste vergunning voor het in de handel brengen in de Gemeenschap minder dan vijf jaar bedraagt.

In dat geval gaat de termijn van zes maanden in de zin van verordening nr. 1901/2006 in vanaf de datum die wordt vastgesteld door van de vervaldatum van het octrooi het verschil tussen vijf jaar en de duur van de periode tussen de indiening van de octrooiaanvraag en de verkrijging van de eerste vergunning voor het in de handel brengen af te trekken.”

Lees de conclusie hier (link / pdf).
ABC-Verordening (EEG) nr. 1768/92, Pediatrieverordening (EG) nr. 1901/2006