IEF 22187
13 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Football Dataco/Yahoo

 
IEF 22186
13 augustus 2024
Uitspraak

In hoeverre speelt creativiteit een rol in het modellenrecht?

 
IEF 22185
13 augustus 2024
Uitspraak

eOx International c.s. en verweerders in het nauw gedreven: het hof veronderstelt onterechte ontlening aan ATSSE-mengsel

 
IEF 9294

De evidente bereidheid

Vzr.Rechtbank Arnhem, 12 november 2010, LJN: BO7612, Mejawa Holding B.V. tegen Haspel Productontwikkeling B.V.

Opheffingskortgeding  na ex parte m.b.t. auteursrecht op deurdrangers en conservatoir bewijsbeslag. “Ter beantwoording staat de vraag of de reactie van Mejawa Holding op de sommatie van Haspel van 17 september 2010 het ex parte bevel rechtvaardigde. Deze vraag moet ontkennend worden beantwoord.”

4.6.  Uit de hiervoor onder 2.8 vermelde e-mailberichten van 21, 23 en 24 september 2010 en de bijbehorende bijlagen volgt de evidente bereidheid van Mejawa Holding om de productie en verhandeling van de in China geproduceerde deurdrangers geheel te staken, de voorraad te (laten) vernietigen, inzicht te verschaffen in de door haar behaalde winst, deze winst af te dragen en om (een deel van de) advocaatkosten te vergoeden. Daarmee is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter gegeven dat Haspel wilde voldoen aan de door haar gestelde sommatie. Zulks vindt ook steun in de onder 2.17 geciteerde e-mail van Mejawa Holding van 1 oktober 2010. Dat daarmee niet ten volle was voldaan aan de stricte letter van alle onderdelen van de sommatie, neemt niet weg dat onder die omstandigheden in ieder geval niet kan worden volgehouden dat Haspel op 28 september 2010 nog een spoedeisend belang had bij een ex parte bevel, terwijl evenmin kan worden gezegd dat er gegeven de reactie van Mejawa Holding nog onherstelbare schade dreigde door (verdere) inbreuk op het eventuele auteursrecht van Haspel op de deurdrangers. Het is aan Haspel om dit aannemelijk te maken en daarin is zij bepaald niet geslaagd.

4.7.  Het voorgaande leidt reeds tot de conclusie dat de voorzieningenrechter voldoende grond aanwezig acht de beschikking van deze rechtbank van 29 september 2010 houdende het ex parte bevel te herzien. Dat impliceert dat de vordering onder 3.1 primair onder a) toewijsbaar is, met uitzondering van de gevorderde herroeping. Daarvoor bestaat geen grondslag. De aard van de beschikking ex artikel 1019e lid 1 Rv. verzet zich tegen een herroeping daarvan, omdat lid 3 van dat artikel immers al voorziet in de mogelijkheid tot het vorderen van herziening van die beschikking. De ex parte beschikking van deze rechtbank van 29 september 2010 zal worden herzien zoals hierna is weergegeven in het dictum.

(…) 4.13.  Reeds uit hetgeen onder 4.6 ten aanzien van de vordering tot herziening van de ex parte beschikking is overwogen, volgt dat óók de beslagen als geheel onnodig gelegd moeten worden opgeheven.

Lees het vonnis hier.

IEF 9293

Voortaan alleen naast de Aldi

Vzr. Rechtbank Maastricht, 9 december 2010, LJN: BO7648, Fotostudio A.B. BV tegen Gedaagden.

Handelsnaamrecht. Geschil na overdracht fotostudio en handelsnaam Fotostudio A.B. aan eiser. “Sedert de overdracht hebben partijen diverse procedures gevoerd.” (zie o.a. vzr. Rechtbank Maastricht, 6 maart 2009, IEF 7725). Eiser stelt dat gedaagden (naar wie Fotostudio A.B. genoemd) in strijd met het eerder opgelegde verbod en een vaststellingsovereenkomst handelen door op hun website en in advertenties te refereren aan Fotostudio A.B. Het gaat daarbij o.a. om uitingen als “zit voortaan alléén naast de Aldi en nergens anders meer, ook niet meer aan de Cauberg” en “je kunt niet op twee plaatsen tegelijk fotograferen.” Vorderingen toegewezen:

3.13. [gedaagde1] verweert zich door te stellen dat hij zich genoodzaakt ziet om zijn huidige verblijfplaats te koppelen aan zijn vorige vestigingsplaats, nu eiseres zijn klanten, dat wil zeggen klanten die bewust kiezen voor [[X]] [gedaagde1], die zich bij haar melden, niet naar hem doorverwijst. Partijen staan in deze lijnrecht tegenover elkaar. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het [gedaagde1] vrijstaat op zijn website aan te geven waar hij gevestigd is en dat hij niet in Brunssum zit en ook niet in Maastricht, daarmee des te duidelijker makend dat hij een ander is dan (onder meer) Fotostudio A.B. (die een vestiging heeft in Brunssum). Bovendien mag hij zijn nieuwe naam: “Fotostudio Valkenburg” introduceren; de vaststellingsovereenkomst staat hem dat uitdrukkelijk toe. Echter, vanwege de suggestie dat er sprake zou van een verhuizing van Fotostudio A.B. naar de locatie van Fotostudio Valkenburg, dient [gedaagde1] uitlatingen als in 3.12 achterwege te laten.

3.14. De voorzieningenrechter zal [gedaagde1] dan ook verbieden op de website de naam: “A[gedaagde1]” te voeren. Tevens zullen de, onder 3.12 genoemde, verwijzingen worden verboden en zal [gedaagde1] worden verboden teksten van dezelfde aard en strekking op zijn website te bezigen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 250,-- per verbod en per tekstregel per dag dat [gedaagde1] daarmee doorgaat, ingaande twee dagen na de dag van betekening van dit vonnis, waarbij de dwangsommen zullen worden gemaximeerd, zoals hierna in het dictum is bepaald.

Lees het vonnis hier.

IEF 9292

De kern van de ananas

WMF AnanassnijderRechtbank ’s-Gravenhage, 15 december 2010, HA ZA 09-2869, Vacu ProductsB.V. tegen WMF Würtembergische Metallwarenfabrik AG

Octrooirecht. EP eiser Vacu m.b.t. een ananassnijder. Gestelde inbreuk door ananassnijder van Duitse gedaagde. Vorderingen afgewezen. Niet is betwist dat de ananassnijders in Nederland worden verhandeld,  maar “het gaat er slechts om of WMF zélf ananassnijders in Nederland verhandelt, welke vraag hiervoor, gezien het daarover gevoerde debat, ontkennend moet worden beantwoord.”

2.8. Partijen hebben in Duitsland geprocedeerd over (onder meer) de vraag of sprake is van inbreuk op het octrooi door de verhandeling in Duitsland door WMF van de onder 2.7. weergegeven ananassnijder. In een uitspraak van het Landgericht Mannheim van 16 maart 2010 oordeelde de Duitse rechter dat WMF geen inbreuk maakt op EP 930 (…).
 
4.6. (…) Vacu Products heeft niet aangetoond dat via de Duitse website ook in Nederland ananassnijders worden aangeboden en/of geleverd. Met WMF is de rechtbank van oordeel dat deze site blijkens haar inrichting onvoldoende is gericht op Nederland. De Nederlandse website wordt niet door WMF gehouden, maar door een Nederlandse dochteronderneming van WMF, WMF Nederland B.V., die niet in deze procedure is betrokken, en waarvoor WMF niet aansprakelijk kan worden gehouden. Vacu Products heeft daarnaast niet aangetoond dat WMF in Nederland voorbehouden handelingen verricht met betrekking tot de hier verhandelde ananassnijders. Integendeel, ten pleidooie heeft Vacu Products zelf de stelling betrokken dat WMF Nederland B.V. de ananassnijders in Nederland in het verkeer brengt. Dat zij de ananassnijders van WMF betrekt, doet daar niet aan af.

Vacu Products heeft voorts, gelet ook op de gemotiveerde betwisting van een ander door WMF, onvoldoende steekhoudend toegelicht op welke wijze WMF invloed zou uitoefenen of in octrooirechtelijke zin anderszins relevant betrokken zou zijn bij de activiteiten van WMF Nederland B.V., of waarom WMF aansprakelijk zou zijn voor handelingen verricht door deze vennootschap. WMF Nederland B.V. is weliswaar – zo stelt Vacu Products onweersproken – een 100 % deelneming van WMF, maar is als een zelfstandige rechtspersoon niettemin in beginsel aansprakelijk voor haar eigen handelingen. Vacu Products heeft geen omstandigheden gesteld die zulks in dit geval anders zouden maken.

4.7. In het licht van het bovenstaande moet, nu Vacu Products ter zake onvoldoende heeft gesteld, het bewijsaanbod van Vacu Products met betrekking tot het aanbieden van de ananassnijders door WMF in Nederland worden gepasseerd. Voor zover het bewijsaanbod ziet op de verhandeling van WMF ananassnijders in Nederland, wordt daar als niet relevant aan voorbijgegaan nu WMF niet heeft betwist dat WMF ananassnijders in Nederland worden verhandeld. Het gaat er slechts om of WMF zélf ananassnijders in Nederland verhandelt, welke vraag hiervoor, gezien het daarover gevoerde debat, ontkennend moet worden beantwoord.

4.8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat de octrooirechtelijke grondslag niet tot toewijzing van de vordering van Vacu Products kan leiden.

Lees het vonnis hier.

IEF 9291

Een reële kans was aanwezig

Decision BOARechtbank ’s-Gravenhage, 15 december 2010, HA ZA 09-103, Koninklijke DSM N.V. c.s. tegen X., Arnold & Siedsma B.V. & Translatech B.V. c.s.

Octrooirecht. Hoofdelijke aansprakelijkheid gedaagde X en maatschap A&S voor definitieve herroeping van Europees octrooi van DSM na afwijzing beroep oppositieprocedure. Geen beroep op aansprakelijkheidsbeperking in de algemene voorwaarden. In citaten:

2.12. DSM c.s. heeft A&S c.s. bij brief van 10 juni 2005 aansprakelijk gesteld voor de als gevolg van de definitieve herroeping van het octrooi geleden en nog te lijden schade. A&S c.s. heeft geen aansprakelijkheid erkend.

3.2. Aan haar vorderingen legt DSM c.s. ten grondslag dat X namens de maatschap een overeenkomst is aangegaan met DSM en dat de door X gemaakte fouten bij het instellen van het beroep tegen de oppositiebeslissing een toerekenbare tekortkoming van de maatschap opleveren in de nakoming van die overeenkomst. (…)

4.2. Het verweer van A&S c.s. dat DSM c.s. haar niet binnen bekwame tijd na ontdekking van de gestelde tekortkoming aansprakelijk heeft gesteld, wordt verworpen. (…)

4.3. A&S c.s. heeft zich voorts verweerd met de stelling dat het niet voldoen van de ‘Notice of Appeal’ aan de daaraan te stellen eisen, moet worden gekenmerkt als een gering verzuim en niet als een beroepsfout. Dit verweer slaagt niet. (…)

4.4. Voor de beantwoording van de vraag of DSM c.s. schade heeft geleden als gevolg van de hiervoor geconstateerde beroepsfout van X moet worden beoordeeld hoe de Technische Kamer van Beroep bij een wél ontvankelijk beroep zou hebben geoordeeld, althans moet de omvang van de schade worden geschat aan de hand van de goede en kwade kansen die DSM c.s. in beroep zou hebben gehad als dit op de juiste wijze zou zijn ingesteld (vgl. HR 24 oktober 1997, NJ 1998, 257).

(…) 4.17. Op grond van het hiervoor overwogene gaat de rechtbank ervan uit dat er een reële kans aanwezig was dat de Technische Kamer van Beroep geoordeeld zou hebben dat hulpverzoek 5 als nieuw en inventief kon worden aangemerkt en het octrooi in zoverre in stand zou hebben gelaten en de beslissing van de Oppositie Afdeling zou hebben vernietigd. Nu het aldus waarschijnlijk is dat het octrooi in beperkte vorm in stand zou zijn gebleven, is tenminste aannemelijk dat zijdens DSM c.s. enige schade is geleden, zodat verwijzing naar de schadestaat zal worden toegelaten.

4.18. Het beroep op de gestelde aansprakelijkheidsbeperking in de algemene voorwaarden van de maatschap, wordt verworpen. Daartoe geldt dat DSM c.s. heeft betwist dat zij bij de totstandkoming van de opdracht op die voorwaarden, althans op de mogelijkheid tot kennisneming daarvan, zou zijn gewezen, zodat het zijdens A&S c.s. gestelde onvoldoende is om de conclusie te dragen dat deze aansprakelijkheidsbeperking is overeengekomen. De enkele verwijzing naar de algemene voorwaarden op een brief van de maatschap van na de datum van totstandkoming van de overeenkomst is daartoe niet voldoende.

(…) 4.22. Het vorenstaande betekent dat gelet op artikel 6:102 BW A&S en X hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het geheel van de schade. Daarnaast is Translatech hoofdelijk aansprakelijk voor de helft van de schade. Meer concreet betekent dit dat A&S en X ieder kunnen worden aangesproken voor het geheel van de schade, met dien verstande dat zij bevrijd zullen zijn voor dat deel van de schade dat door de ander of Translatech zal zijn voldaan. Translatech kan worden aangesproken voor de helft van de schade, met dien verstande dat zij zal zijn bevrijd voor zover A&S en/of X meer dan de helft van de schade zal hebben vergoed.

Lees het vonnis hier.

IEF 9290

Wegens een gebrek aan uitvindingshoogte

EP 961Rechtbank ’s-Gravenhage, 15 december 2010, HA ZA 05-3008, Teckru Projects B.V. tegen Machinefabriek P.M. Duyvis B.V.

Octrooirecht. EP m.b.t. een pers voor het scheiden van cacaomassa in cacaokoek en cacaoboter. Eindvonnis na twee tussenvonnissen o.a. m.b.t. de beperking van de conclusies en de daarop niet meer toepasselijke Spiro/Flamco-doctrine (zie vanaf Rechtbank ’s-Gravenhage, 31 december 2008, IEF 7454). De rechtbank vernietigt i.c. gehele Nederlandse deel van het octrooi: de conclusies van de hulpverzoeken kunnen het octrooi niet redden wegens een gebrek aan uitvindingshoogte. De vordering tot schadevergoeding wegens ‘handhaving van nietige octrooien’ wordt afgewezen: een enkele handhavingshandeling met betrekking tot een octrooi, dat later nietig wordt bevonden, leidt niet zonder meer tot aansprakelijkheid van de octrooihouder.

3.3. Partijen zijn evenwel nog in de gelegenheid gesteld zich bij akte nader uit te laten over de gevolgen die de wijziging van het EOV per 13 december 2007 voor deze zaak heeft, meer in het bijzonder is Duyvis in de gelegenheid gesteld aan te geven of zij EP 961 op andere wijze wil beperken dan zij (in het licht van de toenmalige Spiro/Flamco-doctrine) al had voorgesteld, en, zo ja, daartoe een concreet voorstel te doen.

3.4. Duyvis heeft in dit verband de hiervoor in r.o. 2.1. – 2.4. weergegeven vier hulpverzoeken geformuleerd. (…)

(…) 3.10. Uit het vorenstaande volgt dat de materie van conclusies 1 t/m 4 van de hulpverzoeken 1 en 2 het octrooi niet kunnen redden wegens een gebrek aan uitvindingshoogte. Dat geldt ook voor volgconclusie 5 van het tweede hulpverzoek, nu die van de deze conclusies afhankelijk is en daarvan het lot deelt, terwijl het bijkomende kenmerk ‘dat het aantal persorganen wordt vergroot’ – zoals gezegd (vgl. r.o. 4.9. van het tussenvonnis van 25 oktober 2006) – evenzeer inventiviteit ontbeert.

3.11. Nu aldus is vast komen te staan dat het octrooi geen stand houdt, wordt ten slotte toegekomen aan de beoordeling van de ook door Teckru gevorderde schadevergoeding wegens ‘handhaving van nietige octrooien’ (vgl. r.o. 4.22. van het tussenvonnis van 25 oktober 2006). Deze vordering wordt afgewezen. Daartoe geldt dat een enkele handhavingshandeling met betrekking tot een octrooi, dat – zoals hier – later nietig wordt bevonden, niet zonder meer leidt tot aansprakelijkheid van de octrooihouder. Of van aansprakelijkheid van de octrooihouder sprake is, hangt af van de omstandigheden van het geval. Denkbaar is dat de octrooihouder die weliswaar niet weet maar ernstig redenen heeft om te vermoeden dat zijn octrooi niet geldig is maar zijn octrooi niettemin handhaaft, verwijtbaar onrechtmatig handelt jegens de vermeende inbreukmaker (vgl. HR 29 september 2006, LJN AU6098 en Hof ’s-Gravenhage 24 november 2009, IEF 8384). Dergelijke omstandigheden zijn echter gesteld noch gebleken.

Lees het vonnis hier.

IEF 9289

Minder ingrijpende mogelijkheden

Gerechtshof Amsterdam, 14 december 2010, LJN BP7309 zaaknr. 200.051.728/01 KH, Ziggo B.V. tegen 123 Video B.V. (met dank aan John Allen & Rogier Stevens, NautaDutilh).

Auteursrecht. Vrijwaring. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep (Vzr. Rechtbank Amsterdam, 29 oktober 2009, IEF 8312). Een ‘uploader’ plaatst een aantal erotische video’s op user genereated video website 123video.nl. De auteursrechthebbende m.b.t. de video’s, Kim Holland Productions, dagvaardt Ziggo, betrekt de uploader in vrijwaring in de procedure en vordert i.c. afgifte van de NAW-gegevens van provider Ziggo. Het hof oordeelt dat 123 Video met het oog op de belangen van Ziggo onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden bestonden om de NAW-gegevens te achterhalen.

Het hof stelt vast dat het in casu gaat om de vraag of Ziggo een buitencontractuele meldingsplicht m.b.t. NAW-gegevens heeft. Voor het kunnen aannemen van zo'n plicht is beslissend of Ziggo in de concrete omstandigheden van het geval onrechtmatig jegens 123Video handelt door de NAW-gegevens niet te verstrekken. Daarbij komt het aan op een nauwgezette afweging van alle betrokken belangen. Het hof weegt vervolgens de belangen van beide partijen af.

Enerzijds het belang van 123Video: het in vrijwaring kunnen oproepen van de gebruiker van het e-mailadres, anderzijds dat van Ziggo: de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van haar abonnee, het gevaar van reputatieschade voor Ziggo zelf en het risico aansprakelijk te worden gesteld door abonnees.
 
Omdat 123 Video niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden bestonden om de NAW-gegevens te achterhalen (ze had volgens het hof op grond van de met de gebruiker gevoerde e-mailcorrespondentie en de bij de inschrijving verkregen gegevens een deurwaarder kunnen inschakelen die in staat zou zijn geweest het juiste adres van de gebruiker te achterhalen) moeten de belangen van Ziggo bij het niet verstrekken van de NAW-gegevens prevaleren. Het door Ziggo verstrekken van de NAW-gegevens is niet noodzakelijk voor de behartiging van 123 Video's belang en Ziggo handelt derhalve niet in strijd met de in het maatschappelijk verkeer van haar te vergen zorgvuldigheid door te weigeren de NAW-gegevens aan 123 Video te verstrekken.
 
Lees het arrest hier, DomJur 2011-766, hier.

IEF 9288

In het huidige stadium

Rechtbank ’s-Gravenhage, vonnis in incident van 8 december 2010, HA ZA 10-3184, Stichting BREIN tegen Ziggo B.V. 7 XS4ALL Internet B.V. (met dank aan Kim Mulder, Howrey).

Auteursrecht. Vonnis in incident. ZIGGO vordert aanhouding i.v.m. de gesteld overeenstemmende Belgische zaken (o.a. IEF 8974) subsidiair het stellen van prejudiciële vragen door de rechtbank Den Haag in de bodemprocedure over de gevorderde blokkering door Ziggo c.s. van toegang tot The Pirate Bay (zie voor KG: IEF 8988). Vorderingen afgewezen. In citaten:

2.4. Ondanks het feit dat de beheerders van The Pirate Bay zowel strafrechtelijk als civielrechtelijk zijn veroordeeld hun onrechtmatige gedragingen te staken, is de website nog altijd bereikbaar voor Nederlandse gebruikers (…) teneinde verdere schade te voorkomen, vordert Brein primair dat Ziggo de toegang tot The Pirate Bay voor haar abonnees blokkeert en geblokkeerd houdt.

4.1. Ten aanzien van de primaire grondslag van de vordering van Ziggo, stelt de rechtbank vast dat Ziggo de relevantie van het antwoord op de prejudiciële vragen in de Belgische zaken voor de onderhavige kwestie slechts summier heeft onderbouwd. In ieder geval heeft Ziggo verzuimd aan te geven waarom de procedure al in het huidige stadium, waarin nog niet is uitgeconcludeerd, aangehouden zou dienen te worden. Voor zover de rechtbank zou menen dat zij zich geen oordeel over de kwestie kan vormen zonder het oordeel van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de Belgische zaken af te wachten of - de subsidiaire grondslag - zelf prejudiciële vragen te stellen zou dit - zoals Brein terecht stelt - eerst aan de orde komen nadat de zaak is uitgeconcludeerd. In dit stadium is dat prematuur. De rechtbank ziet daarvoor geen aanleiding, nog afgezien van het feit dat Ziggo niet voldoende inzichtelijk heeft gemaakt waar de door haar gewenste prejudiciële vragen betrekking op zouden moeten hebben.

Lees het vonnis hier.

IEF 9286

Oude IER’s niet meteen weggooien

IERMededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. Europa 2020: Kerninitiatief Innovatie-Unie.

“De markten voor de handel in IER's moeten transparanter en minder versnipperd worden zodat de kopers en verkopers van IER's elkaar eenvoudig kunnen vinden, er in IER's kan worden geïnvesteerd en de transacties op billijke voorwaarden plaatsvinden. Hoewel er zowel op het niveau van de lidstaten als internationaal een aantal initiatieven is genomen, moeten zij op Europese schaal worden ontwikkeld om maximale efficiëntie te bereiken en te profiteren van schaal- en toepassingsvoordelen. De kennismarkten moeten openstaan voor nieuwkomers en het potentieel van IER's die in universiteiten, onderzoeksinstellingen en ondernemingen liggen te sluimeren, ontsluiten. Dit zou grote nieuwe inkomsten kunnen genereren, die opnieuw in onderzoek zouden kunnen worden geïnvesteerd, waardoor een virtueuze cirkel zou worden gecreëerd.” (Pagina  20).

Lees het gehele document hier.

IEF 9285

Een omroepbrede Taskforce Rechten

Kamerstukken. Bijlage bij Kamerstuk 32500-VIII nr. 55. Terugblik 2009, Nederlandse Publieke Omroep.

Auteursrecht. “Voor de uitvoering van zijn ambities heeft de Raad van Bestuur van de NPO begin 2009 een omroepbrede Taskforce Rechten ingesteld. Vastgesteld is daarin dat niet zozeer het auteursrecht als zodanig het probleem is maar de wijze waarop dat georganiseerd is in vele Collectieve Beheersorganisaties (CBO’s), met ieder een eigen inning- en repartitiemethodiek.

(…) De sector staat een wijziging van de organisatie van het rechtenbeheer voor, waarbij de rechten zoveel mogelijk aan de bron worden geregeld en AV-producten met een vrijwaring aan de volgende fase in de waardeketen kunnen worden doorgegeven. Daarbij loopt de financiële afwikkeling via één loket , een centraal clearinginstituut voor de AV-sector.

Openbaarmaking is een ketenactiviteit en de AV-keten is verantwoordelijk voor een adequate regeling van de daarbij behorende rechten. Als de CBO’s ook bereid zijn de rechten te regelen via één loket waarin zij samenwerken, ontstaat de ‘one stop shop’ die ook door de politiek (Werkgroep Auteursrecht van de Tweede Kamer) wordt bepleit. Makers krijgen een billijke vergoeding voor openbaarmaking.(…)

 Om het model sluitend te krijgen, zodat iedereen zeker weet dat alle rechten geregeld zijn, moet via de Extended Collecting Licenses-systematiek ook de niet bij een CBO aangesloten rechthebbende zich aan de gemaakte afspraken conformeren, tenzij de maker dat expliciet heeft uitgesloten.”

Lees volledige het rapport hier.

IEF 9284

In het kader van zijn dienstbetrekking

Staatscourant Jaargang 2010, nr. 19909. Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 december 2010 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor Dagbladjournalisten.

Artikel 8.5 Auteursrecht 1

a. Onverminderd het in artikel 4.1 lid 2 sub i bepaalde geldt dat indien van een door een journalist in het kader van zijn dienstbetrekking gemaakt werk een ander gebruik wordt gemaakt dan ten behoeve van het blad of bladen waarvoor de journalist krachtens zijn arbeidsovereenkomst is aangesteld, daarvoor toestemming is vereist van zowel uitgever als journalist.

b. Onder werken ten behoeve van het blad of bladen waarvoor de journalist krachtens zijn arbeidsovereenkomst is aangesteld, wordt ook verstaan werken waarvan gebruik gemaakt wordt binnen enigerlei vorm van vast redactioneel samenwerkingsverband.

c. Het onder a bedoelde en hierna in de leden 2 en 3 verder uitgewerkte vereiste blijft ook na beëindiging van de arbeidsovereenkomst van kracht.
2. Indien een journalist een ander gebruik wil maken van zijn in dienstverband tot stand gekomen werk dan voor het blad of de bladen waarvoor hij is aangesteld, mag de uitgever zijn toestemming tot verder gebruik slechts onthouden, als de normen van artikel 8.4 voor medewerking aan andere publiciteitsorganen niet in acht worden genomen.

3.
a. Indien een uitgever een ander gebruik van het werk van een journalist wil maken dan voor het blad of bladen waarvoor deze is aangesteld, mag de journalist zijn toestemming tot verder gebruik slechts onthouden:

1e. hetzij om redenen van principiële aard, verband houdende met het journalistieke karakter, de aard of richting van het andere publiciteitsorgaan;

2e. hetzij als hem geen redelijke vergoeding wordt aangeboden.

b. Indien de uitgever aan de journalist een redelijke vergoeding aanbiedt, en in redelijkheid niet kan weten of vermoeden dat de journalist het in het vorige lid sub 1 genoemde bezwaar zal aanvoeren, behoeft hij in spoedeisende gevallen geen toestemming vooraf van de journalist.

c. Voor de bepaling van wat een redelijke vergoeding is wordt gelet op hetgeen bij de betrokken onderneming gebruikelijk is, voor zover dit niet te ver in ongunstige zin afwijkt van hetgeen bij andere ondernemingen gebruikelijk is.”

Lees de gehele CAO hier.