IEF 22187
13 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Football Dataco/Yahoo

 
IEF 22186
13 augustus 2024
Uitspraak

In hoeverre speelt creativiteit een rol in het modellenrecht?

 
IEF 22185
13 augustus 2024
Uitspraak

eOx International c.s. en verweerders in het nauw gedreven: het hof veronderstelt onterechte ontlening aan ATSSE-mengsel

 
IEF 8417

Ondanks het grote onderscheidend vermogen

GvEA, 12 november 2009, zaak T-438/07, Spa Monopole tegen OHIM / De Francesco Import GmbH

Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure tegen anvraag voor gemeenschapswoordmerk SpagO o.g.v. ouder nationaal woordmerk SPA. Oppositie afgewezen, geen verwarringsgevaar, geen afbreuk aan reputatie.

37. Bijgevolg heeft de kamer van beroep op goede gronden geoordeeld dat, ondanks het grote onderscheidend vermogen dat het oudere merk intussen heeft verkregen, de overeenstemmingen tussen de conflicterende tekens niet volstonden voor de vaststelling van een verband tussen het aangevraagde merk voor alcoholhoudende dranken enerzijds en het oudere merk voor minerale wateren anderzijds.

38. Aangezien niet is voldaan aan een van de drie cumulatieve toepassingsvoorwaarden van artikel 8, lid 5, van verordening nr. 40/94, is het niet nodig te onderzoeken of sprake is van een voordeel of afbreuk als bedoeld in de derde voorwaarde van deze bepaling.

Lees het arrest hier.

IEF 8341

Ook niet via Parijs

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 12 november 2009, KG ZA 09-2167 Pee/BB, J. de Jonge Flowsystems tegen Buitendijk Techniek B.V. (met dank aan Daan de Lange, Brinkhof).

Misleidende reclame. Oneerlijke mededinging. Gedaagde gebruikt foto’s van hosetowers van eiser in brochure: onrechtmatig en misleidend. De voorzieningenrechter wijst toepassing van art. 1019h Rv af, ook als het Unieverdrag van Parijs in ogenschouw wordt genomen (waar, zoals eiser stelt,  immers in art. 1 lid 2 oneerlijke mededinging ook als een recht van industriële eigendom wordt gedefinieerd), geen ruimte voor een kostenvergoeding in geval van misleidende reclame.

4.3. Voor de 5 afbeeldingen van hosetowers van J. de Jong Flowsystems is dat anders. De afbeeldingen nemen een dermate groot deel van de brochure in beslag dat, in tegensteIling tot wat Buitendijk Techniek heeft aangevoerd, niet kan worden gesproken van louter illustratiemateriaal. Verder wordt doordat 5 van de 6 geplaatste hosetowers afkomstig zijn van J, de Jong Flowsystems een onjuiste voorstelling van zaken gegeven omdat daarmee de indruk wordt gewekt dat de getoonde hosetowers door Buitendijk Techniek zijn gemaakt en geleverd. Voor wat betreft deze afbeeldingen is de brochure dan ook misleidend. Daar komt nog bij dat Buitendijk Techniek met haar handelen op een oneerlijke wijze met J. de Jong Flowsystems concurreert, nu aannemelijk is dat Buitendijk Techniek met het plaatsen van de afbeeldingen van hosetowers van J. de Jonge Flowsystems profiteert van de door J. de Jonge Flowsystems in de loop der jaren opgebouwde goodwill. Het plaatsen van de brochure op de website van Buitendijk Techniek in deze vorm is jegens J. de Jong Flowsystems dan ook onrechtmatig te noemen.

4.4. Gelet op het voorgaande zal het Buitendijk Techniek worden verboden de brochure openbaar te maken voor zover daarin afbeeldingen zijn opgenomen van door J. de Jong Flowsystems geleverde hosetowers. (…)

(…)

4.9. Buitendijk Techniek zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. J. de Jonge Flowsystems wordt niet gevolgd in haar stelling dat deze kosten dienen te worden vastgeste1d volgens artikel 1019h Rv. Het toepassingsbereik van titel 15 van Rv (Van rechtspleging in zaken betreffende rechten van intellectuele eigendom) staat limitatief opgesomd in artikel 1019h Rv en laat, ook niet via het Unieverdrag, geen ruimte voor een volledige kostenvergoeding in geval van misleidende reclame.

Lees het vonnis hier of hieronder:

 

IEF 8340

Die niet in alle opzichten kan worden afgedaan als louter illusie

Gerechtshof Leeuwarden, 10 november 2009, LJN: BK2773 (Strafzaak diefstal virtueel voorwerp).

Nuttig om te weten: Een virtueel voorwerp is een goed dat gestolen kan worden. Het hof is van oordeel dat een virtueel amulet en een virtueel masker voorwerpen zijn die van de bezitter daarvan gestolen kunnen worden. Het betrof in deze zaak virtuele voorwerpen van het online computerspel RuneScape. Verdachte heeft met zijn mededader de aangever door intimidatie en geweld gedwongen zijn account van het spel te openen om aldus de weg vrij te maken voor overheveling van zijn bezittingen op RuneScape naar de account van de mededader.

"(...) Het hof komt op grond van een en ander tot de conclusie dat redelijke wetsuitleg meebrengt, dat de hier bedoelde virtuele voorwerpen worden aangemerkt als een goed in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Relevant is voorts dat de spelregels van RuneScape niet voorzien in een wijze van verwerving van deze goederen als in casu is geschied. De wegnemingshandeling is gepleegd buiten de context van het spel. Het gaat derhalve niet om virtuele handelingen binnen een virtuele wereld, maar om feitelijke handelingen waardoor een virtuele wereld wordt beïnvloed.

(…)

Is voldaan aan de overige voorwaarden voor strafbaarheid in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht? Een volgende stelling van de verdediging is dat er geen sprake is van eigendom noch van bezit van de betreffende virtuele goederen, doch slechts van een gebruikersrecht van het spel RuneScape. Het veranderen van virtuele eigenaar brengt geen verandering in eigendomsrechten in de fysieke wereld. Het spel, en alles wat daar binnen gebeurt, behoort toe en blijft toebehoren aan de eigenaar ervan, te weten Jagex Ltd. in het Verenigd Koninkrijk.
Op deze wijze geeft de verdediging naar het oordeel van het hof een te beperkte invulling aan het begrip 'toebehoren' in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof stelt vast dat aangever binnen het spel de feitelijke en exclusieve heerschappij had over de goederen. Alleen hij kon, door in te loggen op zijn RuneScape-account, bij de door hem verworven amulet en het masker komen en daarover beschikken. In strafrechtelijke zin behoorden de in het geding zijnde goederen toe aan aangever. Hij is door de diefstal getroffen in het ongestoorde genot van de beschikkingsmacht die hij bij uitsluiting van een ander over die goederen had.
Dat het spel RuneScape vanzelfsprekend een eigenaar en/of beheerder heeft, acht het hof in het verband van deze strafzaak niet relevant. Zo is een paspoort onbetwist eigendom van de Staat der Nederlanden, maar kan dit document wel degelijk door middel van diefstal uit de beschikkings- macht van de houder geraken.
Voorts stelt het hof vast dat in deze zaak is voldaan aan een andere jurisprudentiële voorwaarde voor diefstal, inhoudende dat de goederen door toedoen van verdachte uit de beschikkingsmacht van aangever moeten zijn geraakt en in die van verdachte zijn gekomen. Dit ligt anders, zo heeft de Hoge Raad uitgemaakt, ten aanzien van het ontvreemden van - bijvoorbeeld - software, computergegevens en een pincode, aangezien het goed daarbij niet uit de beschikkingsmacht van de aangever geraakt doch ongewenst ook in die van de ontvreemder. In die gevallen kan er dan ook niet worden gesproken van diefstal.

Alles overziende is het hof van oordeel dat er in de thans ter beoordeling staande zaak sprake is van diefstal als bedoeld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts overweegt het hof dat als gevolg van de digitalisering van de maatschappij een virtuele realiteit is ontstaan, die niet in alle opzichten kan worden afgedaan als louter illusie, ten aanzien waarvan het plegen van strafbare feiten niet mogelijk zou zijn."

Lees het arrest hier.

IEF 8420

Perceiving a word sign

GvEA, 11 November 2009, zaak T-277/08, Bayer Healthcare LLC tegen OHIM / Uriach-Aquilea OTC

Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure tegen aanvraag Gemeenschapswoordmerk CITRACAL o.g.v. ouder national woordmerk CICATRAL (geneesmiddelen). Verwarringsgevaar. Oppositie toegewezen.

55. It is true that the average consumer, perceiving a word sign, will break it down into word elements which, for him, have a concrete meaning or which resemble words known to him (…) . However, that will not be so in the present case. The word elements ‘cica’ and ‘citra’ do not have any concrete meaning, any more than do the endings ‘tral’ and ‘cal’. The signs at issue are therefore not likely to be broken down by the public into word elements which have a concrete meaning or resemble words known to it and which, together, would form a coherent whole giving a meaning to each of the signs at issue or to one of them.

56. In view of the fact that the signs at issue have no conceptual content, their visual and phonetic similarities cannot be offset by the differences between them.

(…) 59. In the present case, since the goods at issue are similar and the signs at issue are very similar overall, it must be held that there is a likelihood of confusion.

Lees het arrest hier.

IEF 8419

Does not have any meaning

GvEA, 11 November 2009, T-162/08, Frag Comercio Internacional, SL tegen OHIM / Tinkerbell Modas LTDA

Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure tegen aanvraag Gemeenschapsbeeldmerk ‘GREEN by missako’o.g.v. oudere nationale en Gemeenschapsbeeldmerken  MI SA KO (kleding). Oppositie afgewezen. Geen gevaar voor verwarring.

50. In the fourth place, conceptually, the Court finds that the word ‘misako’ does not have any meaning in any of the languages of the European Union. In respect of the mark applied for, the English word ‘green’ denotes a colour but is also used in the field of ecology and golf. The word ‘by’ is commonly used in trade, particularly in the fashion industry, to indicate the origin of goods. Assuming that they are read as a whole, the words ‘green by missako’ will thus be understood as ‘green’ from ‘missako’. The Board of Appeal was therefore right in finding, in paragraph 29 of the contested decision, that no conceptual comparison could be made between the signs at issue.

51. It follows that the Board of Appeal did not err in holding that there was no similarity between the signs resulting from the overall impression conveyed by them, particularly on account of the near illegibility of ‘by missako’.

52. In those circumstances, the Court finds that, even though some of the goods covered by the marks at issue are identical or similar, the visual, phonetic and conceptual differences between the signs are sufficient grounds for finding that there is no likelihood of confusion in the perception on the part of the relevant public.

Lees het arrest hier

IEF 8418

Eine durchschnittliche Kennzeichnungskraft

GvEA, 11 november 2009,  zaak T-150/08, REWE-Zentral AG tegen OHIM / Aldi Einkauf GmbH & Co

Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure tegen aanvraag Gemeenschapswoordmerk CLINA o.g.v. ouder Gemeenschapswoordmerken CLINAIR (schoonmaakproducten). Oppositie toegewezen. Verwarringsgevaar.

67. Das Vorbringen der Klägerin, die ältere Marke habe geringe Kennzeichnungskraft und nicht, wie von der Beschwerdekammer angenommen, eine durchschnittliche Kennzeichnungskraft, ist als ins Leere gehend zurückzuweisen. Auch im Fall einer Marke mit nur geringer Kennzeichnungskraft kann nämlich insbesondere wegen einer Ähnlichkeit der Zeichen und der betreffenden Waren oder Dienstleistungen Verwechslungsgefahr bestehen. Das ist dann der Fall, wenn der Ähnlichkeitsgrad der mit den Marken gekennzeichneten Waren und der Ähnlichkeitsgrad der Marken zusammen betrachtet hoch genug sind, um das Vorliegen von Verwechslungsgefahr annehmen zu können (Urteil des Gerichts vom 15. März 2006, Athinaiki Oikogeniaki Artopoiia/HABM – Ferrero [FERRÓ], T-35/04, Slg. 2006, II-785, Randnr. 69).

68. Im vorliegenden Fall ergibt sich aus der obigen Prüfung, dass die fraglichen Waren identisch oder hochgradig ähnlich sind und die einander gegenüberstehenden Zeichen einen hohen Grad visueller und phonetischer Ähnlichkeit aufweisen, der nicht durch einen etwaigen begrifflichen Unterschied neutralisiert werden kann.

Lees het arrest hier.

IEF 8339

5 jaar geleden

Een precieze geboortedatum is niet meer goed vast te stellen, maar vijf jaar geleden, ergens rond deze tijd, moet het eerste bericht op IEForum.nl zijn verschenen. Een jubileum, een lustrum, maar ook gewoon niets meer dan een half decennium. Moet zoiets gevierd worden? Wie weet. Is het iets om bij stil te staan? Misschien wel, heel even.

IEForum.nl is in die vijf jaar een redelijk vaste waarde geworden in het dagelijkse consumptiepatroon van veel IE-juristen, precies wat ooit de bedoeling was. Juridisch nieuws is tenslotte ook nieuws, soms zelfs heel belangrijk nieuws, en dat moet je niet alleen in selectie op de plank laten liggen rijpen in afwachting van een noot of een artikel, maar ook openbaren zodra het zich aandient.

In die behoefte lijken we goed te kunnen voorzien en het komt ons voor dat we een behoorlijke bijdrage leveren aan de kennis van de gemiddelde IE-jurist. Het enig nadeel aan het enorme aanbod aan informatie is dat we niet ook uitgebreid en ongehaast bij alles stil kunnen staan. Maar gelukkig is dat ook niet altijd nodig bij onze gespecialiseerde doelgroep, u kunt tenslotte vrij goed voor uzelf lezen.

Maar nadere verdieping en verbreding is wel ons streven voor de komende jaren. Als je vijf jaar bezig bent, zie je vanzelfsprekend ook wat er allemaal had moeten of kunnen gebeuren. De site kan mooier, beter, sneller en vooral uitgebreider en diepgravender. Meer achtergronden, meer commentaren en meer artikelen. Meer toegevoegde waarde, kortom.

Tijd en geld staan daar vaak aan in de weg, maar we werken eraan. Ieder idee, ieder commentaar en iedere suggestie is daarbij meegenomen. Met opmerkingen, foutmeldingen, typo’s of tips zijn we echt altijd blij. En blijf ook vooral inzenden: Met ieder vonnis, iedere artikel, ieder kamerstuk en ieder nieuws dat u mailt, brengt u het intellectuele eigendomsrecht tenslotte weer een beetje verder.

Bijzondere dank gaat tot slot natuurlijk uit naar die vaste waarden die IEForum.nl maakten tot wat het is geworden. Zonder sponsors, redacteuren, uitgevers, leden van het comité van aanbeveling, adviseurs in het felle licht of in de coulissen, rechtbanken, wetenschappers en zonder alle andere vaste, minder vaste en incidentele inzenders was u nu iets anders aan het doen.

 

IEF 8338

De Gark, een multifunctionele hark

Rechtbank Arnhem, 28 oktober 2009, LJN: BK2776, eiseres tegen gedaagde (Gark).

Stukgelopen relatie en samenwerking. Bij wie rusten de IE-rechten op de Gark, een multifunctionele hark? (Gesteld) heen en weer schuiven van IE-rechten leidt tot onduidelijkheid, maar niet tot schade, aangezien het gebruiksrecht niet is beknot door de handelingen van gedaagde.

Conventie: 4.3.  (...) Eerst indien de rechtbank van oordeel is dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld jegens eiseres, is de vraag bij wie de IE-rechten thans berusten relevant.

4.4.  Tussen partijen staat vast dat het weliswaar in eerste instantie de bedoeling was om de IE-rechten van gedaagde over te dragen aan Pondac, maar dat bij nader inzien is besloten dat de IE-rechten zouden worden ingebracht in Pisarla. Pondac zou vervolgens de IE-rechten exploiteren op basis van een licentie. Dit laatste is uitgevoerd, het eerste niet. Zoals ook al is vastgesteld door de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam in haar eindbeschikking van 9 augustus 2007, zijn de IE-rechten niet formeel overgedragen aan Pisarla. Pondac heeft echter wel de Gark geëxploiteerd, al dan niet op basis van een licentie van gedaagde. Pondac had dus slechts een gebruiksrecht. De overdracht van eiseres namens Pisarla op 28 juni 2006 had derhalve geen rechtsgevolg, ook als zou eiseres bevoegd zijn geweest om Pisarla te vertegenwoordigen. Pisarla was immers geen eigenaar van de IE-rechten.

4.5.  Gesteld noch gebleken is dat het gebruiksrecht van Pondac is beknot door de handelingen van gedaagde op 11 september 2007, daags voor het door eiseres aangevraagde faillissement van Pondac. Dit betekent dat niet kan worden worden aangenomen dat eiseres in haar hoedanigheid van aandeelhouder en/of schuldeiser van Pondac schade heeft geleden door die handelingen van gedaagde.

4.6.  Omdat Pisarla geen rechthebbende was op de IE-rechten, kan eiseres ook geen schadevergoeding vorderen in haar hoedanigheid van aandeelhouder en/of schuldeiser van Pisarla. Aan Pisarla is geen eigendoms- of gebruiksrecht ontnomen. Wellicht heeft Pisarla inkomsten gederfd doordat het voornemen om de IE-rechten bij haar in te brengen niet is uitgevoerd. Dit geeft eiseres in haar hoedanigheid van aandeelhouder evenwel geen rechtstreekse aanspraak op schadevergoeding jegens gedaagde gelet op de ABP/Poot jurisprudentie van de Hoge Raad, nog daargelaten of kan worden aangenomen dat gedaagde jegens Pisarla in verzuim was. eiseres heeft ook geen aanspraak op schadevergoeding in haar hoedanigheid van schuldeiser van Pisarla aangezien gesteld noch gebleken is dat zij vorderingen heeft op Pisarla die door Pisarla niet voldaan kunnen worden.

 (…)

Reconventie: 4.14.  De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] niet bevoegd was Pisarla te vertegenwoordigen, althans daarvan is de rechtbank niet gebleken en [eiseres] heeft dat op zichzelf niet betwist. Nog afgezien van de vraag of deze overdracht als onrechtmatig kan worden beschouwd jegens [gedaagde], heeft [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende geconcretiseerd waar zijn nadeel uit bestaat. [gedaagde] heeft de IE-rechten weer aan zichzelf
overgedragen. Hoewel die rechtshandeling door de curator is vernietigd, blijkt uit de in het geding gebrachte stukken en dan met name uit het faillissementsverslag van de (opvolgend) curator van 20 maart 2009 dat de curator aan die vernietiging geen vervolg geeft en de kwestie heeft ‘weggeschikt’.

4.15.  De vorderingen van [gedaagde] op dit punt zullen dan ook worden afgewezen, nu [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende belang heeft daarbij.

Lees het vonnis hier.

IEF 8337

Het auteursrecht over de postcodetabel

Kamerstuk 30536, nr. 109. Regels inzake de volledige liberalisering van de postmarkt en de garantie van de universele postdienstverlening (Postwet 20..).  Brief van staatssecretaris Heemskerk van Economische Zaken.

"De vaste commissie van Economische Zaken van uw Kamer heeft op 10 september jl. schriftelijk gevraagd (2009Z16011/20096D42377) naar mijn reactie op de petitie over het vrijgeven van de postcode, welke op 8 september jl. aan deze commissie is aangeboden. De petitie heeft tot doel om de rijksoverheid te verzoeken het auteursrecht over de postcodetabel van TNT te kopen en een wet te maken die de gemeenten verplicht de mutaties niet langer aan TNT door te geven, maar aan een ministerie dat dit wekelijks via internet publiceert voor het publieke domein. Alvorens ik reageer op de petitie wil ik kort de historie van de postcode beschrijven.

(…)

Reactie op petitie. In de Postwet 2009 is een beschikbaarstelling van postcodes voor andere (veelal commerciële) doeleinden dan postbezorging niet geregeld. Artikel 10 van de Postwet 2009 verplicht beheerders en exploitanten van postcodesystemen combinaties van adressen en postcodes aan een ieder binnen redelijke termijn en tegen kostengeoriënteerde tarieven ter beschikking te stellen. Deze verplichting beperkt zich tot combinaties van adressen en postcodes die voor de postbezorging nodig zijn. In de nota naar aanleiding van het verslag (30536, nr. 8) stond aangegeven dat de beschikbaarstelling van postcodes voor andere doeleinden dan de postbezorging buiten de reikwijdte van deze wet valt. Het door uw Kamer aangenomen amendement op artikel 10 Postwet 2009 (30536, nr. 51 – gewijzigd) heeft deze beperking tot alleen postbezorging niet gewijzigd. Postcodes zijn zoals hierboven beschreven toegankelijk. Dat aan beroepsmatige toepassingen kosten zijn verbonden, is niet onredelijk: het systeem moet worden bijgehouden. Dat is niet anders als het in overheidsbeheer zou zijn. Ik zie hierom geen reden om de huidige situatie te veranderen."

Lees de volledige brief hier.

IEF 8336

Tot aanpassing van het Uitvoeringsreglement

BVIE. Tractatenblad 2009/198: Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) (met Protocol).

De Nederlandse en de Franse tekst van het Protocol van 4 augustus 2009 tot aanpassing van het Uitvoeringsreglement zijn geplaatst in Trb. 2009, 122.

De wijzigingen vervat in artikel A, B en D van het Protocol van 4 augustus 2009 zijn ingevolge zijn artikel D, punten 1 en 2, juncto artikel 6.5, eerste lid, van het Verdrag in werking getreden op 1 oktober 2009. 
Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, gelden artikel A, B en D van het Protocol van 4 augustus 2009, evenals het Verdrag, alleen voor Nederland.

Lees hier meer.