IEF 22187
13 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Football Dataco/Yahoo

 
IEF 22186
13 augustus 2024
Uitspraak

In hoeverre speelt creativiteit een rol in het modellenrecht?

 
IEF 22185
13 augustus 2024
Uitspraak

eOx International c.s. en verweerders in het nauw gedreven: het hof veronderstelt onterechte ontlening aan ATSSE-mengsel

 
IEF 8451

BMM Student Award

De BMM Student Award wordt jaarlijks door de beroepsvereniging BMM toegekend aan een student voor een scriptie en/of artikel op het gebied van intellectuele eigendomsrechten.

Een van de doelstellingen van de BMM is de bevordering van de kennis van het merken- en modellenrecht van de leden. Gedurende de ruim 30 jaar dat de BMM bestaat, wordt aan deze doelstelling inhoud gegeven onder andere door het publiceren van artikelen in het BMM-Bulletin, het officiële verenigingsblad.

Artikelen en scripties van studenten vormen veelal waardevolle bijdragen; nieuwe zienswijzen worden belicht en kritische geluiden worden gemaakt over wetgeving en rechtspraktijk. Om hen te enthousiasmeren en daarmee te stimuleren tot het schrijven van scripties en artikelen op het gebied van de intellectuele eigendomsrechten en zich daarin verder te specialiseren, kent het bestuur van de BMM jaarlijks de Student Award toe. De Award kan zijn een geldprijs, een stageplaats of anderszins. De winnende bijdrage zal bovendien gepubliceerd worden in het BMM bulletin.

De jaarlijkse sluitingsdatum is 1 februari. In oktober van datzelfde jaar toekenning van de Award zal plaatsvinden. Inzendingen kunnen worden aangeleverd via secretariaat@bmm.nl onder vermelding van Student Award. Het reglement terzake vindt u als bijlage en kan eveneens geraadpleegd worden op de website vand e BMM.

IEF 8450

European Commission welcomes ratification of the WIPO Copyright Treaties

Today, the European Union and its Member States ratified the WIPO Copyright Treaty and the WIPO Performances and Phonograms Treaty, the so-called "Internet" Treaties. These Treaties were concluded to make the world's copyright laws 'fit for the internet'. 

Internal Market Commissioner Charlie McCreevy commented on the WIPO ratifications : "Today is an important day for the European Union and its Member States and WIPO. We, as a group have shown our attachment to the international system of protection of copyright and related rights. These two treaties brought protection up to speed with modern technologies. As the technological evolution accelerates, protecting creators and creative industries is more urgent than ever."

By ratifying these Treaties, the European Union and its Member States hope to breathe new vigour into the current treaty-making work of WIPO and encourage renewed commitment to moving forward on a high level of protection for creators and creative industries.

Lees het persbericht hier.

IEF 8449

De auteursrechtelijke gevolgen van het Google Book Settlement voor Nederland

Prof. mr. P.B. Hugenholtz, IViR,: De Google Book-schikking: de wereldliteratuur gelicentieerd. Eerder verschenen in Nederlands Juristenblad, 4 december 2009, nr. 42, p. 2754-2758.

"Het Google Book project is de Bibliotheca Alexandrina van deze tijd. Meer dan tien miljoen boeken, waarvan vele van Nederlandse schrijvers, zijn binnen korte tijd digitaal ontsloten en doorzoekbaar gemaakt. Het project roept boeiende vragen op, niet alleen over de toekomst van de bibliotheek en uitgeverij, maar ook over het auteursrecht. In de Verenigde Staten hebben rechthebbenden het met Google op een akkoord gegooid. Wat zijn de auteursrechtelijke gevolgen van het Google Book Settlement voor Nederland?

(…) Wat voor auteurs en andere rechthebbenden van het auteursrecht overblijft, is niet meer (maar ook niet minder) dan een vergoedingsrecht dat via collectieve rechtenorganisaties bij Google en andere intermediairs te gelde kan worden gemaakt. Daarmee is, op de keper beschouwd, niets nieuws onder de zon. Al sinds de jaren ’20 worden muziekwerken op dezelfde wijze geëxploiteerd: door collectieve overeenkomsten met platenproducenten, omroeporganisaties en andere intermediairs. Voor ons verwoede lezers is het wachten, kortom, op ‘een BUMA voor het boek’, en de digitale toekomst kan eindelijk beginnen."

Lees het volledige artikel hier.

IEF 8448

Personalia

Arnout GroenPersbericht: "Arnout Groen per 1 februari 2010 in dienst van Klos Morel Vos & Schaap. Na acht jaar De Brauw Blackstone Westbroek verruilt advocaat Arnout Groen de Amsterdamse Zuidas voor de stadsvilla van het volledig in het intellectueel eigendomsrecht gespecialiseerde Amsterdamse advocatenkantoor  Klos Morel vos & Schaap.

Arnout Groen beschikt over een zeer ruime ervaring in het IE-recht: naast ruime proceservaring als advocaat, variërend van  kort geding- tot cassatieprocedures in merken-, modellen, auteurs- en mediarechtelijke zaken, was Groen onder meer als onderzoeker verbonden aan het CIER, het Centrum voor Intellectueel Eigendomsrecht van de Universiteit van Utrecht, was mede-auteur van een rapport voor het Ministerie van Justitie met betrekking tot ‘de minimis regelingen in het auteursrecht’ en publiceerde o.a. over zoekmachines en gesponsorde koppelingen. Ook is Groen een regelmatig spreker op congressen,  het afgelopen jaar sprak hij onder andere op het Nationaal Auteursrechtcongres en verzorgde de CIER-Lezing 2009 over 10 jaar databankenwet."

IEF 8447

Adidas /Marca (HR)

Hoge Raad, 11 december 2009, LJN: BK0674, Adidas AG c.s. tegen Marca Mode, C&A Nederland, H&M Hennes & Mauritz Netherlands B.V. & Vendex Kbb Nederland B.V..

Merkenrecht. Beschermingsomvangmerk. Freihaltebedürfnis? 2:3-strepenzaak. Vervolg op HR 16 februari 2007, NJ 2007, 117 (IEF 3498) Beantwoording vragen van uitleg door HvJ bij arrest van 10 april 2008, IER 2008, 53 (IEF 5955). Ingevolge de Eerste Richtlijn (89/104/EEG) kan bij de bepaling van de omvang van het uitsluitende recht van de houder van een merk geen rekening worden gehouden met de vrijhoudingsbehoefte, behoudens voor zover de beperking van art. 6 lid 1, sub b van de richtlijn (kenmerken/bestemming van de waar) aan de orde is. Onjuist is dat ook bij de beoordeling van de beschermingsomvang van een merk een aan het algemeen belang ontleende behoefte bestaat om te waarborgen dat die beschikbaar blijft voor algemeen gebruik. Verwarringsgevaar. Inbreukgrond van art. 13A lid 1, aanhef en onder c, (oud) BMW.

3.2.1 Uit de beslissing van het HvJEG volgt dat onjuist is de - in rov. 4.17 van het eindarrest neergelegde - opvatting (a) dat ook bij de beoordeling van de beschermingsomvang van een merk een aan het algemeen belang ontleende - en in art. 3 lid 1 van de Richtlijn, verankerde - behoefte bestaat om voor bepaalde tekens te waarborgen dat die beschikbaar blijven voor algemeen gebruik, en (b) dat het gebruik van dergelijke tekens op die grond niet omwille van de bescherming van een merk waarmee die tekens mogelijk overeenstemmen, aan die beschikbaarheid mag worden onttrokken, en dat zulks ook geldt wanneer het desbetreffende merk zelf van oorsprong een dergelijk teken is dat door inburgering de voor een merk vereiste mate van onderscheidend vermogen heeft gekregen. Dat, naar het HvJEG besliste, anders geldt, voor zover de gebruiker van een dergelijk teken zich op art. 6 lid 1, aanhef en onder b, Richtlijn beroept, is, naar het HvJEG ook heeft onderkend, voor de onderhavige zaak niet van belang, nu zich dat geval niet voordoet.

Lees het arrest hier.

IEF 8398

Boek2009

Al goed druk, maar nog enkele plaatsen vrij: Van Reklos en Davourlis tot Pago en Lego. IEForum.nl Jurisprudentie Jaaroverzicht, woensdag 16 december 2009 van 11.30 - 14.00 uur, Holiday Inn Hotel (bij NS RAI) Amsterdam,

Tijdens een informele lunch brengt Dirk Visser u op de hoogte van de belangrijkste IE jurisprudentie van 2009. Alle voor de IE belangrijke arresten van EHRM, HVJ EG en HR uit 2009 worden besproken, waaronder: Reklos, Nasdaq, 7-Eleven, Chellomedia, Bellure, Infopaq, Pago, Makro/Diesel, Thuiskopie, Montis, Lego, Eurotyre

Deze IEForum.nl IE Jurisprudentielunch levert u twee PO-punten op voor de Nederlandse Orde van Advocaten.

Inschrijven: Stuur een email naar info@delex.nl of info@lexlumen.nl. Als u zich hier inschrijft ontvangt u als extra service direct toegang tot het Lexlumen Interactief Communicatie Platform. Hier kunt u uw eigen vragen alvast aan de sprekers stellen. De sprekers behandelen deze tijdens de bijeenkomst. Bovendien kunt u hier het documentatiemateriaal downloaden om u optimaal voor te bereiden.

Locatie: Holiday Inn Hotel (bij NS RAI)
De Boelelaan 2
1083 HJ Amsterdam

Kosten: Het inschrijfgeld bedraagt € 225,00 per persoon (excl. BTW). Hierin zijn begrepen de kosten van lunch, koffie, thee en documentatie. Na ontvangst van de inschrijving sturen wij u een bevestiging met routebeschrijving en een factuur. Sponsors van www.ie-forum.nl ontvangen 10% korting.

Heeft u nog vragen? Stuur een email naar info@delex.nl of info@lexlumen

IEF 8446

Behoefte aan compatibiliteit en uitwisselbaarheid

Attema P25Vzr. Rechtbank Utrecht, 13 november 2009, KG ZA 09-932, B.V. Kunststoffenindustrie Attema tegen OBO Betterman B.V. (met dank aan Sjors Pranger, Hekkelman Advocaten),

Slaafse nabootsing. Standaardisatiewens. Merkenrecht. Vorderingen afgewezen. “Voldoende aannemelijk wordt dan ook geacht dat bij een aanmerkelijk deel van het in aanmerking komend publiek behoefte bestaat aan compatibiliteit en uitwisselbaarheid met het reeds bestaande plattebuissvsteem, en voorts dat de OBO Bettermann verweten nabootsing van de afwerking en maatvoering juist die compatibiliteit en uitwisselbaarheid mogelijk maakt.” Merkteken O25 maakt geen inbreuk op woordmerk P25.

Slaafse nabootsing: 4.8. Het is voldoende aannemelijk dat het P25 installatiekanaal met de daarbij behorende onderdelen van Attema een eigen positie op de Nederlandse markt inneemt en enig onderscheidend vermogen heeft. (…)

4.9. Tussen partijen is niet in geschil dat het door OB0 Bettermann aangeboden installatiekanaal nagenoeg identiek is aan het P25 installatiekanaal van Attema. Het enige zichtbare verschil is dat in de binnenzijde van het P25 installatiekanaal van Attema "Attema" staat en dat in de binnenzijde van het door OBO Bettermann aangeboden installatiekanaal "OBO" staat. De totaalindruk van de beide producten is dezelfde, zodat voldoende aannemelijk is dat er sprake is van nabootsing. (…)

4.10. OB0 Bettermann heeft zich in dit verband beroepen op het arrest van de Hoge Raad van 12 juni 1970 (NJ 1970,434), waarin is bepaald dat nabootsing van een product van een ander, voor zover nodig om tegemoet te komen aan bij een deel van de afnemers bestaande wensen ten aanzien van uiterlijk of eigenschappen van een product - daaronder begrepen de wensen die verband houden met de behoefte aan standaardisatie - op zichzelf niet onrechtmatig is jegens de fabrikant van het nagebootste product, ook al zou die nabootsing verwarring over de herkomst van het product kunnen wekken. 

OBO Bettermann heeft in dat verband gesteld dat er onder de installateurs die met installatiekanalen werken grote behoefte is aan standaardisatie in die zin, dat er behoefte is aan installatiekanalen die kunnen worden aangesloten op de voor de het P25 installatiekanaal passende 'tules' bij contactdozen en op de door Attema aangeboden hoekstukken, van een andere fabrikant, naar de voorzieningenrechter aanneemt tegen een lagere prijs. 

Dat die behoefte bestaat, is door Attema naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet voldoende gemotiveerd weersproken. Attema heeft de behoefte aan standaardisatie weliswaar betwist, maar zij heeft zelf in haar stellingen juist de uitwisselbaarheid van de beide installatiekanalen en het feit dat de onderdelen van haar plattebuissysteem nu op een goedkoper, vrijwel identiek installatiekanaal kunnen worden aangesloten benadrukt, zij het ter onderbouwing van het door haar gestelde onrechtmatige handelen. Mede gelet op hetgeen Attema over haar marktpositie en de bekendheid van het plattebuissysteem heeft aangevoerd, kan aangenomen worden dat een deel van de potentiële afnemers van installatiekanalen beschikt over bepaalde onderdelen van het plattebuissysteem van Attema en zich bij de aankoop mede daardoor laat leiden. 

Voldoende aannemelijk wordt dan ook geacht dat bij een aanmerkelijk deel van het in aanmerking komend publiek behoefte bestaat aan compatibiliteit en uitwisselbaarheid met het reeds bestaande plattebuissvsteem, en voorts dat de OBO Bettermann verweten nabootsing van de afwerking en maatvoering juist die compatibiliteit en uitwisselbaarheid mogelijk maakt. Dat betekent dat voorshands moet worden geoordeeld dat, ook al zou de gelijkheid van de beide producten tot verwarring kunnen leiden, geen sprake is van onrechtmatig handelen door OBO Bettermann jegens Attema door de nabootsing van het P25 installatiekanaal. Ook de daarop gestoelde vorderingen zullen daarom worden afgewezen.

Merkenrecht: 4.3. Attema is houdster van het woordmerk "P25". Dit merk is ter onderscheiding van het door haar aangeboden installatiekanaal gedeponeerd. Vaststaat dat OBO Bettermann zowel onder de benaming (het teken) "WDK 025" als onder de benaming (het teken) "025" haar installatiekanaal in Nederland op de markt aanbiedt. Zij gebruikt deze tekens dus in het economisch verkeer voor dezelfde waren, en zelfs voor hetzelfde product, als waarvoor Attema haar woordmerk deponeerde. Het teken dat OBO Bettermann daarbij gebruikt - nu uitgaande van 025 - vertoont overeenkomsten met het merk van Attema in die zin, dat het ook bestaat uit een letter gevolgd door het getal 25. Daarmee is echter naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake van een zodanige gelijkenis dat het publiek een verband kan leggen tussen het merk en het teken. 

Het relevante publiek bestaat, gelet op hetgeen partijen daarover hebben aangevoerd, hoofdzakelijk uit in Nederland werkzame professionele installateurs. Dat onder dat publiek verwarring te duchten is over de herkomst van de installatiekanalen die OB0 Bettermann onder de naam 025 op de markt brengt in die zin, dat de indruk kan ontstaan dat ook de 025 installatiekanalen door Attema zijn geproduceerd en/of dat de 025 installatiekanalen behoren tot het totale systeem van Attema, waarvoor een keurmerk is afgegeven, is niet voldoende aannemelijk geworden. Eventuele verwarring wordt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voorkomen doordat in de installatiekanalen van OBO Bettermann "OBO is afgedrukt, terwijl in de P25 installatiekanalen van Attema "Attema" staat. 

Dat installateurs bij hun bestellingen en inkoop desalniettemin vanwege de voor de benaming gebruikte combinatie van een letter gevolgd door het getal 25, kunnen denken dat de installatiekanalen 025 afkomstig zijn van Attema en/of behoren tot het plattebuissysteem van Attema is niet voldoende aannemelijk. Daarbij is van belang dat de bewuste installatiekanalen 25 mm breed zijn en het niet ongebruikelijk is om technische onderdelen aan te duiden met - onder meer - een verwijzing naar de maat daarvan. 

4.4 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Attema niet wordt gevolgd in haar stelling dat OBO Bettermann door het gebruik van het teken 025 inbreuk maakt op de rechten die zij houdt voor het merk P25, en dat haar vorderingen voor zover die daarop gebaseerd zijn niet kunnen worden toegewezen. 

Lees het vonnis hier.

IEF 8445

Meubellijn

Tower - SchramVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 1 december 2009, KG ZA 09-1258, X & Tower Benelux B.V. tegen Henk Schram Meubelen B.V.

Auteursrecht. Werkgeversauteursrecht op meubellijn. Inbreuk aangenomen. Geen belang bij verdere beoordeling modelrechtelijke grondslag nu (o.a.) geen verbod met werking buiten Nederland is gevorderd. In citaten:

Subjectieve vormgevingselementen: 4.3. Aan Schram kan worden toegegeven dat in elk geval een aantal van de meubelen behorend tot de Tegal-lijn wat betreft maatvoering en positionering van kastdeurtjes, laden en/of open vakken niet aanmerkelijk afwijkt van soortgelijke meubelen die reeds sinds jaar en dag verkrijgbaar zijn. Het auteursrecht ziet niet op het ontwerp voor dergelijke algemene basisvormen, die hoofdzakelijk zijn ingegeven door de functie van de meubelen, zoals bijvoorbeeld open vakken in een TV meubel, laden in een ladenkast en vier poten met een tafelblad voor een tafel. Dat neemt evenwel niet weg dat naar voorlopig oordeel aan de Tegal-meubelen ook subjectieve elementen zijn te herkennen die wel voldoen aan de eis dat zij een eigen, oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen. Deze subjectieve vormgevingselementen betreffen in elk geval het toegepaste materiaal (teak met grey wash afwerking), de robuuste handgrepen, de dikke poten en brede buitenranden om de panelen, de toepassing van groeven in de kastdeuren, zijkanten en bovenblad met een op gelijke hoogte (of diepte) liggend paneel, alsmede het willekeurige gebruik van ‘dingkliks’ uitsluitend voor de sier. Deze specifieke combinatie van subjectieve vormgevingselementen geven de meubelen een robuuste uitstraling en maken dat het beeld ontstaat dat het traditionele meubelen betreft die zijn vervaardigd van hergebruikt (oud) hout. Aldus is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat het ontwerp voor de meubelen behorend tot de Tegal-lijn in hun geheel beschouwd auteursrechtelijke bescherming genieten.

Inbreuk: 4.4. (…) Deze elementen maken dat de totaalindruk die wordt gewekt door de meubelen uit de Kapar-lijn dezelfde is als die gewekt door de meubelen uit de Tegal-lijn. Daaraan kan niet voldoende afdoen dat bij de Kapar-meubelen het paneel aan de zijkanten en kastdeuren niet gelijkliggend maar dieper liggend is en dat de buitenranden die om de panelen heen liggen in de hoeken geen verstek verbinding hebben. De toepassing van dieperliggende panelen wekt immers geen andere globale indruk dat de gelijkliggende panelen, terwijl de afwijkende hoekverbinding evenmin voldoende in het oog springend is.

4.9. Concluderend stelt de voorzieningenrechter vast dat het ontwerp voor de meubelen behorend tot de Tegal-lijn auteursrechtelijke bescherming toekomt en dat de meubelen uit de Kapar-lijn inbreuk maken op deze auteursrechten.’ 

Dienstverband: 4.10. Schram heeft betwist dat het auteursrecht op het ontwerp voor de meubelen behorend tot de Tegal-lijn bij X zou berusten, zoals in de dagvaarding vermeld. Tower heeft erkend dat dit onjuist is, nu X weliswaar de meubelen heeft ontworpen, maar hij dit heeft gedaan in dienstverband van Tower en dit tot zijn opgedragen werkzaamheden behoorde. Dat de ontwerptekeningen voor de meubelen van de Tegal-lijn niet de naam van X vermelden, maar wel het logo van Tower, onderstreept dat. Aldus komen de auteursrechten op de meubelen ingevolge artikel 7 Aw aan Tower toe. Daaruit volgt dat X niet ontvankelijk is in zijn vorderingen.

Verbod voor Nederland: 4.12. Aangezien het door Tower c.s. gevorderde verbod reeds toewijsbaar is op grond van het aan Tower toekomende auteursrecht op de ontwerpen voor de Tegal-meubelen en zij geen verbod met werking buiten Nederland heeft gevorderd, heeft zij – nu zij evenmin afzonderlijk belang daarbij heeft gesteld – geen belang bij beoordeling van de modelrechtelijke grondslag voor deze vordering en evenmin bij een beoordeling van het gesteld onrechtmatig handelen wegens slaafse nabootsing dat zij mede aan haar vordering ten grondslag had gelegd.

Lees het vonnis hier.

IEF 8444

Samenloop vervallenverklaring en oppositieprocedure

GVEA, 10 december 2009, zaak T-27/09, Stella Kunststofftechnik GmbH tegen OHIM / Stella Pack sp

Gemeenschapsmerk. Vervallenverklaring Gemeenschapswoordmerk STELLA. Samenloop met eerder ingeleide, op dit merk gebaseerde oppositieprocedure leidt niet tot niet-ontvankelijkheid.

37. Gelet op die overwegingen heeft de kamer van beroep in punt 14 van de bestreden beslissing terecht geoordeeld dat de mogelijkheid die eenieder wordt geboden om een vordering tot vervallenverklaring in te stellen op grond dat een merk niet is gebruikt, volledig los stond van eventuele parallelle oppositieprocedures waarin het in de vordering tot vervallenverklaring aan de orde zijnde gemeenschapsmerk zou zijn betrokken. Verzoeksters betoog dat de vordering tot vervallenverklaring van een merk niet-ontvankelijk is wanneer daaraan voorafgaand een oppositieprocedure op basis van dit merk is ingeleid die bij de indiening van deze vordering nog steeds loopt, moet dus worden afgewezen.

Lees het arrest hier

IEF 8443

Superhuid

GvEA, 9 December 2009, T-486/08, Liz Earle Beauty Co. Ltd tegen OHIM.

Gemeenschapsmerk. Gedeeltelijke weigering registratie Gemeenschapswoordmerk SUPERSKIN. Niet beschrijvend voor alle cosmeticaproducten. 

37. (…)  The sign at issue will immediately be perceived by the relevant public, without further thought, as designating goods and services which have as their intended purpose high-quality skin, that is to say, beautiful and/or healthy skin.

44. Accordingly, as regards perfumes, nail and hair care preparations, deodorants, dentifrice, hair colouring preparations, hairspray, eyecare preparations, nail varnish, nail varnish remover, artificial nails, hygienic care and cosmetic treatments for the hair, the descriptiveness of the mark applied for is not sufficiently pronounced for the relevant public to perceive immediately, without further thought, a description of the category of goods and services concerned or one of their characteristics. However, as regards the other goods and services conceived, the Court finds that the mark applied for is descriptive for the purposes of Article 7(1)(c) of Regulation No 40/94.

Lees het arrest hier.