IEF 22202
26 augustus 2024
Artikel

Entertainment & Recht op 4 september

 
IEF 22200
26 augustus 2024
Uitspraak

Haviltex-criterium in actie: de licentie van Harbour Antibodies ziet alleen op de toepassing van octrooien in muizen

 
IEF 22204
26 augustus 2024
Uitspraak

Onverwachte wending in eerste Amerikaanse rechtszaak over tekst- en datamining voor generatieve AI

 
IEF 8793

De overwegingen van het Hof

Joost BeckerJoost Becker, Dirkzwager: Google AdWords: zoekmachineadvertentiediensten en merkinbreuk. Noot bij de Google AdWords arresten van het HvJ EU (IEF 8692 en IEF 8707).

“In maart 2010 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) de eerste twee belangrijke arresten gewezen over Google adwords. Het Hof oordeelt dat merkinbreuk via Google adwords door derden, niet zijnde Google, mogelijk is. Interessant zijn de overwegingen van het Hof over onzichtbaar merkgebruik, het in het ongewisse laten van de internetgebruiker en de reclamefunctie van het merk. In deze bijdrage zullen die aspecten nader worden beschouwd.

(…) We kennen reeds de eis dat economisch voordeel moet worden nagestreefd  en de uitsluiting van ‘particulier gebruik’ uit het Arsenal/Reed-arrest.  Daarnaast geldt nu dus dat er sprake moet zijn van eigen commerciële communicatie.  Is commerciële communicatie hetzelfde als het nastreven van economisch voordeel? Het één sluit het ander niet uit, maar het nastreven van economisch voordeel lijkt meer te omvatten dan commerciële communicatie.

(…) Het oordeel van het Hof roept de vraag op of het louter aanbrengen op een product van tekens in opdracht van een derde niet valt onder ‘eigen’ commerciële communicatie van de opdrachtnemer. Indien dat juist is, heeft dat gevolgen voor de uitleg van de in de richtlijn en verordening genoemde gebruikshandelingen. 

(…) Onzichtbaar merkgebruik (een met het merk gelijk of overeenstemmend teken wordt wel als trefwoord opgegeven, maar verschijnt niet in de advertentie) kan dus ook vallen onder de te verbieden gebruikshandelingen.  Dit is nu voor het eerst door het Hof uitgemaakt en daarmee is de door Verkade gesignaleerde 'onzichtbaarheid'-kwestie, in ieder geval in deze situatie, in het voordeel van de merkhouder beslecht.

(…) Het Hof oordeelt in r.o. 81: ‘[d]e te onderzoeken relevante functies zijn de herkomstaanduidingsfunctie en de reclamefunctie.’ Kennelijk zijn de overige genoemde functies in dit geval niet relevant, tenzij moet worden aangenomen dat onder de later door het Hof te bespreken reclamefunctie óók de communicatiefunctie valt en dat de kwaliteitsgarantiefunctie óók deel uitmaakt van de herkomstaanduidingsfunctie.  Dat de kwaliteitsgarantiefunctie in dit geval deel uitmaakt van de herkomstaanduidingsfunctie volgt mogelijk uit de verwijzing naar het Céline-arrest (…)

(…) Moet er waarde worden toegekend aan de aanwezigheid van het merk als zoekwoord in het scherm? Ik denk het wel. (…) Als de internetgebruiker na een dergelijke zoekactie advertenties ziet verschijnen en hij weet niet of de daarin geadverteerde waren of diensten van de merkhouder afkomstig zijn of van een derde – hij blijft in het ongewisse – dan bestaat de mogelijkheid tot een vergissing omtrent de herkomst van die waren of diensten. (…) In deze mogelijkheid tot vergissen ligt het genoemde materiële verband volgens het Hof dus besloten, zonder dat het Hof aangeeft of het gebruik van het merk wordt opgevat als herkomstaanduider.

(…) Thans staat onbetwistbaar vast dat merkinbreuk via Google adwords door derden, niet zijnde Google, mogelijk is. Dit terwijl het merkgebruik vaak niet zichtbaar is. Daarvoor dient primair de presentatie van de advertentie te worden beoordeeld, waarbij het doel en gevolg van de advertentielink vaststaan. Indien de internetgebruiker in het ongewisse wordt gelaten over de herkomst van de geadverteerde waren of diensten of de advertentie, kan de merkhouder daartegen met succes optreden. Hetzelfde geldt indien er sprake is van (in)directe verwarring of ongewisheid omtrent de adverteerder.

Lees de gehele noot hier. Eerdere noot Visser hier.

IEF 8792

Poppen in verminkte toestand

Rechtbank Breda, 22 april 2010, KG ZA 10-172, JB Inflatable BV tegen Happy Point (met dank aan Rutger van Rompaey - QuestIE).

Auteursrecht. Excecutiegeschil in zaak over opblaaspoppen (eerder vonnissen: zie vanaf vzr. Rechtbank Breda, en 6 januari & 8 maart 2010,  IEF 8498 & IEF 8658). Gebod in KG tot overleggen van een rapportage door een registeraccountant was zeer concreet: dwangsommen verbeurd. Geen dwangsommen verbeurd door de omstandigheid dat de poppen in verminkte toestand zijn afgeleverd

3.2. Overtreding van het gebod ten aanzien van rapportage door een registeraccountant? Anders dan JB en conform de stellingname van Happy Point is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van overtreding van het gebod tot het overleggen van een rapportage door een registeraccountant. Het betreffende gebod is zeer concreet in de aanwijzing van de hoedanigheid van de rapporteur: een registeraccountant. Van algemene bekendheid is dat dit een specifiek omschreven beroepsgroep is. Dit gebod is gegeven op vordering van Happy Point. JB had tijdens het vorige kort geding hierop verweer kunnen voeren en alternatieven kunnen voorstellen. Zij kan niet achteraf in een executiegeschil dat debat gaan voeren.

3.5. (…) Het maximum aan dwangsommen is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid reeds door de besproken overtreding verbeurd. Anders dan Happy Point stelt zijn geen dwangsommen verbeurd door de omstandigheid dat de poppen in verminkte toestand zijn afgeleverd. Uit het vonnis blijkt niet of afgifte strekte tot vernietiging dan wel tot eigendomsverkrijging. JB heeft in de door haar gestelde veronderstelling kunnen verkeren dat beoogd werd afgifte ter vernietiging, zodat voor haar niet buiten redelijke twijfel stond dat de met dwangsom versterkte veroordeling ertoe strekte dat zij de poppen intact behoorde af te geven.

Lees het vonnis hier.

IEF 8790

Het Maandagmerk

Rechtbank Amsterdam, 21 april 2010, HA ZA 09-844, S. tegen H. (met dank aan Bjorn Schipper, Bousie)

Merkenrecht. Geschil over de organisatie van het evenement MONDAY en de hieraan verbonden IE rechten, waaronder de rechten op het merk MONDAY. Conventie: bijdrage aan organisatie impliceert geen aanspraak op deze rechten. Ook geen aanspraak op deel van de exploitatie opbrengsten. Geen merkenrechtelijk voorgebruik. Gedeeltelijke veroordeling in de volledige proceskosten. Reconventie: merkinbreuk aangenomen. Onrechtmatige daad m.b.t. het doen van negatieve uitlatingen over het evenement MONDAY en het oproepen van (potentiële) bezoekers om vooral niet naar het evenement te gaan. Geen auteursrechtinbreuk nu auteursrechtelijk beschermde trekken op communicatie uitingen zoals huisstijl en webdesign niet duidelijk zijn gemaakt. Geen handelsnaaminbreuk. Beslagen onrechtmatig gelegd. Compensatie van de proceskosten.

4.4. S. stelt voorts dat H. onrechtmatig handelt doordat zij achter de rug van S. om het Benelux woordmerk MONDAY op haar eigen naam heeft laten registreren. Deze rechten zouden als voorgebruiker aan S. toekomen. S. stelt niet waaruit dit voorgebruik bestaat en waaruit het voorgebruik zou moeten blijken. Omdat van voorgebruik door S. niet is gebleken, is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet duidelijk waarom het depot jegens S. onrechtmatig zou zijn. Het enkele feit dat S. bij de totstandkoming van het concept op enigerlei wijze betrokken is geweest en daarover ook met derden sprak, is daartoe - zo S. dit al aan haar vordering ten grondslag wenst te leggen - onvoldoende. Het enkele voorbijzien aan eventuele daaruit voortvloeiende rechten van S. (wat die ook mogen zijn) leidt niet tot het oordeel dat H. onrechtmatig jegens S. handelt omdat zij te kwader trouw heeft gedeponeerd, gelijk S. stelt. Zo is gesteld noch gebleken dat er in het kader van de samenwerking afspraken zijn gemaakt over de introductie van het merk MONDAY. Dit had wel op de weg van S. gelegen, nu zij zich beroept op de kwade trouw van H. Het is dan aan S. te stellen en te bewijzen dat en waarom sprake is van kwade trouw aan de zijde van H.. Dat heeft zij niet, althans in onvoldoende mate, gedaan. Ook de vordering op grond van onrechtmatige daad wordt om die reden afgewezen.

(…)

4.8.  H. vordert een inbreukverbod. Zij baseert dit op aan haar toekomende auteursrechten er/of handelsnaarnrechten en/of merkrechten in verband met de organisatie van het evenement MONDAY en/of het teken MONDAY. Voor zover het gevorderde verbod wordt gebaseerd op aan  H. toekomende auteursrechten, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank begrijpt op grond van de brief van 28 januari 2009 van de advocaat van  H. en het verhandelde ter zitting dat  H. stelt auteursrechthebbende te zijn op de aan de domeinnaam partvonmondav.nl gekoppelde website en alle overige communicatie-uitingen rondom de evenementen, zoals content, lay-out, huisstijl en merchandise.  H. heeft evenwel verzuimd te stellen wat de auteursrechtelijk beschermde trekken zijn die maken dat sprake is van auteursrechtelijk beschermde werken. Ook is niet gesteld welke van die auteursrechtelijk beschermde trekken door S. zijn overgenomen. Dit had (gelet ook op de betwisting door S.) wel op haar weg gelegen. De op het auteursrecht gebaseerde vorderingen zullen daarom worden afgewezen.

4.9. Ook de op het handelsnaamsrecht gebaseerde vorderingen zullen worden afgewezen. H. stelt dat haar handelsnaamsrechten toekomen, maar de rechtbank is van het voeren van de handelsnaam Monday door  H. niet gebleken. Ditzelfde geldt voor zover  H. stelt dat S. die handelsnaam Monday voert. Voor zover producties zijn overgelegd, waarin de aanduiding Monday voorkomt, gaat het om verwijzingen naar het evenement bij de Siupperclub of betreft het - gelijk  H. zelf stelt - merkgebruik en niet de aanduiding van de onderneming van  H. 

4.10. De inbreuk op de merkrechten van  H. wordt niet anders betwist dan met de stelling dat  H. geen toestemming had het merk te deponeren en  H. het merk in strijd met gemaakte afspraken voor zichzelf gebruikt. Uit hetgeen de rechtbank op dit punt in conventie heeft overwogen, volgt dat het depot van  H. niet te kwader trouw is verricht. Van handelen in strijd met enige afspraak is de rechtbank niet gebleken. Nu de merkinbreuk overigens niet wordt betwist, dient de daarop gebaseerde vordering te worden toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8789

Clearly unfounded

HvJ EU, beschikking van 15 januari 2010, zaak C-579/08 P, Messer Group GmbH teegn Air Products and Chemicals, Inc.

Merkenrecht. Oppositieprocedure tegen aanvragen woordmerken Ferromix, Inomix and Alumix o.g.v. oudere woordmerken FERROMAXX, INOMAXX and ALUMAXX (lasgassen). Hof wijst beroep tegen arrest Gerecht af. Opposities toegewezen. De complaints zijn allen ‘clearly unfounded’.

70. It is true that, according to settled case-law, the more distinctive the earlier mark, the greater will be the likelihood of confusion (see Lloyd Schuhfabrik Meyer, paragraph 20, and Waterford Wedgwood v Assembled Investments (Proprietary) and OHIM, paragraph 32). The Court has thus concluded that there may be a likelihood of confusion, notwithstanding a low degree of similarity between the trade marks, where the goods or services covered by them are very similar and the earlier mark is highly distinctive (see Waterford Wedgwood v Assembled Investments (Proprietary) and OHIM, paragraph 33 and case-law cited). However, that possibility cannot preclude a likelihood of confusion where the distinctive character of the earlier mark is weak.

Lees het arrest hier.

IEF 8788

Évoque une origine asiatique

Gerecht EU, 13 april 2010, zaak T-103/06, Esotrade, SA tegen OHIM / Antonio Segura Sánchez

Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure tegen aanvraag beeldmerk YoKaNa o.g.v. oudere nationale en Gemeenschapsbeeldmerken YOKONO (kleding). Oppositie toegewezen. 

40. Quant à la similitude conceptuelle des marques en conflit, il n’est pas contesté par la requérante que les mots « yokono » et « yokana » n’ont pas de signification conceptuelle claire pour le public pertinent. Il est cependant probable que le consommateur concerné leur attribue une origine asiatique. En effet, d’une part, la combinaison des lettres « y », « k » et « n » évoque une origine asiatique et, d’autre part, le rond de couleur rouge figurant dans la marque demandée évoque le drapeau japonais et l’étoile figurant dans la marque antérieure le drapeau chinois. Il s’ensuit que les marques en cause présentent un certain degré de similitude sur le plan conceptuel.

43. Cependant, en l’espèce, il y a lieu de considérer que, au regard de l’identité constatée entre les produits visés par les deux marques en cause, l’existence d’une similitude phonétique et d’une certaine similitude conceptuelle est suffisante pour conclure à l’existence d’un risque de confusion entre la marque antérieure et la marque demandée, et cela malgré les différences visuelles existant entre les signes en conflit.

Lees het arrest hier.

IEF 8787

Geen kasten

Gerecht EU, 14 april 2010, zaak T/514/08, Laboratorios Byly, SA tegen OHIM/Vasileios Ginis

Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure tegen aanvraag beeldmerk BILLY’S Products o.g.v. oudere gemeenschapswoordmerken BYLY et byly (parfum). Gerecht vernietigt beslissing Kamer van Beroep; visuele en conceptuele verschillen zijn toch onvoldoende om verwarringsgevaar uit te sluiten.

59. Or, ainsi qu’il a déjà été jugé aux points 55 et 56 ci-dessus, tel n’est pas le cas en l’espèce. La différence existant sur le plan conceptuel entre les signes en conflit n’est pas, dans les circonstances de l’espèce, de nature à neutraliser les similitudes constatées.

60. Il en résulte que les signes en conflit doivent être considérés comme globalement similaires.

64. En effet, il a été jugé au point 40 ci-dessus que la chambre de recours a surestimé les différences sur le plan visuel entre les marques en conflit, puisqu’il existe entre elles, du moins, une similitude moyenne. Ensuite, comme il a déjà été rappelé, le consommateur moyen perçoit normalement une marque comme un tout et ne se livre pas à un examen de ses différents détails. De plus, le public pertinent n’a que rarement la possibilité de procéder à une comparaison directe des différentes marques, mais doit se fier à l’image imparfaite de celles-ci qu’il a gardée en mémoire.

Lees het arrest hier.

IEF 8786

A bulldog with a citrus fruit in front of it

Gerecht EU, 15 april 2010, zaak T-488/07, CaseCabel Hall Citrus Ltd tegen OHIM

Gemeenschapsmerk. Nietigheidsprocedure tegen Gemeenschapswoordmerk EGLÉFRUIT o.g.v. oudere Gemeenschaps- en nationale merken UGLI en ‘UGLI Fruit – but the affliction is only skin deep’. Verwarringsgevaar  niet aannemelijk.

50. Concerning the EGLÉFRUIT mark and the figurative mark ‘UGLI Fruit – but the affliction is only skin deep’, it can also not be considered that the Board of Appeal made an error of assessment in holding that there was no likelihood of confusion. As is apparent from the Board of Appeal’s correct assessment of the similarity of the marks, there are very clear visual differences between them, in particular as a result of the distinctive and dominant figurative element of the earlier mark, representing a bulldog with a citrus fruit in front of it. Similarly, there is no conceptual link between the marks at issue. On the contrary, as the Board of Appeal noted, in so far as the word ‘ugli’ in the earlier mark is likely to be associated with the English word ‘ugly’ by the relevant public, there would appear even to be a conceptual difference.

51. In those circumstances, despite the fact that the goods covered by the marks at issue are identical, the degree of phonetic similarity established, which concerns the descriptive word elements ‘fruit’ and, to a small extent, the elements ‘eglé’ and ‘ugli’, does not, in the present case and of itself, support the finding that there is a likelihood of confusion on the part of consumers of everyday consumer goods.

Lees het arrest hier.

IEF 8785

Beeldmerk hond

Gerecht EU, 20 april 2010,  zaak T-187/08, Rodd & Gunn Australia Ltd tegen OHIM

Gemeenschapsmerk. Beeldmerk hond. Mislukte vernieuwing registratie. Geen restitutio in integrum.

28. It is apparent from that provision that restitutio in integrum is subject to two conditions, first, that the party acted with all due care required by the circumstances and, second, that the non-observance of the time-limit by that party has the direct consequence of causing the loss of any right or means of redress (…)

30. In the present case, there is no need for the Court to rule on whether a non-professional representative can renew a Community trade mark, and therefore whether the proprietor of the mark exercised all due care required by the circumstances in that regard; it suffices to point out that, in any event, CPA did not exercise all due care required by the circumstances.

Lees het arrest hier.

IEF 8784

Einen Teil eines Spannfutters

Gerecht EU, 21 april 2010, in zaak T-7/09, Schunk GmbH & Co tegen OHIM

Gemeenschapsmerk. Weigering inschrijving beeldmerk dat „einen Teil eines Spannfutters [Klauwplaat, boorklem? ]  mit drei Rillen darstellt.“ Geen onderscheidend vermogen.

31. Im vorliegenden Fall hat die Klägerin aber vor der Beschwerdekammer keinen Beweis für das Bestehen einer Verkehrsübung erbracht, nach der Rillenmotive in Spannfutter eingefräst werden, um deren Herkunft zu kennzeichnen, und auch nicht nachgewiesen, dass die Verkehrskreise diese Rillenmotive mit einem Herkunftshinweis verbinden. Daher durfte die Beschwerdekammer allein anhand der ihr vorgelegten Beweise den Schluss ziehen, dass die Rillen auf den Spannfuttern nur Dekorationselemente seien, ohne als Hinweis auf die Herkunft der Ware zu fungieren.

33. Daher hat die Beschwerdekammer in Randnr. 12 der angefochtenen Entscheidung zu Recht festgestellt, dass es branchenüblich sei, Spannfutter mit einer oder mehreren Rillen zu versehen, so dass die angemeldete Form nicht von der Branchenüblichkeit abweiche und dem Verbraucher nicht erlaube, diese Form als von einem bestimmten Unternehmen stammend zu erkennen.

Lees het arrest hier.

IEF 8783

Van nature onrechtstreeks

Gerecht EU, 21 april 2010, zaak T-361/08, Peek & Cloppenburg tegen OHIM/ The Queen Sirikit Institute of Sericulture (Thailand),

Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure  tegen aanvraag beeldmerk Thai Silk o.g.v. ouder Duits nationaal beeldmerk dat vogel weergeeft (kleding). Oppositie afgewezen, geen verwarringsgevaar.

60. Zelfs indien het woordelement van het aangevraagde merk beschrijvend zou kunnen worden geacht, zoals verzoeksters aanvoeren, neemt dit niet weg dat het relevante publiek bij verwijzing naar dit merk uitsluitend het woordelement ervan zal uitspreken, en niet de term die overeenkomt met het in het beeldelement ervan voorgestelde dier, aangezien die overeenkomst van nature onrechtstreeks is, en in casu ook onzeker wat die term betreft, niettegenstaande de door verzoeksters aangevoerde rechtspraak, volgens welke het publiek een beschrijvend bestanddeel van een samengesteld merk niet beschouwt als het onderscheidende en dominerende bestanddeel van de door dit merk opgeroepen totaalindruk (…).

68. Hoewel de betrokken waren dezelfde zijn en er sprake is van een zwakke begripsmatige overeenstemming van de conflicterende tekens, heeft de kamer van beroep op goede gronden geconcludeerd dat de door de betrokken merken opgeroepen totaalindruk geen verwarringsgevaar kan creëren bij het relevante publiek.

Lees het arrest hier.