IEF 22187
13 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Football Dataco/Yahoo

 
IEF 22186
13 augustus 2024
Uitspraak

In hoeverre speelt creativiteit een rol in het modellenrecht?

 
IEF 22185
13 augustus 2024
Uitspraak

eOx International c.s. en verweerders in het nauw gedreven: het hof veronderstelt onterechte ontlening aan ATSSE-mengsel

 
IEF 9343

Een foto van een foto

Vzr Rechtbank Breda, 17 januari 2011, LJN: BP1094, Eisers tegen Noviomedia/Buro

Auteursrecht. Eisers eisen verbod op voorgenomen publicatie van het boek ‘De Oordopjesmoord’ (o.a. over de moord op de dochter van eisers) en een gebod tot inzage voorafgaande aan de publicatie. Het verbod noch het gebod wordt toegewezen (art 7 GW), maar inbreuk op het auteursrecht van eiseres m.b.t. tot de op en in het boek gebruikte foto’s van het vermoorde meisje (die eerder zijn gebruikt in een boek van eisers zelf) wordt wel aangenomen. “De voorzieningenrechter stelt voorop dat het maken van een foto van een foto waarop auteursrecht rust, eveneens tot inbreuk van het auteursrecht leidt, zodat dit verweer van [gedaagde] geen hout snijdt.”

3.10. (…) Onder deze omstandigheden zou een verbod tot publicatie en een gebod tot inzage van het manuscript vooraf, zoals door [eisers] is gevorderd, neerkomen op censuur door de rechter vooraf en aldus in strijd komen met de onder meer door artikel 7 Gw gewaarborgde en nader in de jurisprudentie uitgewerkte vrijheid van drukpers. Dit zou anders zijn wanneer [gedaagde] de te publiceren tekst vrijwillig aan de voorzieningenrechter zou verstrekken met het doel de tekst te toetsen op dreigende onrechtmatigheid. Deze bereidheid aan de zijde van [gedaagde] ontbreekt. De vordering wordt afgewezen.

(…) 3.12. [gedaagde] heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist dat [eiseres] auteursrechthebbende op de foto van [T] is. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het maken van een foto van een foto waarop auteursrecht rust, eveneens tot inbreuk van het auteursrecht leidt, zodat dit verweer van [gedaagde] geen hout snijdt. Auteursrecht is een absoluut recht en de rechthebbende heeft dan ook de keuze om een derde die die foto gebruikt wel of niet hierop aan te spreken. In ieder geval is toestemming van de rechthebbende voor gebruik van de foto noodzakelijk, welke toestemming hier ontbreekt. De omstandigheid dat er een aantal foto’s op het internet vrij toegankelijk is, impliceert nog niet dat het daarom eenieder vrij staat om de foto’s nog verder, zonder toestemming, openbaar te maken. Er is daarom sprake van inbreuk op het auteursrecht, zodat [eiseres] in beginsel recht heeft op vergoeding van de door haar geleden materiële schade.

Voor toewijzing van een geldvordering in kort geding is echter slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn. Ook dient uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist te zijn. [eiseres] laat na toe te lichten waaruit haar materiële schade bestaat, zodat de vordering op grond van inbreuk op een auteursrecht niet toewijsbaar is. Voor zover [eiseres] bedoelt haar vordering voor immateriële schadevergoeding te baseren op artikel 6:106 lid 1 aanhef en sub c BW, heeft [eiseres] evenmin toegelicht dat door het gebruik van die foto de eer of goede naam van [T] op zodanige wijze is geschaad dat zij, als zij nog in leven zou zijn, recht op schadevergoeding zou hebben gehad. De vordering wordt afgewezen.

3.13. Op de foto’s die gebruikt zijn in het boek ‘Vermist en vermoord: [T]’ rust blijkens de onbetwiste stelling van [eisers] en de overgelegde productie met betrekking tot het boek (productie 1 bij de conclusie van antwoord) auteursrecht. Zoals hiervoor reeds is overwogen levert het gebruik van die foto’s zonder toestemming van de rechthebbende inbreuk op het auteursrecht op. Het gevorderde verbod om foto’s van [T] uit voornoemd boek te publiceren is dan ook toewijsbaar. De gevorderde dwangsom wordt toegewezen als na te melden.

Lees het vonnis hier.

IEF 9342

Volgende week donderdag

Nog enkele stoelen over: IEForum IE Diner 2011. Op donderdag 27 januari 2011 (de laatste donderdag van januari) organiseert uitgeverij deLex, uitgever van IEForum.nl alweer het vierde IE Diner, die net als voorgaande jaren plaats vindt in de Industrieele Groote Club op de Dam in Amsterdam.

Een IE umfeld om de vingers bij af te likken, dranken en spijzen voor lichaam en geest kortom, het IE diner, onder leiding van avondvoorzitter mr. E.J. Numann, raadsheer in de Hoge Raad. De meeste leden van het Comité van Aanbeveling van IEForum.nl (18 hoogleraren en andere IE eminenties) zullen aanschuiven.

Voor meer informatie en aanmelden: klik hier.

IEF 9341

Geen simpele kussens

LC2Gerechtshof Leeuwarden, 30 november 2010, LJN: BP1050, Box Seven B.V. tegen Gedaagde

Auteursrecht. Meubels (Le Corbusier). Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep grotendeels  (vzr. Rechtbank Groningen, 18 december 2009, IEF 8489). Inbreuk niet betwist. Geen aanpassing, maar volledige vernietiging inbreukmakende meubelstukken. Ook kussens maken een wezenlijk onderdeel uit van de auteursrechtelijk beschermde meubelmodellen.

5.  Het hof stelt voorop dat het belang van Box Seven bij het hoger beroep deels is komen te vervallen nu tengevolge van de vernietiging van de meubels de oorspronkelijke toestand niet meer kan worden hersteld. Haar belang blijft behouden waar het de proceskostenveroordeling in eerste aanleg betreft. Uit de toelichting op de grieven begrijpt het hof dat Box Seven tevens aan de orde stelt of [geïntimeerde] in de gegeven omstandigheden gebruik kon maken van haar bevoegdheid de meubels van Box Seven te laten vernietigen. Dit heeft tot gevolg dat het hof, ook al bestaat geen belang meer bij de vernietiging van de toewijzing van deze vordering, niettemin zal hebben te onderzoeken of de vordering door voorzieningenrechter al dan niet terecht is afgewezen, omdat hiervan het oordeel afhankelijk is wie de kosten van het geding zal hebben te dragen.

(…)

Vernietiging: 8.  Het hof kan Box Seven in haar betoog niet volgen. Het auteursrecht geeft aan de gerechtigde immers de bevoegdheid om roerende zaken, die geen registergoederen zijn en die in strijd met dat recht zijn openbaar gemaakt of een niet geoorloofde verveelvoudigen vormen, als zijn eigendom op te eisen dan wel vernietiging of onbruikbaarmaking daarvan te vorderen (art. 28 lid 1 Aw). Door Box Seven is erkend dat de LC2 en LC3 auteursrechtelijk beschermde werken zijn en dat de rechten daarop bij [geïntimeerde] rusten. Door Box Seven is voorts erkend dat haar modellen te beschouwen zijn als ongeoorloofde verveelvoudigingen van de door het auteursrecht beschermde LC2 en LC3. Naar het voorlopig oordeel van het hof volgt uit de stellingen van partijen dat aan de voorwaarden van de opeising tot afgifte ex. art. 28 lid 1 Aw. is voldaan. Door Box Seven zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan voorshands geconcludeerd zou moeten worden dat [geïntimeerde] haar bevoegdheid tot opvordering en vernietiging heeft misbruikt.

(…)

(…)

Kussens: 13.  Het hof stelt voorop dat zij met de voorlopige voorzieningenrechter voorshands van oordeel is dat [geïntimeerde] genoegzaam heeft aangetoond dat de kussens beschouwd moeten worden als één van de auteursrechtelijke beschermde elementen van de LC2 en LC3. Door Box Seven is niet, althans onvoldoende, onderbouwd dat het hier om simpele kussen zou zijn die in iedere slaapkamer- en meubelwinkel te koop zijn en om die reden oorspronkelijkheid ontberen.

14.  Het hof overweegt voorts dat voor de vraag of Box Seven met de kussens inbreuk maakt op de auteursrechten van [geïntimeerde], het erop aankomt of het beweerdelijk inbreukmakende werk (de kussens van Box Seven) in zodanige mate de auteursrechtelijk beschermde trekken van het eerdere werk vertoont dat de totaalindrukken die de beide werken maken te weinig verschillen voor het oordeel dat het eerstbedoelde werk als een zelfstandig werk kan worden aangemerkt. De stelling van Box Seven dat niemand bij het zien van deze kussens aan [geïntimeerde] zal denken, wat daarvan overigens ook zij, is rechtens niet relevant nu de beoordeling van nabootsing in auteursrechtelijke zin niet afhankelijk is van (indirect) verwarringsgevaar.

15.  Bij de beantwoording van de inbreukvraag acht het hof het volgende van belang:
  -  Box Seven heeft niet weersproken dat de LC2 en LC3 vanwege hun hoge mate van oorspronkelijkheid een ruime beschermingsomvang genieten;
-  Box Seven heeft evenmin weersproken dat de vorm en de maatvoering van haar kussens gelijk zijn aan de kussens van de LC2 en LC3; en
-  Box Seven heeft erkend dat de LC2 en LC3 een auteursrechtelijk te beschermen werk vormen en de nabootsingen die door haar op de markt zijn gebracht hierop inbreuk maken.
16.  Nu er sprake is van een overname van auteursrechtelijke beschermde trekken (de kussens) en door Box Seven niet is gesteld dat de kussen worden verwerkt in een nieuw zelfstandig werk, is de verhandeling van de kussens te beschouwen naar het voorlopig oordeel van het hof te beschouwen als een inbreuk op de auteursrechten van [geïntimeerde].

23.  Uit het voorgaande volgt dat Box Seven als de in het ongelijk gestelde partij in eerste instantie terecht in de proceskosten is veroordeeld.

Lees het arrest hier

IEF 9340

Voor eenmalig gebruik

Rechtbank Amsterdam, 8 september 2010, LJN BP0978, Fotograaf [A] tegen Sapph Intimates B.V.

Auteursrecht. Licentieovereenkomst. Bodem na vzr. Rechtbank Utrecht, 23 juli 2008, IEF 6597. Fotograaf stelt dat gedaagde, lingeriefabrikant Sapph, de licentieovereenkomst heeft geschonden en inbreuk maakt op de aan de fotograaf toekomende auteurs- en persoonlijkheidsrechten. Vorderingen grotendeels toegewezen, met dien verstande dat van de geëiste 2,6 miljoen euro, o.a. gebaseerd op de richtprijzen van de fotografenfederatie, uiteindelijk maar weinig zal overblijven.

Na enig Haviltexen oordeelt de rechtbank m.b.t. tot de litigieuze licentie: “Gelet op het feit dat [A] steeds heeft benadrukt niet als reclamefotograaf te willen contracteren en niet is gesteld of gebleken dat Sapph daarop heeft geantwoord dat zij het daar niet mee eens was, brengt een redelijke uitleg van deze bepaling mee dat de foto’s [slechts – IEF] eenmalig mogen worden gebruikt voor het doel waarvoor het door [A] is uitgeleverd.

Het gebruik van de werken van [A] op een website is een zelfstandige openbaarmaking. Het doorlinken, via andere domeinnamen, naar die site niet. De werken zijn immers slechts éénmaal op de server van Sapph geplaatst. Dat betekent dat met de plaatsing van de werken op een site sprake is van eenmalig hergebruik

Weliswaar is het in de reclamebranche niet gebruikelijk om de naam van de fotograaf op alle reclame-uitingen te vermelden, maar in dit geval is in de overeenkomst uitdrukkelijk bepaald dat de naam van de fotograaf ([A]) steeds vermeld moet worden.

Geen 1019h proceskostenveroordeling: De grondslagen van de zelfstandige reconventionele vorderingen zijn immers wanpresteren en onrechtmatig handelen door [A] en zien niet op de handhaving van IE-rechten.

Licentieovereenkomst: 4.4.  Partijen verschillen dus van mening over het antwoord op de vraag hoever de licentie strekt die [A] aan Sapph heeft verleend en hoe de verschillende passages omtrent de licentie in de overeenkomst uitgelegd moeten worden. [A] gaat uit van een beperkte licentie voor 2007, waarbij hij per werk aangaf voor welk doel het eenmalig gebruikt mocht worden. Sapph leest de overeenkomst alsof zij een onbeperkte licentie tot gebruik van de werken gedurende één jaar na de totstandkoming van het specifieke werk heeft gekregen.

4.6.  Onweersproken is gebleven dat [A] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst steeds heeft benadrukt dat hij onder andere voorwaarden wil contracteren dan een reclamefotograaf, waarbij de opdrachtgever vrij en onbeperkt gebruik kan maken van de eenmaal aangeleverde foto’s. In de e-mail van 23 januari 2007 (zie 2.3.) legt [A] uit dat hij lange tijd als reclamefotograaf heeft gewerkt en dat hij niet meer onder die voorwaarden wil contracteren. Hij deelt mede dat hij wil dat de auteursrechten bij hem blijven en dat hij voor gemaakte werken een gebruikerslicentie afgeeft, waarin omschreven staat voor welk doel het werk door de opdrachtgever mag worden gebruikt. In de werk-protocollen is onder de kop “Keuze bruikbaar materiaal” vastgelegd dat er in samenspraak met de opdrachtgever een keuze wordt gemaakt welke opnamen gebruikt gaan worden en waarvoor. Op 8 februari 2007 heeft een bespreking tussen partijen plaatsgevonden waarbij alle voorwaarden van de samenwerking zijn besproken. Volgens [A] is daarbij gesproken over het eenmalig gebruik, hetgeen Sapph betwist. Wat er ook van zij, in de overeenkomst is opgenomen dat [A] voor het gemaakte werk een gebruikerslicentie verleent waarin omschreven staat het doel, de tijdsduur en waarvoor het werk gebruikt mag worden. Gelet op het feit dat [A] steeds heeft benadrukt niet als reclamefotograaf te willen contracteren en niet is gesteld of gebleken dat Sapph daarop heeft geantwoord dat zij het daar niet mee eens was, brengt een redelijke uitleg van deze bepaling mee dat de foto’s eenmalig mogen worden gebruikt voor het doel waarvoor het door [A] is uitgeleverd. De uitleg die Sapph voorstaat zou er immers op neerkomen dat Sapph net als in de reclamefotografie vrij en onbeperkt gebruik zou mogen maken van de foto’s van [A], hetgeen [A] uitdrukkelijk niet wenste. Dat in de tekst van de overeenkomst niet een beperking van de licentie zou zijn opgenomen, zoals door Sapph is gesteld, maakt dit niet anders.

(…)

4.8.  Het voorgaande leidt ertoe dat de overeenkomst aldus wordt uitgelegd dat [A] aan Sapph een licentie heeft gegeven de door hem afgeleverde werken eenmalig te gebruiken voor het doel waarvoor hij deze werken had uitgeleverd. Sapph heeft door fotowerken van [A] te gebruiken voor andere doeleinden dan waarvoor het betreffende werk was uitgeleverd, inbreuk gemaakt op het auteursrecht van [A]. Sapph is gehouden de daaruit voortvloeiende schade van [A] te vergoeden. De rechtbank voegt daar nu reeds aan toe dat openbaarmaking van werken van [A] door derden Sapph zonder nadere toelichting – die ontbreekt – niet kan worden toegerekend. Dit geldt bijvoorbeeld voor zover de werken van [A] zichtbaar zijn op de achtergrond van door derden gemaakte filmopnames of foto’s. Voor zover de gevorderde schadevergoeding daarop betrekking heeft, dient deze te worden afgewezen.

(…)

4.11.  De rechtbank acht de door [A] bij de berekening van haar schade gehanteerde uitgangspunten in het onderhavige geval niet juist, dan wel niet redelijk. Ten aanzien van het hergebruik valt zonder nadere toelichting - die ontbreekt - niet in te zien, dat en waarom de schade die [A] heeft geleden als gevolg van het zonder zijn toestemming hergebruiken van zijn werk hoger is dan het bedrag dat Sapph zou hebben betaald in geval toestemming voor hergebruik was verleend. Toen [A] op de hoogte raakte van het hergebruik in april 2007 heeft hij naar eigen zeggen ook laten weten dat Sapph daarvoor een vergoeding diende te betalen, die in de naberekening zou worden opgenomen. Uitgaande van een overeengekomen licentievergoeding van EUR 12.000,-- voor 132 werken, acht de rechtbank een bedrag van EUR 100,00 per hergebruik redelijk. Indien een werk meermalen hergebruikt is, is voor iedere keer een dergelijk bedrag verschuldigd. Dat voor de vergoeding zou moeten worden aangeknoopt bij de prijzen in de algemene voorwaarden en/of richtprijzen, zo die al van toepassing zouden zijn op de overeenkomst, kan in dit geval ook niet zonder meer worden aangenomen aangezien partijen in de overeenkomst voor de prijs uitdrukkelijk niet hebben aangesloten bij die algemene voorwaarden en/of richtprijzen. De rechtbank komt gelet op het voorgaande niet meer toe aan de vraag of de richtprijzen of algemene voorwaarden op de overeenkomst van toepassing zijn.

(…)

Openbaarmaking: 4.12.  Voor wat betreft het gestelde gebruik van de werken van [A] op internetsites overweegt de rechtbank als volgt. Sapph stelt dat zij slechts één website heeft en heeft gehad. Deze website is via verschillende domeinnamen bereikbaar: sapphlingerie.com, sapph.be, spahh.eu, sapphbeach.be, sapphbeach.eu en sapphbeach.nl, maar er is slechts sprake van één server waarop alle bestanden staan, hetgeen ook blijkt uit het feit dat alle domeinnamen zijn gekoppeld aan één IP-adres. Deze stelling heeft Sapph met een verklaring van haar “webhost” onderbouwd (productie 17 van de zijde van Sapph). [A] heeft deze stelling van Sapph niet betwist. Het gebruik van de werken van [A] op een website is een zelfstandige openbaarmaking. Het doorlinken, via andere domeinnamen, naar die site niet. De werken zijn immers slechts éénmaal op de server van Sapph geplaatst. Dat betekent dat met de plaatsing van de werken op een site sprake is van eenmalig hergebruik. [A] heeft immers gesteld dat geen enkel werk door hem voor gebruik op internet is uitgeleverd, hetgeen door Sapph niet is betwist. Ten aanzien van de vergoeding voor het hergebruik geldt hetgeen is overwogen onder 4.11.

Naamsvermelding: 4.18.  Op grond van artikel 25 lid 1 onder a Auteurswet heeft [A] het recht zich te verzetten tegen openbaarmaking van zijn werken zonder vermelding van zijn naam, tenzij het verzet in strijd met de redelijkheid is. Weliswaar is het in de reclamebranche niet gebruikelijk om de naam van de fotograaf op alle reclame-uitingen te vermelden, maar in dit geval is in de overeenkomst uitdrukkelijk bepaald dat de naam van de fotograaf ([A]) steeds vermeld moet worden. Sapph kan daarom niet met succes een beroep doen op wat wel of niet gebruikelijk is in de reclamebranche. Nu niet is weersproken dat naamsvermelding niet steeds heeft plaatsgevonden, heeft Sapph inbreuk gemaakt op de uit de Auteurswet voorvloeiende persoonlijkheidsrechten van [A] en is zij de overeenkomst met [A] niet nagekomen. (…)

4.42.  Sapph zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank zal daarbij - anders dan gevorderd – aansluiting zoeken bij het liquidatietarief. De grondslagen van de zelfstandige reconventionele vorderingen zijn immers wanpresteren en onrechtmatig handelen door [A] en zien niet op de handhaving van IE-rechten. (…)

Lees het vonnis hier.

IEF 9339

Personalia

Vrijdag aanstaande, 21 januari 2011, om 16.00 uur zal Prof. mr. D.W.F. Verkade, vanwege de Marcel Henri Bregstein Stichting benoemd tot Bijzonder hoogleraar Bijzondere aspecten van het Privaatrecht (UVA), zijn hoogleraarsambt openlijk aanvaarden door het uitspreken van een rede, getiteld: Ongeoorloofde mededinging, marktmacht en marktomstandigheden.

Feer Verkade gaat tijdens zijn oratie in op de juridische kant van mededinging en marktmacht. Er blijft echter altijd een arena over, waarin de burgerlijke rechter benaderd wordt om op basis van ‘ongeschreven recht’ in te grijpen. Bij de beoordeling is de mededingingsvrijheid het uitgangspunt. De redenen waarom bepaalde concurrentiegedragingen tóch als ‘oneerlijk’ en ‘ongeoorloofd’ moeten gelden, zijn niet altijd even duidelijk. In het (jongere) kartelrecht wordt gefocust op een werkzame en onvervalste mededinging. Daarbij wordt ook rekening gehouden met marktmacht en marktomstandigheden. Verkade vraagt zich af of zo’n benadering ook (meer) aandacht in het klassieke civielrechtelijke leerstuk van de ongeoorloofde mededinging verdient.

Aula van de Lutherse Kerk, ingang Singel 411, hoek Spui, te Amsterdam.

TMT-advocaat Quinten Kroes partner bij Brinkhof.  “Quinten Kroes is sinds 1995 actief als advocaat in de telecommunicatie, media en technologie (TMT) sectoren, en procedeert en adviseert bedrijven die juridische ondersteuning behoeven in dit zeer specialistische rechtsgebied. Hij staat netwerkaanbieders en omroepen bij in zaken over telecom- en mediaregulering en adviseert uiteenlopende bedrijven over de naleving van de privacyregels.

Zijn reputatie wordt erkend in internationale juridische gidsen zoals Chambers and Partners, waar hij de afgelopen jaren steevast genoemd wordt als een van de vooraanstaande advocaten op dit gebied. Zijn overstap naar Brinkhof bevestigt de leidende positie die dit kantoor inneemt in de volle breedte van de TMT-praktijk.”

Nieuwe vestigingen Octrooi- en Merkenbureau EP&C in Utrecht en Breda. “EP&C ontwikkelt zich in een snel tempo tot een moderne en efficiënte full-service dienstverlener op IE-gebied in Nederland en daarbuiten. Om de hoge kwaliteit van onze dienstverlening te handhaven, volgen wij nauwlettend de vraag van onze cliënten. Nieuwe vestigingen spelen daarop in.

Waarom specifiek een vestiging in Utrecht en Breda? Johan Volmer, voorzitter van de partnergroep: “Utrecht scoort internationaal hoog op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en medische technologie. Bovendien vindt in de regio veel innovatie plaats op het gebied van voedingsmiddelentechnologie. In Utrecht komt dan ook een gespecialiseerd Life Sciences team te zitten. Met de opening van een kantoor in Breda komen wij onze cliënten uit het zuiden van het land tegemoet.”

IEF 9338

Gelet op de familierelatie

Vzr. Rechtbank Haarlem, 22 oktober 2010, LJN: BP0127, Stichting Indian Film And Music (SIFAM) tegen gedaagde.

Auteursrecht. Rechthebbendenorganisatie Sifam maakt bezwaar tegen het door gedaagde in het verkeer brengen van dvd's van de Bollywoodfilm “Suno na … ek nanhi aawaz” in een winkelunit in de Bazaar in Beverwijk. Vorderingen afgewezen:

46.  De situatie is dus dat KMI Movies BV dvd’s van Suno Na op de markt heeft gebracht en dat de koper thans wordt geconfronteerd met aanspraken van Sifam die namens KMI Music Bank de handhavingsbevoegdheid ten aanzien van de rechten op die film uitoefent. Nu KMI Movies BV en KMI Music Bank de enige twee ondernemingen zijn die zijn aangesloten bij Sifam, en gelet op de familierelatie tussen de bestuurders van die drie ondernemingen, komt het de voorzieningenrechter niet geloofwaardig voor dat KMI Movies BV de dvd’s zonder medeweten van KMI Music Bank op de markt heeft gebracht. Dat de heren [B], [C] en [D] zelfstandige ondernemingen drijven kan aan het voorgaande niet afdoen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moet het ervoor worden gehouden dat de dvd’s van Suno Na met toestemming van de rechthebbende in het verkeer zijn gebracht. Dat heeft tot gevolg dat Sifam geen zeggenschap meer heeft over de verdere verspreiding van de dvd’s en zich er niet tegen kan verzetten dat [A] de dvd’s verhandelt.

Lees het vonnis hier.

IEF 9337

Handhaving van auteursrecht

Vereniging van Auteursrecht (VvA), Ledenvergadering, vrijdag 28 januari 2011:  “Handhaving van auteursrecht”. Locatie: KNAW, Het Trippenhuis, Kloveniersburgwal 29 in Amsterdam. Programma:

14.00-14.10 - Prof. mr. F. W. Grosheide (CIER, Van Doorne Amsterdam): Inleiding

14.10-14.30 - Mw. mr. Nicole Hagemans (Ministerie van Justitie): Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van het EU-handhavingsrecht, in het bijzonder het ACTA-verdrag

14.30-14.50 - Mw mr. Titia Deurvorst (advocaat te Amsterdam; raadsheer-plaatsvervangerHof Den Bosch):Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van schadevergoeding en winstaf-dracht

14.50-15.20 - Pauze

15.20-15.40 - Mr. Ary-Jan Van der Meer (rechter rechtbank Haarlem): Nieuwe ontwikkelingen op het  gebied van de handhavingsmaatregelen: evenwichtig?

15.40-16.00 - Mr. Bas Pinckaers (advocaat Van Doorne te Amsterdam), Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van ex parte-verbod, bewijsbeslag en proceskosten-veroordeling

16.00-17.00 - Paneldiscussie o.a. aan de hand van vragen uit de zaal (alle sprekers onder leiding van de inleider)
 
17.00 - Borrel

IEF 9336

Zeist 2011 & de VIE prijs

De Vereniging voor Industriële eigendom looft jaarlijks een prijs uit (Euro 2.500) voor het beste artikel door een auteur die op 31 december 2010 nog geen 36 jaar was. De VIE prijs zal traditiegetrouw worden uitgereikt tijdens het jaarlijkse Zeist symposium, dat dit jaar, reserveer vast de datum, op woensdag 16 maart wordt gehouden.

Indien u meent voor de prijs in aanmerking te komen respectievelijk een artikel onder de aandacht van de jury wenst te brengen dan kunt u dat doen door het verzenden van een e-mail aan de voorzitter van de VIE op het volgende e-mail adres hoyngw@hoyngmonegier.com

De jury van de VIE prijs bestaat uit Mevr. Mr. Josien Fasseur-van Santen, Vice President van het Gerechtshof ’s-Gravenhage, Prof. Mr Charles Gielen, advocaat Nauta Dutilh en Dr. Jeroen den Hartog, octrooigemachtigde Hoyng Monegier.

 
 

IEF 9335

Hoe zich dit verhoudt

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 7 december 2010, LJN: BP0790, Stichting Indian Film And Music (SIFAM) tegen Temptations Business Group B.V.

Auteursrecht. Gestelde inbreuk door verhandeling dvd’s met de Bollywoodfilm ‘Victory’. Aanhouding m.b.t. de vraag wie als auteursrechthebbende / producent van kan worden gekwalificeerd. Wel spoedeisend belang. Nederlands recht is in casu het toepasselijke recht.

4. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van SIFAM afgewezen op de grond dat onvoldoende is komen vast te staan dat Walkwater Media naar Nederlands dan wel Indiaas recht de (enige) producent is van de film en dat de auteursrechten op de film aan haar zijn overgedragen, zodat daarmee eveneens onvoldoende is komen vast te staan de daarop gebaseerde licentieverlening voor de exploitatie van de film aan KMI en de terzake verleende procesvolmacht aan SIFAM. Ter vaststelling daarvan zou nader onderzoek naar de (contractuele verkrijging van de) rechten naar Indiaas recht noodzakelijk zijn, waarvoor in kort geding geen plaats is. Voorts heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat onvoldoende is gebleken van een grootschalig voortdurend karakter van de gestelde inbreuk, zodat niet gesproken kan worden van een zodanig spoedeisend belang van SIFAM dat nader onderzoek in de bodemprocedure niet zou kunnen worden afgewacht.

Spoedeisend belang: 8. (…) Wat er zij van de door SIFAM weersproken stelling van Temptations dat zij slechts één exemplaar van de DVD-film in haar bezit heeft gehad, het hof is van oordeel dat SIFAM – gelet op de gestelde auteursrechtinbreuk, de kennelijke strafrechtelijke veroordeling van mevrouw D. van Temptations wegens de verhandeling van illegale DVD’s, én het ontbreken van een schriftelijke onthoudingsverklaring – voldoende spoedeisend belang heeft bij in ieder geval de gevraagde voorziening tot het staken en gestaakt houden van de verdere exploitatie van de DVD-film.

Auteursrechthebbende: 13. (…) De vermelding in deze documenten lijkt te duiden op een gezamenlijk producentschap van [betrokkene 1] en [betrokkene 2], terwijl de laatste kennelijk tevens regisseur is. Hoe zich dit verhoudt tot het in deze documenten genoemde ‘presenter’schap van de twee vermelde rechtspersonen is onduidelijk. Met de voorzieningenrechter is het hof van oordeel dat in deze documenten geen steun is te vinden voor de stelling van SIFAM dat Walkwater Media de enige producent van de film is.

14. Met betrekking tot de hiervoor al genoemde overeenkomst van 27 december 2008 [m.b.t. het producentschap – IEF] overweegt het hof dat voorshands onduidelijk is voor welke partijen de drie parafen per bladzijde zijn gezet en of de overeenkomst wel is ondertekend door alle partijen, nu bladzijde 16 van de overeenkomst ontbreekt. Alvorens verder te beslissen zal de zaak naar de rol worden verwezen, teneinde SIFAM in de gelegenheid te stellen bij akte de ontbrekende bladzijde 16 in het geding te brengen. SIFAM wordt verzocht in deze akte nader in te gaan op het overigens nog door Temptations gestelde aangaande de rechtsgeldigheid en authenticiteit van deze overeenkomst. Vervolgens zal Temptations in de gelegenheid zijn daarop bij antwoordakte te reageren.

Lees het arrest hier.

IEF 9334

In Noord-Holland wordt al sinds jaar en dag enorm gekeesd

Vzr. Rechtbank Haarlem, 13 januari 2011, LJN: BP0662, [A], h.o.d.n. Keezbord.nl tegen Keezenspel.nl c.s.
 
Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Bordspellen. Opheffingskortgeding na ex partebevel. ‘Keezen’ is een op ‘Mens-erger-je-niet’ gebaseerd bordspel dat, afhankelijk van de uitvoering, met twee, vier, zes of acht personen kan worden gespeeld. “Bij partijen is niet in geschil dat het spel ‘kezen’ al jaren bestaat, getuige het door [B] zèlf ingenomen standpunt dat het spel “al meer dan 20 jaar door Jan en alleman verkocht” wordt, alsmede de stelling van zijn advocaat ter zitting dat in Noord-Holland al sinds jaar en dag “enorm wordt gekeesd”.

Gedaagde i.c. verhandelt het spel Keezbord. Eiser, tevens voormalig mede-vennoot van gedaagde, verhandelt het spel KeezBoard. Bij verzoekschrift van 27 december 2010 heeft gedaagde de voorzieningenrechter verzocht een ex parte-beschikking ex artikel 1019e Rv te geven met bevel tot staking van het vervaardigen, verspreiden en/of verkopen van het spel KeezBoard door eiser, welke ex parte-beschikking op 28 december 2010 is gegeven. Eiser vordert herziening van die beschikking op grond van artikel 1019e lid 3 Rv .

De voorzieningenrechter stelt vast dat het ex parte-verzoek is gebaseerd op een drietal grondslagen, te weten (1) inbreuk op het Gemeenschapsmodelrecht van gedaagde (2) inbreuk op het auteursrecht van gedaagde en (3) slaafse nabootsing door eiser. Inzake rechtsvorderingen betreffende Gemeenschapsmodellen is de rechtbank ’s-Gravenhage uitsluitend bevoegd. Blijkens artikel 1019 Rv is artikel 1019e niet van toepassing op vorderingen uit slaafse nabootsing.

De ex parte-beschikking is derhalve uitsluitend gegeven op grond van de door gedaagde gestelde inbreuk op haar auteursrecht, zodat de gevraagde herziening daarvan eveneens slechts op die grondslag zal (kunnen) worden beoordeeld. Nu zowel het spel zelf als de uiterlijke verschijningsvorm ervan nagenoeg gelijk zijn aan een uitvoering van het oudere Zwitserse ‘Dogspiel’, ontbeert het spel Keezbord naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter een eigen oorspronkelijk karakter en een persoonlijk stempel van de maker, waarmee gedaagde voor dat spel geen auteursrechtelijke bescherming ingevolge de Auteurswet toekomt. Volgt herziening van de ex parte-beschikking.

Lees het vonnis hier.