IEF 22194
19 augustus 2024
Uitspraak

Onduidelijkheid over geclaimde intellectuele eigendomsrechten leidt niet tot schadevergoeding

 
IEF 22192
19 augustus 2024
Uitspraak

Artiest mocht muziek-exploitatieovereenkomst opzeggen

 
IEF 22193
19 augustus 2024
Uitspraak

Aanpassing van memorie van antwoord na afwijzing van verzoek tot vertrouwelijkheid

 
IEF 4813

Pilaarheilige

mopl.gifDe Stentor bericht: ‘Sketch op pilaar inzet rechtszaak. (…) de pilaar op het voorplein van Hogeschool Windesheim van de hand van beeldhouwer André Volten (1925-2002). Jarenlang stak het op het voorplein twaalf meter de lucht in.  De Zwolse kunstenaar Henk Heideveld kreeg in 1997 toestemming van Volten om de pilaar in een performance te gebruiken. Hij liet zich in een stoeltje op de pilaar vastgespen en las daarbij in een boekje. Toen het beeld jaren later vanwege nieuwbouw van de hogeschool werd verplaatst naar beeldentuin Anningahof, voerde een acteur een act op waarbij hij plaatsnam in een stoeltje op de pilaar en uit een boekje begon voor te lezen. Plagiaat, vindt Heideveld.

Lees hier en hier meer. 

IEF 4812

Marque en vogue

vog.gifGvEA, 4 oktober 2007, zaak T-481/04, Advance Magazine Publishers, Inc. tegen OHIM/ Capela & Irmãos, Lda, established (geen Nederlandse vertaling beschikbaar).

Oppositie op grond van ouder Portugees woordmerk Vogue Portugal (klasse 25) en handelsnaam VOGUE –Sapataia tegen Gemeenschapsmerkaanvrage woordmerk VOGUE (klassen 9, 14, 16, 25 en 41).  De oppositie is gericht tegen klasse 25, kleding.

Het OHIM wijst de oppositie toe, onder meer omdat het element Portugal onder oude, niet meer geldende, Portugese wetgeving verplicht was als herkomstaanduiding, maar gebruik van dit element nu niet meer vereist is. 'Portugal' telt daarom niet niet mee in de vergelijking. Een in beroep ingeroepen internationale registratie kon volgens OHIM niet worden ingeroepen tegen het oudere Portugese merk, omdat het merk zelfs niet eens ter sprake was gekomen in eerste instantie.

Het gerecht vernietigt de beslissing van het OHIM en wijst er, nogmaals, op dat het OHIM in dit soort gevallen en discretionaire bevoegdheid heeft end at zij deze bevoegdheid moet gebruiken. Zonder meer afwijzen van later ingebracht bewijs is derhalve niet toegestaan.

“20. However, the Board of Appeal thereby misconstrues Article 74(2) of Regulation No 40/94. That provision, under which OHIM may not take into account facts that were not pleaded or evidence that was not submitted in due time by the parties, grants the Board of Appeal, when presented with facts and evidence which are submitted late, a discretion as to whether or not to take account of such information when making the decision which it is called upon to give (Case C-29/05 P OHIM v Kaul [2007] ECR I-0000, paragraph 68).

21. Therefore, instead of exercising the discretion which it thus has, the Board of Appeal wrongly considered itself to be lacking any discretion, in the present case, as to whether to take account or not of the facts and evidence at issue (see, to that effect, OHIM v Kaul, paragraph 69).

22. Moreover, as the Board of Appeal did not examine the facts and evidence at issue, or the applicant’s arguments relating thereto, and merely held them inadmissible, the Court cannot substitute itself for OHIM in the assessment of their relevance in the present case and therefore cannot rule on OHIM’s reasoning in that regard.

23. It follows that the contested decision must be annulled without it being necessary to examine the other grounds raised by the applicant.

Lees het arrest hier.

IEF 4811

Fijne Dierendag

bsshp.gifDe jaarlijkse lijst. Misschien geldt het voor meer rechtsgebieden, maar in de Nederlandse IE-wereld lijkt het nog altijd elke dag dierendag. Harde statistieken zijn er niet, alleen het sterke vermoeden dat dierennamen en namen met dierennamen relatief erg oververtegenwoordigd zijn. De onderstaande lijst is enigszins arbitrair, is bijvoorbeeld het bestanddeel 'Koe' voldoende om Koelman te vermelden en het prachtige vogeltje Hop voldoende voor Bisschop? Dubieus, maar aan de andere kant wordt volledige zuiverheid ook weer niet gepretendeerd. De inzending Marc Wallheimer is een doordenker van formaat, maar valt toch, je bent arbitrair of niet, net buiten de boot. Fijne dierendag, aanvullingen op onderstaande lijst zijn vanzelfsprekend welkom.

Arnt Aalbers, Aad van der Arend, Adonna Alkema, Huib Berendschot, Klaas Bisschop, Madeleine de Cock Buning, Tobias Cohen Jehoram, Herman Cohen Jehoram, Aron Das Gupta, Okke Delfos Visser, Frank Eijsvogels, Louise de Gier,Tanguy de Haan, Pieter Haringsma, Maud Hazenkamp, Muriel van den Hazenkamp, Menno Heerma van Vos, Nadien van Herten, Paul Hoenderdos, Stefan Kalff, Merel Kamp, Patrice  Katz, Margriet  Koedooder, Kamiel Koelman, Paul van der Kooij, Win Yan Lam, Rik Lambers, Maud van der Leeuw, Remco van Leeuwen, Theo-Willem van Leeuwen, Mirjam Mollema, Joost van Ooijen, Marieke Poulie, Antoon Quaedvlieg, Jacqueline  Schaap, Bastiaan van Ramshorst, Erik Visscher, Derk Visser, Dirk Visser, Theo Visser, Eva Veldhoen, Gala Veldhoen, J.Th. de Vlieger, Niels de Vos, Gregor Vos, Noëlle Wolfs, Marcel de Zwaan, Vita Zwaan.

IEF 4810

Gedragscodegroep

Kamerstuk 30572, nr. 27, 2e Kamer. Brief van de staatssecretaris van Financiën over oordeel gedagscodegroep over octrooibox. Wijziging van belastingwetten ter realisering van de doelstelling uit de nota “Werken aan winst” (Wet werken aan winst).

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Tijdens de bijeenkomst van de Gedragscodegroep inzake de belastingregeling voor ondernemingen (Primarolo-groep) op woensdag 19 september jl. in Brussel is de door de Europese Commissie opgestelde beschrijving van de Nederlandse octrooibox zoals neergelegd in artikel 12b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 aan de orde geweest. De maatregel is bij Besluit  van 31 januari 2007 met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2007 in werking getreden (kamerstuk 30572, nr.25). Ook de door de Europese Commissie opgestelde beschrijving van de groepsrentebox zoals neergelegd in het nog niet in werking getreden artikel 12c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is tijdens deze bijeenkomst ter sprake gekomen.

De opgestelde beschrijving van de octrooibox en de groepsrentebox kon op instemming rekenen van de leden van de Gedragscodegroep. De groep besloot de beoordeling van de groepsrentebox op te schorten tot het moment waarop de staatssteunprocedure ten aanzien van de groepsrentebox is afgerond. Daarentegen is tot mijn instemming besloten dat de beschrijving van de octrooibox geen aanleiding gaf om deze te onderwerpen aan een nader onderzoek. Hiermee is tevens de groep tot de conclusie gekomen dat conform het door ons uitgedragen standpunt, de Nederlandse octrooibox een niet-schadelijk belastingmaatregel betreft.

De staatssecretaris van Financiën


J.C. de Jager
Den Haag, 1 oktober 2007

IEF 4809

Dieplader met gieksleuf

diepl.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 26 september 2007, HA ZA 06-3079. Koninklijke Nooteboom Trailers B.V. tegen Faymonville S.A.

Octrooirecht. Gebrek aan uitvindingshoogte. Inbreukverbod wordt afgewezen wegens nietigheid van het octrooi. Proceskostenveroordeling kan niet ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

Nooteboom is houdster van een Nederlands octrooi voor een ‘Aanhanger met pendelassen en centrale uitsparing’. Het gaat om een bepaald type aanhanger, een zogenoemde dieplader, voor vervoer van zwaar materieel, zoals graafmachines. Tussen de pendelaswielstellen van de dieplader is een uitsparing die voldoende breedte en diepte heeft om bijvoorbeeld een graafarm of giek van graafmachines te kunnen bergen (gieksleuf), zodat deze niet gedeeltelijk gedemonteerd hoeft te worden bij transport. Nooteboom verzet zich tegen het Belgische Faymonville, dat in Nederland en elders in Europa eveneens diepladers met gieksleuf en pendelaswielstellen op de markt brengt en vordert een octrooi-inbreukverbod.

Faymonville stelt dat de rechtbank de zaak moet aanhouden totdat door de Belgische rechter omtrent diens bevoegdheid is beslist, omdat Faymonville eerder een zaak in België tegen Nooteboom is begonnen, die hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust. De Haagse rechter oordeelt daarentegen dat gelet op de uitspraak van het HvJ EG in de zaak GAT/LuK geen twijfel bestaat dat de Belgische rechter niet bevoegd is te oordelen omtrent de geldigheid van het Nederlandse octrooi. De Nederlandse rechter is bevoegd de onderhavige zaak - waarin de nietigheid van het octrooi bij wege van verweer wordt ingeroepen - te beoordelen. Het nietigheidsverweer van Faymonville beperkt zich tot non-inventiviteit en het niet gedekt zijn door de oorspronkelijke octrooiaanvrage.

Als meest nabije stand van de techniek beschouwt de rechtbank het op de indieningsdatum  bekende type dieplader met gieksleuf en wielstellen zonder pendelassen. “Uitgaande van een aanhanger met gieksleuf en zonder pendelassen wil de vakman tot een compactere, kortere, althans hoger belastbare eenheid komen, maar met behoud van de voordelen van een voldoende brede en diepe gieksleuf tussen de wielen voor (de graafarm van) groot materieel als graafmachines. Ter oplossing van dat objectief geformuleerde probleem ligt het voor de vakman voor de hand om dan pendelassen toe te passen.”

De rechtbank stelt vast dat blijkens de beschrijving van het octrooi niets anders wordt gezegd dan dat één-op-één smallere pendelassen moeten worden toegepast om de benodigde tussenwielruimte te krijgen.  Naar het oordeel van de rechtbank openbaart het octrooi hiermee echter niet voor de vakman dat en hoe zulks op een volgens de uitvinding bedoelde wijze kan gebeuren en wat daarbij voor technische problemen overwonnen moeten worden. Er is geen sprake van een uitvinding, maar van louter toepassing van ambachtelijke vakkennis. (4.12)

Het gebrek aan uitvindingshoogte kan volgens de rechtbank ook inzichtelijk worden gemaakt aan de hand van de stand van de techniek van de bekende aanhangers mét pendelaswielstellen zonder voldoende brede en diepe gieksleuf tussen de wielstellen. Teneinde tussen de wielstellen een bredere/diepere gleuf te verkrijgen, ligt het besparen van ruimte tussen de wielen door smallere pendelassen toe te passen voor de gemiddelde vakman voor de hand.

De rechtbank oordeelt dat het gehele octrooi nietig is wegens gebrek aan uitvindingshoogte en wijst de vorderingen van Nooteboom af, aangezien op een nietig octrooi geen inbreuk mogelijk is.

Nooteboom wordt veroordeeld in de proceskosten van Faymonville. Deze kostenveroordeling is echter niet uitvoerbaar bij voorraad. “(…) Aangezien Faymonville noch bij antwoord, noch bij pleidooi, noch bij haar Handhavingsrichtlijnconforme proceskostenverantwoording expliciet of impliciet aanspraak heeft gemaakt op een uitvoerbaar bij voorraad verklaring van een eventuele proceskostenveroordeling te haren voordele, kan deze kostenveroordeling niet ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard (vgl. HR 14 mei 2004, NJ 2005/247).”

Lees het vonnis hier.

IEF 4808

Een brug te ver (3)

HvJ EG 13 september 2007, zaak C-234/06, Il Ponte Finanziaria en F.M.G. Textiles

Wel gesignaleerd, nog niet besproken. Merkenrecht. Oppositie door de houder van oudere nationale merken die het bestanddeel 'Bridge' gemeen hebben. Seriemerken moeten "op de markt aanwezig zijn". 'Defensieve merken' passen niet in het communautaire systeem.

In 1998 heeft de voorganger van F.M.G. Textiles het BHIM verzocht om inschrijving van het beeldmerk BAINBRIDGE als gemeenschapsmerk voor producten van leer en kledingstukken. Hiertegen heeft Il Ponte oppositie ingesteld op grond van 11 oudere merken voor dezelfde klasse en die het woordbestanddeel 'bridge' gemeen hebben. De oppositie is afgewezen omdat, ondanks de onderlinge samenhang tussen de mate van soortgelijkheid van de betrokken waren en de mate van overeenstemming van de conflicterende tekens, de tekens fonetisch en visueel dermate verschillen dat geen gevaar voor verwarring mogelijk is.

De kamer van beroep heeft het beroep tegen de beslissing verworpen. Zij heeft vijf van de elf inschrijvingen van oudere merken uit haar beoordeling geweerd op grond dat het bewijs van ebruik van de desbetreffende merken niet was geleverd. Met betrekking tot de zes andere oudere merken heeft zij geweigerd om deze als 'seriemerken' aan te merken wegens het ontbreken van bewijzen van het gebruik van een voldoende aantal merken. Vervolgens heeft zij geconcludeerd dat er geen gevaar voor verwarring van deze zes merken met het aangevraagde gemeenschapsmerk bestond.
Het GvEA heeft het ingestelde beroep tot vernietiging verworpen.

 

Met het eerste middel voert rekwirante aan dat het gerecht artikel 8 lid 1 sub b van Vo. 40/94 onjuist heeft toegepast, aangezien de conflicterende merken de minimale mate van overeenstemming vertonen die is vereist voor de vaststelling van verwarringsgevaar. Het middel wordt ten dele ongegrond en ten dele niet-ontvankelijk verklaard. Het gerecht heeft geoordeeld dat niet tot het bestaan van verwarringsgevaar kon worden geconcludeerd op de uitsluitende grond dat de tekens fonetisch overeenstemmen, aangezien de mate van fonetische overeenstemming van ondergeschikt belang was doordat de betrokken waren gewoonlijk aldus in de handel werden gebracht dat het relevante publiek bij de aankoop het merk ervan visueel waarneemt. Terecht concludeert het gerecht dat geen gevaar voor verwarring bestaat nu een begripsmatige en visuele overeenstemming ontbreken, aldus het Hof.

Ten tweede voert rekwirante aan dat het gerecht voornoemd artikel onjuist heeft toegepast bij de beoordeling van het gevaar voor verwarring met de 'familie' of 'serie' merken die door haar oudere merken wordt gevormd. Voor het bestaan van het gevaar dat het publiek verkeerdelijk denkt dat het aangevraagde merk behoort tot een familie of serie is vereist dat de oudere merken die deel uitmaken van die familie of serie op de markt aanwezig zijn. Anders aangevoerd heeft het Gerecht niet het bewijs van het gebruik als zodanig van de oudere merken geëist, maar louter het gebruik van een voldoende aantal dat een serie van merken kan vormen, en dus het bewijs van het bestaan van die serie met het oof op de beoordeling van het verwarringsgevaar. Het Gerecht heeft vastgesteld dat een dergelijk gebruik ontbrak en kon derhalve op terecht concluderen dat de argumenten op grond waarvan rekwirante aanspraak maakte op de aan seriemerken toekomende bescherming.

Tenslotte voert rekwirante aan dat het Gerecht onterecht heeft geoordeeld dat het begrip defensieve merken onverenigbaar is met de regeling van bescherming van gemeenschapsmerken. Volgens het Hof heeft het Gerecht geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te stellen dat de houder van een nationale inschrijving die oppositie instelt tegen een gemeenschapsmerkaanvraag, zich niet aan de krachtens artikel 43 Verordening op hem rustende bewijslast kan onttrekken met een beroep op een nationale bepaling, op grond waarvan tekens als merk kunnen worden ingeschreven die niet bestemd zijn om in het economisch verkeer te worden gerbuikt, gelet op het feit dat zij alleen worden ingeschreven ter defensie van een ander teken dat wel in het economisch verkeer wordt gebruikt.

Lees het arrest hier.

 

IEF 4807

Personalia

spieg2.gifBrigitte Spiegeler heeft per 1 oktober 2007 het Ministerie van Economische Zaken verlaten. Na vijf jaar werkzaam te zijn geweest bij het cluster Intellectuele Eigendom, waar zij zich onder meer bezig hield met het merkenrecht, auteursrecht, octrooirecht en handhaving, start zij met Spiegeler Juridisch Advies,een bedrijf gericht op creatieve en innovatieve bedrijven.Voorheen was zij werkzaam in de advocatuur.

IEF 4806

Een werk of niet?

vva.bmpDe Endstra tapes: een werk of niet? VvA Ledenvergadering 26 oktober 2007, KNAW, Trippenhuis, Kloveniersburgwal 29, Amsterdam

De Vereniging voor Auteursrecht wijdt haar vergadering op 26 oktober a.s. aan De Endstra Tapes. Zowel de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 11 mei 2006 als, in navolging daarop, het Gerechtshof Amsterdam bij arrest van 8 februari 2007 hebben bepaald dat er geen auteursrecht rust op de zogenoemde achterbankgesprekken van Willem Endstra met de Criminele Inlichtingen Eenheid. De erven Endstra zijn van dit oordeel in cassatie gegaan. Binnenkort zal er voor de Hoge Raad worden gepleit. Het eindoordeel is dan ook nog niet geveld.

Een deel van hooggeleerd Nederland heeft zich over de vraag of aan de achterbankgesprekken auteursrechtelijke bescherming toe zou (moeten) komen door middel van het geven van opinies in de zaak uitgelaten. Wij verwijzen naar de opinies van Jaap Spoor en Bernt Hugenholtz enerzijds en Antoon Quaedvlieg en Willem Grosheide anderzijds, die allen terug te vinden zijn op IEForum ( IEF 4106). Ook zijn er inmiddels een aantal noten van deze en gene over het onderwerp verschenen. De Vereniging voor Auteursrecht vindt het dan ook zeer eervol dat zij de advocaten in de zaak Endstra bereid heeft gevonden om hun visie op het geheel nog eens voor de leden van de Vereniging te bepleiten en daarbij in te gaan op vragen en opmerkingen van uw kant. Onder leiding van Dirk Visser kunt u zich mengen in het belangrijke debat over één van de meest essentiële vragen van het auteursrecht, namelijk wanneer er wel of geen sprake is van een werk in de zin van de Auteurswet.    

Programma wetenschappelijk gedeelte:
14.00 - 14.30: Inleiding op het thema, o.m. visie in het buitenland. Dirk Visser, Universiteit Leiden en advocaat Klos Morel Vos & Schaap te Amsterdam

14.30 - 15.10: Pleidooi o.l.v. Dirk Visser door Margot Span (Köster advocaten te Haarlem (advocaat van de erven Endstra)) en Hendrik Struik (CMS Derks Star Busmann te Utrecht (advocaat van Uitgeverij Nieuw Amsterdam))

15.15 - 15.35:  Pauze

15.40 - 16.45 Gelegenheid tot het stellen van vragen aan de advocaten en discussie, o.l.v. Dirk Visser.

16.45 - 17.00: Slotwoord (“re- en dupliek”) door Margot Span en Hendrik Struik

17.00 - 18.00 Borrel

IEF 4805

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 2 oktober 2007, KG ZA 07-976, Velopa B.V. tegen GTV Tools.  (met dank aan Theo Bosboom, Dirkzwager)

“Velopa vordert - samengevat - een Gemeenschapsmodelinbreukverbod, een auteursrechtinbreukverbod, alsmede een verbod tot slaafse nabootsing en diverse nevenvorderingen, te weten een registeraccountantsgerectificeerd bevel van het aantal geproduceerde, ingekochte, verkochte. geleverde, voorradig of bestelde inbreukmakende pannadoeltjes, van professionele afnemers daarvan, alsmede van de daarmee behaalde bruto- en nettowinst, alles op straffe van dwangsommen, waarbij aanspraak wordt gemaakt op een
proceskostenveroordeling volgens art.  1019h Rv.”

Lees het vonnis hier. 'Schone' versie Rechtbank Den Haag hier.

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 20 september 2007, rolnr. 06/50, Bonar Technical Fabrics N.V. tegen Ludvig Svensson International B.V.(met dank aan Wilfred Steenbruggen en Gertjan Kuipers, De Brauw Blackstone Westbroek).

“Slotsom van het vorenstaande is dat de vordering van Bonar tot vernietiging van het octrooi van LSI afgewezen dient te worden en dat de grieven in het principale beroep falen, wat er ook zij van de overwegingen van de rechtbank. In het principale beroep zal het vonnis mitsdien worden bekrachtigd en Bonar als na te meiden worden veroordeeld in de kosten aan de zijde van LSI gevallen.”

Lees het arrest hier. Eerder bericht + vonnis rechtbank: IEF 1184).

IEF 4804

'Vergeten' auteursrechten te betalen

Artikel in de PZC: “Schrijvers vinden film soms diefstal. Bij boekverfilmingen moeten betere afspraken worden gemaakt tussen auteurs en producenten. Dat kan veel onvrede en conflicten voorkomen. Nu komt het zelfs voor dat wordt 'vergeten' auteursrechten te betalen. Boekverfilmingen zijn soms explosief materiaal, zo bleek gistermiddag weer eens bij een 'high tea' tijdens Film by the Sea, waar veel auteurs, uitgevers en producenten aanschoven.

(..) In één geval betaalden de filmmakers geen auteursrechten. Desondanks verleende het Filmfonds wel subsidie, tot Brokkens verbazing. ,,Ik vind dat je als overheidsinstantie niet moet meewerken aan dit soort praktijken. Diefstal subsidieer je niet."  (…) Marijke Nagtegaal, 'rechtenmanager' bij Amstel Uitgevers, zei in de praktijk te merken dat auteurs moeite hebben 'om hun boek los te laten'. Juist daarom zouden in contracten betere afspraken moeten worden gemaakt over hoe en wanneer de schrijver bij het filmproces wordt betrokken. (…) Volgens Katharina Werdnik van de Frankfurter Buchmesse is het contact tussen uitgevers en producenten nog vaak problematisch en valt er nog een wereld te winnen. ,,Het is soms net of de een Chinees spreekt en de ander Swahili. Zij zouden veel beter kunnen samenwerken."

Lees hier meer.